Plan: | Huis Deelen 6 te Heesch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1721.HuisDeelen6-VG01 |
Achter de woning aan Huis Deelen 4 staat een historische kortgevelboerderij. Uit onderzoek van de lokale heemkundekring blijkt dat het gaat om een oude bouwhoeve met de naam 'Grimbaij', gebouwd in 1858. De hoeve was van oorsprong een pachthoeve en werd verpacht aan Heesche boeren.
De cultuurhistorische waarden van de boerderij zijn in 2008 door gemeente Bernheze onderzocht en op de volgende wijze samengevat: De kortgevelboerderij is van algemeen cultuurhistorisch belang als voorbeeld van een boerderij uit de 19e eeuw met een oudere kern in een streekeigen en traditionele bouwtrant. Het pand heeft recent een nieuwe vensterindeling gekregen, maar het heeft een gave hoofdvorm en een vrij gave detaillering van de gevels. De boerderij is van stedenbouwkundig belang vanwege de markante situering in het open agrarisch gebied.
Hoewel de boerderij van cultuurhistorische waarde is, is deze al jaren geleden in onbruik geraakt. Hierdoor is inmiddels sprake van een matige staat van onderhoud.
De eigenaar van de boerderij heeft de wens om de boerderij in oude luister te herstellen. Restauratie van de boerderij, met behoud van cultuurhistorische waarden, is echter een zeer kostbare aangelegenheid. Om de restauratiekosten (deels) te dekken is gemeente Bernheze verzocht om in ruil voor restauratie van de boerderij een woonbestemming aan het pand toe te kennen.
In de collegevergadering van 10 april 2012 is besloten om voor Huis Deelen 6 positief in te steken en de aanvrager in de gelegenheid te stellen het plan verder uit te werken. In de collegevergadering van 28 april 2012 is besloten om de kortgevelboerderij toe te voegen aan de lijst met beeldbepalende panden en als zodanig op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied. Op 12 november 2015 zijn de cultuurhistorische waarden van het pand opnieuw beoordeeld en is geconcludeerd dat de inhoud van de monumentbeschrijving uit 2008 nog steeds actueel is. In aansluiting daarop heeft gemeente in november 2015 een positief standpunt ingenomen ten aanzien van herbestemming van dit object.
In navolging van dit positieve principebesluit is voorliggende herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Bernheze opgesteld. Deze herziening bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en verbeelding vormen de juridisch bindende onderdelen van dit plan. Als onderdeel van de toelichting zijn in de bijlagen een aantal onderzoeksrapporten opgenomen.
De toelichting is opgebouwd uit 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie en de planbeschrijving. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader weergegeven. In hoofdstuk 4 en 5 wordt de haalbaarheid van het plan aangetoond voor wat betreft waardestellingen en milieuaspecten. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de juridische planopzet en hoofdstuk 7 geeft informatie over de uitvoerbaarheid.
Zicht op de boerderij vanaf Huis Deelen
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke ontwikkeling met dit bestemmingsplan wordt beoogd en waarom deze ontwikkeling niet in het bestemmingsplan past.
In het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Bernheze is het plangebied bestemd als “agrarisch met waarden - leefgebied dassen". Deze gronden zijn bestemd voor:
De boerderij is hierbinnen niet gesitueerd op een bouwvlak. In artikel 6.2 van het vigerende bestemmingsplan is onder c echter opgenomen dat: de op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd, hersteld, vervangen en uitgebreid met inachtneming van het bepaalde in dit lid, met dien verstande dat wanneer de bestaande bebouwing en bestaande maatvoering afwijken van hetgeen in de hierna volgende regels is aangegeven, de afwijking niet mag worden vergroot.
Hoewel de boerderij niet is gesitueerd binnen de grenzen van een bouwvlak, biedt dit artikel de mogelijkheid om het pand te restaureren. Bewoning is echter uitgesloten.
Op het bestemmingsvlak zijn ook de gebiedsaanduidingen 'Reconstructiewetzone-extensiveringsgebied', wro-zone-woonwerkontwikkelingsgebied' en 'milieuzone-boreingsvrije zone' van toepassing. De voorgestelde ontwikkeling past binnen de regels die op deze gebiedsaanduidingen van toepassing zijn.
Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Bernheze (bron:www.ruimtelijkeplannen.nl)
De eigenaar van de boerderij wenst de boerderij te restaureren en te behouden voor de toekomst. Om de hoge restauratiekosten (deels) te dekken wordt daarvoor aan de boerderij een woonbestemming toegekend. Voorafgaand aan de restauratiewerkzaamheden wordt een ontwikkelplan voor de boerderij opgesteld. Dit ontwikkelplan bestaat uit 4 onderdelen
Pas als het ontwikkelplan is goedgekeurd door het bevoegd gezag, kan een omgevingsvergunning voor de werkzaamheden worden aangevraagd. Dit is middels een voorwaardelijke verplichting vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan. Eventueel aanvullende afspraken over bouwtoezicht worden vastgelegd in een anterieure overeenkomst.
De huidige hoofdvorm, inhoudsmaat en ontsluiting van het object blijven behouden. In aansluiting op de regels uit het bestemmingsplan buitengebied ontstaat de mogelijkheid om op het toekomstige bouwvlak bijgebouwen te realiseren met een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2. Voor de nieuwe situatie is een inrichtingsplan opgesteld, waaruit de inrichting van het erf blijkt en hoe de boerderij onderdeel wordt van de directe omgeving. Dit inrichtingsplan wordt onderbouwd in de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 2.
Weergave huidige situatie
Weergave toekomstige situatie
De boerderij aan Huis Deelen 6 betreft de bouwhoeve Grimbaij, die in 1858 als pachtboerderij voor de boeren uit Heesch is gebouwd. Tot 1960 was het één van de weinige bouwwerken in de omgeving.
Het bouwwerk is in het vigerende bestemmingsplan niet binnen de grenzen van een bouwvlak gesitueerd. Het bestemmingsplan biedt desalniettemin de mogelijkheid om het te handhaven en restaureren.
Het gebruik voor woondoeleinden om na restauratie een duurzame instandhouding te garanderen past echter niet binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan. De haalbaarheid van de voorgestelde ontwikkeling wordt in voorliggend bestemmingsplan onderbouwd.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het beleid dat van toepassing is op het plangebied en dat van toepassing is op het plan zelf. Daarvoor wordt onderscheid gemaakt tussen de drie beleidsniveaus, namelijk rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid.
Op nationaal niveau wordt het ruimtelijk beleidskader bepaald door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteitsaanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken uit onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en de gebruiker komt centraal te staan. Het Rijk laat de sturing tussen verstedelijking en landschap over aan de provincies om meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. De voorgestelde ontwikkeling belemmert geen doelstellingen die op rijksniveau zijn geformuleerd.
Provincie Noord-Brabant heeft een belangrijke rol voor wat betreft de ruimtelijke ordening. De ruimtelijke ordening van Noord-Brabant is uitgewerkt in de Structuurvisie ruimtelijke ordening. De ruimtelijke ordening, zoals deze verwoord staat in de structuurvisie, is beschermd met regels in de Verordening Ruimte.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen ten opzichte van de Structuurvisie Ruimtelijke ordening 2010 hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.
De SVRO bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 en is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. De SVRO vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de provinciale verordening.
De projectlocatie ligt op de structurenkaart binnen de grenzen van het gemengd landelijk gebied. De provincie beschouwt het hele landelijk gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is: het gemengd landelijk gebied. De mate van menging varieert daarbij van de gebieden waarbinnen meerdere functies in evenwicht naast elkaar bestaan tot gebieden waar de land- en tuinbouw de dominante functie is.
In de gemengde plattelandseconomie is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies, zoals toerisme, recreatie, kleinschalige bedrijvigheid, zorgfuncties etcetera. Dit kan door verbreding van agrarische activiteiten maar ook als zelfstandige functie, met name op vrijkomende locaties. Rondom steden, dorpen en natuur is er in de meeste gevallen feitelijk sprake van een gemengde plattelandseconomie. In de gebieden rondom steden en dorpen is daarbij meer ruimte voor de ontwikkeling van functies die zich richten op de inwoners van die kernen, in de gebieden rondom de groenblauwe structuur is de ontwikkeling van functies meer afgestemd op het ondernemen in een groene omgeving en de versterking van natuur- en landschapswaarden.
De herbestemming van een historische boerderij past uitstekend binnen de doelstellingen van dit structuurvisiegebied.
De uitwerking van de structuurvisie ruimtelijke ordening is opgenomen in de Verordening Ruimte Noord-Brabant. De Verordening Ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten die de provincie inzet bij de realisatie van haar doelen en het borgen van haar belangen. Bij de keuze voor het instrument verordening is het belangrijk dat dit het enige instrument is voor de provincie dat vooraf aangeeft waarmee de gemeente rekening moet houden én dat rechtstreeks doorwerkt naar de ruimtelijke besluitvorming op gemeentelijk niveau. In de verordening is gekozen voor een systeem waarbij ruimte wordt geboden voor een afweging op gemeentelijk niveau. Dit betekent dat de provincie vooral kijkt naar de wijze waarop de achterliggende provinciale ruimtelijke belangen zijn behartigd.
In de Verordening zijn algemene regels opgenomen die op alle ontwikkelingen van toepassing zijn. Elk plangebied is gesitueerd binnen één van de vier begrensde structuren. Bovendien kunnen op elke locatie één of meerdere aanduidingen van toepassing zijn op het gebied van :
Het plangebied is in de Verordening Ruimte Noord-Brabant gesitueerd binnen de structuur 'Gemengd landelijk gebied'. In artikel 7.1 van de Verordening Ruimte 2014 zijn de regels voor de deze structuur beschreven. Relevant voor de voorgestelde ontwikkeling van het plangebied zijn:
In artikel 7.7 zijn de regels opgenomen voor wonen binnen de structuur gemengd landelijk gebied. In lid 3 onder b van dit artikel is opgenomen dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe woonfunctie in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing indien dit is gericht op het behoud of herstel van deze bebouwing.
Op de themakaart agrarische ontwikkeling en windturbines is opgenomen dat op de gronden ten zuiden van de straat Huis Deelen beperkingen worden gestekld aan de veehouderij. Deze beperkingen zijn niet van invoed op het planvoornemen aan Huis Deelen 6.
Op de themakaart water is het plangebied aangeduid als onderdeel van een boringsvrije zone. Een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Boringsvrije zone' mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het plan heeft hierop geen invloed.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap. Kwaliteitsverbetering wordt niet alleen bereikt met een traditionele groene inpassing van het initiatief met de aanleg van (cultuurhistorische) landschapselementen, het terugbrengen of behouden van ontginningsstructuren, de realisering van nieuwe natuur, ecologische verbindingszones of landschapsversterkende maatregelen van waterstructuren. Ook sloop van bebouwing, het verbeteren van de recreatieve ontsluiting van een gebied en het behoud of herstel van cultuurhistorische waarden dragen bij aan de kwaliteit van het landschap (bron: Handreiking Kwaliteitsverbetering van het Landschap).
Provincie Noord-Brabant heeft een handreiking “kwaliteitsverbetering van het landschap” opgesteld. Deze handreiking biedt kaders voor gemeenten om eigen beleid op te stellen. Vanuit provinciale optiek is het wenselijk dat er binnen Brabant zoveel mogelijk een uniforme toepassing wordt gegeven aan de regeling kwaliteitsverbetering landschap. Op hoofdlijnen zijn er drie methodes (met varianten) opgenomen die invulling geven aan de kwantitatieve invulling van de rood-met-groen koppeling:
Provincie Noord-Brabant geeft de voorkeur aan het omrekenen naar euro's. Dit levert een goed hanteerbare kwantitatieve norm op, die mits eenmaal is vastgesteld ook makkelijk is toe te passen. Voorwaarde is dat er een uitgewerkt kwalitatief kader is om de euro's ook weer naar 'groen' terug te rekenen. Rekening houdend met de diverse aspecten die bij de uitwerking zijn benoemd, wordt voorgesteld om als minimale basisinspanning een percentage van 20% te hanteren.
Intergemeentelijke uitwerking kwaliteitsverbetering landschap
De regio noordoost Brabant heeft gezamenlijk invulling aan deze regeling gegeven door het opstellen van een notitie. In deze notitie worden ontwikkelingen in drie categorieën onderverdeeld.
Toepassing kwaliteitsverbetering landschap
Voor het herbestemmen van de historische boerderij, waarbij de herbestemming mede gericht is op het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, hoeft geen extra bijdrage geleverd te worden aan kwaliteitsverbetering van het landschap in het kader van artikel 3.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant. Herbestemmen en restaureren is een activiteit die al gericht is op behoud/herstel van de ruimtelijke kwaliteit.
De gemeenteraad van de gemeente Bernheze heeft op 1 februari 2010 de Structuurvisie Bernheze vastgesteld. De Structuurvisie Bernheze geeft een samenhangend beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de hele gemeente. De structuurvisie is een visie op hoofdlijnen en vormt daarmee een belangrijk (toetsing)kader voor het initiëren, beoordelen, afwegen en vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen en projecten. In de structuurvisie staan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen beschreven voor de komende jaren.
De structuurvisie verschaft helderheid in het ruimtelijke beleid van de gemeente Bernheze en de wijze waarop deze tot uitvoering wordt gebracht. Deze helderheid is gewenst voor inwoners en ondernemers, als ook voor andere (semi)overheden en maatschappelijke partners. De structuurvisie bestaat uit twee delen:
Het Ruimtelijk Casco betreft het ontwikkelingskader voor de gemeente Bernheze en vormt een casco voor concrete projecten en plannen. Het Ruimtelijk Casco bestaat uit een kaartbeeld en toelichting. Deze zijn nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld.
Het plangebied ligt binnen een zone die op het kaartbeeld van het ruimtelijk casco is aangeduid als open landschap. Dit gebied kent een relatief grootschalige, rationele verkavelingsstructuur ten behoeve van de landbouw. Langs de wegen is beplanting aanwezig, maar verder wordt het gebied gekarakteriseerd door een grote mate van openheid. Deze openheid dient geconserveerd te worden.
Voor de herinrichting van het erf met omliggende gronden is een summier voorstel tot herinrichting gedaan om zodoende de openheid te handhaven.
Uitsnede ruimtelijk casco structuurvisie Bernheze met aanpijling plangebied in open landschap
Het buitengebied van Bernheze heeft veel kwaliteiten op het gebied van natuur en landschap. De gemeente werkt actief aan het behoud daarvan. Het LOP vormt een kwalitatief kader voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van landschap en natuur in het buitengebied van de gemeente Bernheze.
In het LOP zijn de opgaven beschreven en vertaald naar een visie. Behoud en versterking van bestaande parels en pareltjes van cultuurhistorie en natuur is één van die opgavend aan een vsie op beeldkwaliteit en ruimtelijke inpassing van erven wordt hiermee een bijdrage geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.
Het plangebied is gesitueerd in het Landschapstype dekzandrug en –vlaktenlandschap. In de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 2, is beschreven hoe de kaders uit het LOP vertaald zijn naar deze opgave.
Uit de voorgaande beleidsanalyse blijkt dat het project geen beleidsdoelstellingen van het Rijk, provincie of gemeente belemmert. Sterker nog, de herbestemming sluit aan bij de ambities die op deze niveaus zijn geformuleerd. Beleidsmatig zijn er zodoende geen belemmeringen voor het herbestemmen van de boerderij tot woning.
In dit hoofdstuk wordt geanalyseerd wat de (basis)waarden zijn, die in en rondom het plangebied aanwezig zijn. Hierbij gaat het om natuurwaarden, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, archeologische waarden en een watertoets. Tot slot wordt in de conclusie opgesomd wat het effect van medewerking aan dit plan is op deze basiswaarden.
In het kader van natuurwetgeving is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden die in het plangebied aanwezig zijn. Hiermee kan worden voorkomen dat in strijd met de geldende natuurwetgeving gehandeld zal worden.
Door Eelerwoude is met behulp van een quickscan beoordeeld in hoeverre er beschermde flora en fauna in de boerderij aanwezig is en/of zou kunnen zijn. De volledige quickscan is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. Hier wordt volstaan met de conclusies.
Het plangebied wordt gebruikt door de kerkuil en mogelijk door vleermuizen. Nader onderzoek naar deze soorten moet vaststellen hoe het plangebied gebruikt wordt, of negatieve effecten kunnen worden voorkomen door alternatieven, compenserende of mitigerende maatregelen, en of er een ontheffing Wet Natuurbescherming (per 1 januari 2017) noodzakelijk is voor de handelingen.
In de Wet Natuurbescherming hebben zich op provinciaal niveau wijzigingen voorgedaan met betrekking tot de andere 'nationale' soorten. Dit heeft ertoe geleid dat kleine marters niet meer vrijgesteld zijn in Noord-Brabant. Als gevolg hiervan zijn deze soorten beschermd, en moet ook naar hen nader onderzoek uitgevoerd worden, zodat eventuele effecten op deze soorten bekend worden.
De conslusie uit de quickscan Flora en Fauna geven aanleiding voor een nader faunaonderzoek, waarin de aanwezigheid van de aangetroffen soorten en potentieel aanwezige soorten is vastgesteld. Het nader faunaonderzoek is als bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen.
Uit het nader faunaonderzoek blijkt dat een paar- en/of baltsverblijf van een gewone dwergvleermuis in de boerderij aanwezig is. Om dit verblijf te mogen beschadigen/ verwijderen is ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig. Dit gaat via de Provincie Noord-Brabant.
Een kerkuil en kleine marterachtigen zijn tijdens het nader faunaonderzoek niet aangetroffen. Wel is een steenmarter waargenomen met een camera. Door de eenmalige waarneming en het ontbreken van latrines wordt niet verwacht dat de woonboerderij een essentieel verblijf vormt. Ontheffing voor steenmarter is niet noodzakelijk.
Voor uitvoering van het plan is een ontheffing nodig van de Wet natuurbescherming in verband met de aanwezigheid van de kleine dwergvleermuis. Om een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming aan te aanvragen is noodzakelijk een projectplan en ecologisch werkprotocol op te stellen. Voor soorten waarvan de verblijfplaats beschermd is moet:
Deze gegevens moeten worden uitgewerkt in een projectplan. In het projectplan staat concreet welke werkzaamheden, wanneer en op welke wijze worden uitgevoerd. Dit wordt aangevuld met een onderbouwing van de noodzaak van het project. Een ontheffingsaanvraag moet worden ingediend bij het bevoegd gezag, de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) voert dit uit voor de Provincie Noord-Brabant. Op een aanvraag wordt binnen een termijn van maximaal 13 weken een beslissing genomen die met 7 weken kan worden uitgesteld. Op dat besluit kunnen belanghebbenden nog bezwaar maken. Concrete maatregelen die moeten worden genomen tijdens de werkzaamheden moeten worden vastgelegd in een ecologisch werkprotocol. Hierin moeten eveneens de aanvullende voorwaarden worden verwerkt die voortvloeien uit de ontheffingsaanvraag.
De ontheffing van de Wet Natuurbescherming wordt bij de stukken gevoegd behorende bij het vast te stellen bestemmingsplan.
De cultuurhistorische waarden worden met ingang van 1 januari 2012 meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Artikel 3.1.6, tweede lid onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormt hiervoor de wettelijke basis. In het kader van de Modernisering van de Monumentenzorg krijgt de ruimtelijke ordening zo een uitgesproken rol met betrekking tot het in stand houden van cultuurhistorische waarden.
Gemeente Bernheze heeft in 2014 de cultuurhistorische waarden van het buitengebied geinventariseerd en vastgelegd op een Cultuurhistoriekaart. Op deze cultuurhistoriekaart is het object aan Huis Deelen 6 aangeduid als 'overige historische bouwkunst'. Dit betreft objecten die geen bescherming hebben als rijksmonument of gemeentelijk monument, maar wel als beeldbepalend en karaktersitiek worden gezien. De weg Huis Deelen is als 'oud wegtracé' op de kaart aangeduid.
Uitsnede Cultuurhistoriekaart Bernheze, 2014, met aanduiding boerderij als 'overige historische bouwkunst' en Huis deelen als waardevol oud wegtracé.
De gewenste ontwikkeling aan Huis Deelen 6 betreft een functionele wijziging van bestaande bebouwing. Behoud en restauratie van de boerderij op basis van een overeengekomen restauratieplan heeft een positieve invloed op de ruimtelijke kwaliteit. In bijlage 2 van deze toelichting is een landschappelijke inpassing opgenomen op basis van een beschrijving van de landschapskarakteristiek.
In een redengevende omschrijving, opgenomen in de bijlage van deze toelichting, is de cultuurhistorische waarde van de boerderij beschreven en bevestigd. Deze waarden vormen het uitgangspunt voor de restauratie van het object, Restauratie van de boerderij vindt plaats op basis van een overeengekomen restauratieplan.
Het restauratieplan bestaat uit een aantal onderdelen:
Pas wanneer overeenstemming is over het programma van eisen voor de restauratiewerkzaamheden, zal een omgevingsvergunning worden verleend. Op deze manier wordt behoud van de cultuurhistorische waarde gegarandeerd. Bovenstaande is als voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan opgenomen en wordt vastgelegd in de anterieure overeenkomst.
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met bekende archeologische waarden. Het uitgangspunt hierbij is dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt moeten in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of een middelhoge verwachtingswaarde voor archeologisch erfgoed, de archeologische waarden door middel van een vooronderzoek in kaart worden gebracht.
In 2011 heeft gemeente Benheze de archeologische verwachtingswaarden van haar grondgebied vastgelegd in een Archeologische beleidskaart. Volgens de archeologische beleidskaart is het plangebied gesitueerd binnen een zone met een lage archeologische verwachting. Conform het archeologisch beleid geldt binnen deze aanduiding geen onderzoeksplicht.
Uitsnede archeologische beleidskaart 2011 met situering plangebied in zone met lage archeologische verwachting.
Gemeente Bernheze heeft de archeologische verwachtingswaarden van het grondgebied in het bestemmingsplan Buitengebied verankerd. Voor het plangebied aan Huis Deelen 6 is geen verwachtingswaarde opgenomen. Bovendien betreft het plan een functionele wijziging van een bestaand gebouw. Als gevolg daarvan wordt het bodemarchief niet geroerd. In dat geval is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Dat betekent echter niet, dat geen archeologische waarden kunnen voorkomen, al wordt de kans op aanwezigheid daarvan gering geacht. Bij aantreffen van een toevalsvondst geldt een meldingsplicht conform art. 53 van de herziene Monumentenwet 1988. Bodemvondsten kunnen telefonisch worden gemeld bij het Meldpunt Provinciaal Depot Bodemvondsten Noord-Brabant.
De watertoets bewaakt de waterkwaliteit en waterkwantiteit bij ruimtelijke plannen. De toets is verplicht voor ruimtelijke plannen waarin 'waterbelangen' spelen. In een waterparagraaf wordt uitgelegd hoe wordt omgegaan met water. Hierover brengt het waterschap een 'wateradvies' uit. De initiatiefnemer van het plan moet hier rekening mee houden. Soms moet het plan worden aangepast. De watertoets is vanaf november 2003 wettelijk verankerd.
Medio 2010 is de watertoets van Waterschap Aa en Maas (deels) digitaal gemaakt voor ruimtelijke plannen. Middels een digitale watertoets is beoordeeld of het plan in overeenstemming is met waterschapsdoeleinden. Uit de digitale watertoets blijkt dat het ruimtelijk plan onder de korte procedure valt. De verhardingstoename en/of -afkoppeling is maximaal 2.000 m2. Het plangebied valt buiten de ruimtelijk begrensde waterbelangen.
De resultaten van de watertoets zijn in de bijlage opgenomen. Alleen de waterthema's hemelwater- en afvalwaterverwerking zijn van toepassing. Aan de hand van deze waterparagraaf wordt toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting
De gewenste ontwikkeling betreft een functiewijziging van een bestaand pand. De toename aan oppervlakteverharding bedraagt minder dan 2000 m2. Plannen met een verhardingstoename tot 2000 m2 zijn onder de nieuwe keur vrijgesteld van compensatie. Binnen het plangebied is voldoende ruimte en mogelijkheid om het hemelwater in de toekomst binnen het plangebied in de ondergrond te laten infiltreren, zoals dat momenteel al gebeurt.
De woningen aan Huis Deelen zijn aangesloten op een drukriolering. Als onderdeel van de aan te vragen omgevingsvergunning wordt in overleg met gemeente Bernheze vastgesteld hoe de boerderij op de aanwezige riolering kan worden aangesloten. Hemelwater wordt in de toekomstige situatie niet via het rioolstelsel afgevoerd. Bij bouwwerkzaamheden mogen geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt. Hiermee worden bijvoorbeeld zink en koper in daken, gevels, goten en leidingen bedoeld.
In dit hoofdstuk zijn de waarden beschreven die in en rondom het plangebied aanwezig zijn. Daarbij zijn natuur, landschappelijke en cultuurhistorische, archeologische waarden onderzocht en is een watertoets uitgevoerd.
Het plan wordt niet belemmerd door waarden die aan het plangebied worden toegekend. Om te beoordelen wat de invloed van het plan is op flora en fauna waarden moet voor vaststelling van het bestemmingsplan aanvullend onderzoek zijn uitgevoerd.
Ruimtelijke ontwikkelingen hebben te maken met milieuaspecten. In dit bestemmingsplan wordt ingegaan op geluidshinder, geurhinder, verkeerskundige situatie, luchtkwaliteit, bodem en externe veiligheid. Tot slot wordt in de conclusie opgesomd wat het effect van medewerking aan dit plan is op deze aspecten.
Een woning is een geluidgevoelig object. Bij herbestemming van de boerderij moet aangetoond worden dat voldaan wordt aan de eisen van een goed leefklimaat. Het woonklimaat mag niet onvenredig negatief beïnvloed worden door wegverkeerlawaai. In de Wet geluidhinder (Wgh) is opgenomen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij een maximale geluidbelasting door wegverkeer van 48 dB op de gevel. De gemeente kan volgens art. 83, lid 1 en 2 van de Wet geluidhinder (Wgh) voor woningen in buitenstedelijk gebied een hogere waarde vaststellen tot 53 dB in buitenstedelijk gebied.
Het plangebied ligt strikt genomen binnen de invloedssfeer van zowel de Loosbroeksestraat als Huis Deelen. De maximumsnelheid op beide wegen bedraagt 60 km/uur. Voor een weg buiten de bebouwde kom bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee sporen wordt een invloedszone van 250 meter gehanteerd.
De afstand van de boerderijgevel tot de Loosbroeksestraat bedraagt echter 240 meter. Redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de herbestemming niet wordt gehinderd door het lawaai van wegverkeer op de Loosbroeksestraat. Huis Deelen is bovendien een onverharde weg en kent een dusdanig lage verkeersintensiteit dat wegverkeer op deze weg ook geen onevenredige invloed zal hebben op een goed
Vanwege de afstand tot de weg, de beperkte verkeersintensiteit op Huis Deelen, kan aannemelijk gemaakt worden dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden wordt.
Per 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. Een woning is een geurhindergevoelig object in de zin van deze wet. Indien een nieuwe ruimtelijke activiteit wordt ontplooid, dient getoetst te worden of het woon- en leefklimaat binnen het plangebied gehandhaafd kan blijven en of niemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.
Door SPA Ingenieurs is een geuronderzoek uitgevoerd naar geuraspecten van omliggende agrarische bedrijven Dit onderzoek is als bijlage 6 toegevoegd. Naar aanleiding van een zienswijze is het geuronderzoek geactualiseerd, dit onderzoek is opgenomen in bijlage 9. Op basis van de resultaten wordt geconcludeerd dat:
Herbestemming van de boerderij wordt niet belemmerd door geurhinder uit de omgeving. Bovendien worden omliggende bedrijven niet in hun rechten geschaad.
Omliggende bedrijvigheid kan ook op het gebied van akoestiek een belemmering opleveren voor een ontwikkeling. Tegelijkertijd kan een ontwikkeling van invloed zijn op de vergunde bedrijfsvoering van omliggende niet-agrarische bedrijven.
Aan de Loosbroeksestraat 16 is volgens het bestemmingsplan Buitengebied een bouwvlak gesitueerd ten behoeve van een 'specifieke vorm van bedrijf - bouwnijverheid'. Op dit bouwvlak wordt 640 m2 bebouwing toegestaan ten behoeve van de niet-agrarische bedrijvigheid.
De afstand van de boerderijgevel tot de grens van dit bouwvlak van dit bedrijf bedraagt 120 meter. het bedrijf aan de Loosbroeksestraat 16 valt onder categorie 41, 42, 43 bouwbedrijven (bedrijven en milieuzonering van VNG). De te hanteren afstanden ten opzichte van dergelijke bedrijven bedraagt 100 meter. Aan deze norm wordt voldaan.
Intensieve veehouderijen dragen bij aan de uitstoot van fijnstof. Endotoxine is een fijnstof die allergische reacties kan veroorzaken bij inademing. door de gezondheidsraad is een norm gesteld aan de maximale endotoxine concentratie in de buitenlucht van 30 EU/m3.
In de notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingskader 1.0 van het Ondersteuningsteam Veehouderij en Voklksgezondheid (25 november 2016) van de provincie Noord-Brabant is een kader aangegeven dat gehanteerd kan worden om te beoordelen of bij vergunningen rekening gehouden moet worden met de blootstelling aan edotoxine, die boven een grenswaarde uitstijgt. De notitie geeft afstandstabellen voor verschillende diersoorten aan. Omdat er nog geen wettelijk toetsingskader beschikbaar is, hebben gemeenten en de provincie zelf ruimte voor afwegingsvrijheid. Vooralsnog kan voor nieuwe ontwikkelingen op deze afstandstabellen worden aangesloten. wellicht dat in de toekomst een locatiespecifieke berekening noodzakelijk wordt.
Uitgangspunt is dat de gemeenten en de provincie, totdat er een landelijke toetsingskader beschikbaar komt, willen voorkomen dat nieuwe of grotere gezondheidsrisico's voor omwonenden ontstaan.
Met name de pluimveehouderij wordt in verband gebracht met gezondheidsrisico's voor omwonenden:
Het is verklaarbaar dat de pluimveehouderij in verband wordt gebracht met gezondheidsrisico's en overschrijding van de endotoxine advieswaarde. Immers, door de strooiselhuisvesting met strooisel en daarin mest is de emissie van fijnstof en grovere stofdeeltjes hoog. Aangezien endotoxine zich hechten aan deze beide stofdeeltjes, verspreidt endotoxine met de stofdeeltjes naar de omgeving.
Het endotoxine onderzoek laat zien dat bij varkenshouderijen een overschrijding van de advieswaarde mogelijk is, maar dat in de praktijk de wettelijke de geur- en fijnstofnormen doorgaans zodanig beperkend zijn dat een overschrijding van de advieswaarde van de Gezondheidsraad wordt voorkomen (zie paragraaf 2.4).
Andere veehouderijsectoren kunnen in beginsel in veedichte gebieden ook bijdragen aan de cumulatieve overschrijding van de advieswaarde van de Gezondheidsraad. Echter, de emissies van fijnstof van deze sectoren (bijv. melkveehouderijen) zijn verhoudingsgewijs laag en de bijdrage aan de cumulatie is beperkt.
Uit de endotoxine onderzoeksrapporten blijkt dat de fijnstof emissie (PM10) van geitenstallen laag is en dat het endotoxine gehalte in dat stof ook laag is. Dit betekent dat de bijdrage van geitenhouderijen aan de cumulatie beperkt is.
Rondom het plangebied aan Huis deelen 6 zijn diverse veehouderijen aanwezig. Uit het geuronderzoek in bijlage 5 blijkt dat onderstaande bedrijven in een straal van 657 meter rondom het plangebied zijn gesitueerd.
Op basis van het bestand veehouderijen brabant (https://bvb.brabant.nl/webbvb/) bedragen de fijnstofemissies van omliggende bedrijven
Huis Deelen 3
Loosbroeksestraat 12
Loosbroeksestraat 18
Loosbroeksestraat 4
Uit onderstaande afstandsgrafiek voor vleesvarkens blijkt in hoeverre de omliggende varkenshouderijen een overschrijding tot gevolg kunnen hebben van de endotoxineconcentratie binnen het plangebied. Onder de lijn is de afstand kleiner dan de aan te houden afstand, dus een overschrijding van de advieswaarde aan de orde is. Boven de trendlijn is de afstand groter dan de aan te houden afstand, dus is er geen overschrijding van de advieswaarde.
Afstandsgrafiek voor vleesvarkens
Uit de vergunde aantallen dieren, de afstand ten opzichte van het plangebied en bovenstaand toetsingstabel blijkt dat de gewenste ontwikkeling van het plangebied niet belemmerd wordt door de endotoxineconcetratie ter plaatse.
Door de bestemmingswijziging zullen nieuwe verkeersbewegingen ontstaan van en naar de boerderij. Per saldo zal de verkeersintensiteit niet dusdanig toenemen dat verkeersproblemen ontstaan rondom het plangebied. Omliggende wegen hebben voldoende capaciteit voor een goede verkeerafwikkeling. Op eigen terrein is voldoende ruimte voor parkeergelegenheid voor 2 auto's.
Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet In Betekenende Mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.
Wanneer een ontwikkeling tot gevolg heeft dat < 3000 woningen worden gerealiseerd hoeft er volgens de Regeling NIBM geen luchtkwaliteitonderzoek te worden uitgevoerd. De ontwikkeling aan Huis Deelen 6 valt binnen deze categorie. Een nader onderzoek naar luchtkwaliteit is om die reden niet noodzakelijk.
In het kader van de ruimtelijke procedure dient beoordeeld te worden, conform de NEN 5740 (onderzoeksstrategie voor verkennend bodemonderzoek), of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van het plangebied.
Door Lankelma Geotechniek Zuid B.V. is daarom een verkennend (asbest in) bodemonderzoek uitgevoerd op locatie Huis Deelen 6. Het volledige onderoek is bijlage bij deze toelichting gevoegd. Hier wordt volstaan met de conclusies.
Algemene bevindingen veldwerkzaamheden
De bodem op de locatie bestaat tot de verkende diepte van 3,5 m-mv uit matig fijn siltig zand. De bovengrond c.q. de oorspronkelijke bovengrond kan humeus worden genoemd.Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden is geen dusdanig aanvullende informatie naar voren gekomen welke tot een aanpassing van de boorstrategie heeft geleid. In de uitkomende grond zijn waarnemingen gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de bodem. Hierna volgt per monsternametraject een opsomming van de waargenomen afwijkingen.
Grond
In de bovengrond tot een diepte van 1,0 m-mv zijn licht verhoogde gehalten aan PCB dan wel zink en PAK aangetoond. Deze gehalten overschrijden de achtergrondwaarden, doch niet de interventiewaarden c.q. de bodemindexen. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit kan de milieuhygiënische kwaliteit van deze bodemlagen indicatief als klasse AW2000 dan wel klasse industrie beschouwd worden.
De laag puin is in onderhavig bodemonderzoek niet analytisch onderzocht aangezien deze geen onderdeel van de bodem uitmaakt.
Grondwater
In het grondwater uit peilbuis B11 is analytisch een licht verhoogd gehalte aan koper aangetoond. Het gehalte aan nikkel bevindt zich op het niveau van de ½ (AW+I) waarde. De overige onderzochte parameters liggen onder de streefwaarden.
Asbest
De mengmonsters ABG MM1 en ABG MM2 zijn onderzocht op de parameter asbest. Hierbij is alleen in mengmonster ABG MM1 een verhoogd gehalte aangetoond, welke de detectiegrens overschrijdt. Het gewogen gehalte aan asbest is kleiner dan de helft van de interventiewaarde (50 mg/kg ds.). In mengmonster ABG MM2 is geen verhoogde gehalten aan asbest aangetoond.
Aanvullend en/of nader bodemonderzoek
Op basis van voornoemde samenvatting en conclusies is geen direct aanvullend en/of nader bodemonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien aan de orde.
In het kader van de Wet bodembescherming zijn geen aanvullende procedures noodzakelijk. Op basis van de bevindingen uit onderhavig bodemonderzoek zijn er, ons inziens, vanuit milieuhygiënisch oogpunt derhalve geen directe belemmeringen c.q. beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling van de locatie.
Wanneer men (graaf)werkzaamheden en/of wijzigingen uit gaat voeren, dient men rekening te houden met de volgende zaken:
Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.
In de risicoatlas van Noord-Brabant zijn transportleidingen voor gevaarlijke stoffen en risicobronnen opgenomen. De dichtstbijzijnde risicobron in de omgeving is een gasleiding van de gasunie. deze ligt echter op 750 meter afstand van het plangebied. Enige vorm van onevenredige blootstelling aan risico's is op basis daarvan uitgesloten.
Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Uit de toetsing van de voorgestane ontwikkeling van het plangebied aan relevante planologische en milieuhygiënische aspecten, blijkt dat er geen aspecten zijn, die een belemmeringen opleveren voor de ontwikkeling.
Deze partiële herziening bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het plan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van deze herziening geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van de herziening.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In deze paragraaf worden de bestemmingsregels nader toegelicht. Voor de onderscheiden hoofdfuncties zijn afzonderlijke bestemmingsregels opgesteld die zijn gebaseerd op de overwegingen die in de voorafgaande hoofdstukken zijn verwoord. De in de regels opgenomen bestemmingsregels zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Bernheze. Bepaalde regels hebben geen betrekking meer op het voorgenomen gebruik, deze kunnen dan ook buiten beschouwing worden genomen of zijn inmiddels al verwijderd.
1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische
betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
2. Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen.
Artikel 3 Agrarisch met waarden – Leefgebied dassen
De gronden binnen het plangebied hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden – Leefgebied dassen'. Binnen deze bestemming zijn specifieke bouwvlakken begrensd die ruimte bieden aan woningen met bijgebouwen. Buiten de aangewezen bouwblokken bestaan geen mogelijkheden voor bebouwing.
3. Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat de algemene regels:
Artikel 4 Antidubbeltelregeling
Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaren verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.
Artikel 5 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel wordt beschreven welke gebiedsaanduidingen op het plangebied en het plan van toepassing zijn.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor één specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding.
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
Naast de algemene afwijkingsregels is er ook een aantal algemene wijzigingsregels die in dit artikel worden beschreven.
Artikel 8 Overige regels
Deze regels vallen niet onder één van bovenstaand artikel.
4. Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat de regels betreffende overgangsrecht en de slotregel.
Artikel 9 Overgangsrecht
Hier worden de overgangsbepalingen beschreven met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.
Artikel 10 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
In dit slothoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het voorgenomen plan beschreven.
In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen plan past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Tevens worden geen wezenlijke waarden in het plangebied aangetast en heeft het plan geen negatieve milieuhygiënische gevolgen of zijn er belemmeringen van milieuhygiënische aard. Het voorgenomen plan is daarmee ruimtelijk uitvoerbaar.
In het kader van het wettelijk vooroverleg zijn de provincie Noord-Brabant en waterschap Aa en Maas in kennis gesteld van het plan.
Omdat het een plan betreft met een beperkte ruimtelijke impact, is het plan niet als voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.
Het ontwerp bestemmingsplan ‘Huis Deelen 6 te Heesch’ heeft vanaf 15 februari 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen. De binnengekomen zienswijzen zijn verwerkt in de zienswijze nota. In deze nota zijn de ingekomen zienswijzen gebundeld, samengevat en beantwoord. De nota is opgenomen in Bijlage 8 van de toelichting van het bestemmingsplan.
De binnengekomen zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het plan, waardoor wordt gesteld dat het plan op maatschappelijk vlak uitvoerbaar is.
Het plan betreft een particulier initiatief. Voor de activiteiten die worden uitgevoerd geldt dat de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk is voor de financiering van deze ontwikkelingen.
De kosten voor een rioolaansluiting worden verhaald via leges. Ook voor de benodigde procedure worden leges geïnd en via een overeenkomst is geregeld dat ook alle eventuele planschade op de initiatiefnemer wordt verhaald.
Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid gewaarborgd. Het financiële risico van het plan ligt bij de initiatiefnemer.
Zoals uit voorgaande paragrafen blijkt is het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk en economisch uitvoerbaar.