Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: CPO Seniorenwoningen Balledonk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1721.BPCPOBalledonkHD-vg01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘CPO Seniorenwoningen Balledonk’ met identificatienummer L.IMRO.1721.BPCPOBalledonkHD-vg01van de gemeente Bernheze;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij bijbehorende bijlagen;
 
1.3 de verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.7 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, vastgesteldtechnisch, of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoud en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
 
1.8 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
 
1.9 afwijking van de bouwregels en/of gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c Wet ruimtelijke ordening;
 
1.10 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
 
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.12 bebouwingspercentage
een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;
 
1.13 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.16 bijgebouw
een gebouw, dat in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
 
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.21 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.24 carport
een overdekte stallingsgelegenheid voor auto’s, met niet meer dan twee gesloten wanden;
 
1.25 dakoppervlak
de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van het dak met inbegrip van de randen en goten, op een horizontaal vlak;
 
1.26 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen;
 
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.28 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
 
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.30 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, het laten gebruiken en het in gebruik geven;
 
1.31 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
1.32 huishouden
één persoon of een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde personen, die alleen of gezamenlijk een eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning;
 
1.33 mantelzorg
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie, bijvoorbeeld door gezinsleden, buren of vrienden;
 
1.34 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.35 patio woning
een specifiek type woning waarbij de buitenruimte geheel of gedeeltelijk is ingesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woning(en) en/of muren;
 
1.36 peil
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 40 centimeter;
  2. in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd met 2 centimeter per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed gemeten);
  3. deze bepaling geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: hiervoor wordt de hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld.
1.37 permanente bewoning
het feitelijk bewonen van een gebouw gedurende het hele jaar of het grootste deel van het jaar;
 
1.38 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.39 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
 
1.40 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van alle vloeren op alle verdiepingen in een woning;
 
1.41 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;
 
1.42 voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrens;
 
1.43 vrijstaand bijgebouw
een bijgebouw, dat gesitueerd is op een afstand van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op het bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
 
1.44 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Algemeen
 
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
 
2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.1.3 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen.
 
2.1.5 horizontale diepte
De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
 
2.1.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.1.8 de oppervlakte van een overkapping
Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3 Meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
 
2.4 Afstemming peil
 
Bij de afstemming met het peil, zoals omschreven in artikel 1.35, wordt bij nieuwe gebouwen de bovenkant van de beganegrondvloer aangehouden.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. parken en plantsoenen;
  3. paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen
en met inachtneming van de keur van het waterschap.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd;
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:
  1. lichtmasten: 6 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen: 3 m;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
Artikel 4 Verkeer
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en straten, wandel- en fietspaden;
  2. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd;
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 3 m.
  2. bouwhoogte van terrein- en erfscheidingen maximaal 3 meter.
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. patiowoningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – patio’;
  2. nieuwe woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, met inachtneming van dit maximum aantal;
  3. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat per woning maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep tot een maximum van 50 m2;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
 
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – patio’ is het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel 80%;
  3. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
5.2.2 Bijgebouwen
Vrijstaande en niet vrijstaande bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de bebouwingsoppervlakte per bouwperceel is maximaal 80%;
  2. de goothoogte van niet-vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3,25 m bedragen, tenzij de maximaal toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen ter plaatse meer dan 4 m bedraagt in dat geval bedraagt de maximale goothoogte van niet-vrijstaande bijgebouwen 3,65 m;
  3. de dakhelling van niet-vrijstaande bijgebouwen mag niet steiler zijn dan de kap van het hoofdgebouw;
  4. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3,25 m respectievelijk 5,5 m bedragen, tenzij de maximaal toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen ter plaatse meer dan 4 m bedraagt in dat geval bedraagt de maximale goothoogte van vrijstaande bijgebouwen 3,65 m;.
5.2.3 Carports/ overkappingen
Carports/ overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. per hoofdgebouw zijn maximaal 2 carports toegestaan;
  2. gesitueerd maximaal 1 m voor (het verlengde van de) voorgevel van het hoofdgebouw;
  3. oppervlakte maximaal 30 m2;
  4. hoogte maximaal 3,25 m, tenzij de maximaal toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen ter plaatse meer dan 4 m bedraagt in dat geval bedraagt de maximale hoogte van carports en overkappingen 3,65 m.
5.2.4 Ondergeschikte onderdelen van de woning
De voorgevelrooilijn mag – voor zover gelegen binnen de bestemming ‘Wonen’ - naar de wegzijde toe uitsluitend worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van woningen (erkers) die voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. horizontale diepte maximaal 1,5 m;
  2. breedte maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel (exclusief overkapping boven de voordeur);
  3. afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 1,5 m;
  4. goothoogte maximaal 0,25 m boven de bovenzijde van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw,
met dien verstande dat het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan, mits:
  1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
  2. de breedte aan de zijgevel niet meer dan 1,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
  3. de diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw.
5.2.5 Overkappingen boven de voordeur
Overkappingen boven de voordeur zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. breedte maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker;
  2. horizontale diepte maximaal 1,5 m;
  3. open constructie zonder tot de constructie behorende wanden.
5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:
  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woningen: 1 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woningen: 2m, met dien verstande dat in hoeksituaties (de zijgevel van de woning grenst aan een straat, openbaar groen of water) de hoogte van erf- of terreinafscheidingen vanaf (het verlengde van) de voorgevel tot 4 m daarachter, maximaal 1 m bedraagt;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
5.2.7 Dakkapellen
Dakkapellen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:
  1. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter bij een plat dak;
  2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter tot aan bovenkant van verticale gedeelte bij een schuin dak;
  3. onderzijde meer dan 0,5 meter boven de dakvoet;
  4. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok;
  5. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak of grenslijn met aanliggende woning; en
  6. breedte maximaal 60% van de breedte van de betreffende gevel bij dakkapellen in
  7. naar openbaar gebied gerichte aan voor- en zijkant.
5.3 Specifieke gebruiksregels
 
5.3.1 Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:
  1. het gebruik van gebouwen en gronden voor bedrijfsmatige activiteiten;
  2. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van zelfstandige bewoning.
5.3.2 Parkeren
Voor het parkeren gelden de volgende regels:
  1. per bouwperceel dienen binnen het plangebied twee parkeerplaatsen te worden gerealiseerd;
  2. de afmeting van een parkeerplaats bedraagt ten minste 2,5 meter breed en 5 meter lang;
  3. een garage wordt niet meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen.
5.3.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
De op grond van lid 5.2 toelaatbare gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt als woningen indien er binnen het plangebied 151 m3 tijdelijke berging van water, dat vertraagd afgevoerd wordt, werkend aanwezig is.
 
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.4.1 Aan huis verbonden bedrijf
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 en 5.3 onder a voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
  1. het een bedrijf betreft genoemd in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels of voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 en 2;
  2. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt tot een maximum van 50 m2;
  3. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  4. de activiteiten alleen in gebouwen plaatsvinden;
  5. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
5.4.2 Voorwaarden voor afwijking
Afwijking als bedoeld in artikel 5.4.1 is slechts mogelijk indien:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
3 Algemene regels
 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Ondergrondse bouwwerken
 
Ten aanzien van het oprichten van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
  1. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend binnen de contouren van de bovengrondse bebouwing worden opgericht;
  2. de maximale bouwdiepte, inclusief de fundering, bedraagt 4 m onder peil.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Afwijking van de bouwregels
 
9.1.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van
  1. in het plan genoemde goothoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandsmaten, mits dit noodzakelijk is vanuit constructieve vereisten, architectonisch belang of oogpunt van duurzaamheid, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een geringe mate van afwijking is toegestaan, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
 
9.1.2 Afwijking is slechts mogelijk indien
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘CPO Seniorenwoningen Balledonk’.