Plan: | Park Beelland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1721.BPParkBeelland-vg01 |
Rehoma B.V. is voornemens de locatie aan de Beellandstraat 6, 8 en 10 te Heesch te herontwikkelen tot woongebied met levensloopbestendige woningen. Het totale perceel heeft een oppervlak van circa 6.700 m2 en is momenteel in gebruik als poppenmuseum en creatiefcentrum. De bijbehorende bedrijfswoning met private wellnessvoorziening, zal na transformatie in gebruik worden genomen als particuliere woning.
Ter plaatse geldt momenteel een maatschappelijke bestemming zoals gedefinieerd in het bestemmingsplan "De kommen van Bernheze" (2011). De beoogde ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, zal een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.
Het plangebied ligt in het noorden van de kern Heesch in de gemeente Bernheze. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met rode belijning in figuur 1.1. De locatie wordt ontsloten door de Beellandstraat, de Binnenpas, de Pasgraaf en de Buitenpas en ligt op circa 250 meter afstand van het centrum.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'De kommen van Bernheze' (vastgesteld op 1 juni 2011). In figuur 1.2 is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan opgenomen met in rood de ligging van het plangebied. De locatie is bestemd als 'Maatschappelijk', 'Waarde - Archeologie-2' en 'Waarde - Archeologie-3' en kent een functie-aanduiding 'museum'. De Beellandstraat 6 heeft nog een extra functieaanduiding 'bedrijfswoning'.
Figuur 1.2 Uitsnede van het vigerende bestemmingsplan 'De kommen van Bernheze' (Bernheze, 2011)
De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden de bestaande situatie en de beoogde planontwikkeling beschreven. In de hoofdstukken 3 en 4 wordt ingegaan op het relevante ruimtelijk-planologisch beleidskader en de resultaten van de sectorale onderzoeken. Hoofdstuk 5 omvat een toelichting op de nieuwe bestemmingsregeling. Hoofdstuk 6 gaat in op de economisch uitvoerbaarheidsaspecten van het bestemmingsplan en hoofdstuk 7 gaat in op de resultaten van het vooroverleg en de zienswijzenprocedure.
Het plangebied aan de Beellandstraat ligt nabij het dorpscentrum van Heesch en omvat momenteel een poppenhuismuseum, een creatiefcentrum, een bedrijfswoning, een wellnessvoorziening, een parkeerterrein en een grasveld. Het totale perceel heeft een oppervlak van circa 6.700 m2 en de huidige bebouwing kent een oppervlakte van 1.305 m2. Het plangebied grenst in het zuiden aan de Binnenpas, in het westen aan de Beellandstraat, in het noorden aan de Buitenpas en in het oosten aan de Pasgraaf.
Het plangebied bevindt zich in een rustige woonwijk met voornamelijk grondgebonden vrijstaande en twee-onder-een-kap-woningen. Ten noorden bevindt zich een groen opgezet speelveldje en ten westen bevindt zich een karakteristieke boerderij. Direct ten noorden van deze boerderij is nieuwbouw beoogd. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt een nieuw parkeerterrein aangelegd.
De voorzieningen van het dorpscentrum van Heesch zijn voor zowel voetgangers als (brom)fietsers
te bereiken via de Beellandstraat. Het autoverkeer dient om te rijden via de Binnenpas en de Sergeant Thompsonstraat. Dit omdat de kruising Beellandstraat, Binnenpas en Monseigneur van den Hurklaan zogenaamde "fietspaaltjes" kent om autoverkeer te mijden.
Figuur 2.1 Luchtfoto (2012)
Beoogd programma
In de nieuwe situatie maakt de bebouwing waarin het museum en het creatiefcentrum zijn gehuisvest, plaats voor woningbouw. De huidige bedrijfswoning met wellnessvoorziening blijft behouden en zal na transformatie in gebruik worden genomen als particuliere woning.
Daarnaast worden acht levensloopbestendige woningen bijgebouwd op ruimte kavels. In figuur 2.2 is een verkavelingsschets opgenomen.
Doelgroep
De doelgroep van de nieuwbouwwoningen bestaat uit welgestelde 50-plussers variërend van intensief werkenden tot gepensioneerden. Deze voornamelijk vermogende senioren hebben de ambitie om nog éénmaal een exclusieve, duurzame woning te bouwen van hoogstaande kwaliteit en architectuur. In samenwerking met een bekende architect worden deze 8 moderne woningen ontworpen. Veel glas, duurzame materialen en bijzondere details zullen deze woningen kenmerken. Een aanwinst voor Heesch. De eerste impressiebeelden van de beoogde architectuur zijn opgenomen in figuur 2.3.
De woningen worden gebouwd op ruime kavels en zijn voor meerdere levensfasen geschikt. Door de aanwezigheid van allerlei voorzieningen (van brede deuropeningen tot domotica), kunnen ook (toekomstig) zorgbehoevenden nog lang thuis blijven wonen.
Het met eigen in-/uitrit ontsloten plangebied biedt een sociale woonomgeving met gelijkgestemde bewoners. Zo kan worden gedacht aan gedeelde dienstverlening zoals een tuinman, een interieurverzorger en/of zorg aan huis. Daarnaast wordt de privacy van de individuele woningen gewaarborgd door een ruime achtertuin.
De locatie biedt een rustige, maar centraal gelegen woonomgeving en leent zich daardoor erg goed voor het beoogde woonconcept. De voorzieningen in het dorpslint van Heesch zijn op loopafstand gelegen. De toekomstige bewoners en haar bezoek zijn binnen 5 autominuten bij de uitvalswegen richting 's-Hertogenbosch, Nijmegen en Eindhoven.
Stedenbouwkundige opzet
De woningen worden grotendeels in één bouwlaag uitgevoerd. Voor een aantal woningen geldt dat een tweede bouwlaag als verbijzondering en ondergeschikt aan het totale bouwvolume wordt aangebracht. Deze tweede bouwlaag is zeer geschikt als slaapkamer voor bijvoorbeeld mantelzorg of de (klein)kinderen en/of als opslagruimte.
De eerste bouwlaag kent een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en de tweede bouwlaag kent een goot- en bouwhooge van ten hoogste 6 m. De bebouwing bestaande uit twee bouwlagen, wordt op een afstand van minimaal 11 m uit de achterste perceelgrens gebouwd, zodat de bebouwing voldoende afstand wordt behouden ten aanzien van de achterburen.
Alle negen woningen zijn naar de nieuwe interne woonstraat gericht. De aantakkingen van deze nieuwe woonstraat op de Beellandstraat en op de Binnenpas worden via een aanduiding op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd. De exacte inrichting van het nieuwe woongebied blijft tot aan de bouwaanvraag flexibel. De ruimtelijke kaders waarbinnen het bouwplan nader kan worden uitgewerkt, zijn middels een globale bestemminglegging vertaald naar de verbeelding en de regels.
De kavels worden - geheel passend bij de doelgroep - onderhoudsvriendelijk ingericht. De opgaande begroeiing gesitueerd langs de oprijlaan naar de bedrijfswoning wordt opnieuw ingepast in het plangebied. Daarnaast wordt het groen rondom het plangebied behouden. Hierdoor krijgt de nieuwe woonbuurt al vanaf dag één een groene omlijsting en een groene aanblik bestaande uit volwassen groenvoorzieningen.
Bij de verdere uitwerking van het bouwplan dient rekening te worden gehouden met de kroonprojectie van de bestaande bomen aan de Beellandstraat.
Figuur 2.2 Verkavelingsschets, mogelijke invulling nieuwe situatie (Koppens architectenbureau, 2016)
Figuur 2.3 Impressiebeelden van de toekomstige bebouwing
Herbestemming
In de ruimtelijke procedure wordt onderscheid gemaakt in twee plandelen (plandeel A en B). Zie onderstaande voor een korte toelichting. In de praktijk zal het gebied fungeren als één woonbuurt.
Plandeel A (het zuidelijk deelgebied)
Het oppervlak van plandeel A omvat circa 2.700 m2.. De bestemming wordt ter plaatse gewijzigd van "Maatschappelijk" naar "Wonen". De huidige bedrijfswoning, inclusief garage, inrit en grote tuin wordt een particuliere woning. De functionele verbinding tussen woning, het creatiefcentrum en het poppenhuismuseum wordt geamoveerd. De woning krijgt een eigen toegang met inrit aan de nieuwe interne ontsluitingsweg. De private wellness blijft behoren tot de woning.
Het zuidwestelijke deel van het terrein krijgt eveneens de bestemming wonen. Hier worden twee bouwkavels gerealiseerd van circa 450 m2 en 550 m2, welke met inritten worden ontsloten aan de interne ontsluitingsweg.
Plandeel B (het noordelijke deelgebied)
Het oppervlak van plandeel B omvat circa 4.000 m2. Ook hier wijzigt de bestemming van "Maatschappelijk" naar "Wonen". De herverkaveling van dit terrein leidt tot een zestal kavels met een gemiddeld oppervlak van circa 500 m2 (variërend van 350 m2 tot 715 m2) rondom de nieuwe interne ontsluitingsweg in de vorm van een woonstraat.
Figuur 2.4 Ligging Plandeel A en Plandeel B
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk past een decentrale aanpak toe, taken worden overgedragen aan gemeenten en provincies en de burgers en bedrijven komen centraal te staan. In de structuurvisie zijn dertien nationale belangen opgenomen. Deze belangen geven een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteit beleid op rijksniveau. Daarbij wordt geacht dat de overheden zorgvuldige afwegingen maken en tot transparante besluitvorming komen.
In de SVIR staan de drie principes 'concurrerend', 'bereikbaar' en 'leefbaar en veilig' centraal:
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. De beoogde ontwikkeling valt niet onder één van de nationale belangen.
Ladder voor duurzame verstedelijking (SVIR/Bro)
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor ruimtelijke plannen die nieuwe woningen mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Artikel 3.1.6 van het Bro luidt als volgt:
De toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Kleinschaligheid van het project
Voordat toetsing aan de ladder duurzame verstedelijking plaatsvindt, is het van belang te beoordelen of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als sprake is van een kleinschalige ontwikkeling, dan wordt een uitzondering gemaakt op het begrip nieuwe stedelijke ontwikkeling en is de ladder voor duurzame verstedelijking dus niet van toepassing. De Raad van State heeft geoordeeld dat de ontwikkeling van acht woningen dermate kleinschalig is, dat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (201405237/1/R2). In voorliggend plan worden acht nieuwe woningen rechtstreeks bestemd en een bestaande bedrijfswoning herbestemd tot particuliere woning. Voorliggend bestemmingsplan hoeft, gelet op het aantal nieuwe woningen, volgens de jurisprudentie niet getoetst te worden aan de ladder. Voor de volledigheid is onderstaand tóch een beknopte toetsing opgenomen.
Trede 1: actuele regionale behoefte
In de woonvisie 'Wonen in Bernheze 2008 – 2015' (zie paragraaf 3.3) is de woningbouwontwikkeling voor langere termijn weergegeven. Op basis van toenemende vergrijzing is een toenemende behoefte aan voor ouderen geschikte woningen (0-treden-woningen), waarbinnen vervolgens op maat zorg geleverd kan worden. Op basis van de doorkijk op de bevolkingsontwikkeling is behoefte aan woningen voor senioren. De beoogde doelgroep van de nieuwbouw sluit aan bij deze trends. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op de doelgroep.
Trede 2: bestaand stedelijk gebied
De ontwikkeling is voorzien op het terrein waar momenteel een poppenhuismuseum, creatiefcentrum en een bedrijfswoning met private wellnessvoorziening gevestigd zijn. Tevens zijn een parkeerterrein en grasveld aanwezig. De locatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. De beoogde ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling en transformatie van bestaand stedelijk gebied.
Trede 3: multi-modale ontsluiting
Het plangebied is gelegen in de kern Heesch. Het plangebied is goed met auto, fiets of te voet te bereiken. Op circa 500 m zijn bushaltes gelegen aan het Stationsplein. Vanaf hier kunt u met de bus richting Grave, Oss, Eindhoven en 's-Hertogenbosch. Het plangebied is goed voor de verschillende modaliteiten te bereiken.
Conclusie
Bij de herontwikkeling van de locatie zijn geen nationale belangen in het geding. De ontwikkeling is getoetst aan de ladder duurzame verstedelijking. De ontwikkeling is in lijn met het rijksbeleid.
Structuurvisie Noord-Brabant 2025
De provincie geeft in de Structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een door-kijk naar 2040). De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de Structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Op 7 februari 2014 hebben Provinciale Staten de 'Structuurvisie RO 2010- partiële herziening 2014' vastgesteld en deze is vervolgens op 19 maart 2014 in werking getreden.
In de Structuurvisie is onder andere nader ingegaan op locaties voor verstedelijking. De provincie streeft ernaar dat stedelijke ontwikkeling zo veel mogelijk binnen een 'stedelijk concentratiegebied' of 'kern in het landelijk gebied' plaatsvindt. Vanwege de verwachte geringe groei van de bevolking is er een regionale afstemming rondom woningbouwontwikkelingen via regionale ruimtelijke overleggen. Het plangebied is gelegen in een 'stedelijk concentratiegebied'. De ontwikkeling van de acht woningen is in lijn met de doelstelling van deze gebieden.
Verordening Ruimte 2014
De Verordening ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en bevat hiertoe instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun bestemmingsplannen. Eén van de uitvoeringsinstrumenten die de provincie inzet bij de realisatie van haar ruimtelijke doelen en het borgen van haar ruimtelijke belangen is de Verordening. De Verordening geeft aan waarmee gemeenten bij hun planvorming rekening moeten houden. Op 10 juli 2015 hebben Provinciale Staten de 'Verordening ruimte 2014' vastgesteld en deze is vervolgens op 14 juli 2015 in werking getreden.
In de Verordening ruimte komen o.a. de volgende onderwerpen aan de orde:
• de duurzaamheidsladder, waarbij ook wordt getoetst aan ontwikkelingen binnen het bestaand stedelijk gebied;
• ruimtelijke kwaliteit;
• stedelijke ontwikkelingen;
• natuurgebieden;
• cultuurhistorie;
• agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
• overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
In de Verordening zijn regels en kaarten opgenomen voor stedelijke ontwikkeling, ontwikkeling intensieve veehouderij, overige agrarische ontwikkelingen en windturbines, water, natuur en landschap, cultuurhistorie en niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied. Voor voorliggend initiatief is enkel de kaart stedelijke ontwikkeling van belang.
Stedelijke ontwikkeling
In de Verordening is in artikel 4.2 bepaald dat een stedelijke ontwikkeling (zoals bouw van nieuwe woningen) uitsluitend plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied. De realisatie van de acht woningen is in lijn met het bepaalde in de Verordening.
Provinciale Bevolkings- en woningbouwbehoefteprognose Noord-Brabant
Aan de hand van de provinciale Bevolkings- en woningbouwbehoefteprognose Noord-Brabant worden jaarlijkse regionale woningbouwafspraken gemaakt. Gemeentelijke bestemmingsplannen die leiden tot een toename van de woningvoorraad, dienen binnen dit afsprakenkader te passen. Gemeente Bernheze valt onder het RRO Noordoost-Brabant. In de Regionale Agenda Wonen van 3 december 2015 heeft RRO Noordoost-Brabant een woningbouwopgave van 1.680 woningen vastgesteld voor gemeente Bernheze in de periode 2015 - 2025.
De provincie geeft tevens een indicatie van de opgave voor wonen met zorg en welzijn. Het voorliggende plan valt binnen de definitie 'geschikt wonen' zoals in de prognose bedoeld. De opgave voor 'geschikte wonen' binnen de gemeente Bernheze is geïndiceerd op 860 woningen in de periode van 2012 tot 2024.
Conclusie
De beoogde herontwikkeling past binnen het provinciaal beleid.
Programmabegroting 2016; woonzorginitiatieven gemeente Bernheze (2015)
De gemeente Bernheze wil graag faciliteren in concrete woonzorginitiatieven zoals CPO voor senioren, woonzorginitiatieven en huurwoningen die aansluiten bij de huidige vraag.
Woonzorginitiatieven gemeente Bernheze (2015)
Op 4 augustus 2015 stelt het college de kleinschalige woonvorm vast als uitzondering op het woningbouwbeleid. De kleinschalige woonvorm tot maximaal 6 woningen, voor maximaal 12 personen is mogelijk indien het project een duidelijke (maatschappelijke) meerwaarde kent ten opzichte van de bestaande situatie 'voor wat, hoort wat' en het project niet wordt gerealiseerd op maagdelijke grond.
Bestuursprogramma Bernheze 2014-2018 (2014)
De gemeente geeft in haar bestuursprogramma aan dat de gemeente graag woning wil die voldoet aan de vraag, zowel in functioneel als in financieel opzicht; dus betaalbaar wonen voor jong en oud. Dat betekent dat de gemeente zich met name richt op huurwoningen. Daarnaast staat de gemeente open voor nieuwe woonvormen, vooral om met het oog op de ontwikkelingen binnen de zorgsector in te kunnen spelen op de wens naar mogelijkheden om de zorg een plek te kunnen geven binnen de reguliere huisvesting.
Met een woningbehoefteonderzoek brengt de gemeente per woonkern de exacte kwantitatieve en
kwalitatieve vraag in beeld. Halfjaarlijks wordt gemonitord t.a.v. de woningbouw, gekoppeld aan actualisering grondexploitaties bij vaststelling van de jaarrekening en begroting.
Vigerend bestemmingsplan De Kommen van Bernheze
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'De kommen van Bernheze' (vastgesteld op 1 juni 2011). In figuur 3.1 is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan opgenomen met in rood de ligging van het plangebied. De locatie is bestemd als 'Maatschappelijk', 'Waarde - Archeologie-2' en 'Waarde - Archeologie-3' en kent een functie-aanduiding 'museum'. De Beellandstraat 6 heeft nog een extra functieaanduiding 'bedrijfswoning'.
De hoofdgebouwen en de bedrijfswoning mogen enkel binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd en kennen een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 9 m. De bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd en kennen een maximale bouwhoogte van 5,5 m en een maximale goothoogte van 3,25 m. De bijgebouwen mogen op de achter- en zijdelingse perceelgrens worden gebouw, zolang deze minimaal 4 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd.
Figuur 3.1 Uitsnede van het vigerende bestemmingsplan 'De kommen van Bernheze' (Bernheze, 2011)
Structuurvisie Bernheze (2010)
De Structuurvisie Bernheze is op 11 februari 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Bernheze en geeft een samenhangend beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de hele gemeente. De structuurvisie is een visie op hoofdlijnen en vormt daarmee een belangrijk (toetsing)kader voor het initiëren, beoordelen, afwegen en vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen en projecten.
De gemeente Bernheze beoogt met de Structuurvisie meerdere doelen te bereiken:
De gemeente Bernheze kan gezien worden als een landelijke enclave tussen de stedelijke regio's. De toekomstige ontwikkeling van de gemeente Bernheze vindt haar basis in twee kwaliteiten: enerzijds haar groene kwaliteiten, zowel in het grote middengebied, als in en rondom de kernen; anderzijds haar woonkwaliteiten, met een gevarieerd aanbod vanuit de vijf kernen. Heesch heeft een wat drukker centrum, met meer grootschalige voorzieningen dan de andere kernen.
Het vastgestelde beleid laat zien dat er vele mogelijkheden zijn om die kwaliteiten verder uit te bouwen, maar dwingt de gemeente Bernheze ook daarin expliciete keuzes te maken. Deze visie is dus vooral gericht op het behoud van het bestaande, het karakteristieke landschap, de cultuurhistorische waardevolle elementen en het relatief grote voorzieningenaanbod dat zo kenmerkend is voor de gemeente. De bestaande kwaliteiten vormen het uitgangspunt voor veranderingen.
Wat betreft dorpsontwikkeling wordt ingezet op het behoud van de diversiteit van de kernen en linten.
Om te voorkomen dat zowel senioren als jongeren de gemeente verlaten, wordt ingezet op kleinschalige woningbouw met passende woningtypen. Deze kwalitatieve woningbehoefte is leidend bij de locatiekeuze.
Woonvisie 'Wonen in Bernheze 2008 – 2015'
De gemeenteraad van Bernheze heeft op 18 december 2008 de woonvisie 'Wonen in Bernheze 2008 – 2015' vastgesteld. Het is een herijking van de woonvisie uit 2005. Het accent ligt in grotere mate in de toekomst om de kwaliteit van de woningvoorraad vanuit diverse invalshoeken: toegesneden op de woonwensen van specifieke doelgroepen enerzijds en levensloopbestendig anderzijds, duurzaam, energiezuinig en veilig. De hoofdpunten uit de woonvisie zijn als volgt:
Senioren zijn als bijzondere doelgroep benoemd in de woonvisie. Vanwege een vergrijzende bevolking zal er een toenemende behoefte zijn aan voor ouderen geschikte woningen (0-treden-woningen), waarbinnen vervolgens op maat zorg geleverd kan worden.
Conclusie
In het voorliggende plan wordt ingezet op 50+'ers die deels nog werken of al met pensioen zijn. De ontwikkeling van de beoogde woningen past binnen de vraag om passende woningen binnen de eigen woonkern beschikbaar te hebben (dichtbij het centrum kunnen wonen). De woningen worden geheel afgestemd op de wensen en behoeften van ouderen, zodat ze nog langdurig thuis kunnen blijven wonen. waarbinnen vervolgens zorg op maat geleverd kan worden. Mensen met een lichamelijke beperking kunnen zo ook de beschikking krijgen over een toegankelijke woning. Voor het aspect zorg is het mogelijk om zorg op afroep te realiseren. De ontwikkeling van de woningen past in de doelstellingen van de woonvisie. De beoogde ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan, maar is in lijn met het overig gemeentelijk beleid.
Duurzaam hergebruik van het stedelijk gebied
De beoogde ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling en transformatie van bestaand stedelijk gebied en speelt daarnaast in op de toenemende vergrijzing van onze samenleving. Gepensioneerden blijven langer vitaal en door aanpassingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zullen zij bovendien langer thuis blijven wonen al dan niet met zorg aan huis. Door deze trends tezamen is een toenemende behoefte aan voor ouderen geschikte woningen. De beoogde nieuwbouw sluit perfect aan bij deze trends en kan daarom als concept als duurzaam worden benoemd.
Door middel van de herontwikkeling van het perceel wordt niet alleen vraaggericht gebouwd, maar ook leegstand in de nabije toekomst voorkomen. Het voorkomen van leegstand vertaald zich direct in een kwaliteitsimpuls ook voor de directe omgeving.
Convenant duurzaam bouwen
De gemeente Bernheze vindt het belangrijk dat haar inwoners duurzaam bouwen. In 2013 heeft de gemeente daarom samen met andere gemeenten van Omgevingsdienst Brabant Noord en bijna 40 regionale marktpartijen het regionaal convenant duurzaam bouwen afgesloten. Met dit convenant willen de deelnemende partijen duurzaam bouwen in de regio stimuleren en een hogere kwaliteit van de gebouwde omgeving krijgen, door te zorgen voor meer gelijke kwaliteitseisen voor nieuwbouwwoningen. De voornaamste speerpunten zijn:
De gemeente Bernheze wil in 2030 energieneutraal zijn. Dat wil zeggen dat alle energie die binnen de grenzen van de gemeente wordt gebruikt, duurzaam wordt opgewekt. Duurzaam opwekken kan bijvoorbeeld met zonnepanelen of door gebruik te maken van energie uit de bodem.
De insteek is om het energieverbruik in de nieuwbouw te reduceren door verliezen via de uitwendige scheidingsconstructie te beperken. Qua verwarming en warm tapwater wordt ingestoken op elektrische systemen in plaats van een gasgestookt systeem. De benodigde elektrische energie zal zoveel als mogelijk middels PV-panelen(zonnepanelen) worden opgewekt. Het deel dat niet middels PV-panelen kan worden opgewekt komt binnen via het reguliere net.
Ook qua vormgeving en materialisatie wordt ingezet op duurzaamheid zowel qua beleving als onderhoud. De vormgeving is tijdloos en passend in de omgeving. De exclusieve woningen zullen voornamelijk veel glas, beton, en aluminium bevatten en zijn zeer onderhoudsarm.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven of andere milieuhinderlijke functies in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt ten noorden van het centrumgebied van Heesch. In de directe omgeving van het plangebied zijn woningen, een parkeerplaats en winkelvoorzieningen aanwezig. Gezien de diversiteit aan functies in de directe omgeving wordt het gebied getypeerd als gemengd gebied.
Direct ten zuid(west)en van het plangbied is een parkeerterrein aanwezig. De richtafstand van een parkeerterrein tot woningen in gemengd gebied bedraagt 10 meter, hier wordt aan voldaan.
Op circa 100 m afstand vanaf het plangebied is een transportbedrijf met onder andere grondverzet aanwezig. De bedrijfsactiviteiten betreffen onder andere transporten, opslag van zand en grind en containerverhuur. Deze activiteiten zijn niet specifiek opgenomen in de VNG-brochure, maar soortgelijke activiteiten zijn ingeschaald met milieucategorie 3.2. Het bedrijf is dan ook vergelijkbaar met een milieucategorie 3.2. inrichting. De richtafstand van een dergelijke inrichting bedraagt 50 meter ten opzichte van woningen in een gemengd gebied, en aan deze richtafstand wordt voldaan. Daarbij geldt tevens dat tussen de inrichting en de ontwikkeling woningen van derden zijn gelegen, die maatgevend zijn voor de inrichting. Gezien het feit dat de inrichting reeds ter plaatse van de tussengelegen woningen van derden dient te voldoen aan het Activiteitenbesluit, en omdat aan de richtafstand voldaan wordt kan gesteld worden dat er ter plaatse van de realiseren wooneenheden sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Afwegingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied is een planologisch relevante rioolleiding gelegen. Het betreft een vrijverval rioolleiding met een binnendiameter van 1,0 m en een buitendiameter van 1,2 m met een zakelijke rechtstrook van 1,25 m gemeten uit het hart van de leiding. De betreffende rioolleiding en bijbehorende zakelijke rechtstrook worden via een dubbelbestemming opgenomen in het voorliggend bestemmingsplan. Voor het overige geldt dat binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig zijn. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Daarnaast wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening ' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid
De gemeente Bernheze beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Beleidvisie externe veiligheid, gemeente Lith, Maasdonk, Bernheze en Landerd). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid.
Onderzoek
Uit de professionele risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied twee LPG-stations aanwezig zijn. Verder blijkt dat er in de omgeving geen sprake is van vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, het water of door buisleidingen. Wel vindt er ten noorden van het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de rijksweg A59.
LPG-stations
Op meer dan 350 m afstand vanaf het plangebied zijn twee LPG-stations gelegen. Hiervoor geldt een invloedsgebied van 150 m. Omdat het plangebied ruim buiten het aangewezen invloedsgebied ligt van beide LPG-stations, vormen deze geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de A59
Op circa 300 m ten noorden van het plangebied ligt de A59. Volgens het basisnet weg vindt over deze weg vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plaatsgebonden risicocontour is niet buiten de weg gelegen. Tevens is er geen sprake van een plasbrandaandachtsgebied. Het vervoer van brandbare gassen is maatgevend voor het groepsrisico. Het invloedsgebied hiervoor bedraagt 355 m en reikt deels tot over het plangebied. Omdat het plangebied op een afstand van meer dan 200 m vanaf de rand van het tracé ligt, hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Door de ruime afstand tussen het tracé en het plangebied is de ontwikkeling niet van invloed op de hoogte van het groepsrisico. Vanwege de gedeeltelijke ligging binnen het invloedsgebied dient de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en de zelfredzaamheid wel verantwoord te worden. In het kader van het wettelijke vooroverleg wordt hiervoor advies gevraagd aan de Veiligheidsregio.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de aanwezigheid van de risicobronnen in de omgeving geen belemmeringen opleveren voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect externe veiligheid staat de boogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en Normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
De ontwikkeling voorziet in de realisatie van woningbouw ter plaatse van de huidige functie maatschappelijk. Een bodemonderzoek is dan ook noodzakelijk. Ingenieursbureau Econsultancy heeft in 2015 een historisch bodemonderzoek verricht (bijlage 1). In het bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat op basis van het uitgevoerde vooronderzoek en de terreininspectie kan worden gesteld dat er geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen is mogelijk nog wel een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Verder mag vrijgekomen grond niet zonder meer worden afgevoerd, of toegepast worden op andere locaties.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Uurgemiddelde concentratie | max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
NIBM
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek en conclusie
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van maximaal 9 woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te geven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de 't Dorp (als dichtstbijzijnde maatgevende doorgaande weg in de omgeving van het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 22,4 µg/m³ voor NO2, 23,8 µg/m³ voor PM10 en 15,0 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 14 dagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het projectgebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Verkeersontsluiting
Huidige situatie
In de huidige situatie is het plangebied uitsluitend via de Beellandstraat te bereiken, aan de noordwestelijke zijde van het plangebied. De Beellandstraat is een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. Via de Beellandstraat, Kerkweg, Dommelstraat en Mugheuvelstraat kan de op- en afrit van de A59 (afrit Oss, nr. 52) bereikt worden. De A59 loopt in westelijke richting naar 's-Hertogenbosch en in oostelijke richting loopt de A59 over in de A50 richting Nijmegen. De Beellandstraat is in zuidelijke richting afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Het verkeer moet hierdoor in de huidige situatie een forse omrijbeweging maken door de naastgelegen woonwijk om het centrum te bereiken. Ten zuiden van het plangebied is de Binnenpas gelegen. De Binnenpas is een smalle erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. In de huidige situatie staat deze weg niet in verbinding met het plangebied en loopt deze dood voor gemotoriseerd verkeer.
In tegenstelling tot het gemotoriseerde verkeer is voor de fiets- en voetgangers wel een directe doorsteek via Beellandstraat naar het centrum van Heesch aanwezig. Het centrum van Heesch is op slechts 200 meter afstand gelegen. Vanaf het plangebied is in noordelijke richting de fietsverbinding richting Oss te bereiken.
In de volgende figuur is de ontsluitingsstructuur van het plangebied schematisch weergegeven.
Figuur 4.1 : Huidige verkeersontsluiting
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie wordt het plangebied ook ten zuiden vanaf Binnenpas ontsloten. De Binnenpas komt daardoor via het plangebied in verbinding te staan met de Beellandstraat. Om deze ontsluiting mogelijk te maken zal de stremmingsmaatregel aan de Binnenpas enkele meters richting het westen verplaatst moeten worden. Het gemotoriseerde verkeer kan het centrum bereiken via de Binnenpas en de Sergeant Thompsonstraat naar Het Dorp. Ten oosten van Het Dorp kunnen de Nistelrodeseweg, Graafsebaan en Osseweg bereikt worden. Onder andere de kernen Oss en Nistelrode kunnen bereikt worden via deze wegen. De ontsluiting richting het noorden via de Beellandstraat blijft gelijk.
In de volgende figuur is de toekomstige ontsluitingsstructuur schematisch weergegeven.
Figuur 4.2: Toekomstige verkeersontsluiting
Verkeersgeneratie
In de nieuwe situatie maakt de bebouwing waarin het museum en het creatiefcentrum zijn gehuisvest, plaats voor 8 vrijstaande woningen. De huidige bedrijfswoning met wellnessvoorziening blijft behouden en zal na transformatie in gebruik worden genomen als particuliere woning.
Op basis van de cijfers afkomstig van het CBS ligt de gemeente Bernheze in het gebiedstype 'weinig stedelijk'. Het plangebied bevindt zich aan de rand van het centrum van Heesch. De 8 nieuwe woningen en de getransformeerde woning die in het plangebied mogelijk worden gemaakt zijn vrijstaande woningen. Conform de CROW publicatie 317 uit 2012 is de verkeergeneratie per woning minimaal 7,7 mvt/etmaal en maximaal 8,5 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie van de negen woningen is minimaal 69,3 mvt/etmaal en maximaal 76,5 mvt/etmaal, gemiddeld zijn dat 72,9 mvt/etmaal. Op basis van het autobezit binnen de gemeente Bernheze in vergelijking met andere gemeenten met eenzelfde stedelijkheidsgraad kan uitgegaan worden van de gemiddelde verkeersgeneratie.
Verkeersafwikkeling
Het plangebied maakt een verbinding tussen de Binnenpas en Beellandstraat mogelijk. De nieuwe wegverbinding door het plangebied zal in eigendom en beheer komen van de bewoners van Park Beelland en is geen openbare weg. Dit zal kenbaar gemaakt worden door middel van bebording dan wel een fysieke voorziening. De huidige verkeersverdeling over de erftoegangswegen in wijk zal hierdoor naar verwachting niet veranderen. Verwacht wordt dat circa de helft van het verkeer (36 mvt/etmaal) vanuit het plangebied de zuidelijke ontsluiting richting het centrum en Oss/A59 opgaat en de andere helft (36 mvt/etmaal) gebruik zal maken van de noordwestelijke ontsluiting richting Oss/A59.
Het wegprofiel van de Binnenpas is smal, auto's kunnen elkaar alleen stapvoets passeren. In de huidige situatie zijn 8 twee onder één kap woningen aan de Binnenpas gelegen, die ontsloten worden via het doodlopende deel (circa 61 mvt/etmaal). Samen met het verkeer vanuit het plangebied zijn dat 97 mvt/etmaal. Dit is een zeer lage verkeersintensiteit die goed via de Binnnenpas afgewikkeld kan worden. De Beellandstraat ontsluit in de huidige situatie een aantal langsgelegen percelen en de huidige functies binnen het plangebied. De verkeersdruk is in de huidige situatie op een gemiddelde weekdag laag. Op zaterdag, als de huidige functies zoals het poppenhuismuseum en creatiefcentrum intensiever gebruikt worden is de verkeersdruk hoger. Deze verkeersbewegingen vervallen in de toekomstige situatie. Ten gevolge van de nieuwe woningen in de toekomstige situatie zullen circa 36 mvt/weekdagetmaal gebruik maken van de Beellandstraat. De totale verkeersdruk op de Beellandstraat zal naar verwachting in de toekomstige situatie lager zijn dan in de huidige situatie.
Parkeren
De gemeente Bernheze heeft parkeernormen vastgesteld in de parkeernormennota ('Parkeernormennota gemeente Bernheze', juli 2015). Alle woningen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt vallen onder de categorie 'meerpersoonswoning > 60 m2' binnen de bebouwde kom. Er geldt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning. Conform de gemeentelijke parkeernormennota moet de parkeerbehoefte binnen het plangebied gerealiseerd worden.
Er worden dan ook 2 parkeerplaatsen per woning aangelegd. Indien er acht woningen worden gebouwd, worden 16 parkeerplaatsen aangelegd.
Conclusie
De verkeersontsluiting van het plangebied is goed. Op het omliggende wegennetwerk is er voldoende capaciteit om het verkeer ten gevolge van het plangebied te verwerken. Conform de parkeernormennota van de gemeente Bernheze moeten er 2 parkeerplaatsen per woning binnen het plangebied gerealiseerd te worden.
Onderzoek
De locatie Park Beelland is in Heesch gelegen, in de gemeente Bernheze. Het plangebied ligt aan de Beellandstraat nabij het dorpscentrum van Heesch en omvat momenteel een poppenhuismuseum, een creatiefcentrum, een bedrijfswoning, een wellnessvoorziening, een parkeerterrein en een grasveld. In de nieuwe situatie maakt de bebouwing waarin het museum en het creatiefcentrum zijn gehuisvest, plaats voor 8 vrijstaande woningen. De huidige bedrijfswoning met wellnessvoorziening blijft behouden en zal na transformatie in gebruik worden genomen als particuliere woning.
Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor, indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De locatie Park Beelland ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Rijksweg A59. Akoestisch onderzoek dient daarom op grond van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) uitgevoerd te worden. Deze toetsing is vastgeleged in de rapportage 'Akoestisch onderzoek locatie Beelland, Heesch' (Rho adviseurs voor leefruimte, 2015). Deze rapportage is opgenomen in bijlage 2.
Resultaat en conclusie
Uit de modelresultaten blijkt dat ten gevolge van de bron A59 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB bij het woonbestemmingsvlak van de 8 nieuwe woningen overschreden wordt. De hoogst berekende waarde is 50 dB. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt op geen van de waarneempunten overschreden. Voor de voormalige bedrijfswoning geldt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.
Het treffen van maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van de beoogde ontwikkeling te reduceren, stuit op overwegende bezwaren van verkeerskundige, vervoerskundige, stedenbouwkundige, of financiële aard.
Ten aanzien van de gezoneerde weg A59 dient, omdat een exacte invulling van het bestemmingsvlak nog niet bekend is, voor alle woningen binnen het woonbestemmingsvlak een hogere waarde te worden verleend.
In de onderstaande tabel is opgenomen welke hogere waarde benodigd is.
Tabel 4.2 Hogere waarden planlocatie Park Beelland
Locatie | Aantal woningen | Bron | Lden |
Woonbestemmingsvlak | 8 | A59 | 50 dB |
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Aa en Maas, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de digitale watertoets (17-11-2015). Uit de digitale watertoets blijkt dat het ruimtelijk plan onder de korte procedure valt. Het plangebied valt buiten de ruimtelijk begrensde waterbelangen.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2016-2021 staan de doelen die het waterschap wil bereiken, hoe ze dat willen doen en met welke partners. Dit zijn gemeenten, industriële en agrarische ondernemers, natuurverenigingen, de provincie en het Rijk.
De hoogste prioriteit van het waterschap is om vanuit hun verantwoordelijkheid bij te dragen aan de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de inwoners in de regio. Daarnaast staan zij voor innovatief en duurzaam waterbeheer. Bij dit waterbeheer laat het waterschap zich continu leiden door zijn missie: "Het ontwikkelen, beheren en in stand houden van gezonde, robuuste en veerkrachtige watersystemen, die ruimte bieden aan een duurzaam gebruik voor mens, dier en plant in het gebied, waarbij de veiligheid is gewaarborgd en met oog voor economische aspecten".
Naast de bijdrage aan een duurzame leefomgeving met de aanwezigheid van een goed functionerend watersysteem, draagt het waterschap ook bij aan bredere maatschappelijke thema's:
Gemeentelijk beleid
Het doel van het integrale waterplan Bernheze luidt als volgt: “het ontwikkelen van een integrale visie in de omgang met water in de breedste zin van het woord”. Het integrale aspect betekent dat het gehele systeem van grond- en oppervlaktewater centraal staat, inclusief aan- en afvoer van water. De keten van drinkwater, riolering en afvalwaterzuivering wordt in de visie betrokken daar waar deze het watersysteem beïnvloedt. Als algemeen streefbeeld voor de gemeente voor 2030 is gesteld: “Het hebben en houden van een veilige, kwalitatief hoogwaardig leefbare gemeente, waarin een gezond en veerkrachtig watersysteem aanwezig is en duurzaam met water wordt omgegaan. Daarnaast versterken de Aa, Leijgraaf en Groote Wetering, als herkenbare beeksystemen met een natuurlijk karakter, enerzijds de leefbaarheid en identiteit en anderzijds de (water)recreatieve en toeristische positie van Bernheze”. De volgende thema's zijn in het waterplan gehanteerd:
Planologisch relevant stelt het gemeentelijk beleid dat bij de berekening van de watercompensatie de bebouwing die gesloopt wordt ten gevolge van de ontwikkeling als onverhard gebied beschouwd dient te worden.
Huidige situatie
Algemeen
Het projectgebied is gelegen in het noorden van de kern Heesch en is momenteel in gebruik als poppenhuismuseum, een creatiefcentrum en een bedrijfswoning met private wellnessvoorziening. Het oppervlak van het plangebied bedraagt 6.700 m2 , waarvan circa 4.420 m2 is verhard.
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit fijn zand. Volgens de gemeentelijke grondwaterkaart is de gemieddelde hoogste grondwaterstand 7,4 meter boven NAP. Het maaiveld ter plaatse ligt op 8,6 tot 9,1 meter boven NAP. Het grondwater ligt daarmee minimaal 1,2 meter onder maaiveld.
Waterkwantiteit
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen watergangen aanwezig.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke (gescheiden) rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
In de toekomstige situatie zal de bedrijfswoning en een deel van de ontsluitingsstructuur worden gehandhaafd en zal op het overige plandeel circa 3.250 m² aan verharding gerealiseerd worden (350 m2 voor de nieuwe infrastructuur en circa 75% van de bouwpercelen). Een concrete oppervlaktemaat kan niet genoemd worden, omdat het specifieke bouwplan nog niet bekend is. Voor ontwikkelingen met een verhard oppervlak van meer dan 2.000 m² hanteert het waterschap de volgende formule om de watercompenserende maatregelen te bepalen.
benodigde compensatie (m3) = toename verhard oppervlak (m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)
Ter plaatse is sprake van een gevoeligheidsfactor van 1. Dit in combinatie met een verharding van 3.250 m² resulteert dit in een compensatie-eis van 195 m³.
In vergelijking met de huidige situatie, zal er door herinrichting van het terrein nauwelijks sprake zijn van een toename aan verharding. In de huidige situatie zijn er geen problemen bekend bij zware buien.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
In deze paragraaf wordt de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en wordt vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens wordt aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een deels verhard terrein met gebouwen met rondom enige solitaire bomen, gazons en hagen. De kavel ligt binnen de bebouwde kom van Heesch op minimaal 150 meter van de overgang naar het halfopen, agrarische buitengebied.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van nieuwe woningen ter plaatse van het terrein van het voormalige poppenhuismuseum en creatiefcentrum. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de Wet zal kunnen worden verkregen.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bijzondere nationale natuurgebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant
In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat. Ten aanzien van de bunzing, hermelijn en wezel wordt in hetzelfde kader een tijdelijke vrijstelling verleend tot 1 oktober 2017.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden liggen op minimaal 13 km afstand en de extra verkeersproductie van het plan is verwaarloosbaar klein. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur/ Natuurnetwerk Brabant (NNB). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied (400 m of meer) en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Figuur 4.3 Ligging plangebied (rood) ten opzichte van Natuurnetwerk Brabant (groen)
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn ingeschat op basis van een quickscan inclusief veldbezoek door een ecoloog op 5 november 2015. Op basis van deze quickscan is in 2016 aanvullend veldonderzoek uitgevoerd naar vleermuizen en broedvogels. Beide rapportages zijn als bijlage 3 en 4 opgenomen bij de plantoelichting Daarnaast is gebruik gemaakt van ecologische gegevens uit openbare bronnen (onder andere www.waarneming.nl).
Vaatplanten
Het plangebied biedt geen groeiplaatsen voor de beschermde plantensoorten.
Vogels
Bij veldonderzoek in 2016 zijn in of aan de gebouwen geen broedende vogels aangetroffen. Het groen vormt een broedplaats voor kleine zangvogels als merel, heggemus, winterkoning en roodborst.
Zoogdieren
In de te slopen gebouwen zijn mogelijkheden aanwezig voor huisspitsmuis. Het groen vormt mogelijk het leefgebied van de egel. Bij veldonderzoek in 2016 zijn kleine aantallen foeragerende gewone dwergvleermuizen aangetroffen, inclusief een baltsplaats. Eenmalig is een ruige dwergvleermuis waargenomen. De beoogde ingreep heeft geen gevolgen van deze gebiedsfuncties voor de vleermuizen.
Amfibieën
Het groen in het plangebied vormt mogelijk onderdeel van het leefgebied van bruine kikker en gewone pad.
Overig
Vanwege het ontbreken van oppervlaktewater zijn vissen afwezig. Ook voor beschermde insecten en reptielen is het plangebied geheel ongeschikt.
In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.3: Mogelijk aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
Wet Natuurbescherming | ||
Vogelrichtlijn | alle inheemse soorten |
|
Habitatrichtlijn bijlage IV | Gewone en ruige dwergvleermuis | |
Overige soorten | Algemeen Vrijstellingsregeling provincie Noord-Brabant |
Egel, huisspitsmuis, gewone pad, bruine kikker |
Toetsing en conclusies
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Wnb niet optreden.
Het plan voorziet in de sloop van gebouwen, het verwijderen van groen en de bouw van nieuwe woningen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van beschermde soorten.
Toetsingskader
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
In het onderstaand beschreven onderzoek wordt bezien of er sprake is van archeologische of cultuurhistorische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen (bodem)ingrepen kunnen worden aangetast.
Onderzoek
Het plangebied kent, conform de archeologische verwachtingswaardekaart van de gemeente Bernheze (2011), deels een middelhoge en deels hoge archeologische verwachting.
Figuur 4.4 Uitsnede archeologische verwachtingswaardekaart (gemeente Bernheze, 2011)
Door ingenieursbureau Econsultancy is een archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd om te bepalen of ter plaatse van het plangebied inderdaad archeologische waarden op de locatie zijn te verwachten (zie bijlage 5). De resultaten worden hieronder kort beschreven.
Gespecificeerde archeologische verwachting
Het plangebied bevindt zich iets ten oosten van de Peelrandbreuk, bovenop de Peelhorst, in een met dekzandruggen afgedekt gebied. Dekzandruggen zijn van oudsher een interessante vestigingslocatie geweest vanwege de hoge en dus droge ligging. In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De kans op het voorkomen van de resten is hoog voor agrarische samenlevingen (Neolithicum - Nieuwe tijd) en laag voor jagers-verzamelaars samen-levingen (Paleolithicum - Mesolithicum).
Resultaten inventariserend veldonderzoek
Uit het veldonderzoek is gebleken dat de bodem ter plaatse van het plangebied grotendeels verstoord is. Op basis van de waargenomen bodemverstoringen en de aanwezigheid van bebouwing kan de archeologische verwachtingswaarde naar laag worden bijgesteld voor alle perioden. Daar waar het bodemprofiel is verstoord, kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht.
Selectieadvies
Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om het plangebied vrij te geven. De resultaten van onderhavig onderzoek dienen te worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Bernheze). Het bevoegd gezag neemt vervolgens een selectiebesluit.
Conclusie
Op grond van de resultaten van het veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Indien tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, geldt conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 een meldingsplicht bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). Bodemvondsten kunnen telefonisch worden gemeld bij het Meldpunt Provinciaal Depot Bodemvondsten Noord-Brabant.
Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant ligt het plangebied niet binnen een cultuurhistorisch of archeologisch landschap en zijn in het plangebied geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de gemeente Bernheze is te zien dat het plangebied aan een oud wegtracé van redelijk hoge waarde ligt (de Beellandstraat). Verder zijn er op deze kaart geen bijzonderheden te zien voor het plangebied. Het aspect cultuurhistorie vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Wat is een bestemmingsplan?
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel
van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Hoofdstukopbouw van de regels
De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
In de volgende paragrafen worden de regels kort toegelicht.
Voor de begrippen is gebruik gemaakt van de standaardregels uit de SVBP2012. In dit artikel worden uitsluitend de begrippen gedefinieerd die van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. De begrippen zijn alfabetisch geordend.
Dit artikel geeft aan hoe hoogtematen en andere maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen en op welke wijze deze moeten worden gemeten.
De bestemming woongebied is toegekend aan het gehele plangebied. In de bestemmingsomschrijving is opgenomen welk gebruik is toegestaan ter plaatse van het plangebied. In de bouwregels zijn regels opgenomen omtrent de maatvoering en positionering van de gebouwen en bouwwerken.
Op de verbeelding is het plangebied opgedeeld in twee deelgebieden waarin maatvoeringen zijn opgenomen (bebouwingspercentage en maximale goot- en bouwhoogten). Per deelgebied is daarnaast het maximumaantal woningen aangegeven. De hoofdgebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. De goot- en bouwhoogte van de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouw blijft ten hoogste 6 m en 9 m bedragen. De nieuwe woningen mogen in één bouwlaag en deels in twee bouwlagen worden uitgevoerd. De bouwhoogte van de tweede bouwlaag bedraagt ten hoogste 6 m. De tweede bouwlaag wordt op minimaal 11 m uit de naburige woonpercelen gebouwd, zodat voldoende afstand ten opzichte van de achterburen wordt aangehouden.
De aansluiting van de nieuwe interne ontsluitingsweg op de bestaande infrastructuur, wordt ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' gerealiseerd.
Artikel 4 Leiding - Riool (dubbelbestemming)
In de zuidwesthoek van het plangebied ligt een rioolleiding met een zakelijke rechtstrook van 1,25 m gemeten uit het hart van de leiding. De rioolleiding met zakelijke rechtstrook is aangeduid op de verbeelding. In artikel 4 zijn regels opgenomen ter bescherming van het functioneren van de rioolleiding.
Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaar wisselen.
In artikel 5 is opgenomen dat ondergrondse bouwwerken enkel binnen de contouren van de bovengrondse bebouwing mag worden opgericht. Daarnaast geldt een maximale diepte van 3 m onder peil. De woningen mogen worden gebouwd onder voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, conform de gemeentelijke parkeernormennota.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is het verboden gronden, gebouwen en bouwwerk, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting en prostitutie is eveneens uitgesloten.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Voor een aantal, ondergeschikte, afwijkingen van bouwen en/of gebruik ten opzichte van de planregels kunnen burgemeester en wethouders met dit artikel bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen onder de genoemde voorwaarden een nieuwe dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opnemen, indien het huidige tracé wordt verlegd.
In artikel 10 is de relatie tussen de regels van het voorliggend bestemmingsplan tot de bouwverordening en wettelijke regeling beschreven.
De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bouwregels van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.
Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.
De regels worden als genoemd in dit plan (Park Beelland) aangehaald.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt een particulier initiatief mogelijk gemaakt. De gemeente Bernheze sluit met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst. Een exploitatieplan is daarom niet nodig, het kostenverhaal is anderszins verzekerd.
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan het waterschap en de provincie.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken, van 15 september 2016 tot en met 26 oktober, ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen. De binnengekomen zienswijzen gebundeld, samengevat en beantwoord in de Nota zienswijzen. De wijzigingen naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen zijn opgenomen in de Nota van wijzigingen. De Nota zienswijzen en de Nota van wijzigingen zijn opgenomen in de bijlagen (bijlage 6).