Bergakkers 3, Vorstenbosch

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.1721.BPBergakkers3-vg01
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

Artikel 4 Tuin

Artikel 5 Verkeer

Artikel 6 Wonen

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Artikel 9 Algemene bouwregels

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Artikel 12 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

Artikel 14 Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage

Bijlage 1: Kwaliteitsverbetering landschap en landschappelijke inpassing

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan 'Bergakkers 3, Vorstenbosch' van de gemeente Bernheze.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1721.BPBergakkers3-vg01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

de verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

aanduidingsvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

 

aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

 

aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

 

afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

 

bebouwingspercentage:

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel of het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

 

beperkt kwetsbaar object

  1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen en -terreinen, zwembaden en speeltuinen;

  2. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;

  3. kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;

  4. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;

  5. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

 

bestaand:

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend;

  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat;

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

 

carport/overkapping:

een overdekte stallingsgelegenheid met niet meer dan twee gesloten wanden;

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

erker:

een ondergeschikte toevoeging aan de voor- of zijgevel van een woning op de begane grond;

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, het laten gebruiken en het in gebruik geven;

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

huishouden:

één persoon of een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die alleen of gezamenlijk een eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning;

 

overkapping:

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

 

 
patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing;

 

peil:

  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 20 cm;

  2. in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd met 2 cm per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed gemeten);

  3. deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld;

 

prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

 

risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van alle vloeren op alle verdiepingen in een gebouw;

 

voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

 

voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

 

voorzieningen voor de waterhuishouding:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater;

 

vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat gesitueerd is op een afstand van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

 
werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

 

woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

 

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen;

 

de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

 

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

 

2.3 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

 

2.4 Afstemming peil

Bij de afstemming met het peil, zoals omschreven in artikel 1, wordt bij nieuwe gebouwen de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer aangehouden.

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

 

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

  2. parken en plantsoenen;

  3. landschappelijke inpassing conform het landschappelijke inpassingsplan opgenomen in bijlage 1 van deze regels, ter plaatse van de de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';

  4. paden en speelvoorzieningen;

  5. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

  6. kunstwerken;

  7. incidentele parkeervoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen

en met inachtneming van de keur van het waterschap.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. lichtmasten en kunstwerken: 6 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;

  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

 

 

 

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Bijgebouwen

Vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen bij de hoofdgebouwen van de op het bouwperceel gelegen woningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel van vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw van de op het bouwperceel gelegen woning bedraagt voor de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' tezamen in totaal maximaal:

  1. 60 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 70% is;

  2. 70 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 600 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  3. 80 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 700 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  4. 90 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 800 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  5. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 800 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  1. per hoofdgebouw van de op het bouwperceel gelegen woningen zijn maximaal drie vrijstaande bijgebouwen toegestaan binnen de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' tezamen;

  2. bijgebouwen worden gesitueerd minimaal 4 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw van de op het bouwperceel gelegen woning;

  3. in hoeksituaties (de zijgevel van de woning grenst aan een straat, openbaar groen of water) mag de bouwgrens van het hoofdgebouw van de op het bouwperceel gelegen woning door het bijgebouw worden overschreden:

  1. tot op de zijdelingse perceelsgrens indien er geen woningen aan dezelfde zijde in de zijstraat zijn gesitueerd;

  2. tot op minimaal 1 m van de zijdelingse perceelsgrens indien er woningen zijn gesitueerd aan dezelfde zijde in de zijstraat;

  1. de goothoogte van niet-vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3,25 m bedragen;

  2. de dakhelling van niet-vrijstaande bijgebouwen mag niet steiler zijn dan de kap van het hoofdgebouw van de op het bouwperceel gelegen woning;

  3. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3,25 m respectievelijk 5,5 m bedragen.

 

4.2.2 Carports/overkappingen bij de hoofdgebouwen van de op het bouwperceel gelegen woningen

Carports/overkappingen bij de hoofdgebouwen van de op het bouwperceel gelegen woningen mogen worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. per hoofdgebouw is maximaal 2 carports/overkappingen toegestaan voor de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' tezamen;

  2. gesitueerd maximaal 1 m voor de (het verlengde van de) voorgevel van het hoofdgebouw;

  3. oppervlakte gezamenlijk maximaal 30 m2;

  4. hoogte maximaal 3,25 m.

 

4.2.3 Ondergeschikte onderdelen van de op het bouwperceel gelegen woningen

Ondergeschikte onderdelen van de op het bouwperceel gelegen woningen (erkers) mogen worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. horizontale diepte maximaal 1,5 m;

  2. breedte maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel (exclusief overkapping boven de voordeur);

  3. afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 1,5 m;

  4. goothoogte maximaal 0,25 m boven de bovenzijde van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw,

met dien verstande dat het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan mits:

  1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;

  2. de breedte aan de zijgevel niet meer dan 1,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt;

  3. de diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw.

 

4.2.4 Overkappingen boven de voordeur van de hoofdgebouwen van de op het bouwperceel gelegen woningen

Overkappingen boven de voordeur van de hoofdgebouwen van de op het bouwperceel gelegen woningen zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. breedte maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker;

  2. horizontale diepte maximaal 1,5 m;

  3. open constructie zonder tot de constructie behorende wanden.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woningen: 1 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woningen: 2 m, met dien verstande dat in hoeksituaties (de zijgevel van de woning grenst aan een straat, openbaar groen of water) de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf (het verlengde van) de voorgevel tot 4 m. daarachter maximaal 1 m. bedraagt;

  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

 

Artikel 5 Verkeer

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, wandel- en fietspaden;

  2. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 3 m.

 

 

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nieuwe woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, met inachtneming van dat maximumaantal;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij de niet-aangebouwde zijde van de woning 3 m;

  3. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.

  4. de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal:

  1. 12 meter bij vrijstaande, halfvrijstaande en vrijstaand geschakelde woningen;

  2. 10 meter bij aaneengebouwde woningen;

  3. 15 meter bij woningen met een bouwkavel dieper dan 30 meter.

 

6.2.2 Bijgebouwen

Vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel van vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt voor de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' maximaal:

  1. 60 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 70% is;

  2. 70 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 600 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  3. 80 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 700 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  4. 90 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 800 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  5. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 800 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  1. per hoofdgebouw zijn maximaal drie vrijstaande bijgebouwen toegestaan voor de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' tezamen;

  2. de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt bij vrijstaande woningen aan één zijde van de woning minimaal 3 m, voor zover gelegen binnen, naast en binnen een zone van 5 m achter het bouwvlak;

  3. bijgebouwen worden minimaal 4 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd;

  4. in hoeksituaties (de zijgevel van de woning grenst aan een straat, openbaar groen of water) mag de bouwgrens door het bijgebouw worden overschreden:

  1. tot op de zijdelingse perceelsgrens indien er geen woningen aan dezelfde zijde in de zijstraat zijn gesitueerd;

  2. tot op minimaal 1 m van de zijdelingse perceelsgrens indien er woningen zijn gesitueerd aan dezelfde zijde in de zijstraat;

  1. de goothoogte van niet-vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 m;

  2. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedragen maximaal 3,25 respectievelijk 5,5 m;

  3. de dakhelling van niet-vrijstaande bijgebouwen mag niet steiler zijn dan de kap van het hoofdgebouw.

 

6.2.3 Carports/overkappingen

Carports/overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. per hoofdgebouw is maximaal 2 carports/overkappingen toegestaan voor de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' tezamen;

  2. gesitueerd maximaal 1 m voor de (het verlengde van de) voorgevel van het hoofdgebouw;

  3. oppervlakte gezamenlijk maximaal 30 m2;

  4. hoogte maximaal 3,25 m.

 

6.2.4 Ondergeschikte onderdelen van woningen

Ondergeschikte onderdelen van de op het bouwperceel gelegen woningen (erkers) mogen worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;

  2. de breedte bedraagt maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel (exclusief overkapping boven de voordeur);

  3. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 1,5 m;

  4. de goothoogte bedraagt maximaal 0,25 m boven de bovenzijde van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;

  5. het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan mits:

  1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;

  2. de breedte aan de zijgevel niet meer dan 1,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt;

  3. de diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw.

 

6.2.5 Overkappingen boven de voordeur

Overkappingen boven de voordeur zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de breedte bedraagt maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker;

  2. de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;

  3. het betreft een open constructie, zonder tot de constructie behorende wanden.

 

6.2.6 Dakkapellen

Dakkapellen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

  1. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1.75 meter bij een plat dak;

  2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1.75 meter tot aan de bovenkant van het verticale gedeelte bij een schuin dak;

  3. onderzijde meer dan 0.5 meter boven de dakvoet;

  4. bovenzijde meer dan 0.5 meter onder de daknok;

  5. zijkanten meer dan 0.5 meter van de zijkanten van het dakvlak of grenslijn met aanliggende woningen;

  6. breedte maximaal 60% van de breedte van de betreffende gevel bij dakkapellen in naar openbaar gebied gerichte voor- en zijkant.

 

6.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woning bedraagt maximaal 1 m;

  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woning bedraagt maximaal 2 m, met dien verstande dat in hoeksituaties (de zijgevel van de woning grenst aan een straat, openbaar groen of water) de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf (het verlengde van) de voorgevel tot 4 m daarachter maximaal 1 m bedraagt;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. het gebruik van gebouwen en gronden voor bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik van gebouwen en gronden ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf;

  3. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van zelfstandige bewoning.

 

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.4.1 Aan huis verbonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.3 onder c voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  1. het een bedrijf betreft genoemd in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;

  2. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt tot een maximum van 50 m2;

  3. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

  4. de activiteiten alleen in gebouwen plaatsvinden;

  5. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.

 

6.4.2 Huisvesting van (tijdelijke) buitenlandse werknemers

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het gebruik van woningen ten behoeve van de (structurele) huisvesting van (tijdelijke) buitenlandse werknemers, mits:

  1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

  2. er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;

  3. het parkeren in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid en de daarbij horende parkeernormen;

  4. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

 

6.4.3 Voorwaarden voor afwijking

Afwijking als bedoeld in artikel 6.4.1 en artikel 6.4.2 is slechts mogelijk indien:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

 

6.5 Voorwaardelijke verplichting

 

6.5.1 Landschappelijke inpassing

De gebouwen die op basis van artikel 6.1.1 onder a opgenomen bestemmingsomschrijving zijn toegestaan mogen pas in gebruik worden genomen, nadat de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing', conform het landschappelijke inpasssingsplan heeft plaats gevonden. Het landschappelijke inpassingsplan ten behoeve van de kwalititeitsverbetering van het landschap is opgenomen als bijlage 1 bij deze regels.

 

 

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 40 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van de vergunningverlener in voldoende mate zijn vastgesteld, waarbij advies wordt ingewonnen van een senior-archeoloog over de aard van het uit te voeren onderzoek.

 

7.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in artikel 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan de vergunningverlener één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door de vergunningverlener bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

7.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in artikel 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 7.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

 

7.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het utvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden

 

7.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden;

  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

7.3.2 Verlening

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

 

7.3.3 Uitzondering omgevingsvergunning

Het in artikel 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  2. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 250 m2 en niet dieper dan 0,4 m vanaf het maaiveld;

  3. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;

  4. de werken en werkzaamheden

  5. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  6. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

  7. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 9 Algemene bouwregels

 

9.1 Ondergronds bouwen

Ten aanzien van het oprichten van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  1. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend binnen de contouren van de bovengrondse bebouwing worden opgericht;

  2. de maximale bouwdiepte, inclusief de fundering, bedraagt 3 m onder peil.

 

 

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

 

10.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingplan wordt in ieder geval begrepen:

  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

 

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

11.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen, mits dit noodzakelijk is vanuit constructieve vereisten, architectonisch belang of oogpunt van duurzaamheid, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;

  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een geringe mate van afwijking is toegestaan, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m, mits er geen belemmering plaatsvindt van het radarverstoringsgebied in verband met de vliegbasis Volkel;

  4. de regels en toestaan dat bouwwerken voor het verkrijgen van duurzame energie zoals zonnecollectoren en windturbines worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 10 m;

  5. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.

 

11.2 Voorwaarden afwijken

Een afwijkings als bedoeld in lid 11.1 is slechts mogelijk indien:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

 

Artikel 12 Overige regels

 

12.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

  6. de ruimte tussen bouwwerken.

 

12.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

12.3 Parkeren

Bij de aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, dient voor de gronden bestemd voor 'Wonen', inzichtelijk te worden gemaakt dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd ten behoeve van deze bestemming; voldoende parkeerplaatsen betekent dat wordt voldaan aan de normen in de gemeentelijke beleidsregels behorende bij de 'Parkeernormennota' van de gemeente Bernheze, vastgesteld op 9 juli 2015, of later te volgen versies.

 

12.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Een op grond van Artikel 6 toelaatbaar gebouw mag uitsluitend worden gebruikt als woning indien er op het bouwperceel een regenwaterberging, die regenwater vertraagd infiltreert in de bodem van dit bouwperceel, werkend aanwezig is. De regenwaterberging heeft tenminste een inhoud van 20 liter per m2 verharding op dit bouwperceel. Onder verharding wordt in dit verband verstaan het dakoppervlak x 1.5.

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

 

 

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 14 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemingsplan Bergakkers 3, Vorstenbosch

 

31 januari 2019