Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Uitbreiding huisartsenpraktijk Heilaren
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1721.BPHeilarense64HD-vg01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ''Uitbreiding huisartsenpraktijk Heilaren'' van de gemeente Bernheze;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1721.BPHeilarense64HD-vg01 met bijbehorende regels en bijlagen;
 
1.3 de verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale
ruimtelijke informatie;
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.7 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.8 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
 
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.10 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken,
opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van
diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
 
1.11 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het
gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.13 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.16 bijgebouw
een gebouw, dat in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
 
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
van een standplaats;
 
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.20 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij
direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de
grond;
 
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een
balie) te woord worden gestaan en geholpen;
 
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.26 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, het laten gebruiken en het in gebruik geven;
 
1.27 gezondheidscentrum
verzamelgebouw waarin maatschappelijke voorzieningen gevestigd zijn ten behoeve van zorgverlening zoals huisartsen, fysiotherapie, psychologie, een ondersteunende apotheek en andere soortgelijke zorgvoorzieningen met bijbehorende zorgfaciliteiten en (para)medische dienstverlening;
 
1.28 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de
bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
1.29 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden
verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel,
pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander
al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte
vermaaksfunctie; de volgende categorieën worden onderscheiden:
 
lichte horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan
bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en
dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar
de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;
 
middelzware horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren en/of de vroege nacht dranken
en/of etenswaren worden verstrekt, al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een café,
dansschool, bezorg- en afhaalrestaurant, shoarma/grillroom en naar de aard en
openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;
 
zware horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of
etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of
nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en
ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch
getinte vermaaksfunctie;
 
1.30 huishouden
één persoon of een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde,
personen, die alleen of gezamenlijk een eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt
van één woning;
 
1.31 maatschappelijke voorzieningen
culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen,
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte
detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
1.32 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
 
1.33 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels voor bepaalde bouwwerken dezelfde maatvoering geldt;
 
1.34 nevenactiviteiten
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de
effecten op het woon- en leefklimaat;
 
1.35 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het
voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
 
1.36 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht;
 
1.37 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.38 peil
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 20 cm;
  2. in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd met 2 cm per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed gemeten);
  3. deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld;
1.39 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een
prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal,
een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.40 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
 
1.41 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer
dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden
aangemerkt;
 
1.42 voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de
perceelsgrenzen;
 
1.43 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Algemeen
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk,
waar die afstand het kortst is;
 
2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.1.3 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
 
2.1.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.1.6 de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
 
2.1.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart
van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.1.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
 
2.1.9 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
 
2.2 ondergeschikte bouwonderdelen
 
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3 meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart
en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
 
2.4 afstemming peil
 
Bij de afstemming met het peil, zoals omschreven in artikel 1.38, wordt bij nieuwe gebouwen
de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer aangehouden.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘gezondheidscentrum’: uitsluitend in de vorm van een gezondheidscentrum.
 
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, erven.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
3.2.2 Overkappingen boven de entree
Overkappingen boven de entree zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. breedte maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker;
  2. horizontale diepte maximaal 1,5 m;
  3. open constructie zonder tot de constructie behorende wanden.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  1. vlaggenmasten: 6 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 m;
  3. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 m; met dien verstande dat in hoeksituaties de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf (het verlengde van) de voorgevel tot 4 m. daarachter maximaal 1 m. bedraagt;
  4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt mede verstaan een gebruik van
hoofdgebouwen en bijgebouwen voor bewoning.
 
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting - waterberging
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden en gebouwen ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-voorwaardelijke verplichting' is alleen
toegestaan indien hierbinnen een werkende hemelwatervoorziening aanwezig is en in stand
wordt gehouden die 48 m3 regenwater kan bergen, infiltreren en vertraagd afvoert.
 
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-voorwaardelijke verplichting' is alleen toegestaan indien hierbinnen binnen maximaal 24 maanden na het onherroepelijk worden van het plan een landschappelijke inpassing is aangelegd conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
 
3.3.4 Voorwaardelijke verplichting - parkeren
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden en gebouwen ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-voorwaardelijke verplichting' is alleen
toegestaan indien binnen en ten behoeve van de bestemming maatschappelijk voldoende
parkeergelegenheid aanwezig is en in stand wordt gehouden, conform het gemeentelijke
parkeerbeleid en de daarbij behorende Parkeernormennota gemeente Bernheze. Voor een
parkeerplaats geldt dat deze tenminste 2,5 meter breed en 5 meter lang is en dat een garage
niet wordt meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor “Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de
bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een
middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor
bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,4 m, een rapport te
overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag
zullen worden verstoord, naar oordeel van de vergunningverlener in voldoende mate zijn
vastgesteld, waarbij advies wordt ingewonnen van een senior-archeoloog over de aard van
het uit te voeren onderzoek.
 
4.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen
worden verstoord, kan de vergunningverlener één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door de vergunningverlener bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.3 Bouwverbod
Indien uit het in artikel 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden
verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 4.2.2 genoemde voorwaarden
veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
 
4.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
 
4.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1
bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 m vanaf maaiveld;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.
4.3.2 Verlening
Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien door de werken en/of
werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de
archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
 
4.3.3 Uitzondering omgevingsvergunning
Het in artikel 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 2.500 m2 en niet dieper dan 0,4 m vanaf het maaiveld;
  3. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  4. de werken en werkzaamheden
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  5. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Ondergrondse bouwwerken
 
Ten aanzien van het oprichten van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende
bouwregels:
  1. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend binnen de contouren van de bovengrondse bebouwing worden opgericht;
  2. de maximale bouwdiepte, inclusief de fundering, bedraagt 3 m onder peil.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen, mits dit noodzakelijk is vanuit constructieve vereisten, architectonisch belang of oogpunt van duurzaamheid, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een geringe mate van afwijking is toegestaan, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m, mits er geen belemmering plaatsvindt van het radarverstoringsgebied in verband met de vliegbasis Volkel;
  4. de regels en toestaan dat bouwwerken voor het verkrijgen van duurzame energie zoals zonnecollectoren en windturbines worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 10 m;
  5. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
8.2 Afwijking als bedoeld in artikel 8.1 is slechts mogelijk indien:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 9 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
 
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de
Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. de ruimte tussen bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
10.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of
in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het
bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1.1
voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1.1 met
maximaal 10%.
 
10.1.3 Uitzondering
Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
10.2 Overgangsrecht gebruik
 
10.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
10.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
10.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
 
10.2.4 Uitzondering
Artikel 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Uitbreiding Huisartsenpraktijk Heilaren”
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering dd.