direct naar inhoud van Regels
Plan: Schaapsdijk, Loosbroek
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPSchaapsdijk-ow01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Schaapsdijk, Loosbroek met identificatienummer NL.IMRO.1721.BPSchaapsdijk-ow01 van de gemeente Bernheze;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

1.6 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

1.7 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.8 aaneengebouwde woningen

een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;

1.9 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.12 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 carport/overkapping

een bouwwerk dat zowel feitelijk als in visueel ruimtelijke zin aan maximaal twee zijden, een gesloten, al dan niet eigen, wand kent;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen;

1.26 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.27 eindwoning

de eerste of laatste woning van een blok van aaneengebouwde woningen;

1.28 erf

al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, dit die inrichting niet verbiedt;

1.29 erker

een ondergeschikte toevoeging aan de voor- of zijgevel van een woning op de begane grond;

1.30 extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve (dag)recreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, het laten gebruiken en het in gebruik geven;

1.33 geschakelde woningen

woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar verbonden zijn en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;

1.34 hoeksituatie

de zijgevel van een hoofdgebouw grenst aan openbaar gebied (een straat, openbaar groen of water);

1.35 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.36 huishouden

één persoon of een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die alleen of gezamenlijk een eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning;

1.37 kap

een geheel of gedeetelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden, waarbij de dakschilden ten minste 60% van het dak bedekken;

1.38 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.39 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.40 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.41 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.42 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats dat strekt tot nvergroting van het woongebot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlenge van) de voorgevel van een gebouw, maximaal 3 wanden heeft, waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.43 patiowoning

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten erf, gevormd door de aanwezige gebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.44 peil
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 20 cm;
  • b. in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd met 2 cm per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed gemeten);
  • c. deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld;
1.45 permanente bewoning

het feitelijk bewonen van een gebouw gedurende het hele jaar of het grootste deel van het jaar;

1.46 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.47 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 twee-aaneengebouwde woningen

blokken van maximaal twee aaneengebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gekoppeld zijn;

1.49 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.50 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Schaapsdijk, Loosbroek' met identificatienummer NL.IMRO.1721.BPSchaapsdijk-ow01;

1.51 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van alle vloeren op alle verdiepingen in een woning;

1.52 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.53 voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

1.54 vrijstaand bijbehorend bouwwerk

een bijbehorend bouwwerk, dat gesitueerd is op een afstand van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.55 vrijstaande woning

een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan;

1.56 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten, bergings- en infiltratievoorzieningen;

1.57 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de oppervlakte van een carport/overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.8 de dakoppervlakte

de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van het dak met inbegrip van de randen en goten, op een horizontaal vlak;

2.9 de breedte, diepte, c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.10 bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel;

2.11 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.12 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

2.13 Afstemming peil

Bij de afstemming met het peil, zoals omschreven in artikel 1.44, wordt bij nieuwe gebouwen de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer aangehouden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. kunstwerken;
  • e. incidentele parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten en kunstwerken: 6 m;
  • b. speelvoorzieningen: 3 m;
  • c. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid; en
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 3 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;
  • b. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat per woning maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep tot een maximum van 50 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - wonen en werken’: tevens voor bedrijven van categorie 1 zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1;
  • d. in- en uitritten;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' dienen minimaal 14 meter breed te zijn;
  • b. De oppervlakte van bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' dient minimaal 650 m² te bedragen.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'aaneengebouwd' zijn aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 2. 'twee-aaneen' zijn twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen toegestaan;
    • 3. 'vrijstaand' zijn vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. per bouwvlak maximaal het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen aantal woningen;
  • d. de diepte van het hoofdgebouw is maximaal:
    • 1. 12 meter bij vrijstaande, twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen;
    • 2. 10 meter bij aaneengebouwde woningen;
    • 3. 15 meter bij woningen met een bouwperceel dieper dan 30 meter;
  • e. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is:
    • 1. bij vrijstaande woningen aan twee zijden minimaal 3 m;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen: aan één zijde minimaal 3 m;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen: aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 2 m;
  • f. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;

5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel van bijbehorende bouwwerken voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 70% is;
    • 2. 70 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 600 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 3. 80 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 700 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 4. 90 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 800 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 5. 100 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 800 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
  • b. per hoofdgebouw zijn maximaal drie vrijstaande bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • c. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt bij vrijstaande woningen aan één zijde van de woning minimaal 3 m, voor zover gelegen binnen, naast en binnen een zone van 5 m achter het bouwvlak;
  • d. bijbehorende bouwwerken worden gesitueerd minimaal 4 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. in hoeksituaties (de zijgevel van de woning grenst aan een straat, openbaar groen of water) mag de bouwgrens door het bijbehorend bouwwerk worden overschreden,
    • 1. tot op de zijdelingse perceelsgrens indien er geen woningen aan dezelfde zijde in de zijstraat zijn gesitueerd;
    • 2. tot op minimaal 1 m van de zijdelingse perceelsgrens indien er woningen zijn gesitueerd aan dezelfde zijde in de zijstraat;
  • f. de goothoogte van niet-vrijstaande bijbijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,25 m bedragen;
  • g. de dakhelling van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet steiler zijn dan de kap van het hoofdgebouw;
  • h. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,25 m respectievelijk 5,5 m bedragen.

5.2.4 Carports/overkappingen

Carports/overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. per hoofdgebouw zijn maximaal 2 carports/overkappingen toegestaan;
  • b. gesitueerd maximaal 1 m voor de (het verlengde van de) voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. gezamenlijke oppervlakte carports/overkappingen per hoofdgebouw maximaal 30 m2;
  • d. hoogte maximaal 3,25 m.

5.2.5 Ondergeschikte onderdelen van woningen

De voorgevelrooilijn mag naar de wegzijde toe uitsluitend worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van woningen (erkers) die voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. horizontale diepte maximaal 1,5 m;
  • b. breedte maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel (exclusief overkapping boven de voordeur);
  • c. afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 1,5 m;
  • d. goothoogte maximaal 0,25 m boven de bovenzijde van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw,

met dien verstande dat het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan mits:

    • 1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
    • 2. de breedte aan de zijgevel niet meer dan 1,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw.

5.2.6 Dakkappellen

Dakkapellen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

  • a. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m bij een plat dak;
  • b. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m tot aan bovenkant van verticale gedeelte bij een schuin dak;
  • c. onderzijde meer dan 0,5 m boven de dakvoet;
  • d. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
  • e. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak of grenslijn met aanliggende woning; en
  • f. breedte maximaal 60% van de breedte van de betreffende gevel bij dakkapellen in naar openbaar gebied gerichte aan voor- en zijkant;
  • g. in geval er sprake is van meer dan één dakkapel in eenzelfde blok aaneengebouwde woningen, dienen de dakkapellen horizontaal te worden uitgelijnd.

5.2.7 Overkappingen boven de voordeur

Overkappingen boven de voordeur zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. breedte maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker;
  • b. horizontale diepte maximaal 1,5 m;
  • c. open constructie zonder tot de constructie behorende wanden.

5.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woningen: 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woningen: 2 m, met dien verstande dat in hoeksituaties (de zijgevel van de woning grenst aan een straat, openbaar groen of water) de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf (het verlengde van) de voorgevel tot 4 m daarachter maximaal 1 m bedraagt;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Aantal woningen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c voor een afwijkend aantal woningen per bouwvlak, mits:

  • a. het aantal woningen per bouwvlak met maximaal één woning mag worden verhoogd;
  • b. het totaal aantal woningen binnen de bestemming 'Wonen' niet meer dan 32 bedraagt. Voor zover toepassing is gegeven aan het bepaalde in lid 5.6.1 geldt, dat het totaal aantal woningen binnen de bestemming niet meer dan 34 mag bedragen;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad.

5.3.2 Patiowoningen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van patiowoningen op bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', mits:

  • a. de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte, zoals bepaald in lid 5.2.2 onder f slechts geldt over een diepte van maximaal 10 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw. De maximale bouwhoogte van gebouwen op meer dan 10 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 3,25 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan beide zijden 0 m mag bedragen;
  • c. de diepte van het hoofdgebouw maximaal de diepte van het bouwperceel mag bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 80%;
  • d. met uitzondering van het bepaalde onder a tot en met c wordt voldaan aan het bepaalde in lid 5.2.2;
  • e. bijbehorende bouwwerken en overkappingen/carports bij patiowoningen zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2.3 en 5.2.4, met dien verstande dat:
    • 1. ten aanzien van de maximale goot- en bouwhoogte het gestelde in lid 5.3.2 onder a van toepassing is;
    • 2. in afwijking van het gestelde in lid 5.2.3 onder a geldt dat het bebouwingspercentage van een bouwperceel niet meer mag bedragen dan 80%;
    • 3. het gestelde in lid 5.2.3 onder d niet van toepassing is, mits de kleinere afstand niet ten koste gaat van de parkeergelegenheid op eigen terrein, dan wel, indien parkeergelegenheid op eigen terrein verloren gaat, in de directe omgeving sprake is van voldoende parkeergelegenheid om in de parkeerbehoefte te voorzien, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4.2;
  • f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • g. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • h. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

5.3.3 Afstand aaneengebouwde woningen tot zijdelingse perceelsgrens

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder e.3 om de afstand van de niet-aangebouwde zijde van eindwoningen van aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens te verkleinen tot minimaal 1 m, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het gebruik van gebouwen en gronden voor bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van zelfstandige bewoning.

5.4.2 Parkeren

Voor het parkeren gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden gerealiseerd, conform het gemeentelijke parkeerbeleid en de daarbij behorende Parkeernormennota gemeente Bernheze;
  • b. de afmeting van een parkeerplaats is ten minste 2,5 meter breed en 5 meter lang;
  • c. een garage wordt niet meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen.

5.4.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Een op grond van artikel 5.2 toelaatbaar gebouw mag uitsluitend worden gebruikt als woning, indien er op het bouwperceel een regenwaterberging, die regenwater vertraagd infiltreert in de bodem van dit bouwperceel, werkend aanwezig is. De regenwaterberging heeft ten minste een inhoud van 20 liter per m² verharding op dit bouwperceel. Onder verharding wordt in dit verband verstaan het dakoppervlak x 1,5.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Aan huis verbonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 en artikel 5.4 onder a voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. het een bedrijf betreft genoemd in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
  • b. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt tot een maximum van 50 m2;
  • c. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. de activiteiten alleen in gebouwen plaatsvinden;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.

5.5.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijking als bedoeld in artikel 5.5.1 is slechts mogelijk indien:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Twee-aaneengebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' te wijzigen ten behoeve van het bouwen van twee-aaneengebouwde woningen door middel van het opnemen van de aanduiding 'twee-aaneengebouwd' en het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte', mits:

  • a. het aantal woningen niet meer dan 4 bedraagt;
  • b. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikelen 5.2.2 tot en met 5.2.8;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • e. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen het bouwvlak worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.

7.2 Ondergrondse bouwwerken

Ten aanzien van het oprichten van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  • a. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend binnen de contouren van de bovengrondse bebouwing worden opgericht;
  • b. de maximale bouwdiepte, inclusief de fundering, bedraagt 3,5 m onder peil.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Milieuzone - boringsvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - boringsvrije zone' zijn gronden mede bedoeld voor bescherming van de daarin aanwezige beschermde kleilaag. De regels ter bescherming van de boringsvrije zone, zoals vermeld in de Provinciale Milieuverordening zijn van toepassing.

9.2 Overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen gemengd landelijk gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen gemengd landelijk gebied' worden de gronden onttrokken aan het gemengd landelijk gebied zoals bedoeld in de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant en de daarbij behorende regels.

9.3 Overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen bestaand stedelijk gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen bestaand stedelijk gebied' worden de gronden toegevoegd aan het bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied zoals bedoeld in de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant en de daarbij behorende regels.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen, mits dit noodzakelijk is vanuit constructieve vereisten, architectonisch belang of oogpunt van duurzaamheid, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een geringe mate van afwijking is toegestaan, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m, mits er geen belemmering plaatsvindt van het radarverstoringsgebied in verband met de vliegbasis Volkel;
  • d. de regels en toestaan dat bouwwerken voor het verkrijgen van duurzame energie zoals zonnecollectoren en windturbines worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 10 m;
  • e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
10.2 Voorwaarden

Afwijking als bedoeld in artikel 10.1 is slechts mogelijk indien:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Schaapsdijk, Loosbroek”.