direct naar inhoud van 6.9 Water
Plan: Golfbaan De Hooge Vorssel Bernheze
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPHoogeVorssel-ow01

6.9 Water

Inleiding
Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verankerd in het 'Besluit op de ruimtelijke ordening 1985'.

Beleidskader
Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten aangegeven in het vigerend beleid zoals vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Water, de Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeheer 21ste eeuw, Nationaal Bestuursakkoord Water, het Provinciaal Waterhuishoudingsplan van Noord-Brabant en het Waterbeheersplan van De Dommel. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:

  • vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
  • voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).

Daarnaast is de Beleidsbrief regenwater en riolering relevant. Hierin staat hoe het beste omgegaan kan worden met het (afkoppelen van) hemelwater. Ook hier gelden de drietrapsstrategieën.

Vierde Nota Waterhuishouding
In de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) staat integraal waterbeheer centraal. Kernbegrippen zijn beperking van de grondwateronttrekking, beperking van uitstoot van afvalwater, verbetering van zuivering van afvalwater, infiltratie, benutting van gebiedseigen water en versterking van het ecologisch functioneren van oppervlaktewateren.

Beleidsnota uitgangspunten watertoets
Het waterschap Aa en Maas hanteert voor ruimtelijke ontwikkelingen de volgende beleidsuitgangspunten:

  • Gescheiden houden van het vuil water en het schoon hemelwater. Het streefbeeld is het schone regenwater af te koppelen. Hierbij wordt het vuile water via de riolering afgevoerd en blijft het schone regenwater in het ideale geval binnen het projectgebied.
  • Voor de afweging van de wijze waarop met het afgekoppelde schone hemelwater dient worden omgegaan gelden de volgende afwegingsstappen: 'hergebruik- infiltratie-buffering-afvoer'.
  • Hydrologisch Neutraal bouwen: Bij nieuwe ontwikkelingen dient de hydrologische situatie minimaal gelijk te blijven aan de uitgangssituatie. De Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) mag niet verlaagd worden en het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden.
  • Water als kans. De belevingswaarde van water kan bijvoorbeeld voor meerwaarde zorgen.
  • Meervoudig ruimtegebruik. Omdat de vierkante meters duur zijn, wordt aangeraden naar meervoudig grondgebruik te kijken. Op deze manier kan het 'verlies' van vierkante meters door de ruimtevraag van water beperkt worden.
  • Voorkomen van vervuiling. Nieuwe bronnen van verontreiniging dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden.

Het waterschap heeft een beleidsnota opgesteld als vervolg op de beleidsnota uitgangspunten watertoets Aa en Maas. De ontwikkelingen in het denken over water, maken het noodzakelijk om een zevende uitgangspunt aan deze principes toe te voegen, te weten: 'wateroverlastvrij bestemmen'. Bij dit uitgangspunt wordt al voldaan aan extreme situaties (NBW-norm). De voorkeur gaat uit naar het ontwikkelen. Op locaties die als gevolg van hun ligging 'hoog en droog genoeg' zijn en daarmee voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie, zodat 'wateroverlastvrij bestemd' wordt. Indien dit niet mogelijk of wenselijk is zal gezocht moeten worden naar compenserende of mitigerende maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren.

Samenwerking met de waterbeheerder
Het bestemmingsplan, inclusief waterparagraaf, dient door de gemeente Bernheze te worden voorgelegd aan het waterschap Aa en Maas. In het voortraject is het waterschap betrokken bij de m.e.r.-procedure. In bijlage 13 is de reactie van het waterschap Aa en Maas (d.d. 24 juli 2008) op de Startnotitie van het MER bijgevoegd. Hierin vraagt het waterschap nadrukkelijk om in de m.e.r.-procedure aandacht te schenken aan antiverdrogingsmaatregelen (project Maashorst) en de aanwezigheid van inzijggebieden voor wijst.

Huidige situatie

Bodem en grondwater
Het maaiveld in het plangebied ligt op circa 12,5 meter + NAP. In het kader van het MER zijn de grondwaterstanden geanalyseerd. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de grondwatertrap VII geldt in het plangebied (GHG 230 cm –mv; GLG 300 cm –mv). De incidentele uitschieters omhoog (tot aan het maaiveld) hangen samen met hoogwater van de Maas (bijvoorbeeld eind december 2002). Het moedermateriaal van de bovengrond bestaat uit grof zand. Dit materiaal is in het Holoceen gepodzoleerd. Wat wil zeggen dat het de bovenste bodemlaag tamelijk humusrijk/ zwart is. In het plangebied geldt Grondwatertrap VII.

De ontgraven laagtes tenslotte hebben nog jonge bodems. Dit zijn zogenaamde vlakvaaggronden met grondwatertrap IV, V of VI. Bij de aanleg van de golfbaan en al eerder bij die van het MOB-complex , het kamp Donzel en het motorcrossterrein is de bodem vergraven. De aldus ontstane gronden moeten getypeerd worden als duinvaaggronden met grondwatertrap VII.

Het plangebied is door de hoge ligging en de doorlatendheid van de bovengrond een goed infiltratiegebied (> 1mm/dag). Het geïnfiltreerde water stroomt in zuidwestelijke richting en komt ter hoogte van de breuklijn bij Donzel weer omhoog. De verblijftijd is kort.

Wijstgronden
Het gebied tussen Nistelrode en Heesch ligt op de Peelhorst niet ver van de Peelrandbreuk. De breuk scheidt de Peelhorst van de Centrale Slenk en is iets ten westen van de Heescheweg tussen Donzel en Hooge Wijst duidelijk zichtbaar in het terrein aanwezig. Een tweede breuklijn ligt net ten oosten van het plangebied ongeveer ter hoogte van de A50. Deze is minder zichtbaar.

Het plangebied ligt op een Maasterras uit het Saaliën. Door haar geëxponeerde ligging is het in het Weichselien niet bedekt met dekzand en liggen de grofzandige en grindrijke rivierafzettingen (Formatie van Beegden) aan de oppervlakte. De grindrijke bovengrond is op veel plaatsen in en rond het plangebied gewonnen t.b.v. de bouwnijverheid. Hierdoor komen er in het plangebied op verschillende plaatsen steilranden voor met een hoogteverschil tot 3 meter. Het oorspronkelijke maaiveld helt van noordoost naar zuidwest en verloopt van 17 naar 11 m +NAP.

De Formatie van Beegden is ter hoogte van het plangebied ongeveer 25 meter dik en wordt aan de onderkant begrensd door de Formatie van Breda. Deze bestaat uit mariene kleien, is meer dan 100 m dik en vormt de hydrologische basis. De doorlatendheid (k) van het eerste watervoerend pakket is 20-50 m/dag. Het doorlaatvermogen (kD) wordt gesteld op 1.100 m²/ dag. Het grondwater stroomt in horizontale richting naar het zuidwesten bijna loodrecht op de breuklijn. Daar aangekomen stagneert het, omdat er op/tussen de schuivende aardlagen klei en leem is versmeerd. De doorlatendheid van het breukvlak is slechts 0,014 m/dag. Het grondwater stijgt hierdoor met als gevolg natte bodems aan de hoge zijde van de breuklijn. Dit zijn de zogenaamde wijstgronden. Wijst is herkenbaar aan de roestrode kleur van het kwellende water.

Vlakbij de breuk is de opstuwing het grootst en vind je de natste gronden (tot grondwatertrap I; zie wateratlas Noord-Brabant, GHG en GLG). Aan weerszijden van de breuk wordt er over een afstand van 5 meter een stijghoogteverschil van soms meer dan 3 meter gemeten. Wijstgronden liggen aan de oostzijde op de grens van het plangebied en in het westen buiten het plan- en onderzoeksgebied.

Oppervlaktewater
In de bestaande situatie is een grote waterpartij aanwezig op het golfterrein. Deze heeft deels een functioneel karakter en zorgt deels voor de berging van hemelwater. Afvloeiend hemelwater vormt gezien de groene inrichting geen probleem voor de het plangebied. Op het MOB-complex is een blusvijver aanwezig.

Riolering
Bestaande opstallen (clubhuis) op het golfterrein zijn aangesloten op de riolering. In deze situatie zal niets wijzigen.

Verdroging
Het plangebied ligt nabij een verdrogingsgevoelig gebied. Verdergaande onttrekking van grond- en/of oppervlaktewater kan gevolgen hebben voor dit gebied (de Maashorst).

Water in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling
De ontwikkeling voorziet niet of nauwelijks in een toename van verharde oppervlakken. De parkeervoorzieningen worden uitgebreid met 30 plaatsen. Afvloeiend hemelwater dat valt op deze verhardingen kan eenvoudig afstromen naar omringend groen gebied.

Wel wijzigt het gebruik in het plangebied. Zo worden agrarische activiteiten vervangen door gebruik als golfbaan en natuur. Het andere gebruik (golf en natuur i.p.v. landbouw, motorcross, bosbouw) heeft netto vermindering van de vermesting, verzuring en verontreiniging (met olie, bestrijdingsmiddelen, diermedicijnen) tot gevolg. (zie eerder in deze paragraaf). Door deze ontwikkeling zullen minder nutriënten in het grondwater terechtkomen. De ontwikkelingen hebben derhalve een positief effect op de grondwaterkwaliteit.

In 1990 is een grote waterpartij aangelegd. Deze heeft een landschappelijke en golftechnische functie maar wordt mede gebruikt ten behoeve van de beregening van fairway, tee en greens.

Jaarlijks wordt er maximaal 40.000 m³ (beregening) onttrokken. De verdamping van open water is groter als de verdamping van het oorspronkelijke motorcrossterrein. Deze toename bedraagt maximaal 5.000 m3 (200 mm x 2,5 hectare). De onttrekking en de hogere verdamping zorgen samen voor circa. 22.000 m³ extra onttrekking aan de waterbalans van het plangebied. Vanwege het grote doorlaatvermogen (kD = 1.100 m2/d) is het invloedsgebied groot. De grondwaterstandsdaling is echter juist vanwege de grote toestroom al op een afstand van 100 meter van de vijver minder dan 0,01 meter (bij t = 100 dagen berekend middels de oplossing van Edelman).

De beregening van de golfbaan en de verdamping vanuit de vijver zorgen samen voor een toename aan de negatieve kant van de waterbalans. Deze wordt gecompenseerd door de beëindiging van de beregening in de landbouw (13.000 m³) en de afname van de verdamping vanwege de vervanging van circa 10 hectare naaldbos door kort gras. Deze bedraagt 10.000 m3 (100 mm x 10 hectare).

De waterbalans van het hele plangebied (56 hectare) wordt derhalve enigszins verschoven. Er wordt over het hele plangebied 22.000 m³ meer (40.000 + 5.000 – 13.000 – 10.000) water onttrokken en verdampt. Dit heeft een zeer beperkt effect op de grondwaterstand en de hoeveelheid kwel (wijstgronden) in de omgeving. Door het veranderd landgebruik verbetert de grondwaterkwaliteit.

De bestaande golfbaan is niet gedraineerd. In de uitbreiding worden de greens wel gedraineerd. Deze wateren af op een aan te leggen grindkoffer. Op deze manier wordt het drainagewater niet afgevoerd naar elders, maar geïnfiltreerd in de bodem binnen het plangebied.

Er zijn (in 1990) en worden (in 2010) geen ontwateringmiddelen in de vorm van drainagebuizen, greppels of sloten toegevoegd. De kwaliteit van het grondwater neemt toe door de vermindering van de belasting met meststoffen, bestrijdingsmiddelen, olie. Ook de sanering van het MOB-complex en de Vatenhandelopslag heeft een positief effect op de grondwaterkwaliteit.

Conclusie
Vanuit het oogpunt van een goede waterhuishouding stuit het initiatief niet op grote bezwaren. De waterbalans verandert enigszins. Zowel de invloed van het initiatief op de wijstgronden en gebied de antiverdrogingsmaatregelen in de Maashorst is op basis van de m.e.r.- rapportage (zeer gering).