direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Ontsluiting Heeswijk-Dinther Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

De structuurvisie ruimtelijke ordening is op 1 oktober 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Vervolgens is de structuurvisie op 1 januari 2011 in werking getreden. Aangezien de komende periode de druk op het infrastructuurnetwerk sterk zal toenemen is infrastructuur een belangrijke pijler in de structuurvisie. Er wordt verwacht dat de mobiliteit tot 2030 met ongeveer 40% zal groeien. Het kan, als de huidige trend zich doorzet, in deze periode verdubbelen. Dit betekent dat sterk ingezet zal worden op de verbetering van de bereikbaarheid.

De ligging van de stedelijke concentratiegebieden aan internationale assen en de verbinding tussen de verschillende stedelijke concentratiegebieden (door regionale assen) zijn cruciaal voor het economisch functioneren van Brabant. Het creëren van een betere verknoping van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling en bevordering van de bereikbaarheid zijn essentieel. Het landschap dient meer aandacht te krijgen bij de uitbreiding en aanleg van infrastructuur, omdat een goede afstemming van de vormgeving van wegen met de omgeving bijdraagt aan de kwaliteit van Brabant. De bereikbaarheid tussen steden, en tussen steden en omliggende regio's dient te worden verbeterd. Daarbij wordt de bestaande weginfrastructuur optimaal benut en infrastructuur uitgebouwd als dat noodzakelijk is. Nieuwe doorsnijdingen van het buitengebied door infrastructuur worden zoveel mogelijk voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01_0006.jpg"

Afbeelding 3.2 Uitsnede structuurvisie ruimtelijke ordening

Gebiedspaspoorten

De structuurvisie bevat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap, maar heeft deze onder andere vorm gegeven in de 'uitwerking gebiedspaspoorten'. In de gebiedspaspoorten wordt aangegeven welke landschapskenmerken op regionaal schaalniveau bepalend zijn voor de kwaliteit van een gebied of van een landschapstype. De structuurvisie geeft ook de ambities weer voor de ontwikkeling van de landschapskwaliteit in die gebieden.

  • 1. Landschapskenmerken

De kernkwaliteiten van Brabant komen in elk gebiedspaspoort terug. Zo wordt per laag de kenmerken beschreven die de provincie belangrijk vindt. Die kenmerken zijn ook uitgangspunt en inspiratiebron bij toekomstige ontwikkelingen. De provincie vindt het van belang dat ruimtelijke ontwikkelingen een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied of een landschapstype. In de gebiedspaspoorten beschrijft de provincie de kenmerken van een landschapstype vanuit drie lagen van de cultuurgeschiedenis van het landschap. Een nieuwe ontwikkeling voegt kwaliteit toe, wanneer het een relatie aangaat met de kenmerken uit deze lagen:

Laag 1. De natuurlijke basis: de geomorfologische structuren, grondsoort en watersysteem zijn bepalend voor de wijze waarop de mens het land in gebruik heeft genomen en ontgonnen.

Laag 2. Het ontginningslandschap: de ontginningen hebben geleid tot een rijk palet aan cultuurlandschappen, bebouwingspatronen en natuurgebieden. Ook de militaire geschiedenis en kerkelijke geschiedenis hebben bijgedragen aan de vorming van Brabant.

Laag 3. Het moderne landschap: in de tweede helft van de vorige eeuw heeft de ontwikkeling van stad en land zich losser gemaakt van de natuurlijke basis en van het aanwezige cultuurlandschap. Het infrastructuurnetwerk en de ligging ten opzichte van stedelijke netwerken is in grote mate sturend voor ontwikkelingen. Dit heeft geleid tot moderne cultuurlandschappen, een robuust infrastructuurnetwerk, nieuwe natuurgebieden en nieuwe stedelijke concepten, maar ook tot vervlakking van regionale verschillen.

Op het plangebied is gebiedspaspoort Meierij van toepassing (zie afbeelding 3.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01_0007.png"

Afbeelding 3.3 Uitsnede kaart Gebiedspaspoorten kenmerken

Kenmerkend voor Meierij is een kleinschalig mozaïek aan de benedenloop van beken, rijk aan populieren. De Meierij maakt onderdeel uit van het dekzandplateau en bestaat uit verschillende dekzandruggen, afgewisseld dor dekzandvlaktes. Over grote oppervlakten ligt Brabants leem in de ondergrond. Aan de noordkant wordt het gebied begrensd door de grote en brede oost-west lopende dekzandrug tussen Oss en Waalwijk. In het centrale lage deel van het gebied (omgeving Oisterwijk) zijn in het verleden laagten ontstaan waar water op de lemige ondergrond stagneerde en vennen zich vormden die volgroeide met veen. De ontwatering was hier een probleem. Beken stroomden vanuit zuid naar het noordoosten richting de laagten van het huidige Dommeldal. In het oosten ligt het dal van de rivier de Aa. Deze beek werd gevoed vanuit het Peelhorstgebied en de daar aanwezige veenmoerassen.

Op de hogere gronden langs beken zoals de Dommel en de Aa met hun zijlopen is bebouwing ontstaan in de vorm van linten, dorpen en gehuchten. Vanuit deze bebouwing is de ontginning van de omliggende gronden min of meer organisch gegroeid. In de Meierij zijn verschillende kastelen, abdijen en kloosters gebouwd en later ook landgoederen en buitenplaatsen met uitgestrekte bebossingen. Belangrijke identiteitsdragers van het agrarische cultuurlandschap van de Meierij zijn de akkercomplexen met aanliggende buurtschappen en groenstructuren, de langgevelboerderijen, de landgoederen, de plantages met populieren en kloostercomplexen.

Het groene en afwisselende landschap van de Meierij heeft een belangrijke recreatieve functie gekregen voor de stedelijke gebieden van Tilburg, 's-Hertogenbosch en Eindhoven. De landbouw is meegegroeid met de ontwikkeling van een primaire productie naar een menging van activiteiten op het gebied van recreatie, zorg, landschapsbeheer, streekproducten en educatie. Gevolge hiervan is verdere verbreding en afstemming van de landbouw op natuur en landschap, een sterke gerichtheid op grondgebonden veehouderij en investeringen in natuur en landschap.

Verspreid in de Meierij zijn routenetwerken voor wandelen en fietsen ontstaan. De grote stedelijke gebieden van Den Bosch, Eindhoven en Tilburg zijn met elkaar verbonden door een netwerk van snelwegen (A2, A50, N65, A59), provinciale wegen, kanalen en spoorlijnen. Dit patroon is verbonden met een dicht netwerk van lokale wegen.

2. Ambities

Voor de Meierij geldt een aantal ambities (zie afbeelding 3.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01_0008.png"

Afbeelding 3.4 Uitsnede kaart Gebiedspaspoorten ambities

Zo wordt gestreefd het karakter van de Meierij als groen hart van Brabant te versterken. Dit kan onder meer door het versterken van de recreatieve verbindingen binnen de Meierij en tussen de Meierij en de omliggende steden. Ook kan dit door in te zetten op de ontwikkeling van robuuste beeksystemen van de Dommel, de Aa en de Essche stroom, waarin naast duurzame waterhuishouding ook de landschappelijke kwaliteit van het watersysteem versterkt wordt, zodat de ruimtelijke verschillen tussen de systemen van Aa en Dommel beter beleefbaar worden. Tevens kan dit worden bereikt door de hoofdinfrastructuur die de Meierij doorsnijdt vorm te geven als groene lanen tussen de hoogstedelijke gebieden. Een versterking van het contrast beleving stad-land is daarvoor benodigd en het respecteren en versterken van de verschillen tussen de hoofdroutes A2 'internationale route', N6 'Napoleonsroute', de Midden-Brabantweg en N279 'kanaalroute'.

De versterking van de ecologische waarden van het landschap is binnen de Meierij ook belangrijk. Het is de ambitie te sturen op het behouden of ontwikkelen van kenmerken van het landschap, waarbij kenmerkende plant- en diersoorten van poelen en kleine wateren, waterlopen, kleinschalige besloten landschap, open weide- en akkergebieden en het halfopen landschap met bomenrijen goede indicatoren zijn.

3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012

De te beschermen provinciale ruimtelijke belangen zijn vastgelegd in de 'Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012' (VR). Op 17 december 2010 hebben Provinciale Staten de VR vastgesteld, welke op 2 maart 2011 in werking is getreden. Daarnaast heeft er een actualisatie van plaatsgevonden. De nieuwe verordening Ruimte is op 21 augustus 2012 vastgesteld. De wijzigingen van de Verordening hebben geen invloed op het beleid uit 2011.

Waterbergingsgebied en reserveringsgebied waterberging

Delen van het plangebied zijn aangeduid als 'regionaal waterbergingsgebied' en 'reserveringsgebied waterberging' (zie afbeelding 3.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01_0009.jpg"

Afbeelding 3.5 Uitsnede water Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012

Het plangebied ligt binnen het reserveringsgebied voor waterberging.

In de verordening is geregeld dat gebieden die zijn aangewezen voor waterberging mede strekken tot behoud van het waterbergend vermogen. Indien bebouwing, anders dan ten dienste van waterberging, wordt toegestaan, dient de toelichting bij het bestemmingsplan een verantwoording te bevatten over de wijze waarop het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied is verzekerd. Daaraan wordt in dit plan voldaan. In de planregels hebben de gronden die zijn aangewezen voor reserveringsgebied waterberging een aanduiding met bijbehorende regels.

Ecologische hoofdstructuur (EHS), attentiegebied EHS en Natte natuurparel

Delen van het plangebied zijn aangewezen als EHS en attentiegebied EHS (zie afbeelding 3.6).

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01_0010.jpg"

Afbeelding 3.6 Uitsnede natuur en landschap Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012

In de structuurvisie van de provincie Brabant (Verordening ruimte 2012 Noord-Brabant) is een Attentiegebied EHS opgenomen. Het attentiegebied EHS en de natte natuurparel zoals deze vroeger was opgenomen in de reconstructieplannen komen qua begrenzing en ook inhoudelijk overeen. De natuurparels inclusief de beschermingszone zijn in het bestemmingsplan bestemd als 'Waarde – Natte natuurparel'. Qua begrenzing en regeling is aan gesloten bij het beleid, zoals verwoord in Structuurvisie en Verordening van de provincie Noord-Brabant.

Voor de attentiegebieden EHS geldt dat een bestemmingsplan dat is gelegen in een attentiegebied geen bestemmingen aanwijst of regels vaststelt die fysieke ingrepen mogelijk maken die een negatief effect hebben op de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur. In de regels van het bestemmingsplan hebben de gronden die zijn aangewezen als attentiegebied EHS een dubbelbestemming gekregen met bijbehorende regels. Op deze wijze kunnen negatieve effecten voorkomen worden. Echter het is mogelijk hier gemotiveerd van af te wijken. Indien het maatschappelijk belang groter is dan het ecologische belang is het mogelijk van deze beleidsregel af te wijken. In de afwegingen die aan opstelling van dit (voorontwerp) bestemmingsplan voorafgingen is nadrukkelijk naar een verantwoorde balans gezocht in betreffende tegenstellende belangen.

Groenblauwe mantel

De provincie kiest in de Structuurvisie ruimtelijke ordening voor een vitaal en mooi landelijk gebied in Brabant. Deze inzet wordt uitgewerkt in twee robuuste structuren; de structuur ‘landelijk gebied’ en de ‘groenblauwe structuur’. In het landelijk gebied is de ontwikkeling van de landbouw van belang en daarnaast de ontwikkeling van andere vormen van bedrijvigheid, en van natuur, landschap, recreatie en wonen. De provincie stimuleert hier een bepaalde menging van functies die leidt tot een sterke plattelandseconomie.

Het beleid in de groenblauwe structuur is gericht op behoud en ontwikkeling van natuurwaarden in en buiten natuurgebieden. Daarnaast is de ontwikkeling van een natuurlijk en robuust watersysteem van belang. Dit kan door ontwikkelingsmogelijkheden voor functies te bieden die daaraan bijdragen. Hiermee wil de provincie een positieve ontwikkeling bereiken in het functioneren van het watersysteem en in de biodiversiteit en daarmee ook de landschappelijke contrasten in Brabant versterken.

De groenblauwe structuur bestaat uit drie perspectieven:

  • het kerngebied groenblauw;
  • de groenblauwe mantel;
  • de gebieden voor waterberging.

Het kerngebied groenblauw bestaat uit de ecologische hoofdstructuur inclusief de ecologische verbindingszones en de gebieden voor behoud en herstel van watersystemen en voor waterberging.

De kwaliteitswinst die de groenblauwe mantel dient te brengen, moet gezocht worden in de nabije omgeving van het bestemmingsplan. Er zal in het kader van de wegaanleg gezorgd worden voor natuurcompensatie. Er vindt natuurcompensatie plaats in dit plangebied ten behoeve van de N279. Dit is een deel van de gronden met de natuurbestemming ten zuiden van de Aa.

Wegen buiten bestaand stedelijk gebied (artikel 11.13 Verordening ruimte Noord-Brabant 2012)

Dit artikel bevat enkele algemeen geformuleerde regels waaraan een bestemmingsplan, dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke of provinciale weg buiten bestaand stedelijk gebied, moet voldoen. Deze regels zijn in hoofdzaak gericht op een goede onderbouwing van de ruimtelijke ontwikkeling. Onderdelen van deze regels zijn ontleend aan (de wijziging van) de Tracéwet.

3.2.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015

Het Provinciaal Waterplan 'Waar water werkt en leeft' beschrijft het provinciale waterbeleid voor de periode 2010 tot 2015. Het waterplan bestaat uit een strategisch deel en een operationeel deel. Het Provinciaal Waterplan vertaalt de beleidskaders op Europees en rijksniveau naar het waterbeleid van de provincie. Op Europees niveau is in dat verband de Kaderrichtlijn Water (KRW) belangrijk. Daarin is aangegeven hoe met waterkwaliteit en ecologische waterdoelstellingen moeten worden omgegaan. Ook het Europese natuurbeleid en zwemwaterbeleid zijn van invloed op het waterplan. Op rijksniveau speelt vooral de Waterwet een rol, omdat die wet de verantwoordelijkheden regelt in het waterbeheer en de hoofdrichting bepaalt van het waterbeleid. Op provinciaal niveau geeft de Interimstructuurvisie (2008) de kaders voor het ruimtelijke beleid, zoals bijvoorbeeld voor de Ecologische of de Agrarische Hoofdstructuur.

3.2.4 Provinciaal inpassingsplan N279 Noord

Gedeputeerde Staten hebben diverse alternatieven onderzocht voor de verbreding van de N279 Noord (’s-Hertogenbosch –Veghel). Hun voorkeur gaat uit naar het alternatief met 2 x 2 rijstroken, met bij openstelling een maximum snelheid van 80 km/u, later te verhogen naar 100 km/uur met ongelijkvloerse aansluitingen. De aansluitingen van de provinciale weg op de A2, industrieterrein De Brand en de A50 blijven gelijkvloers. Hier worden wel extra rijstroken gerealiseerd om het verkeer te kunnen verwerken.

Het voorkeursalternatief is uitgewerkt in het ontwerp provinciaal inpassingsplan (PIP). Dat wordt ter inzage gelegd samen met de andere stukken zoals het concept milieueffectrapportage (MER). In het ontwerp Provinciaal inpassingsplan 'N279 Noord ’s-Hertogenbosch - Veghel' staat hoe de weg kan worden ingepast in het landschap. Het milieueffectrapport N279 Noord brengt de (inrichtings)alternatieven in beeld die mogelijk zijn voor de uitvoering van de weg. Ook geeft dit rapport aan wat de consequenties zijn voor het milieu. Het provinciaal inpassingsplan heeft als ontwerp van 19 december 2012 tot en met 13 februari 2013 ter inzage gelegen.