In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Derptweg 13-15 Vorstenbosch van de gemeente Bernheze.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1721.BPDerptweg13VTB-ow01met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan huis gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning de
woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie
in overeenstemming is.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aangebouwde bijgebouwen:
een uitbreiding van het hoofdgebouw, die wat afmetingen betreft ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen
(houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, met inbegrip van andere activiteiten
van ondergeschikte betekenis.
Met dien verstande dat een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege) niet als agrarisch bedrijf
wordt aangemerkt.
1.8 agrarisch deskundige:
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen of een ander door het bevoegd gezag aan te wijzen
onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen.
1.9 agrarisch grondgebruik:
de aanwending van open grond ten behoeve van het agrarisch bedrijf.
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bedrijfseigen producten:
producten die op het eigen bedrijf worden geproduceerd.
1.12 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van
goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming of het toegelaten gebruik
van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
1.14 bestaand:
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp
bestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is
ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan
bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel
gelegen hoofdgebouw;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
1.19 bouwgrens:
grens van een bouwvlak.
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 burgerwoning:
een woning, niet zijnde een bedrijfswoning.
1.23 caravan:
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend
of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen en
die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als
een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit
voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer
geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als
caravan.
1.24 carport/overkapping:
een bouwwerk dat zowel feitelijk als in visueel ruimtelijke zin aan maximaal twee zijden, een
gesloten, al dan niet eigen, wand kent.
1.25 dagrecreatie
bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport-, educatie of cultuur
welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden, met de daarbij behorende
voorzieningen.
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of
leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 duurzame locatie intensieve veehouderij:
een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt
(ammoniak, stank en dergelijke), gezondheid, als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en
dergelijke) verantwoord is om ter plaatse uit te breiden.
1.28 erf:
het perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk
opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en blijkens de bestemming die aan
de gronden is gegeven voor deze inrichting in aanmerking komt.
1.29 extensieve recreatie:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals
wandelen en fietsen.
1.30 functietype:
verzamelnaam voor het soort bebouwing en gebruik zoals die op grond van de Bijlage 1 op een
bepaalde locatie van toepassing is.
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.32 gebruik:
het gebruiken, doen en laten gebruiken.
1.33 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op (de ondersteuning bij) het gebruik van
het paard als hulpmiddel voor de recreërende mens, zoals maneges, paardenverhuurbedrijven en
paardenstallingsbedrijven.
1.34 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen
plaatsvindt.
1.35 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk
valt aan te merken.
1.36 hoofdverblijf:
de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van een
persoon en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, die tenminste bestaat
uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.37 horeca(voorziening):
voorzieningen voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter
plaatse. In het aantal m² worden enkel de publiekstoegankelijke ruimtes gerekend.
1.38 huishouden:
een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één
eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.
1.39 intensieve kwekerij:
een agrarisch bedrijf dat is gericht op de teelt van gewassen, paddestoelen daaronder begrepen, in
gebouwen;
1.40 kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of stacaravan ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.41 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om
daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve
van recreatief nachtverblijf.
1.42 kleinschalig kamperen:
het gebruik van de gronden in de periode van 1 maart tot 31 oktober ten behoeve van een beperkt
kampeerterrein met maximaal 25 kampeermiddelen.
1.43 landschapselement:
punt-, lijn- en vlakelementen, die een groene of blauwe component bezitten, en die voor de
identiteit van het landschap van algemeen belang zijn vanwege hun leeftijd (ouder dan 35 jaar) of
om andere redenen, zoals hun schoonheids- of plaatselijke zeldzaamheidswaarde of hun beeldbepalende
functie voor de omgeving. Een en ander met dien verstande dat onder landschapselementen niet worden
verstaan elementen die zijn opgericht in het kader van nieuw groen is vrij groen.
1.44 lawaaisporten:
een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat
het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen gildes, de autosport,
motorsport, (model)vliegsport, de schietsport met behulp van vuurwapens, de jachtsport wordt hier
niet onder begrepen;
1.45 mantelzorg:
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door
één of meer leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de
sociale relaties bijvoorbeeld door gezinsleden, buren of vrienden.
1.46 milieuhygiënische uitvoerbaarheid
overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe
veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere
zodat omliggende bedrijven niet onnodig in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
1.47 nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht
duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op
een bouwperceel. De nevengeschiktheid volgt in dit kader uit de afhankelijkheid van de
hoofdfunctie.
1.48 normale onderhoudswerkzaamheden:
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te
komen. Hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie
of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende
waarde.
1.49 ondergeschikte activiteit:
een activiteit waarvan het ruimtegebruik, de aard, de uitstraling en de inkomensverwerving kleiner
zijn dan de hoofdactiviteit ter plaatse.
1.50 opslag (statisch):
binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijnde voor
handel en niet worden opgeslagen voor een niet-agrarisch bedrijf elders, zoals (seizoen)stalling
van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.51 peil:
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg
ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 20 cm;
- in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd
met 2 cm per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed gemeten);
- deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de hoogte gemeten
vanaf het aansluitende maaiveld;
1.52 perceelsgrens:
de kadastrale grens van een perceel.
1.53 permanente bewoning:
het feitelijk bewonen van een verblijf als hoofdverblijf.
1.54 permanente teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondertsteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas.
1.55 recreatie-ontwikkelingsgebied (ROG):
een gebied, zoals aangegeven op de verbeelding als wro-zone - recreatie-ontwikkelingsgebied, waar
nieuwe recreatieve ontwikkelingen mogelijk zijn.
1.56 recreatiewoning:
een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd voor het
verblijven van een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een
gedeelte van het jaar.
1.57 rijbak:
een niet overdekt (geheel van ) bouwwerk(-en) geen gebouw(-en) zijnde met bijbehorende
voorzieningen, ingericht voor het africhten, trainen, en berijden van paarden en pony’s en het
anderszins beoefenen van de paardensport.
1.58 ruimtelijke uitstraling:
de waarneembare invloed van landschappelijke, stedenbouwkundige, waterhuishoudkundige en
cultuurhistorische aard op de omgeving.
1.59 stacaravan:
een onderkomen met een maximale grootte van 30 m², onder welke benaming ook aangeduid, dat
uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer
personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand
naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op
normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook
indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of
niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt
als stacaravan.
1.60 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op
het leidingnet van openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden
aangesloten.
1.61 streekeigen producten:
ambachtelijke of geteelde producten die kenmerkend zijn voor deze regio.
1.62 teeltondersteunende voorzieningen:
Ondersteunende voorzieningen die een onderdeel zijn van de vollegronds bedrijfsvoering van een
(vollegronds)teeltbedrijf zoals een tuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf of boomkwekerij.
1.63 tent:
constructie van (flexibele) stokken met daaroverheen gespannen doek waarin verbleven kan worden.
1.64 tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele
maanden, met een maximum van 8 maanden per jaar, op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de
aard kortdurend werk te verrichten.
1.65 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen welke op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt
dit vereist, met een maximum van 6 aaneengesloten maanden per jaar. De voorzieningen hebben een
directe relatie met het grondgebruik.
1.66 verbrede landbouw:
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf, welke direct gerelateerd zijn aan het verder in stand
houden van het agrarisch bedrijf waaronder agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering
van ter plaatse geproduceerde producten, de verkoop van streekeigen producten, zorgboerderijen of
energieteelt.
1.67 verhard:
een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare
vaste/gesloten materialen.
1.68 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met ten minste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een
zodanige bedrijfsomvang dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is
gewaarborgd, getoetst door een agrarisch deskundige.
1.69 voorgevelrooilijn:
de virtuele lijn die samenvalt met de bestaande voorgevel van een woning of hoofdgebouw en het
bouwvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt.
1.70 vormverandering:
wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de
totale oppervlakte.
1.71 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige
kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.,
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging,
vijvers en poelen; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.
1.72 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
1.73 woonunit:
een gebouw bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het tijdelijke woon-,
dag- of nachtverblijf van één of meer personen.