Plan: | Heideweg 4, Loosbroek |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1721.BPheideweg4L-OW01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Heideweg 4, Loosbroek" van de gemeente Bernheze.
Op de locatie aan de Heideweg 4 is thans de bebouwing van een agrarisch bedrijf inclusief bijbehorende bedrijfswoning aanwezig. De initiatiefnemer is voornemens om op deze locatie het agrarische bedrijf te stoppen en een aannemersbedrijf te starten. Daarnaast blijft de thans aanwezige bedrijfswoning in gebruik.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Bernheze", omdat binnen de bestemming 'Agrarisch' de functieaanduiding 'bedrijf' ontbreekt. De gemeente Bernheze heeft echter aangegeven onder voorwaarden medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en regels voor de vestiging van een niet-agrarisch bedrijf aan de Heideweg 4 te Loosbroek.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Heeswijk-Dinther, sectie F, nummers 15, 571, 1094, 1459 en 1460. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 23.735 m². De gronden zijn particulier in eigendom.
Ter plaatse van het projectgebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Bernheze". De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch'. De gronden zijn onder meer aangewezen voor agrarisch grondgebruik, nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf en aan huis gebonden beroep in de bestaande aard en omvang, en water en waterhuishoudkundige doeleinden.
Het plangebied bevat een bouwvlak en de maatvoeringsaanduiding 'aantal bedrijfswoningen: 1'. Ter plaatse van deze aanduiding is één bedrijfswoning toegestaan. Daarnaast kent deze bestemming de functieaanduiding 'agrarisch bedrijf', ter plaatse van deze aanduiding is een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan.
Tevens bevat het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3'. Deze dubbelbestemmingen verplichten archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in hoofdstuk 5.
Conclusie
Onderhavig initiatief betreft de vestiging van een niet-agrarisch bedrijf binnen de bestemming 'Agrarisch'. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan, omdat binnen de bestemming 'Agrarisch' de functieaanduiding 'bedrijf' ontbreekt. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Bernheze, te midden van de drie kernen Heeswijk-Dinther, Vorstenbosch en Loosbroek.
De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van hoofdzakelijk agrarische bedrijven. Dit betreffen met name intensieve veehouderijen met veelal een grootschalig karakter. Verder bevinden zich in de omgeving ook enkele rundveehouderijen en boomkwekerijen.
Het plangebied is functioneel ingericht en in gebruik als agrarisch bedrijf. Daarnaast is op dit terrein één bedrijfswoning inclusief omringende tuin behorende bij het agrarische bedrijf en een drietal bijgebouwen (stallen en garages) aanwezig. Ten slotte kent het plangebied op de percelen F571 en F1460 een truffelgaard. Hier zal in paragraaf 2.3 nader op worden ingegaan.
Onderhavig plan wordt in het huidige gebruik ontsloten, middels één ontsluiting, op de Berkvenseweg. Doordat deze ontsluiting in het verlengde van de Heideweg ligt, heeft het plangebied een adres behorende bij deze weg. De Berkvenseweg betreft een oost-westelijke verbindingsweg tussen de dorpskernen van Loosbroek en Vorstenbosch. De Heideweg betreft een dwarsverbinding (noord-zuid) tussen de Berkvenseweg en de Bosweg.
Beide wegen betreffen zogenoemde erftoegangswegen. Doordat in het buitengebied van Bernheze meer van deze wegen aanwezig zijn kan worden aangenomen dat beide wegen geen belangrijke ontsluitingsfunctie hebben. Hierdoor hebben deze wegen een relatief lage verkeersintensiteit.
Onderhavig plangebied is functioneel ingericht als agrarisch bedrijf en kent hierin voor het aspect groen een individueel ingerichte tuin. De agrarische bedrijfsbebouwing is hierin niet landschappelijk ingepast.
Daarnaast is, ter plaatse van de percelen F571 en F1460, een truffelgaard (voedselbos) gesitueerd (gerealiseerd in 2020 ten behoeve van deze planologische functiewijziging). Deze gaard is in 2020 ontworpen en in 2021 aangeplant met twee soorten hazelaars. Een paar maanden eerder is dit terrein bekalkt met 25 ton kalk. Bij de planten is in het plantgat extra kalk toegevoegd. In het noordwestelijke deel van de truffelgaard is tevens een vijver aanwezig. Onderstaande uitsnede geeft het ontwerp van de truffelgaard.
ONTWERP TRUFFELGAARD
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Onderstaande afbeelding geeft de boogde toestand van het plangebied weer, zie ook bijlage 1.
INDICATIEVE INRICHTINGSSCHETS
Onderhavige plangebied betreft een locatie die niet meer de omvang/opzet heeft om een economisch rendabel agrarisch bedrijf te exploiteren. De initiatiefnemer is daarom voornemens om op deze locatie een aannemersbedrijf met een kleine werkplaats en stalling van een aantal werkbussen en daarmee samenhangende activiteiten te vestigen.
De aanwezige bedrijfswoning zal worden betrokken door de initiatiefnemer. De 'privé' bouwwerken worden gebruikt als garage en achter op het terrein voor hobbyvee (à 125 m²). Het aanwezige bedrijfsgebouw zal volledig worden gebruikt voor het bedrijf, waarin stalling van de bus, aanhangers, materieel en dergelijke plaats zal vinden. Ook zal een kleine kantine en kantoor binnen dit bedrijfsgebouw worden gerealiseerd.
Achter het bedrijfsgebouw worden 2 à 3 containers geplaatst, voor afval van klein materieel. Deze containers worden onderverdeeld voor puin, hout en plastic en zullen eenmaal per week worden vervangen. Normaliter wordt op de werklocatie het afval meteen afgevoerd, maar voor sommige kleine opdrachten is een container op de werklocatie niet mogelijk en wordt dit afgevoerd naar de onderhavige locatie.
Middels onderhavig planvoornemen wordt geen verharding aangebracht of extra bedrijfsbebouwing gerealiseerd. Daarnaast is er geen overtollige bedrijfsbebouwing aanwezig.
Het perceel zal worden voorzien van een landschappelijke inpassing, die bestaat uit de aanleg van een groenstrook op de oostzijde van het perceel en de thans aangelegde truffelgaard aan de westzijde van het plangebied. Hiermee wordt het plangebied voldoende landschappelijk ingepast, dit is nader onderbouwd in paragraaf 4.3.2.
De bedrijfsactiviteiten op de locatie gaan bestaan uit stalling / opslag van materiaal en materieel; zoals steigers, aanhangers, gereedschappen (betonzaag, sloophamers) en dergelijke. Daarnaast is er binnen het bedrijfsgebouw een kantoor aanwezig voor de administratie, het maken van offertes en ontvangst van zakelijke bezoekers (circa 2 keer per week).
De activiteiten worden in de dagperiode tussen 07:00 en 19:00 uur uitgevoerd. Tijdens deze periode worden ook de containers vervangen en worden verbruiksartikelen geleverd (1 à 2 keer per week).
De realisatie van onderhavig planvoornemen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Bernheze wordt aangeduid als weinig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Bernheze tot 'buitengebied' behoort.
Oorspronkelijke situatie
In de oorspronkelijke situatie was er sprake van een agrarische bestemming. De verkeersaantrekkende werking is normaliter te bepalen aan de hand van de bedrijfswerkzaamheden. Voor een agrarische bedrijfsvoering zijn echter geen cijfers bekend. Het aantal verkeersbewegingen in de oorspronkelijke situatie is dan ook berekend op basis van een schatting. Gemiddeld kwamen er 6 vrachtwagens per week voor het transporteren van voer, dieren en mest. Dit leidde tot gemiddeld 12 verkeersbewegingen per week. Daarnaast kwamen er verschillende bezoekers (gemiddeld 4 per week) op locatie (dierenartsen, controleurs, etc.) die leidden tot een gemiddelde van 8 verkeersbewegingen per week. Ten slotte was de bedrijfswoning in gebruik ten behoeve van de agrarische bestemming. Deze woning (koop, vrijstaand) leidt tot gemiddeld 8,2 verkeersbewegingen per dag.
In totaal was er dus sprake van 77,4 verkeersbewegingen per week, ofwel 11 verkeersbewegingen per dag.
Nieuwe situatie
In de nieuwe situatie vestigt zich binnen het plangebied een aannemersbedrijf. Dit bedrijf valt, om de verkeersgeneratie te bepalen, onder het onderdeel bedrijf arbeidsextensief / bezoekersextensief. Daarnaast blijft de bedrijfswoning in gebruik ten behoeve van het aannemersbedrijf. De woning valt, om de verkeersgeneratie te bepalen, onder het onderdeel: koop, vrijstaand. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Grootte/Aantal | Totaal |
Aannemersbedrijf | 4,8 per 100 m² bvo | 480 m² | 23,0 |
Bedrijfswoning | 8,2 per woning | 1 woning | 8,2 |
Totaal | 31,2 |
Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie gemiddeld zorgt voor 31 verkeersbewegingen per etmaal.
Conclusie
De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, 20 verkeersbewegingen per etmaal. De Heideweg en de Berkvenseweg hebben nu nog een lage verkeersintensiteit. Dit betekent dat de verkeersafwikkeling van onderhavig plan zonder meer via de Heideweg, de Berkvenseweg en omliggende wegen kan plaatsvinden.
In de nieuwe situatie zal het plangebied gebruik blijven maken van de reeds bestaande inrit aan de Heideweg/Berkvenseweg. De capaciteit van de Heideweg, Berkvenseweg en omliggende straten is voldoende om het verkeer te kunnen verwerken.
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het initiatief en voorkomt overlast voor de omgeving. Het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd in de 'Parkeernormennota gemeente Bernheze', vastgesteld op 9 juli 2015. Met het parapluplan wordt een eenduidige parkeernorm systematisch vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan. Van toepassing zijn minimaal de normen van 'Buiten de bebouwde kom'. Het aannemersbedrijf valt, om de parkeerbehoefte te bepalen, onder het onderdeel 'Loods, opslag, transportbedrijf'. De woning valt, om de parkeerbehoefte te bepalen, onder het onderdeel 'Meerpersoonswoning > 60 m²'. In de tabel hieronder is de berekening van de parkeerkencijfers per etmaal uiteengezet.
Onderdeel | Parkeerkencijfers | Grootte/Aantal | Totaal |
Aannemersbedrijf | 0,9 per 100 m² bvo | 480 m² | 4,3 |
Bedrijfswoning | 2,0 per woning | 1 woning | 2,0 |
Totaal | 6,3 |
In overeenstemming met de 'Parkeernormennota gemeente Bernheze' moeten er minstens 7 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Onderhavig planvoornemen voorziet in 8 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormennota.
Onderhavig plangebied is momenteel functioneel ingericht als agrarisch bedrijf en zal hierin veranderen naar een niet-agrarisch bedrijf. De individueel ingerichte tuin en thans aangelegde truffelgaard (inclusief vijver) zullen hierin behouden blijven. Daarnaast wordt aan de oostzijde van het perceel een groenstrook aangebracht dat dient als de landschappelijke inpassing van het perceel.
Voor het planvoornemen is een beplantingsplan opgesteld, bijgevoegd als bijlage 2. De noodzaak tot het opstellen van dit beplantingsplan is nader toegelicht in paragraaf 4.3.2. In dit beplantingsplan wordt gedetailleerd ingegaan op de aan te planten soorten, oppervlakten en maatregelen, conform de 'Beleidsregel landschappelijke kwaliteitsverbetering van de gemeente Bernheze'.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als opvolger van de SVIR. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, ende overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
Analyse
Het voorgenomen initiatief is in lijn met de Omgevingsvisie en geeft invulling aan het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Bij de planvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de NOVI.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR. De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland.
Voor onderhavig plan is het belang "Militaire terreinen en objecten" aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.3). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van het militaire vliegveld Volkel. Derhalve gelden bepaalde hoogtebeperkingen. In paragraaf 5.2 vindt hiervan een nadere uitwerking plaats. Daaruit wordt geconcludeerd dat het bouwplan ruim onder de maximaal toegestane hoogte blijft. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het plan omvat een functiewijziging van een bestaand agrarisch bedrijf naar een niet-agrarisch bedrijf buiten het bestaand stedelijk gebied, zonder uitbreiding van het terrein en bebouwing. Het plan wordt daardoor niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan betreft de functieverandering van een agrarisch bedrijf naar een niet-agrarisch bedrijf. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. Onderhavig initiatief zorgt niet voor een verandering van het energieverbruik en betreft daarnaast ook geen bouwplan. Dit aspect is mede hierdoor niet van toepassing. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Daarnaast betreft onderhavig initiatief geen bouwplan, waardoor dit aspect niet van toepassing is. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Dit initiatief gaat niet uit van een uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied, daarnaast betreft onderhavig initiatief geen bouwplan. Dit aspect is hierdoor niet van toepassing. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door het mogelijk maken van een niet-agrarisch bedrijf wordt een positieve bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Onderhavig plan betreft de functieverandering van een agrarisch bedrijf naar een niet-agrarisch bedrijf in het 'Landelijk gebied'. Conform artikel 3.73 van de Interim Omgevingsverordening (IOV) is de vestiging van een niet-agrarische functie in het landelijk gebied toegestaan. Onderstaand is dit artikel overgenomen en wordt hieraan getoetst.
Artikel 3.73 vestiging niet-agrarische functie in landelijk gebied
Lid 1
Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Lid 2
Het bestemmingsplan dat de vestiging mogelijk maakt, borgt dat de functie, ook op langere termijn, past binnen de ontwikkelingsrichting en stelt daartoe regels:
Lid 3
Als een binnen de omgeving passende omvang geldt voor:
Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 IOV stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderij. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van
functies zijn:
Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.
Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat gebruik wordt gemaakt van de reeds bestaande opstallen. Daarnaast wordt de reeds bestaande bedrijfswoning behouden.
Het plan neemt een verrommelde situatie weg en leidt tot verbetering van de waterhuishouding in het gebied. Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.
Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit beleid vindt zijn uitwerking in het gemeentelijke beleid. Voor onderhavig plan geldt derhalve de 'Beleidsregel landschappelijke kwaliteitsverbetering van de gemeente Bernheze'. In paragraaf 4.3.2 staat beschreven hoe aan dit gemeentelijk beleid wordt voldaan.
Het plan voldoet aan de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
Door de gemeente Bernheze is op 11 februari 2010 de Structuurvisie Bernheze vastgesteld. In de Structuurvisie Bernheze wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de totale gemeente als een samenhangend geheel weergegeven. Een structuurvisie is een langetermijnvisie op hoofdlijnen en vormt het kader voor de beoordeling en afweging van nieuwe ruimtelijke plannen maar ook een toetsing van de voortgang van lopende plannen.
De Structuurvisie Bernheze is opgebouwd uit twee delen, het Ruimtelijk Casco dat een visie op hoofdlijnen geeft voor het complete gemeentelijke gebied en het Uitvoeringsprogramma, met een overzicht van de ruimtelijke opgaven en de uitwerking van deze opgaven. Het Uitvoeringsprogramma wordt periodiek bijgesteld aan de dan geldende actualiteiten.
Het plangebied valt volgens de kaart Ruimtelijk Casco binnen het 'open landschap'. Dit gebied, dat deels bestaat uit jonge ontginningen, kent een grootschalige, rationele verkaveling ten behoeve van de landbouw. Langs de wegen is plaatselijk opgaande beplanting aanwezig, maar verder wordt het gebied gekarakteriseerd door een grote mate van openheid. Tussen de dorpen is hier relatief weinig bebouwing aanwezig. Verdichting van het landschap moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Vrijkomende gronden moeten voornamelijk worden aangewend voor de groei van duurzame bedrijven met een goed toekomstperspectief. Belangrijk is dat nieuwe ontwikkelingen goed passen binnen de aanwezige grootschalige openheid van het gebied.
In de huidige situatie heeft het plangebied een agrarische functie met bijbehorende bebouwing. Doordat deze bedrijfsvoering hier niet meer rendabel geacht wordt, wordt middels onderhavig plan een niet-agrarische functie (aannemersbedrijf) mogelijk gemaakt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de thans bestaande bebouwing. Hiermee wordt verdichting van het gebied voorkomen. Mede hierdoor past het initiatief binnen het Ruimtelijke Casco.
Conclusie
Het plan past binnen de kaders van de Structuurvisie Bernheze.
De kwaliteitsverbetering van het landschap dient conform de 'Beleidsregel landschappelijke kwaliteitsverbetering van de gemeente Bernheze' plaats te vinden. Voor het bepalen van de benodigde kwaliteitsverbetering is de categorie-indeling van ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied van toepassing:
Voorliggend initiatief betreft, conform provinciaal beleid, een categorie 3-ontwikkeling (omschakeling agrarisch bedrijf naar een niet-agrarisch bedrijf). De provincie eist bij een categorie 3-ontwikkeling normaliter dat sprake is van:
Echter wordt binnen onderhavig planvoornemen gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing en worden er geen mogelijkheden geboden om nieuwe bebouwing toe te voegen. Hieromtrent blijft de ruimtelijke impact beperkt. Het is dan ook te rechtvaardigen onderhavig planvoornemen te plaatsen in een lagere categorie (categorie 2-ontwikkeling), aansluitend bij de subcategorie:
''Wijziging bestemming agrarisch bedrijf in niet-agrarisch bedrijf, mits het bestemmingsvlak wordt verkleind tot maximaal 5000 m², overtollige voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en maximaal 500 m² voormalige bedrijfsbebouwing resteert''.
Onderhavig plangebied voldoet aan alle eisen. Waarbij geen overtollige bebouwing gesloopt wordt, daar deze niet aanwezig is. Er dient alleen sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing zonder verdere financiële compensatie.
In paragraaf 3.3 is de gewenste landschappelijke inpassing geintroduceerd. Bijlage 2 omvat het landschappelijke inpassingsplan. In dit beplantingsplan worden de gewenste soorten, oppervlakten en maatregelen nader omschreven. Dit landschappelijke inpassingsplan is daarnaast juridisch verankerd in de regels behorende bij dit bestemmingsplan.
De gemeente Bernheze heeft in 2015 de 'Welstandsnota Bernheze' vastgesteld. De aanleiding van deze nieuwe welstandsnota is de wens om de regeldruk voor inwoners en bedrijven in Bernheze te verminderen. Voor enkele locaties blijft welstandstoezicht wel van toepassing. Dit geldt voor cultuurhistorische waardevolle gebieden die het bijzondere karakter van Bernheze bepalen. De welstandsregels voor reclame-uitingen blijven gelden om wildgroei aan reclames te voorkomen. Onderhavig plangebied ligt buiten de aangewezen gebieden binnen de welstandsnota en is daarmee welstandsvrij.
Amitec BV uit Uden heeft een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd waarbij het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving van de milieuplanologische aspecten milieu, waarden en water: rapport 'Haalbaarheidstoets (Milieu-onderbouwing) RW Groep BV, Project: Heideweg 4, Loosbroek (16 november 2023, 20.408-WRO.03A). Het rapport is opgenomen als bijlage 3. In de rapportage wordt verwezen naar het historisch bodemonderzoek en het geuronderzoek. Deze onderzoeken zijn apart bijgevoegd als bijlagen 4 en 5.
Amitec concludeert dat uit de toetsing van de verschillende milieuaspecten, met betrekking tot de vestiging van een niet-agrarisch bedrijf (aannemersbedrijf) op de locatie aan de Heideweg 4 in Loosbroek, blijkt dat er vanuit milieutechnisch oogpunt geen belemmeringen te verwachten zijn.
Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het militaire vliegveld Volkel. Voor een goed functioneren van het vliegveld zijn middels het Luchthavenbesluit Volkel en het Barro beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De beperkingen zijn vervat in:
Ter plaatse van onderhavige locatie is alleen het radarverstoringsgebied van toepassing. Het plangebied valt buiten het bereik van de andere beperkingen die derhalve niet verder worden beschreven.
Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door een cirkel met een straal van 15 km gemeten vanaf de positie van de radar. De maximale hoogte van bouwwerken wordt hier bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf het punt op de top van de radarantenne (49 meter boven NAP), oplopend met 0,25 graden tot een punt op 15 kilometer afstand op een hoogte van 114 meter boven NAP;
Het plangebied ligt op een afstand van 12.890 meter tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 105,24 meter boven NAP (ofwel 96,34 meter boven maaiveld) bedragen. De bouwwerken binnen het plangebied blijven onder deze hoogte.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
De gemeente en de grondeigenaar hebben een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten, waarin het aspect planschade juridisch is verzekerd.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Agrarisch (artikel 3)
De bestemming 'Agrarisch' is toegekend aan het hele plangebied. Middels de functieaanduiding 'bedrijf' is een niet-agrarisch bedrijf toegestaan. Voor de bouwregels gelden de door de gemeente aangegeven randvoorwaarden. In de bouwregels wordt een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouw, bijgebouwen en overkappingen/carports. Het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. De bijgebouwen mogen ook daarbuiten staan, maar moeten wel voldoen aan diverse situeringseisen. Ook zijn verschillende hoogte- en oppervlaktematen voorgeschreven.
Waarde - Archeologie 2 (artikel 4)
Een dubbelbestemming legt naast de geldende regels voor de aanwezige enkelbestemmingen extra regels op aan de bestemde gronden. Gronden met bijvoorbeeld een bestemming 'Agrarisch', en een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', blijven bestemd voor alle doeleinden die mogelijk zijn gemaakt met 'Agrarisch'. Daarnaast zijn echter ook de regels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 van toepassing. Binnen deze dubbelbestemming dient archeologisch bodemonderzoek uitgevoerd te worden bij initiatieven voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 40 centimeter.
Waarde - Archeologie 3 (artikel 5)
Een dubbelbestemming legt naast de geldende regels voor de aanwezige enkelbestemmingen extra regels op aan de bestemde gronden. Gronden met bijvoorbeeld een bestemming 'Agrarisch', en een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', blijven bestemd voor alle doeleinden die mogelijk zijn gemaakt met 'Agrarisch'. Daarnaast zijn echter ook de regels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 van toepassing. Binnen deze dubbelbestemming dient archeologisch bodemonderzoek uitgevoerd te worden bij initiatieven voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 centimeter.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene afwijkingsregels (artikel 7)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Algemene wijzigingsregels (artikel 8)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van algemene wijzigingsbevoegdheden.
Overige regels (artikel 9)
In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van de werking van de in dit bestemmingsplan opgenomen regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 10)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 11)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn: