Herziening De Helling
Status: | ontwerp |
Identificatie: | NL.IMRO.1721.BPHerzDeHelling-OW01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoudsopgave
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Artikel 13 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan 'Herziening De Helling’ met identificatienummer NL.IMRO.1721.BPHerzDeHelling-OW01 van de gemeente Bernheze;
bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
carport:
een overdekte stallingsgelegenheid voor auto’s, met niet meer dan twee gesloten wanden;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
fictieve bouwvlak:
het maximale oppervlak op een bouwperceel dat door een hoofdgebouw in beslag mag worden genomen;
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken:
gebruiken, het doen gebruiken, het laten gebruiken en het in gebruik geven;
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
huishouden:
één persoon of een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die alleen of gezamenlijk een eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning;
mantelzorg:
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. bijvoorbeeld door gezinsleden, buren of vrienden;
omgevingsvergunning:
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
omgevingsvergunning voor het afwijken:
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het bouwen:
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
peil:
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 20 cm;
in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd met 2 cm per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed gemeten);
deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld.
permanente bewoning:
het feitelijk bewonen van een gebouw gedurende het hele jaar of het grootste deel van het jaar;
Staat van bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;
vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, dat gesitueerd is op een afstand van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Afstemming peil
Bij de afstemming met het peil, zoals omschreven in artikel 1, wordt bij nieuwe gebouwen de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer aangehouden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
parken en plantsoenen;
paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
lichtmasten en kunstwerken: 6 m;
erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 3 m.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van evenementen, mits:
de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Carports
Carports bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen mogen worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
carports worden gesitueerd maximaal 1 m voor de (het verlengde van de) voorgevel van het hoofdgebouw;
de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m²;
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 m.
4.2.2 Ondergeschikte onderdelen bij woningen
Ondergeschikte onderdelen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen (erkers) mogen worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
de breedte bedraagt maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel (exclusief overkapping boven de voordeur);
de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 1,5 m;
de goothoogte bedraagt maximaal 0,25 m boven de bovenzijde van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw,
met dien verstande dat het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan mits:
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
de breedte aan de zijgevel niet meer dan 1,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
de diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw.
4.2.3 Overkappingen boven de voordeur
Overkappingen boven de voordeur van de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:
de breedte bedraagt maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker;
de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
de overkapping bestaat uit een open constructie zonder tot de constructie behorende wanden.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen en straten, wandel- en fietspaden;
parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 2 m.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van evenementen, mits:
de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woningen;
aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat per woning maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep tot een maximum van 50 m²;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
de aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden ter plaatse van de aanduiding:
‘vrijstaand’: vrijstaande woningen;
‘twee-aaneen’: twee-aaneen gebouwde woningen;
‘aaneengebouwd’: aaneengebouwde woningen.
het aantal woningen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven maximum aantal;
ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ en ‘twee-aaneen’ wordt de voorgevel gesitueerd in de voorgevelrooilijn;
ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ wordt de voorgevel maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn gesitueerd;
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij woningen ter plaatse van de aanduiding:
‘vrijstaand’: aan twee zijden minimaal 3 m;
‘twee-aaneen’: aan één zijde minimaal 3 m;
‘aaneengebouwd’: aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 m.
met dien verstande dat indien de afstand van de zijdelingse grens van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens minder dan 3 m bedraagt, deze afstand de minimale afstand is;
de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
6.2.2 Vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen
Vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen voor zover gebouwd buiten het fictieve bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt maximaal:
20 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 200 m²;
60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m²;
70 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 600 m²;
80 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte vanaf 600 m²,
mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
onverminderd het bepaalde onder a bedraagt de oppervlakte van een bijgebouw maximaal 50 m²;
per hoofdgebouw zijn maximaal drie vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt bij vrijstaande woningen aan één zijde van de woning minimaal 3 m, voor zover gelegen binnen een zone van 5 m achter het bouwvlak;
bijgebouwen worden gesitueerd minimaal 4 achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
in hoeksituaties (de zijkant van de woning grenst aan een straat, openbaar groen of water) mag de bouwgrens door het bijgebouw worden overschreden;
tot op de zijdelingse perceelsgrens indien er geen woningen in de zijstraat zijn gesitueerd;
tot op minimaal 1 m van de zijdelingse perceelsgrens indien er wel woningen zijn gesitueerd in de zijstraat;
de goothoogte van niet-vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3,25 m bedragen;
de dakhelling van niet-vrijstaande bijgebouwen mag niet steiler zijn dan de kap van het hoofdgebouw;
de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3,25 m respectievelijk 5,5 m bedragen.
6.2.3 Carports
Carports mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
carports worden gesitueerd maximaal 1 m voor de (het verlengde van de) voorgevel van het hoofdgebouw;
de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m²;
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 m.
6.2.4 Ondergeschikte onderdelen van woningen
De voorgevelrooilijn mag naar de wegzijde toe uitsluitend worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van woningen (erkers) die voldoen aan de volgende kenmerken:
de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
de breedte bedraagt maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel gevel (exclusief overkapping boven de voordeur);
de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 1,5 m;
de goothoogte bedraagt maximaal 0,25 m boven de bovenzijde van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw,
met dien verstande dat het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan mits:
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
de breedte aan de zijgevel niet meer dan 1,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
de diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw.
6.2.5 Overkappingen boven de voordeur
Overkappingen boven de voordeur zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:
de breedte bedraagt maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker;
de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
de overkapping bestaat uit een open constructie zonder tot de constructie behorende wanden.
6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijking aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
het een bedrijf betreft genoemd in de categorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt tot een maximum van 50 m²;
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
de activiteiten alleen in gebouwen plaatsvinden;
er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
6.4.2 Afwijking mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 juncto artikel 6.3 en toestaan dat bijgebouwen worden gebruikt voor mantelzorg, in geval het gaat om:
bewoning in het kader van mantelzorg waarbij de noodzaak door middel van een mantelzorgindicatie is aangetoond, of;
bewoning door een alleenstaande ouder met een leeftijd van minimaal 55 jaar die gaat inwonen bij één van zijn/haar kinderen, of;
bewoning door een ouder-echtpaar dat gaat inwonen bij één van hun kinderen waarvan ten minste één ouder met een leeftijd van minimaal 55 jaar.
Onder de voorwaarden dat:
de vloeroppervlakte die voor bewoning wordt gebruikt maximaal 80 m² bedraagt binnen de mogelijkheden van de in artikel 6.2 opgenomen bouwregels;
er geen tweede woning ontstaat;
het gebruik wordt beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan lid a, b of c van dit artikel.
6.4.3 Afwijking (structurele) huisvesting van (tijdelijke) buitenlandse werknemers
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het gebruik van woningen ten behoeve van de (structurele) huisvesting van (tijdelijke) buitenlandse werknemers, mits:
de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
er geen onevenredige nadelige gevolgen ontstaan voor het leefmilieu;
de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
6.4.4 Voorwaarden afwijking
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikelen 6.4.1 tot en met 6.4.3 kan slechts worden verleend, mits:
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van hoge archeologische waarde en gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 40 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van de vergunningverlener in voldoende mate zijn vastgesteld, waarbij advies wordt ingewonnen van een senior-archeoloog over de aard van het uit te voeren onderzoek.
7.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan de vergunningverlener één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.2.3 Bouwverbod
Indien uit het in artikel 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder 7.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, ontginnen, verlagen, afgraven of egaliseren van gronden;
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.
7.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 250 m2 en/of niet dieper dan 0,4 m vanaf het maaiveld;
op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
de werken en werkzaamheden
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
7.3.3 Verlening
De in lid 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Carports bij woningen
Per woning is maximaal één carport toegestaan.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 Overige zone - in Verordening Ruimte toe te voegen bestaand stedelijk gebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'in verordening ruimte toe te voegen bestaand stedelijk gebied' maken de desbetreffende gronden deel uit van het bestaand stedelijk gebied zoals bedoeld in de Verordening Ruimte van de Provincie Noord-Brabant.
11.2 Overige zone - in Verordening Ruimte te verwijderen gemengd landelijk gebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'in verordening ruimte te verwijderen landelijk gebied' maken de desbetreffende gronden geen deel meer uit van het gemengd landelijk gebied zoals bedoeld in de Verordening Ruimte van de Provincie Noord-Brabant.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen, mits dit noodzakelijk is vanuit constructieve vereisten, architectonisch belang of oogpunt van duurzaamheid, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen;
de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een geringe mate van afwijking is toegestaan, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m, mits er geen belemmering plaatsvindt van het radarverstoringsgebied in verband met de vliegbasis Volkel;
de regels en toestaan dat bouwwerken voor het verkrijgen van duurzame energie zoals zonnecollectoren en windturbines worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 10 m;
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
12.2 Voorwaarden afwijking
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.1 kan slechts worden verleend, mits:
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 13 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Herziening De Helling’ van de gemeente Bernheze.