Plan: | Blije - Zwarteweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1722.20161223-VA01 |
Aan de rand van het dorp Blije, ten oosten van de Zwarteweg 4 zijn al enige jaren plannen in ontwikkeling om op deze locatie een woning en een garagebedrijf te vestigen. Het betreft de bouw van een loods voor een lokaal garagebedrijf en de bouw van een burgerwoning. Voor beide ontwikkelingen heeft de provincie Fryslan destijds aangegeven, onder voorwaarden, medewerking te willen verlenen.
Beide voornemens zijn in strijd met het bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3). In het geldende bestemmingsplan is voor de desbetreffende percelen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de ontwikkeling mogelijk te kunnen maken. Echter valt het toekomstig plangebied buiten de reikwijdte van deze bevoegdheid. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken dient daarom een bestemmingsplan opgesteld te worden. Dit bestemmingsplan voorziet daarin.
Het perceel ligt aan de rand van het dorp Blije in de gemeente Ferwerderadiel. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het toekomstig bedrijfs- en woonperceel. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1 Ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied, dat is vastgesteld op 13 februari 2014. De gronden zijn daarin bestemd als 'Agrarisch'. Het plangebied mag op basis van deze bestemming alleen aangewend worden voor het agrarisch grond gebruik. Zowel een bedrijf als een woning is binnen de bestemming niet toegestaan.
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de ontwikkeling mogelijk te maken. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied wonen' is het mogelijk om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming ten behoeve van één woning, en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied bedrijf' naar een bedrijfsbestemming (zie uitsnede bestemmingsplan in figuur 2). Omdat het toekomstig bedrijfs- en woonperceel gedeeltelijk buiten de aanduidingen valt kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. Aan de voorwaarden wordt echter wel voldaan. In paragraaf 3.3 wordt dit nader beschouwd.
Voor het plangebied geldt tevens de aanduiding 'vrijwaringszone - radaverstoringsgebied'. Dit ter bescherming van het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim. Bebouwing hoger dan 89 meter is binnen de aanduiding niet toegestaan.
Figuur 2 Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg van de juridische regeling van het bestemmingsplan, en hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.
Het plangebied bevindt zich aan de rand van het dorp Blije. Blije is een dorp van circa 900 inwoners in de gemeente Ferwerderadiel. Het dorp bestaat hoofdzakelijk uit woonfuncties, waarbij in het centrum enkele gemengde functies voorkomen. In het zuiden van het dorp is daarnaast sprake van enige concentratie van bedrijvigheid.
De Zwarteweg, waar het plangebied aan ligt, kenmerkt zich als een lintbebouwing waar voornamelijk voormalige boerderijen staan die zijn omgebouwd tot burgerwoning. Het plangebied zelf is, met uitzondering van de aanwezige paardenbak, in de huidige situatie geschikt voor akkerbouw. Er is dan ook geen bebouwing aanwezig. Figuur 3 geeft een overzicht van de huidige situatie weer. Figuur 4 geeft een overzicht van de bestaande bebouwing aan de Zwarteweg weer. Het betreft een aanblik vanuit het oosten op de ingang van het dorp.
Figuur 3 Overzicht huidige situatie
Figuur 4 Aanzicht op het perceel vanaf de oostkant
Programma
Het plan bestaat uit de bouw van een loods ten behoeve van een nieuw op te richten lokaal garagebedrijf en de bouw van een burgerwoning inclusief schuur/paardenstal ten westen hiervan. Het is niet de bedoeling om bij het bedrijf een bedrijfswoning te bouwen.
Noodzaak bedrijf
De noodzaak voor het bedrijf heeft te maken met het feit dat vanuit het dorp Blije behoefte is aan een garagebedrijf in het dorp zelf. De aanvrager werkt in de huidige situatie bij een garagebedrijf in Hallum en heeft ondertussen een 'eigen' klantenkring in Blije opgebouwd. Het voornemen is daarom om een garagebedrijf in het dorp te beginnen. Vanwege bedrijfseconomische redenen is het daarom wenselijk om het bedrijf in de buurt van de eigen klantenkring te starten. Vestiging elders zou de start van het bedrijf zeer moeilijk of zelfs onmogelijk maken. Juist als 'dorpsgarage' voor (kleine) reparaties aan de auto, maar ook kar, fiets of grasmaaier, heeft het bedrijf zeker een toekomst.
Bouw woning
De woning heeft nog geen definitieve vormgeving. Bij de totstandkoming van het ontwerp wordt aangesloten bij de regels die gelden voor een woning binnen de bestemming 'Wonen-4 ' uit het geldende bestemmingsplan. Dit betekent dat:
Bouw bijgebouw bij woning
Ook het bijgebouw heeft nog geen definitieve vormgeving. Bij de totstandkoming van het ontwerp wordt aangesloten bij de regels die gelden voor een bijgebouw binnen de bestemming 'Wonen-4 ' uit het geldende bestemmingsplan. Dit betekent dat:
Erfinrichtingsplan
Voor de ontwikkeling is een landschappelijke inpassing gemaakt. Het voorgestelde inrichtingsplan met beplantingsplan is weergegeven in figuur 3 en tevens op volledig formaat opgenomen in bijlage 1.
De aangegeven bebouwing in figuur 3 betreft dan ook een schetsmatige weergave van de toekomstige bebouwing en is dus niet representatief. Het uitvoeringsplan 'Romte foar Blije' waarin veel groene elementen zijn opgenomen, heeft bij de totstandkoming onder andere als basis gediend en sluit qua vorm aanpak en vormgeving hierop aan. Tevens is het inpassingsplan opgesteld overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Buitengebied van de gemeente Ferwerderadiel.
Figuur 5 Landschappelijke inpassing
Functionele inpassing
De ontwikkeling vindt plaats in een gebied waar voornamelijk woonfuncties voorkomen. De bouw van een woning is derhalve functioneel inpasbaar. Daarnaast wordt de schuur bij het autobedrijf op voldoende afstand van gevoelige functies gebouwd. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de milieutechnische aanvaardbaarheid van deze situatie.
Verkeer en parkeren
De Zwarteweg betreft een verkeersluwe ontsluitingsroute bestemd voor bestemmingsverkeer aan deze weg. Deze 30-km/h-weg heeft ruim voldoende capaciteit voor de nieuwe functies in het plangebied. Voor beide percelen wordt een aansluiting op deze weg gecreëerd. Het plan vormt geen belemmering voor de verkeersveiligheid.
Het parkeren vindt plaats op eigen erf. Hierbij wordt uitgegaan van de parkeernormen volgens kencijfers van het CROW (Publicatie 317). Volgens de publicatie geld dat er 2,0 tot 2,8 parkeerplaatsen op het erf aanwezig moeten zijn als er sprake is van een vrijstaande koopwoning in het buitengebied. Hiervoor is op het terrein voldoende ruimte.
Een garagebedrijf valt volgens de CROW onder de groep 'Bedrijf arbeidsindustrie/bezoekersextensief'. Volgens de publicatie geldt een gemiddelde norm van 2,3 parkeerplaatsen per 100 m2. De loods krijgt een oppervlakte van circa 350 m2. Op het erf zijn daarom 9 parkeerplaatsen benodigd. Hiervoor is op het terrein voldoende ruimte.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang. Eén van de aspecten die is opgenomen, betreft de zones rond radarstations. Door het plangebied loopt een radarverstoringsgebied. Er geldt hierbij een verbod op bouwwerken hoger dan 89 meter. Met dit bestemmingsplan worden geen bouwwerken mogelijk gemaakt groter dan 89 meter. Het rijksbeleid vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit drie treden. In trede 1 wordt actuele regionale behoefte aangetoond en in trede 2 wordt beschreven of de ontwikkeling plaats kan vinden in bestaand stedelijk gebied. Indien het niet mogelijk is om de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te bouwen wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
In dit plan wordt een stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt in de vorm van het oprichten van een garagebedrijf en de bouw van een woning. Om deze reden wordt onderstaand toepassing gegeven aan de ladder van duurzame verstedelijking.
Trede 1: vraag in de regio
Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. Met de regionale ruimtevraag in beeld, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.
Garagebedrijf
In het voorliggende geval is er sprake van een concrete, lokale behoefte ten behoeve van een lokaal garagebedrijf. Deze behoefte is bedrijfseconomisch van aard; het bedrijf heeft deze locatie nodig om in de behoefte van zijn eigen lokale klantenkring te kunnen voorzien.
Woning
Daarnaast is voor de woning sprake van een concrete behoefte vraag. In het geldende bestemmingsplan geldt voor het perceel reeds een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming naar een woonbestemming te wijzigen. Hiervoor geldt onder andere als voorwaarde dat de woning binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma past. Paragraaf 3.3 gaat hier verder op in. Geconcludeerd wordt dat de woning binnen het programma past.
Trede 2: de beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijke gebied
Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte 'in te vullen', een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.
Garagebedrijf
In de kern Blije zijn geen locaties voorhanden die in directe planologische mogelijkheden voorzien voor de vestiging van het garagebedrijf. Er is daarom gezocht naar een locatie aansluitend aan het dorp. Een locatie op een bestaand bedrijfsterrein in een kern in de omgeving is daarnaast niet wenselijk. Vestiging op één van de bedrijventerreinen in de omgeving betekent namelijk een vestiging buiten de klantenregio van het toekomstige bedrijf.
Woning
In onderhavige situatie is sprake van een concrete behoefte voor de bouw van een woning in aansluiting op de kern Blije. In de kern zelf zijn geen locaties voorhanden die in de directe behoefte/wensen van de aanvrager voorziet. Derhalve is gezocht naar een locatie aansluitend op het dorp zelf. Voor onderhavige locatie is in het geldende bestemmingsplan reeds de mogelijkheid opgenomen om middels een wijzigingsplan de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming.
Trede 3: multimodale ontsluiting
In trede 3 gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal (op meerdere plaatsen) ontsloten is of kan worden. De resterende ruimtevraag, die resulteert uit trede 2, is kwalitatief en kwantitatief. Zowel het bedrijf als de woning krijgt een situering aan een doorgaande weg en is hierdoor goed ontsloten.
Op grond van de toetsing aan de ladder, passen de ontwikkelingen in het bestemmingsplan binnen de SVIR.
Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan "Om de kwaliteit van de romte" (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden.
Streekplan Fryslân
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.
De provincie geeft aan dat het landelijk gebied primair bestemd is voor functies die een ruimtelijk-functionele relatie met het landelijk gebied hebben. Het gaat daarbij vooral om de functies landbouw, recreatie, natuur en waterberging en bestaande woon- en werkfuncties en voorzieningen. Voor de andere nieuwe functies, waaronder nieuwe woningen, niet-agrarische bedrijven, detailhandel en andere publiekstrekkende functies, wordt de randvoorwaarde gegeven dat ruimte gezocht moet worden in of aansluitend aan kernen en dat een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd is.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van zowel een bedrijf- als een woonfunctie aansluitend aan de kern Blije. Middels een erf inrichtingsplan (zie paragraaf 2.2) wordt de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk ingepast. In de regels van dit bestemmingsplan wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de landschappelijke inpassing te waarborgen.
Grutsk op 'e Romte
De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'kleigebied Oostergo'. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Voor dit plan dient het lineaire karakter van de kwelderwallen gerespecteerd te worden. De ontwikkelingen, die dit plan voorstellen, doet geen afbreuk aan de provinciale belangen. Tevens wordt middels een erfinrichtingsplan de kernkwaliteiten van het gebied behouden.
Verordening Romte Fryslân
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.
Zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 1)
De provincie is terughoudend met het toestaan van stedelijke functies in het landelijk gebied. Uitbreidingen aansluitend op bestaand bebouwd gebied zijn wel (onder voorwaarden) toegestaan. Het plangebied van dit bestemmingsplan grenst aan het bestaand stedelijk gebied.
Wonen (artikel 3)
In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen omvat. De provincie heeft in zijn brief van 11 oktober 2016 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het toevoegen van een enkele woning in aansluiting op het bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 3.3 is beschreven dat de woning daarnaast passend is binnen het woon programma.
Werken (artikel 4)
In artikel 4 is bepaald dat een ruimtelijke plan een nieuw bedrijfsterrein kan bevatten, indien dit in overeenstemming is met het bedrijventerreinplan. In hetzelfde artikel is een afwijking opgenomen waarmee een nieuw bedrijfsterrein voor één of meerdere bedrijven mogelijk is. Dit onder onderstaande voorwaarden. Per voorwaarde wordt een toetsing gegeven. Geconcludeerd wordt dat het toekomstig bedrijf aan de voorwaarden voldoet.
In paragraaf 2.2 is de directe, concrete behoefte van onderhavig lokaal bedrijf reeds beschreven. Het gaat om een kleinschalig lokaal bedrijf dat voorziet in de directe behoefte van klanten uit het dorp Blije. Het bedrijf is voornemens een bedrijf te starten voor (kleine) reparaties aan de auto, maar ook kar, fiets of grasmaaier. De vestiging van het bedrijf op een bedrijventerrein elders is om bedrijfseconomische redenen dan ook niet wenselijk.
In de kern Blije zijn geen locaties voorhanden die in directe planologische mogelijkheden voorzien voor de vestiging van het garagebedrijf. Er is daarom gezocht naar een locatie aansluitend aan het dorp. Een locatie op een bestaand bedrijfsterrein in een kern in de omgeving is daarnaast niet wenselijk. Vestiging op één van de bedrijventerreinen in de omgeving betekent namelijk een vestiging buiten de klantenregio van het toekomstige bedrijf.
De bedrijfskavel krijgt een oppervlakte van maximaal 2.500 m2.. Het dorp Blije valt onder de categorie 'overige kernen'. In de verordening (artikel 4.2.3.) zijn oppervlakte maten opgenomen die zijn toegestaan per type kern. Voor categorie 'overige kernen' geldt een maximale oppervlakte maat van 2.500 m2. Doordat dit bestemmingsplan voorziet in een dergelijke oppervlakte maat is het totale ruimtebeslag in redelijk verhouding tot de schaal van de kern Blije.
In paragraaf 2.2 is beschreven dat de ontwikkeling wat betreft milieu, ontsluiting en landschap inpasbaar is. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op de milieutechnische aanvaardbaarheid van het bedrijf.
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.
Bestemmingsplan Buitengebied
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied zijn binnen de bestemming 'Agrarisch' een tweetal wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming te wijzigen naar respectievelijk 'Wonen - 4' en
'Bedrijf - 2'. Belangrijke voorwaarde is dat de functiewijziging uitsluitend mag worden toegepast ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingzone - wijzigingsgebied wonen' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied bedrijf'. Omdat zowel de toekomstige bedrijfs- als woonfunctie buiten de aanduiding liggen, kan geen gebruik worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheden. Maar de ontwikkeling is wel in lijn met de overige voorwaarden en daarmee passend binnen het beleid van de gemeente. Hieronder vindt een toetsing van de overige voorwaarden plaats. Eerst worden de gemeenschappelijke voorwaarden behandeld, daarna de specifieke voorwaarden voor zowel de bedrijfs- als de woonfunctie.
Gemeenschappelijke wijzigingsvoorwaarden
In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt door de komst van het garagebedrijf of de woning. In paragraaf 4.2 wordt dit nader beschreven.
Voor de ontwikkeling is een erfinrichtingsplan gemaakt (zie 2.2). Hiermee is sprake van een goede landschappelijke inpassing overeenkomstig de kernkwaliteiten van de omgeving.
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in of nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Daarnaast worden geen nieuwe verminderd zelfredzame objecten toegestaan. Er is slechts sprake van het oprichten van een garagebedrijf en de bouw van een burgerwoning. Dit betreffen geen nieuw verminderd zelfredzame personen die zichzelf niet in dreigend gevaar kunnen onttrekken.
Voor de ontwikkeling is een erfinrichtingsplan gemaakt (zie 2.2). Hiermee is sprake van een goede landschappelijke inpassing overeenkomstig de kernkwaliteiten van de omgeving. Tevens wordt geen afbreuk gedaan aan de archeologische en cultuurhistorische waarden. Hier wordt in paragraaf 4.6 dieper op ingegaan. Tot slot doet het plan geen afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit is beschreven in paragraaf 4.2.
Specifieke voorwaarden wijzigen naar bedrijven ten behoeve van nieuwe bedrijven
De bestemming 'Bedrijf-2' is van toepassing op het toekomstig bedrijfsperceel.
Met dit bestemmingsplan wordt één bedrijf in de vorm van een garagebedrijf mogelijk
gemaakt.
Specifieke voorwaarden wijzigen naar bedrijven ten behoeve van nieuwe woonhuizen
De bestemming 'Woon -4' is van toepassing op het toekomstig woonperceel.
Voor het aanduidingsgebied van het geldende bestemmingsplan is een maximum aantal van één woning opgenomen. In de regels van 'Wonen-4' is hiervoor een regeling opgenomen.
Voor de beoogde woning in het plangebied is sprake van een concrete behoefte. De bouw van de woning is daarnaast opgenomen in het onlangs vastgestelde woningbouwprogramma van de DDFK-gemeenten.
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).
In de omgeving van het projectgebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 1,5 kilometer afstand, namelijk de Waddenzee. Dit is tevens een NNN-gebied. Gezien de afstand tot het gebied en de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied treden geen nadelige effecten op voor deze NNN.
Soortenbescherming
Op grond van de Wet Natuurbescherming, in werking getreden op 1 januari 2017, geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is een afwijking van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
De nieuwe Wet natuurbescherming heeft de Flora- en faunawet, Boswet en Natuurbeschermingswet 1998 geïntegreerd tot één wet. Deze wet implementeert tevens de Vogel- en Habitatrichtlijn en andere verdragen in het nationaal natuurbeschermingsrecht.
Het plangebied betreft een intensief in gebruik stuk agrarisch grond. De locatie is door het huidige gebruik ongeschikt als groeiplaats voor bijzondere en beschermde plantensoorten. Het vormt ook geen waardevol habitat voor beschermde dieren. Het plan stelt geen directe ingrepen aan de watergangen voor. Ook worden geen bomen gekapt. Er worden dus geen potentiele vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten geschaad. Het plan is dus uitvoerbaar binnen de kaders van Wet Natuurbescherming.
Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Het omgevingsaspect ecologie levert voor zowel gebieds- als soortenbescherming geen belemmeringen op.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Nieuwe Wet natuurbescherming.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Het garagebedrijf in het plangebied valt onder milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter ten opzichte van milieugevoelige functies. Bij de totstandkoming van het ontwerp is rekening gehouden met een afstand van minimaal 30 meter van het garagebedrijf tot gevoelige functies, waaronder de toekomstige woning. Aan de richtafstand wordt dus voldaan.
Voor de toekomstige woning geldt overigens dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De dichtsbijzijnde bedrijfsactiviteit betreft namelijk het toekomstige garagebedrijf. Deze komt, zoals beschreven, op voldoende afstand te liggen. Overige bedrijfsactiviteiten bevinden zich op een dermate grote afstand, dat deze niet relevant zijn.
Daarmee is sprake van een verantwoorde milieuzonering. Er zijn op dit punt dan ook geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
In de kern Blije, waaronder de Zwarteweg, geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Deze wegen hebben geen geluidszone. Echter gaat de Zwarteweg op ongeveer 150 meter richting het oosten over in een 60 km /uur weg. Formeel gezien ligt de beoogde woning dan ook binnen een geluidszone volgens de Wet geluidhinder. De Zwarteweg is een verkeersluwe weg die vrijwel alleen voor bestemmingsverkeer dient. Door de beperkte breedte van de weg en diverse snelheid beperkende maatregelen (middels een drempel en diverse knikken in de weg) zijn de snelheden relatief laag. Gezien de grote afstand tot het punt waar de Zwarteweg overgaat in een geluidszone en de beperkende maatregelen van de Zwarteweg, wordt verwacht dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan en nader onderzoek niet noodzakelijk is.
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslan.
Ter invulling van de watertoets is het bestemmingsplan aangemeld via www.dewatertoets.nl. Na het doorlopen van een aantal standaardvragen is gebleken dat voor het plan de normale procedure moet worden doorlopen (zie bijlage 2). In het kader van de normale procedure heeft het Wetterskip Fryslân een wateradvies afgegeven. Dit advies is in bijlage 3 opgenomen. Het waterschap heeft een positief wateradvies uitgebracht. Bij de verdere uitwerking van het project wordt dit advies opgevolgd. De belangrijkste aspecten uit het wateradvies worden hierna benoemd.
Ten eerste ligt het plangebied langs een schouwwatergang. Met het uitwerken van de plannen blijft de watergang bereikbaar voor onderhoud. Daarnaast wordt rekening gehouden met voldoende drooglegging. In verband met een toename van verhard oppervlakte van 1.800 m2 wordt in het plan rekening gehouden met watercompensatie. Compensatie vindt plaats door sloten te verbreden (langs de weg) of te graven (in het verlengde van de erfgrens tussen de twee kavel). Over de exacte invulling van de compenserende maatregelen treedt de initiatiefnemer van het plan in overleg met het Wetterskip. Dit wordt ter zijner tijd van de aanvraag omgevingsvergunning water gedaan worden.
Verder wordt hemelwater afgevoerd op het oppervlaktewater en wordt regen- en rioolwater gescheiden afgevoerd. Met de bouw wordt tenslotte rekening gehouden met het gebruik van milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2015) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit.
Ferwerderadiel kent ter plaatse van de locatie in het plangebied geen knelpunten met betrekking tot luchtkwaliteit. De ontwikkelingen in het plangebied zijn bovendien dusdanig van schaal en aard dat na realisatie ervan de maatgevende waarden niet overschreden worden.
Archeologie
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. In het geldende bestemmingsplan hebben de gronden op basis van de provinciale archeologische beleidskaart FAMKE waar mogelijk archeologische waarden kunnen voorkomen archeologische dubbelbestemmingen gekregen. Voor de gronden met het advies geen onderzoek, is geen beschermende regeling opgenomen. Dit advies wordt gegeven als op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden, of wanneer de archeologische verwachting op gefundeerde gronden zeer laag is, en waar eventuele resten zich vermoedelijk zodanig diep onder het maaiveld bevinden dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is.
Dit bestemmingsplan vindt plaats op gronden met een lage archeologische verwachtingswaarde en is daarom ook niet voorzien van een dubbelbestemming. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Ten aanzien van archeologie zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.
Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden in de vorm van panden -en/of objecten. Wel wordt het landschap van het plangebied als cultuurhistorisch aangemerkt. Het plangebied ligt in het Kweldervlakte landschap. Met dit bestemmingsplan worden geen ingrepen in de kwelderwal voorgesteld.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.
In de huidige situatie is het plangebied geschikt voor akkerbouw. Er kan dan ook aangenomen worden dat er op de locatie geen bijzondere (vervuilende) activiteiten plaatsvinden/ verontreinigingen aanwezig zijn. Op in gedeelte van het plangebied is in verleden (in verband met het dempen van een sloot) een bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het uitgevoerde (historische) bodemonderzoek geven aan dat de (voormalige) activiteiten en/of de onderzoekslocatie voldoende zijn onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming. Het is daarom niet aannemelijk dat bodemverontreiniging aanwezig is in het plangebied. Het gebied is geen verdachte locatie.
Het aspect bodem vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de nieuwbouw (voor zowel de loods als de woning) is wel een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in of nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ook valt het plangebied niet in het invloedgebied van routes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt voor dit bestemmingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven. Dit wordt bekrachtigd in de overlegreactie van de brandweer Fryslan zoals is opgenomen in bijlage 5 van de toelichting. Tevens geeft de brandweer een repressief advies. In dit advies komen aspecten aan bod die van belang zijn voor de basisbrandweerzorg. Het advies is hieronder weergeven. Geconcludeerd wordt dat de gemeente geen problemen voorziet in dit kader.
Repressief advies
Brandweer Fryslan heeft de mogelijkheid een repressief advies te geven in het kader van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. In een dergelijk advies komen aspecten aan bod die van belang zijn voor de basisbrandweerzorg. Hierbij valt te denken aan onder meer bereikbaarheid, de beschikbaarheid van bluswater en de opkomsttijden.
Bereikbaarheid
Ten aanzien van de bereikbaarheid voorziet Brandweer Fryslan geen problemen aangezien de percelen aan de doorgaande weg liggen en op die manier van meerdere zijden ontsloten zijn.
Opkomsttiid
De basis brandweerzorg in het plangebied wordt verzorgt vanuit de kazerne van Ferwert. Vanaf deze kazerne is de eerste brandweereenheid na ongeveer 10 minuten aanwezig aan de oostkant van Blije. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijk gestelde normtijd voor industriefuncties (zoals een garagebedrijf) maar net niet aan de normtijd voor woningen (8 minuten). Aangezien het hier gaat om een reguliere woning en niet om een functie bedoeld voor verminderd zelfredzame personen wordt dit niet direct als knelpunt gezien.
Bluswatervoorzieninqen
Recht tegenover het plangebied bevindt zich een ondergrondse brandkraan die kan dienen als primaire bluswatervoorziening. Hiermee wordt voldaan aan de vuistregels zoals gesteld in de handreiking bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen van Brandweer Nederland, waarin een brandkraan voorgesteld wordt op maximaal 40 meter van een gebouw.
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden. Wel kunnen er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het bestemmingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming. Daarnaast loopt door het plangebied een radarverstoringsgebied met daarbij een verbod op bouwwerken hoger dan 89 meter. Met dit bestemmingsplan worden dergelijke bouwwerken niet mogelijk gemaakt.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestaande bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven. De wijze van bestemmen is afgestemd op het geldende bestemmingsplan Buitengebied.
Bedrijf - 2
Overeenkomstig de voorwaarden zoals genoemd de wijzigingsbevoegdheid van artikel 3.7.16 van het geldende bestemmingsplan krijgt het bedrijfsperceel de bestemming 'Bedrijf - 2'. Binnen de bestemming zijn bedrijven, waaronder een garagebedrijf, uit milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 1 van de regels toegestaan. Binnen de bestemming is de bouw van een bedrijfswoning uitgesloten.
Wonen - 4
De gronden van de toekomstige woning krijgt de bestemming ' Wonen - 4 '. Dit overeenkomstig de wijzigingsvoorwaarden zoals genoemd in artikel 3.7.15 van het geldende bestemmingsplan. Binnen deze bestemming is één reguliere burgerwoning toegestaan.
Gebiedsaanduiding vrijwaringszone - radarverstoringsgebied
Met de 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' wordt het radarbeeld van het luchtruim vrijgehouden. Binnen de aanduiding is een maximale bouwhoogte van 89 meter toegestaan.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Overleg
Het bestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. Van de provincie Fryslan en de brandweer Fryslan zijn overlegreacties binnen gekomen. De reacties zijn in bijlage 4 en 5 toegevoegd. Hierna wordt kort op de reactie ingegaan en wordt aangegeven of deze tot wijzigingen in het bestemmingsplan hebben geleid.
Reactie provincie
De provincie vraagt om in artikel 6.1 lid g zowel het begrip zonnecollectoren als het zonnepanelen te noemen. Tevens vraagt de provincie om overbodige regels in het bestemmingsplan te schrappen. Op basis van de reactie van de gemeente zijn de volgende regels in het bestemmingplan aangepast, dan wel geschrapt:
Reactie brandweer
De brandweer geeft aan geen aanleiding te hebben opmerkingen te maken op het voorontwerpbestemmingsplan. Wel geeft de brandweer een repressief advies af. Dit advies is waar relevant verwerkt in paragraaf 4.8 (externe veiligheid).
Inspraak
Op het voorontwerp bestemmingsplan is tevens de mogelijkheid gegeven tot het verlenen van inspraak. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingebracht.
Vaststellingsfase
Het bestemmingsplan is vervolgens op 15 februari 2018 door de gemeenteraad vastgesteld. Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het gaat hier om een particulier initiatief. De gemeente draagt geen financiële verantwoordelijkheid en risico's. De economische uitvoerbaarheid is daarmee voldoende aangetoond.
De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling indien er sprake is van een bouwplan, zoals gedefinieerd in het Bro.
Tussen de initiatiefnemers en de gemeente is een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin zijn onder andere afspraken met betrekking tot de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en planschade gemaakt.