direct naar inhoud van Regels
Plan: Heesch West (gemeente Bernheze)
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPBedrHeeschwest-VO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Heesch West (gemeente Bernheze)' van de gemeente Bernheze.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1721.BPBedrHeeschwest-VO01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 aan huis gebonden bedrijf:

een bedrijf, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.

1.8 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.

1.9 achtererfgebied

een erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.10 afhaalpunt

een locatie waar de consument, uitsluitend voorafgaand aan het bezoek via internet of telefonisch, bestelde goederen kan (betalen,) afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van deze eerder bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt, en waarbij geen - of alleen in ondergeschikte vorm - sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten.

1.11 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij ondergeschikte detailhandel in zelf-voortgebrachte producten wordt geacht tot de agrarische bedrijfsvoering te horen.

1.12 agrarisch-technisch bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos,- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.13 agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.14 agrarisch grondgebruik

de aanwending van open grond ten behoeve van een agrarisch bedrijf.

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijfswoning:

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (een huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk en/of gewenst is.

1.17 bedrijventerrein Vorstengrafdonk:

een bedrijventerrein in de gemeente Oss, gelegen in de oksel van de A50 en de A59.

1.18 bed & breakfast:

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt voor maximaal vijf personen, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bestaande bijgebouwen en wordt gerund door de gebruikers van het betreffende perceel.

1.19 beperkt kwetsbaar object:
  • a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten (lid 1.58), vallen;
  • c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten (lid 1.58), vallen;
  • d. objecten die met de sub a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.20 bestaand:
  • a. ten aanzien van bebouwing:

bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, waarvoor - indien vereist - de benodigde vergunning is verleend en voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, die vóór dat tijdstip is aangevraagd;

  • b. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijgebouw:

een (vrijstaand of aangebouwd) gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel in functioneel als in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond, en dat bedoeld is om ter plaatse te functioneren.

1.31 buitenopslag

bedrijfsmatige opslag in de buitenlucht van goederen en/of materialen, die direct verband houden met de bedrijfsactiviteiten die op het betreffende perceel worden uitgeoefend. Het (tijdelijk) parkeren van vrachtwagens en/of personenauto's wordt hieronder niet begrepen.

1.32 circulaire energievoorziening

een voorziening die is gericht op opwekking, productie, opslag en/of transformatie van duurzame energie; oftewel energie waarover de mensheid voor onbeperkte tijd kan beschikken en waarbij, door het gebruik ervan, het leefmilieu en de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden benadeeld. Vormen van circulaire energie zijn bijvoorbeeld zonne-energie, windenergie en aardwarmte. Windenergie d.m.v. kleinschalige grondgebonden windturbines (met een tiphoogte van maximaal 15 meter) wordt hieronder in dit plan mede begrepen.

1.33 circulair kwaliteitsteam

en ambtelijke vertegenwoordiging vanuit verschillende disciplines (waaronder (landschaps)architectuur en stedenbouw, welstand, energie, circulariteit, ecologie, water, bouwplantoetsing), die dient om de uitgifte van bedrijfsgronden in het plangebied goed te kunnen faciliteren maar ook om in een vroeg stadium met de juiste expertise op informele basis het gesprek aan te gaan met geïnteresseerde partijen, te inspireren en te toetsen aan de ambities uit Circulair kwaliteitsplan, of diens rechtsopvolger. Het team neemt ook de welstandstoetsing en toetsing aan het bestemmingsplan van bouwplannen voor haar rekening.

1.34 dagelijkse goederen

voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen.

1.35 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.36 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel.

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.39 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.40 extensieve dagrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar de aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.41 extensief recreatief medegebruik:

een vorm van openluchtrecreatie, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen daarvan sterk beleefd wordt, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving.

1.42 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.44 geurgevoelig object

een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt. Hieronder wordt in dit plan mede verstaan een werkplaats of kantoor, indien wordt voldaan aan voornoemde bepaling.

1.45 Gemeenschappelijke Regeling (GR) Heesch West

een samenwerkingsverband op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tussen de gemeenten 's Hertogenbosch, Oss en Bernheze, in werking getreden op 14-06-2014, met tot doel om – ter bevordering van de economische ontwikkeling en werkgelegenheid in de regio Noordoost Brabant – te komen tot een gezamenlijke ontwikkeling, realisatie, exploitatie en beheer van een regionaal bedrijventerrein genaamd “Heesch West” in de regio Noordoost Brabant, welk voornemen ondersteund wordt door de provincie Noord-Brabant.

1.46 gondel van een windturbine

de behuizing van de rotoras, generator of tandwielkast van een windturbine.

1.47 grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.48 hoekperceel

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied.

1.49 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.50 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende horeca-categorieën:

  • 1. horeca van categorie 1: een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies en hotels;
  • 2. horeca van categorie 2: het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke);
  • 3. horeca van categorie 3: een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, waaronder feestzalen;
  • 4. horeca van categorie 4:
    • a. elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
    • b. inrichtingen waarin een speelautomatenhal zoals bedoeld in de wet op de kansspelen wordt uitgeoefend, met uitzondering van een erotisch getinte vermaak.
1.51 industrieterrein

terrein, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.52 inkoopstation bij een windturbine

bouwwerk bedoeld voor het onderbrengen van schakel- en meetapparatuur ten behoeve van het transport van elektriciteit van de interne parkbekabeling van de windturbine / het windturbinepark naar het externe landelijke elektriciteitsnet.

1.53 kamperen:

het recreatief buitenverblijven, indien dit omvat overnachting anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning.

1.54 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.55 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.56 kelder:

een geheel of nagenoeg geheel beneden peil, dan wel maximaal 0,5 meter boven peil, gelegen ruimte onder een gebouw.

1.57 kunstobject

uiting van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;

1.58 kwetsbaar object:
  • a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, lid 1.19;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.59 Ladder voor duurzame verstedelijking:

een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, waarvan de regelgeving is opgenomen in artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.60 maatvoeringsgrens:

de grens van een maatvoeringsvlak.

1.61 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

1.62 meerwaarde-creatie:

het zorgdragen voor een bijdrage aan de duurzame energietransitie in de betrokken gemeenten op één van de drie wijzen zoals verwoord in de bijlage Meerwaarde-creatie (PM) bij dit plan.

1.63 moestuin

een volkstuin, alleen bedoeld voor het hobbymatig en voor eigen gebruik telen van groente, fruit en snijbloemen, niet zijnde zogenaamde dag- en verblijfstuinen.

1.64 niet-dagelijkse goederen

duurzame goederen en/of gebruiksgoederen (non-food), zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen dagelijkse goederen.

1.65 nok

het snijpunt van twee hellende vlakken.

1.66 ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.

1.67 ondergeschikte horeca:

het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit.

1.68 ondersteunende diensten voor de logistiek

bedrijven / voorzieningen die de logistieke sector op een bedrijventerrein ondersteunen, zoals een truckparking, een tankstation, restaurant.

1.69 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.70 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een dakconstructie die maximaal twee tot de constructie behorende wanden heeft, dan wel aan maximaal drie zijden wordt begrensd door de gevels van belendende gebouwen.

1.71 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.

1.72 Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO):

een regionale overlegstructuur op bestuurlijk niveau, zoals bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant, die de afstemming en afspraken verzorgt tussen provincie, gemeenten en waterschappen in de provincie Noord-Brabant, onder meer over de ontwikkeling van woningbouw, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen en het landschap.

1.73 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.74 risicovolle inrichting
  • a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  • b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  • c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.75 schuilhut:

een niet voor bewoning bestemd agrarisch gebouw dat dient voor beschutting van vee tegen weersinvloeden.

1.76 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.77 showroom / presentatieruimte

een ruimte waar producten die elders te koop worden aangeboden, tentoon worden gesteld of gepresenteerd, al dan niet in de vorm van een 'experience center'.

Doel van een dergelijke functie is dat klanten zo deze producten beter kunnen bekijken en/of beleven, wat vaak niet mogelijk is bij de reguliere verkooppunten.

1.78 tijdelijk

voor de duur van maximaal 15 jaar, behalve ingeval in dit plan expliciet anders is bepaald.

1.79 tip van een windturbine

de uiterste punt van een rotorblad of wiek van een windturbine.

1.80 verschijningsvorm van een windturbine

het uiterlijk van de windturbine zoals dat wordt bepaald door het samenstel van de vorm van de gondel, de ashoogte, de mastvorm en de rotordiameter van een windturbine.

1.81 volkstuin

een perceel grond dat geen deel uitmaakt van de grond waarop de woning van de gebruiker staat, waarop de gebruiker gewassen kweekt voor eigen gebruik.

1.82 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.

1.83 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.84 voorgevel(rooi)lijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.85 windturbine

een door de wind aangedreven turbine of molen, die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit.

1.86 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, een en ander met inbegrip van uit- en aanbouwen en overige inpandige ruimten zoals bergingen en garages.

1.87 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.6 De ashoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 De tiphoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan het uiteinde of tip van de rotor in de hoogste stand.

2.8 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 De netto oppervlakte aan bedrijventerrein:

de oppervlakte in vierkante meters van uitgeefbare (bedrijfs)kavels.

2.10 De brutovloeroppervlakte (b.v.o.):

de totale vloeroppervlakte van een woning, kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten in een gebouw.

2.11 Het peil:

betreft het horizontale vlak, zijnde de afgewerkte begane grondvloer.

Indien het schets- of bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dan wel een gebouw dat niet beschikt over een afgewerkte begane grondvloer, wordt als peil gehanteerd: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van waar het bouwwerk voornamelijk toegankelijk is dan wel de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwperceel.

2.12 De rotordiameter van een windturbine:

de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met Waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kunstobject' in ieder geval voor kunstobject(en);
  • e. verhardingen ten behoeve van wegen en/of andere verkeerskundige functies, zoals rotondes;

en tevens voor:

  • f. waterretentie, natuurvriendelijke oevers en het onderhouden van de waterloop voorzover de gronden zijn gelegen binnen 10 m van de bestemming 'Water';

met de daarbij behorende:

  • g. wegen en paden;
  • h. nutsvoorzieningen, straatmeubilair en kunstwerken;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden gebouwd, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kunstobject' waar de bouwhoogte van kunstobjecten maximaal 10 m bedraagt.

3.3 Specifieke gebruiksregel

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van een paardenbak met daarbij behorende lichtmasten;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van schuilhutten;
  • c. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren;
  • d. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van een agrarisch bedrijf in producten voortgebracht door het betreffende agrarische bedrijf tot een maximale oppervlakte van 50 m2;
  • e. het gebruik van (tijdelijke) bouwwerken ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op binnen de bestemming 'Agrarisch met Waarden' gelegen gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 7. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 8. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    • 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een vergunning is verleend;
    • 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    • 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van leidingen;
    • 4. voorzover de werkzaamheden plaatsvinden binnen het bouwvlak.
  • c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit de Staat van bedrijfsactiviteiten uit maximaal milieucategorie 2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens voor:
    • 1. een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg en ondergeschikte detailhandel;
    • 2. bedrijven uit de Staat van bedrijfsactiviteiten uit maximaal milieucategorie 3.1;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
  • d. opslag en uitstalling ten dienste van de functies onder a en b;

en tevens voor:

  • e. aan huis gebonden beroepen en bed & breakfast in de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen, mits:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. voorzieningen ten behoeve van het voldoen aan de mitigatieopgave voor beschermde diersoorten zoals blijkt uit de natuurtoets, opgenomen als bijlage 20 bij het MER;

met de daarbij behorende:

  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen, straatmeubilair en kunstwerken;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • l. tuinen en erven.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maatvoering van de bebouwing dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
    Bouwwerken   Maximale goothoogte in m   Maximale bouwhoogte in m   Maximale oppervlakte   Maximale inhoud in m3   Minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in m  
    Bedrijfsgebouwen   6,6   11   30% van het perceel   -   5  
    Bedrijfswoningen   6,6   11   -   600   5  
    Vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning   3,3   6,6   100 m2   -   -  
    Bouwwerken ten behoeve van het voldoen aan de mitigatieopgave voor beschermde diersoorten   -   4   -   -   -  
    Erfafscheidingen voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   1   -   -   -  
    Erfafscheidingen achter de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   2   -   -   -  
    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   1   -   -   -  
    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   6   -   -   -  
  • b. een bedrijfswoning moet op een afstand van minimaal 20 m uit de as van de aangrenzende weg worden gebouwd;
  • c. bedrijfsgebouwen moeten op een afstand van minimaal 5 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd; als er geen bedrijfswoning aanwezig is moeten bedrijfsgebouwen op een afstand van minimaal 25 m uit de as van de aangrenzende weg worden gebouwd;
  • d. een vrijstaand bijgebouw mag niet worden gebouwd voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde hiervan;
  • e. indien de inhoud van de bedrijfswoning afwijkt van sub a, dan is de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan eveneens toegestaan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht;
  • f. voor het bouwen van een kelder gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning / bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende bijgebouwen bovengronds;
    • 2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen 1.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2 sub b ten behoeve van het verminderen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. lid 4.2 sub b ten behoeve van het verhogen van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. lid 4.2 sub b ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van de bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 750 m3;
    • 2. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het opslaan van goederen voor de voorgevellijn of het verlengde daarvan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 sub a en b ten behoeve van het toestaan van andere bedrijfsactiviteiten dan op het desbetreffende perceel is toegestaan zoals is weergegeven in Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a. de nieuwe bedrijfsvorm qua milieuhinder vergelijkbaar met of minder hinderlijk is dan het bestaande bedrijf;
  • b. de omschakeling voor wat betreft de ruimtelijke uitstraling aanvaardbaar is;
  • c. de omschakeling geen aantasting van de verkeersveiligheid tot gevolg heeft;
  • d. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • e. de oppervlakte van het bedrijfsperceel na afwijking niet meer mag bedragen dan 5000 m2;
  • f. het een activiteit, of naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen activiteit, betreft uit maximaal categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • g. de afwijking niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • h. de afwijking niet leidt tot een kantoorfunctie met een baliefunctie;
  • i. de afwijking niet leidt tot een detailhandelsfunctie met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de vorm van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Bedrijf', zonder dat de oppervlakte van het bestemmingsvlak wordt vergroot, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond is dat de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • e. de milieusituatie;
  • f. het uitzicht van woningen;
  • g. de verkeersveiligheid.

Artikel 5 Bedrijf - Windturbine

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windturbine' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opwekking van duurzame elektriciteit door middel van windturbines, met dien verstande dat maximaal 1 windturbine per bestemmingsvlak is toegestaan;
  • b. opstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat dit artikel met artikel 17.4.1 gezamenlijk toestemming geven voor maximaal:
    • 1. één permanente opstelplaats per windturbine met een maximale oppervlakte van 2.000 m² per opstelplaats;
    • 2. één tijdelijke (maximaal 2 jaar, gerekend vanaf start bouw van de betreffende turbine) opstelplaats per windturbine met een maximale oppervlakte van 5.000 m2 per opstelplaats, ten behoeve van de bouwwerkzaamheden;
  • c. inkoopstations;
  • d. kabels en leidingen, niet zijnde hoogspanningsleidingen;
  • e. toegangs- en onderhoudswegen, alsmede bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bermsloten, bruggen en duikers;
  • f. (overige) voorzieningen ten behoeve van de windturbine, zoals hekwerken en infrastructurele voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen, straatmeubilair en kunstwerken, alsmede voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Windturbines

Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden geldt dat omgevingsvergunning voor het bouwen van een windturbine uitsluitend wordt verleend indien de aanvrager bij zijn aanvraag aantoont dat voldaan is aan het criterium van 'meerwaarde-creatie:';
  • b. de minimale ashoogte van een windturbine bedraagt 100 m en de maximale ashoogte 132 meter;
  • c. de minimale tiphoogte van een windturbine bedraagt 150 m en de maximale tiphoogte 210 meter;
  • d. de windturbine heeft 3 rotorbladen;
  • e. de draairichting van de windturbines in het plangebied dient gelijk te zijn;
  • f. de uiterlijke verschijningsvorm van de windturbines in het plangebied dient gelijk te zijn; waaronder in elk geval mede begrepen de rotordiamter en de ashoogte van de windturbines;
  • g. een windturbine dient te worden voorzien van een ijsdetectiesysteem tenzij de veiligheid ten aanzien van ijsafworp op andere wijze aantoonbaar geborgd kan worden;
  • h. de PR 10-5-risico-contour van de windturbine mag niet verder reiken, dan zoals ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - windturbine 1' is aangegeven;
  • i. de PR 10-6-risico-contour van de windturbine mag niet verder reiken, dan zoals ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - windturbine 2' is aangegeven.
5.2.2 Inkoopstations

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van inkoopstations gelden de volgende regels:

  • a. er is op grond van dit artikel en artikel 17.4.1 één inkoopstation per windturbine toegestaan, waarvoor geldt:
    • 1. de maximale bouwhoogte van een inkoopstation bedraagt 4 meter;
    • 2. de maximale oppervlakte per inkoopstation bedraagt 50 m².
5.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. behoudens het bepaalde in lid 5.2.1 en lid 5.2.2 zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte van palen en masten bedraagt 6 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder e, indien:

  • a. de tiphoogte van een windturbine maximaal 210 meter bedraagt;
  • b. de rotordiameter en de ashoogte van de windturbines in het plangebied qua uiterlijke verschijningsvorm onderling vergelijkbaar zijn met een maximale afwijking van 10%;
  • c. een goede landschappelijke inpassing geborgd is, mede aangetoond door middel van visualisaties;
  • d. dit door het bevoegd gezag landschappelijk aanvaardbaar wordt bevonden.
5.4 Specifieke gebruikregels

Voorwaardelijke verplichting meerwaarde-creatie

Het gebruik van de gronden als bedoeld in 5.1 voor het oprichten en exploiteren van windturbines, is alleen toegestaan indien voldaan is aan de afspraken omtrent meerwaarde-creatie:.

Sloopverplichting na beëindiging gebruik

Ingeval het daadwerkelijke gebruik van de windturbine is beëindigd, dient de turbine te worden gesloopt.

Obstakelverlichting

Alvorens een windturbine voor energieproductie in gebruik genomen en gehouden mag worden, dient de obstakelverlichting op de turbine gerealiseerd te zijn conform een door Inspectie Leefomgeving en Transport goedgekeurd verlichtingsplan, dat voldoet aan de volgende eisen:

  • a. het verlichtingsplan is gericht op het zoveel mogelijk beperken van hinder voor de omgeving;
  • b. de veiligheid van het luchtverkeer mag niet in gevaar worden gebracht.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1, sub b2, met dien verstande dat:

  • a. de aldaar genoemde termijn van 2 jaar met maximaal 1 jaar verlengd mag worden indien bouwwerkzaamheden vertraging oplopen;
  • b. de aldaar bedoelde tijdelijke opstelplaats opnieuw aangelegd mag worden en maximaal gedurende 0,5 jaar in stand mag worden gehouden in geval van calamiteiten tijdens de exploitatiefase.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn, met inachtname van het bepaalde in artikel 20.3, bestemd voor:

  • a. een bedrijventerrein conform het bepaalde in het Circulair kwaliteitsplan, of diens rechtsopvolger; met een grootte van maximaal 50 ha netto (oppervlakte zoals bedoeld in lid 2.9); met daarbinnen:
    • 1. bedrijven uit Staat van bedrijfsactiviteiten uit maximaal de milieucategorie zoals aangeduid op de geometrische plaatsbepaling, voor zover deze bedrijven passend zijn binnen de doelgroepen, de typering en de indicatieve kavelomvang, zoals genoemd in onderstaande tabel:
Doelgroepen   Typering   Indicatie omvang kavel*  
Logistiek   Grootschalig   Grootschalige logistiek   5 tot 20 ha  
  Ondersteunend   ondersteunende diensten voor de logistiek   0 tot 1 ha  
Innovatieve concepten   Sectoraal   Bouwsector, circulaire economie, datacenters   1 tot 5 ha  
  Energie   Zonnepanelen: permanent (>10 jaar)
tijdelijk/mobiel (5-10 jaar)  
0 tot 10 ha  
Regionale verplaatsers   Sectoraal   Bouw & infra, agro & food, logistiek. industrie.   1 tot 5 ha  

* 'indicatie' betekent in dit geval dat 5% marge ten opzichte van de genoemde oppervlaktes is toegestaan.

met de daarbij behorende:

  • h. wegen en paden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting uitgesloten', geen ontsluitingsweg is toegestaan;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen, straatmeubilair en kunstwerken;
  • k. tuinen en erven;
  • l. extensieve dagrecreatie.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Specifieke vorm van bedrijventerrein - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' voldoen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aan de bouwregels uit Circulair kwaliteitsplan, of diens rechtsopvolger, waarbij in ieder geval geldt:

  • a. de gebouwen / de bedrijfspercelen dienen (voor zover rechtstreeks grenzend aan of zichtbaar vanaf de bestemmingsgrens aan de betreffende zijde), georiënteerd te zijn op de noordelijke, zuidelijke en westelijke zijde van het aanduidingsvlak, zoals aangegeven met de figuur 'gevellijn'; de voorkant. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrens aan deze voorkant bedraagt minimaal 18 en maximaal 25 meter. Het aspect 'duurzaamheid' moet aan deze voorkant duidelijk in het architectonisch ontwerp van het gebouw en de inrichting van het perceel verwerkt zijn;
  • b. aan de voorkant zoals bedoeld onder a hebben de bebouwing en het perceel een representatieve, hoogwaardige uitstraling zoals bedoeld in Bijlage 2 Circulair kwaliteitsplan;
  • c. bij hoeklocaties geldt dat de oriëntatie aan de westzijde voorrang heeft en dat de oriëntatie op de andere zijde niet hoeft te voldoen aan het hierboven bepaalde;
  • d. de ontsluiting van de bedrijfspercelen dient plaats te vinden aan de voorkant zoals bedoeld onder a;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', behalve voor gebouwen zoals bedoeld onder f3, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
  • f. bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd op een afstand van:
    • 1. minimaal 5 m uit de perceelsgrens aan de zij - en achterzijde; behalve ingeval twee bedrijfsgebouwen tegen elkaar aan worden gebouwd;
    • 2. te grote verspringingen (zoals bedoeld in Circulair kwaliteitsplan) in de rooilijnen zijn ongewenst;
    • 3. het bepaalde onder 1. en 2. is niet van toepassing voor gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een transparante en hoogwaardige uitstraling, ten behoeve van duurzaam ruimtegebruik van het terrein (onder andere gedeelde oplossingen voor waterberging, parkeeroplossingen, circulaire energievoorzieningen of zuinig ruimtegebruik) en uit kwaliteitsoogpunt;
  • g. het dak van gebouwen moet worden gebruikt om energie/warmte/koude op te wekken, tenzij een andere duurzame maatregel dit onmogelijk maakt of als het bedrijfsproces duurzaam dakgebruik verhindert;
  • h. binnen de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' is, bij de entree van dit deel van het bedrijventerrein, 1 vrijstaande reclame-uiting (verzamelbord) toegestaan;
  • i. per bedrijfsperceel is, bij de entree, maximaal één vrijstaande reclame-uiting van het betreffende bedrijf toegestaan; overige reclame dient in een gebouw te worden geïntegreerd of mee te worden ontworpen;
  • j. installaties moeten in een gebouw worden geïntegreerd of mee worden ontworpen;
  • k. per bedrijfsperceel zijn maximaal 7 vlaggenmasten toegestaan;
  • l. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan:
    • 1. 3 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 1 m voor een reclame-uiting zoals bedoeld onder i;
    • 3. 4 m voor een reclame-uiting zoals bedoeld onder h;
    • 4. 3,5 m voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bedoeld onder f3;
    • 5. 4 m voor vrijstaande verlichtingsmasten;
    • 6. 7 m voor vlaggenmasten zoals bedoeld onder k;
    • 7. 15 m (tiphoogte) voor circulaire energievoorzieningen in de vorm van kleinschalige grondgebonden windturbines;
    • 8. 10 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
6.2.2 Specifieke vorm van bedrijventerrein - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' voldoen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aan de bouwregels uit Circulair kwaliteitsplan, of diens rechtsopvolger, waarbij in ieder geval geldt:

  • a. de gebouwen / de bedrijfspercelen dienen georiënteerd te zijn op de noord-zuidelijk gerichte ontsluitingswegen zoals bedoeld in lid 6.4.1; de ontsluiting van de percelen is uitsluitend aan deze zijde toegestaan en het parkeren - al dan niet gecombineerd met waterberging - dient in ieder geval aan deze zijde (voorkant van de percelen) plaats te vinden;
  • b. aan de voorkant zoals bedoeld onder a, en aan de zijde van de Bosschebaan en de Raktstraat hebben de bebouwing en het perceel een representatieve, hoogwaardige uitstraling zoals bedoeld in Circulair kwaliteitsplan;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', behalve voor:
    • 1. gebouwen zoals bedoeld onder d4, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
    • 2. hoogteaccenten als onderdeel van een bedrijfsgebouw (maximaal één per bedrijf), waarvan de bouwhoogte maximaal 30 m bedraagt en waarvan de gevellengte (aan alle zijden) maximaal 20 m bedraagt;
  • d. bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd op een afstand van:
    • 1. minimaal 20 m achter de perceelsgrens aan de zijde van de noord-zuidelijk gerichte ontsluitingswegen zoals bedoeld in lid 6.4.1;
    • 2. minimaal 5 m achter de perceelsgrens aan de overige zijden; behalve ingeval twee bedrijfsgebouwen tegen elkaar aan worden gebouwd;
    • 3. het eerste gebouw bepaalt de voorgevelrooilijn voor de navolgende gebouwen; te grote verspringingen in de voorgevelrooilijn (zoals bedoeld in Circulair kwaliteitsplan) zijn ongewenst;
    • 4. het bepaalde onder 1. en 2. is niet van toepassing voor gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een transparante en hoogwaardige uitstraling, ten behoeve van duurzaam ruimtegebruik van het terrein (onder andere gedeelde oplossingen voor waterberging, parkeeroplossingen, circulaire energievoorzieningen of zuinig ruimtegebruik) en uit kwaliteitsoogpunt;
  • e. het dak van gebouwen moet worden gebruikt om energie/warmte/koude op te wekken, tenzij een andere duurzame maatregel dit onmogelijk maakt of als het bedrijfsproces duurzaam dakgebruik verhindert;
  • f. binnen de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' is, bij de entree van dit deel van het bedrijventerrein, maximaal één vrijstaande reclame-uiting (verzamelbord) toegestaan;
  • g. per bedrijfsperceel is, bij de entree, maximaal één vrijstaande reclame-uiting van het betreffende bedrijf toegestaan; overige reclame dient in een gebouw te worden geïntegreerd of mee te worden ontworpen;
  • h. installaties moeten in een gebouw worden geïntegreerd of mee worden ontworpen;
  • i. per bedrijfsperceel zijn maximaal 7 vlaggenmasten toegestaan;
  • j. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan:
    • 1. 3 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 1 m voor een reclame-uiting zoals bedoeld onder g;
    • 3. 4 m voor een reclame-uiting zoals bedoeld onder f;
    • 4. 3,5 m voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bedoeld onder d4;
    • 5. 4 m voor vrijstaande verlichtingsmasten;
    • 6. 7 m voor vlaggenmasten zoals bedoeld onder i;
    • 7. 15 m voor circulaire energievoorzieningen in de vorm van kleinschalige grondgebonden windturbines (tiphoogte);
    • 8. 10 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
6.2.3 Specifieke vorm van bedrijventerrein - 3

Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 3' voldoen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aan de bouwregels uit Circulair kwaliteitsplan, of diens rechtsopvolger, waarbij in ieder geval geldt:

  • a. de gebouwen / de bedrijfspercelen dienen georiënteerd te zijn op de noord-zuidelijk gerichte ontsluitingsweg(en) zoals bedoeld in lid 6.4.1; de ontsluiting van de percelen is uitsluitend aan deze zijde toegestaan en het parkeren - al dan niet gecombineerd met waterberging - dient in ieder geval aan deze zijde (voorkant van de percelen) plaats te vinden;
  • b. aan de voorkant zoals bedoeld onder a en aan de zijde van de Bosschebaan en de Raktstraat hebben de bebouwing en het perceel een representatieve, hoogwaardige uitstraling zoals bedoeld in Circulair kwaliteitsplan;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', behalve voor gebouwen zoals bedoeld onder d5, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
  • d. bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd op een afstand van:
    • 1. minimaal 20 m achter de perceelsgrens aan de zijde van de noord-zuidelijk gerichte ontsluitingswegen zoals bedoeld in lid 6.4.1;
    • 2. minimaal 2 m en maximaal 3 m achter de oostelijke perceelsgrens;
    • 3. minimaal 5 m achter de perceelsgrens aan de overige zijden; behalve ingeval twee bedrijfsgebouwen tegen elkaar aan worden gebouwd;
    • 4. te grote verspringingen in de rooilijnen (zoals bedoeld in Circulair kwaliteitsplan) zijn ongewenst;
    • 5. het bepaalde onder 1. en 2. is niet van toepassing voor gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een transparante en hoogwaardige uitstraling, ten behoeve van duurzaam ruimtegebruik van het terrein (onder andere gedeelde oplossingen voor waterberging, parkeeroplossingen, circulaire energievoorzieningen of zuinig ruimtegebruik) en uit kwaliteitsoogpunt;
  • e. het dak van gebouwen moet worden gebruikt om energie/warmte/koude op te wekken, tenzij een andere duurzame maatregel dit onmogelijk maakt of als het bedrijfsproces duurzaam dakgebruik verhindert;
  • f. binnen de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 3' is, bij de entree van dit deel van het bedrijventerrein, maximaal één vrijstaande reclame-uiting (verzamelbord) toegestaan;
  • g. per bedrijfsperceel is, bij de entree, maximaal één vrijstaande reclame-uiting van het betreffende bedrijf toegestaan; overige reclame dient in een gebouw te worden geïntegreerd of mee te worden ontworpen;
  • h. installaties moeten in een gebouw worden geïntegreerd of mee worden ontworpen;
  • i. per bedrijfsperceel zijn maximaal 7 vlaggenmasten toegestaan;
  • j. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan:
    • 1. 3 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 1 m voor een reclame-uiting zoals bedoeld onder g;
    • 3. 4 m voor een reclame-uiting zoals bedoeld onder f;
    • 4. 3,5 m voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bedoeld onder d5;
    • 5. 4 m voor vrijstaande verlichtingsmasten;
    • 6. 7 m voor vlaggenmasten zoals bedoeld onder i;
    • 7. 15 m voor circulaire energievoorzieningen in de vorm van kleinschalige grondgebonden windturbines (tiphoogte);
    • 8. 10 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' en/of 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2 voor het bouwen van bedrijfsondersteunende installaties in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 35 m, mits deze nodig zijn voor een goed functioneren van het bedrijf, mits dit naar het oordeel van het circulair kwaliteitsteam niet op onevenredige bezwaren stuit;
  • b. lid 6.2, indien dit naar het oordeel van het circulair kwaliteitsteam gewenst en / of noodzakelijk is vanuit het oogpunt van duurzaam ruimtegebruik (onder andere gedeelde oplossingen voor waterberging, parkeeroplossingen, zuinig ruimtegebruik), circulaire energievoorzieningen, en/of uit kwaliteitsoogpunt.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Voorwaardelijke verplichting ontsluitingswegen

Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' moeten twee noord-zuidgerichte ontsluitingswegen (met bijbehorende groen-/blauwe zones) worden aangelegd en in stand worden gehouden, conform het bepaalde in Circulair kwaliteitsplan, of diens rechtsopvolger.

6.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing en waterberging

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken binnen de bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de bestemming voor bedrijventerrein, zonder dat:

  • a. binnen 3 jaar na het onherroepelijk in werking treden van het plan, de groen-/blauwe structuur uit het circulair landschapspark - conform het bepaalde in Circulair kwaliteitsplan of diens rechtsopvolger - is aangelegd en in stand wordt gehouden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'water' in de bestemming "Groen", oppervlaktewater met een minimale bergingcapaciteit van ... m3 (PM) is aangelegd en in stand wordt gehouden.
6.4.3 Voorwaardelijke verplichting groen en water op bedrijfspercelen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' dient:
    • 1. tenminste 20% van het voorterrein van het perceel, direct grenzend aan de openbare ruimte, met natuurlijk-groen- en/of watervoorzieningen te worden ingericht; dubbel grondgebruik zoals natuurlijk-groene daken gecombineerd met zonnepanelen boven fietsenstallingen of andere bouwwerken / doeleinden wordt hieronder mede begrepen;
    • 2. tenminste 10% van de totale oppervlakte van het bedrijfsperceel met natuurlijk-groen- en/of watervoorzieningen te worden ingericht; dubbel grondgebruik zoals natuurlijk-groene daken gecombineerd met zonnepanelen wordt hieronder mede begrepen, evenals natuurlijk-groene gevels; het groen zoals bedoeld onder 1 telt mee in deze berekening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' en 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 3' dient tenminste 10% van de totale oppervlakte van het bedrijfsperceel met natuurlijk-groen- en/of watervoorzieningen te worden ingericht; dubbel grondgebruik zoals natuurlijk-groene daken gecombineerd met zonnepanelen wordt hieronder mede begrepen, evenals natuurlijk-groene gevels.
6.4.4 Parkeren

Inzake parkeren geldt het bepaalde in 20.2 Parkeren, met dien verstande dat het parkeren geheel op eigen terrein opgelost dient te worden (inclusief bezoekersparkeren). In aanvuling daarop geldt ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' dat vrachtwagens bij de bedrijfspercelen op een afstand van tenminste 5 m achter de voorste bebouwingsgrens van het hoofdgebouw dienen te parkeren.

6.4.5 Buitenopslag

buitenopslag (inclusief opslag van containers) is uitsluitend toegestaan:

  • a. bij niet-logistieke bedrijven;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is bij logistieke bedrijven wel buitenopslag van uitsluitend containers toegestaan, met inachtname van het navolgende;
  • c. op een afstand van minimaal 5 m achter de voorste bebouwingsgrens van het hoofdgebouw;
  • d. tot een hoogte van maximaal 4 m;
  • e. indien een natuurlijk-groene afscherming (met inheemse beplanting) deze opslag uit het zicht onttrekt vanaf het openbaar toegankelijk gebied.
6.4.6 Risicovolle inrichtingen

risicovolle inrichtingen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

Risicovolle inrichtingen, niet zijnde waterstoftanks

  • a. de PR 10-6-contour geheel binnen de eigen inrichtinsgrens moet liggen;

Waterstoftanks (inclusief bijbehorende voorzieningen)

  • a. de afstand tot aan kwetsbare objecten minimaal 55 m moet bedragen.
6.4.7 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:

  • a. een gebruik van gronden ten behoeve van niet-tijdelijke grondgebonden zonnepanelen. Een gebruik als tijdelijke zonnepanelen, of permanente zonnepanelen op daken of anderszins verbonden met bedrijfsbebouwing of met de bedrijfsfunctie, wordt daarentegen niet gerekend tot een strijdig gebruik;
  • b. een gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Andere bedrijven

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van een bedrijf:

  • a. dat niet valt binnen doelgroepen, typering en omvang zoals genoemd in lid 6.1 sub a, mits:
  • b. dat niet is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten maar dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk kan worden gesteld met de toegestane categorieën; hierbij blijft de bepaling inzake doelgroepen en typering van een bedrijf gelden; of
  • c. in één milieucategorie hoger dan de toegelaten maximale milieucategorie, mits het bedrijf voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de toegelaten milieucategorieën; hierbij blijft de bepaling inzake doelgroepen en typering van een bedrijf zoals opgenomen in lid 6.1 onder a.1. gelden; of
  • d. uit milieucategorie 5.1. uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied', nadat advies is ingewonnen bij de 'Gemeenschappelijke Regeling (GR) Heesch West' en de drie betrokken gemeenten binnen deze 'Gemeenschappelijke Regeling (GR) Heesch West' unaniem positief adviseren over het betreffende verzoek; hierbij blijft de bepaling inzake doelgroepen, typering en indicatieve kavelomvang van een bedrijf zoals opgenomen in lid 6.1 onder a1 gelden.
6.5.2 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4, indien dit gewenst en / of noodzakelijk is vanuit het oogpunt van duurzaam ruimtegebruik (onder andere gedeelde oplossingen voor waterberging, parkeeroplossingen, zuinig ruimtegebruik) en uit kwaliteitsoogpunt, waarbij dit naar oordeel van het circulair kwaliteitsteam niet op onevenredige bezwaren stuit.

6.5.3 Buitenopslag

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4.5, indien dit naar oordeel van het circulair kwaliteitsteam niet op onevenredige bezwaren stuit.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd - 1" aangewezen gronden zijn, met inachtname van het bepaalde in artikel 20.3, bestemd voor:

en tevens:

  • b. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • c. parken en plantsoenen;
  • d. tijdelijk grondstoffen- en/of materialendepot;
  • e. tijdelijk moestuinen;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. langzaamverkeerspaden;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. recreatief gebruik; inclusief de daarbij behorende paden en incidentele verhardingen;
  • j. nutsvoorzieningen, straatmeubilair en kunstwerken;
  • k. agrarisch grondgebruik;

met de daarbij behorende:

  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd, behalve ten behoeve van circulaire energievoorzieningen. De bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de tiphoogte van circulaire energievoorzieningen in de vorm van kleinschalige grondgebonden windturbines bedraagt maximaal 15 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van circulaire energievoorzieningen tot een bouwhoogte van maximaal 8 m, mits dit naar het oordeel van het circulair kwaliteitsteam landschappelijk goed inpasbaar is.

7.4 Specifieke gebruiksregels

risicovolle inrichtingen in de vorm van waterstoftanks (met bijbehorende voorzieningen) zijn, voor zover passend binnen het onder 7.1 sub a genoemde doeleind, toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. waterstoftanks (met bijbehorende voorzieningen) niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - risicovolle inrichting';
  • b. waterstoftanks (met bijbehorende voorzieningen) niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine 1';
  • c. de afstand van waterstoftanks (met bijbehorende voorzieningen) tot aan kwetsbare objecten minimaal 55 m moet bedragen.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn, bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. langzaamverkeerspaden;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. recreatief gebruik, al dan niet in/op/aan het water); inclusief de eventueel daarbij behorende paden, steigers en incidentele verhardingen;
  • f. nutsvoorzieningen, straatmeubilair en kunstwerken;
  • g. parkeervoorzieningen ten behoeve van de onder d. bedoelde functie;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - circulaire energievoorzieningen', tevens voor circulaire energievoorzieningen en/of waterzuivering;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle landschappelijke lijn' tevens voor het behoud en/of het herstel van de aanwezige waardevolle landschappelijke lijn in het landschap;
  • k. voorzieningen ten behoeve van het voldoen aan de mitigatieopgave voor beschermde diersoorten zoals blijkt uit natuurtoets, opgenomen als bijlage 20 bij het MER;

met de daarbij behorende:

  • l. wegen/wegonderdelen en verhardingen; met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting uitgesloten', geen ontsluitingsweg is toegestaan.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Specifieke vorm van groen - circulaire energievoorzieningen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - circulaire energievoorzieningen', zijn, met inachtname van het bepaalde in artikel 20.3, maximaal twee locaties toegestaan waar (clusters van) gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in lid 8.1 sub i bedoelde functies, met een oppervlakte van in totaal maximaal 300 m2 per locatie, en een bouwhoogte van maximaal 5 m.

8.2.2 Gebouwen

Gebouwen, anders dan bedoeld in lid 8.2.1, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Naast het bepaalde in lid 8.2.1 voldoen overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten behoeve van de in lid 8.1 sub k. bedoelde functie, bedraagt maximaal 4 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Risicovolle inrichtingen
  • a. risicovolle inrichtingen in de vorm van waterstoftanks (met bijbehorende voorzieningen) zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - circulaire energievoorzieningen' toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. waterstoftanks (met bijbehorende voorzieningen) niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine 1';
    • 2. de afstand van waterstoftanks (met bijbehorende voorzieningen) tot aan kwetsbare objecten minimaal 55 m moet bedragen
8.3.2 Voorwaardelijke verplichting waardevolle landschappelijke lijn

Tot een strijdig gebruik van gronden binnen de bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle landschappelijke lijn' voor zover de aanwezige waardevolle landschappelijke lijn niet behouden blijft en/of hersteld wordt.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca uit categorie 2 zoals bedoeld in lid 1.50; inclusief eventuele horecaterrassen;

met de daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen, straatmeubilair en kunstwerken;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. tuinen en erven.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en speeltoestellen bedraagt maximaal 6 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend een gebruik van gebouwen voor bewoning en voor andere vorm van horeca dan zoals bedoeld in lid 9.1 sub a.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle landschappelijke lijn' tevens voor het behoud en/of het herstel van de aanwezige waardevolle landschappelijke lijn in het landschap;
  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen, straatmeubilair en kunstwerken;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. recreatief gebruik; inclusief de eventueel daarbij behorende paden, steigers en incidentele verhardingen;
  • i. maximaal drie vrijstaande reclame-uitingen (verzamelbord);
  • j. voorzieningen ten behoeve van het voldoen aan de mitigatieopgave voor beschermde diersoorten zoals blijkt uit natuurtoets, opgenomen als bijlage 20 bij het MER;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels
  • a. voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m2;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van palen, (licht)masten, portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 2. de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 3. de bouwhoogte van kunstwerken en kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 4. de bouwhoogte van een vrijstaande reclame-uiting (verzamelbord) zoals bedoeld in lid 10.1 sub i mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 5. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten behoeve van de in lid 10.1 sub j. bedoelde functie, bedraagt maximaal 4 m;
    • 6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden binnen de bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle landschappelijke lijn' voor zover de aanwezige waardevolle landschappelijke lijn niet behouden blijft en/of hersteld wordt.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, waterpartijen, oevers en taluds;
  • b. waterhuishouding;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende natuur- en landschapswaarden;
  • d. extensief recreatief medegebruik in, op en aan het water;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • c. aanlegsteigers en vlonders, met uitzondering van bestaande aanlegsteigers en vlonders, mits deze op een legale wijze tot stand zijn gebracht;
  • d. het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle landschappelijke lijn' voor zover de aanwezige waardevolle landschappelijke lijn niet behouden blijft en/of hersteld wordt.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. één paardenbak per bestemmingsvlak waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 800 m2, met daarbij behorende lichtmasten;

en tevens voor:

  • c. aan huis gebonden beroepen en bed & breakfast in de woning en/of bijgebouw, mits:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen brutovloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. aan huis gebonden bedrijf in een bijgebouw van de woning, mits:
    • 1. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte van het bijgebouw niet meer bedraagt dan 80 m2;
    • 2. het een activiteit betreft uit maximaal categorie 2 van de in bijlagen bij de regels opgenomen activiteiten;
    • 3. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft;
    • 4. de goede verkeersafwikkeling gewaarborgd blijft en op eigen terrein in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
    • 5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden bedrijf;
    • 6. geen buitenopslag plaatsvindt;
    • 7. er geen sprake is van een publieksaantrekkende werking;
  • e. voorzieningen ten behoeve van het voldoen aan de mitigatieopgave voor beschermde diersoorten zoals blijkt uit de natuurtoets, opgenomen als bijlage 20 bij het MER;

met de daarbijbehorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen, straatmeubilair en kunstwerken;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maatvoering van de bebouwing dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:

Bouwwerken   Maximale goothoogte in m   Maximale bouwhoogte in m   Maximale oppervlakte in m2   Maximale inhoud in m3   Minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in m  
Woning   6,6   11   -   600   5  
Vrijstaande bijgebouwen bij de woning   3,3   6,6   100   -   -  
Bouwwerken ten behoeve van het voldoen aan de mitigatieopgave voor beschermde diersoorten   -   4   -   -   -  
Lichtmasten t.b.v. een paardenbak   -   6   -   -    
Erfafscheidingen voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   1   -   -   -  
Erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan   -   2   -   -   -  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   6   50% van het onbebouwde erf achter de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   -  

  • b. een vrijstaand bijgebouw mag niet worden gebouwd voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de woning of het denkbeeldig verlengde hiervan;
  • c. algehele herbouw van een woning mag uitsluitend plaatsvinden op de bestaande fundamenten;
  • d. indien de bestaande inhoud van de woning afwijkt van sub a, dan is de bestaande inhoud van de bestaande woning op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan eveneens toegestaan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht;
  • e. voor het bouwen van een kelder gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bovengronds;
    • 2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen 1.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.2 sub b indien het gezamenlijke oppervlak van vrijstaande bijgebouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedraagt dan 100 m2. Alsdan mag, bij sloop van de vrijstaande bijgebouwen, de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen worden verhoogd met 50% van de te slopen oppervlakte aan bijgebouwen, mits:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak van vrijstaande bijgebouwen na sloop niet meer dan 200 m2 bedraagt;
    • 2. aangetoond is dat de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt;
    • 3. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • b. lid 12.2 sub c teneinde algehele herbouw van een woning buiten de bestaande fundamenten toe te staan, mits:
    • 1. de herbouw plaatsvindt binnen hetzelfde bestemmingsvlak;
    • 2. de herbouw heeft een vanuit landschappelijke, stedenbouwkundig en/of milieukundig oogpunt verbeterde situering tot gevolg;
    • 3. de belangen van omliggende (niet-)agrarische bedrijven en aangrenzende percelen niet worden aangetast;
    • 4. voldaan wordt aan het bepaalde uit de Wet geluidhinder;
    • 5. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
    • 6. de bestaande woning wordt gesloopt na oplevering van de herbouwde woning;
  • c. lid 12.2 sub a ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van de woning niet meer bedraagt dan 750 m3;
    • 2. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bebouwing voor kamperen;
  • b. het gebruik van gronden en bebouwing voor bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • c. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • d. het gebruik van gronden en bebouwing voor reclamedoeleinden.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Wijziging ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging alleen mag worden toegepast indien de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning meer dan 200 m2 bedraagt, mits sprake is van fysiek bestaande, legale vrijgekomen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. de oppervlakte van de dagrecreatieve voorzieningen niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • c. de oppervlakte van ondergeschikte detailhandel niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • d. de oppervlakte van ondergeschikte horeca niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • e. de oppervlakte van het bestemmingsvlak na wijziging niet meer mag bedragen dan 5000 m2;
  • f. vervangende nieuwbouw van vrijgekomen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen is toegestaan;
  • g. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven;
  • h. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen is toegestaan, mits de oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • i. de vestiging van recreatieve voorzieningen geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg mag hebben;
  • j. er aan de hand van een inrichtingsplan dient te worden aangetoond op welke wijze het erf wordt ingepast in het omringende landschap, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 5 van de Structuurvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk d.d. 16 december 2009;
  • k. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS / NNB niet worden aangetast;
  • l. een watertoets is uitgevoerd;
  • m. buitenopslag niet is toegestaan;
  • n. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • o. er geen sprake is van milieuhygiënische bezwaren;
  • p. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.
12.5.2 Wijziging ten behoeve van statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van statische opslag, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging alleen mag worden toegepast indien de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning meer dan 200 m2 bedraagt, mits sprake is van fysiek bestaande, legale vrijgekomen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. de oppervlakte aan gebouwen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven;
  • c. de functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • d. er dient aan de hand van een inrichtingsplan te worden aangetoond op welke wijze het erf wordt ingepast in het omringende landschap, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 5 van de Structuurvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk d.d. 16 december 2009;
  • e. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS / NNB niet worden aangetast;
  • f. een watertoets is uitgevoerd;
  • g. buitenopslag niet is toegestaan;
  • h. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • i. er geen sprake is van milieuhygiënische bezwaren;
  • j. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • k. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen is toegestaan, mits de oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2.
12.5.3 Wijziging ten behoeve van agrarisch-technische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van agrarisch technische en agrarisch verwante bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging alleen mag worden toegepast indien de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning meer dan 200 m2 bedraagt, mits sprake is van fysiek bestaande, legale vrijgekomen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. de oppervlakte aan gebouwen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot maximaal 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven;
  • c. de oppervlakte van het bestemmingsvlak na wijziging niet meer mag bedragen dan 5000 m2;
  • d. het een activiteit, of naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen activiteit, betreft uit maximaal categorie 2 van de in bijlagen bij de regels opgenomen activiteiten;
  • e. de wijziging niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven per bestaand perceel;
  • f. de wijziging niet leidt tot een kantoorfunctie met een baliefunctie;
  • g. de wijziging niet leidt tot een detailhandelsfunctie met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
  • h. de functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • i. er dient aan de hand van een inrichtingsplan te worden aangetoond op welke wijze het erf wordt ingepast in het omringende landschap, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 5 van de Structuurvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk d.d. 16 december 2009;
  • j. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS / NNB niet worden aangetast;
  • k. een watertoets is uitgevoerd;
  • l. buitenopslag niet is toegestaan;
  • m. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • n. er geen sprake is van milieuhygiënische bezwaren;
  • o. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • p. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen is toegestaan, mits de oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2.
12.5.4 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van niet-agrarische bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging alleen mag worden toegepast indien de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning meer dan 200 m2 bedraagt, mits sprake is van fysiek bestaande, legale vrijgekomen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. de wijziging enkel is toegestaan ter plaatse van de zone 'bebouwingsconcentraties' zoals is opgenomen in de Structuurvisie buitengebied, welke is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk d.d. 16 december 2009;
  • c. het een activiteit, of naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen activiteit, betreft uit maximaal categorie 2 van de in bijlagen bij de regels opgenomen activiteiten;
  • d. de oppervlakte van de niet-agrarische bedrijvigheid niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • e. de oppervlakte van statische opslag niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • f. de oppervlakte aan gebouwen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot maximaal 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven;
  • g. de bedrijvigheid geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg mag hebben;
  • h. aan de hand van een inrichtingsplan dient te worden aangetoond op welke wijze het erf wordt ingepast in het omringende landschap, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 5 van de Structuurvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk d.d. 16 december 2009;
  • i. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS / NNB niet worden aangetast;
  • j. een watertoets is uitgevoerd;
  • k. buitenopslag niet is toegestaan;
  • l. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • m. er geen sprake is van milieuhygiënische bezwaren;
  • n. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • o. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen is toegestaan, mits de oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2.

Artikel 13 Waarde - Archeologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden te verwachten en/of aanwezige archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere artikelen is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd;
  • b. bouwwerken, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,4 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van bebouwde percelen, en dieper dan 0,2 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van de overige gronden.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 13.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien en voorzover:

  • a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  • b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving of archeologische begeleiding. De te nemen maatregel dient uitgevoerd te worden op basis van een door een senior KNA archeoloog goedgekeurd programma.
13.4 Omgevingsvergunning
13.4.1 Verbod

Het is op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, waarvan de grondverstoring dieper reikt dan 0,4 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van bebouwde percelen, en dieper dan 0,2 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van de overige gronden:

  • a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • f. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • g. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of drainageleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • i. het aanbrengen van verhardingen.
13.4.2 Uitzondering omgevingsvergunning

Het in 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
13.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 13.4.2 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de in 13.1 genoemde voorzieningen of waarden dan wel de mogelijkheden tot herstel niet-onaanvaardbaar zal of kan worden verkleind.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. indien in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde waarden worden veiliggesteld en de te nemen maatregel is uitgevoerd op basis van een door een senior KNA archeoloog goedgekeurd Programma van Eisen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
15.2 Ondergronds bouwen

Ten aanzien van het oprichten van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  • 1. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd waar ook bovengrondse bebouwing is toegestaan;
  • 2. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken, die niet onder bovengrondse bouwwerken zijn gelegen, dient te worden meegerekend voor de bepaling van het bebouwingspercentage.
15.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt. Bij bedrijfsgebouwen dienen (technische) installaties in het gebouw te worden gerealiseerd en/of te worden meeontworpen.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingplan wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
16.2 Ondergeschikte functies

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning of het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf, tenzij in de specifieke gebruiksregels in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 Overige zone - gezoneerd industrieterrein

Gezoneerd industrieterrein

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - gezoneerd industrieterrein' zijn bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 41 lid 3 van de Wet geluidhinder juncto artikel 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht toegestaan;
  • b. de onder a bedoelde gronden mogen alleen worden gebruikt indien de geluidruimte zoals aangegeven op de geluidverkavelingkaart (bijlage PM) niet wordt overschreden.

Wijziging gezoneerd industrieterrein

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de begrenzing van het industrieterrein te wijzigen door:

  • c. het wijzigen van de aanduiding 'Overige zone - gezoneerd industrieterrein' op basis van nader akoestisch onderzoek;
  • d. het opheffen van de aanduiding 'Overige zone - gezoneerd industrieterrein', met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen zoneplichtig industrieterrein meer is;
  • e. het verhogen van het geluidbudget van een perceel, zoals opgenomen in het geluidverdeelplan, binnen de aanduiding 'Overige zone - gezoneerd industrieterrein' en het gelijktijdig verlagen van het geluidbudget van een ander perceel binnen die aanduiding indien:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak voor verhoging van het geluidbudget is aangetoond en het duurzaam bedrijfseconomisch functioneren voor het bouwperceel met het te verkleinen geluidbudget wordt gewaarborgd;
    • 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
      • ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken een hoger geluidbudget noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient het gewenste geluidbudget te worden aangegeven, alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
      • door het toestaan van een hoger geluidbudget, de (voorkeurs-)grenswaarde op de grens van de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van bestaande en geprojecteerde woningen, niet wordt overschreden.

Alvorens omtrent wijziging van het bestemmingsplan te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Omgevingsdienst.

17.2 Overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, stedelijk concentratiegebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, stedelijk concentratiegebied' is de in de provinciale Verordening ruimte te verwijderen zone 'zoekgebied stedelijke ontwikkeling, stedelijk concentratiegebied'.

17.3 Vrijwaringszone - snelweg
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - snelweg' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd, met uitzondering van de met Rijksweg A59 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen;
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - snelweg', mits door de bouw van deze bebouwing de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord;
  • c. De in sub b bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bebouwing die bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen.
17.4 Windturbines
17.4.1 Vrijwaringszone - windturbine 1

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine 1':

  • a. mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemming(en), geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden gebouwd;
  • b. is wiekoverslag van de windturbine toegestaan, alsmede:
    • 1. opstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat dit artikel met artikel 5.1 sub b gezamenlijk toestemming geven voor maximaal:
      • één permanente opstelplaats per windturbine met een maximale oppervlakte van 2.000 m² per opstelplaats;
      • één tijdelijke (maximaal 2 jaar, gerekend vanaf start bouw van de betreffende turbine) opstelplaats per windturbine met een maximale oppervlakte van 5.000 m2 per opstelplaats, ten behoeve van de bouwwerkzaamheden;
    • 2. inkoopstations, met dien verstande dat dit artikel met artikel 5.1 sub c gezamenlijk toestemming geven voor maximaal 1 inkoopstation per windturbine, met een maximale oppervlakte van 50 m2 per inkoopstation en een maximale bouwhoogte van 4 m;
    • 3. kabels en leidingen, niet zijnde hoogspanningsleidingen;
    • 4. toegangs- en onderhoudswegen, alsmede bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bermsloten, bruggen en duikers;
    • 5. (overige) voorzieningen ten behoeve van het plangebied, zoals en hekwerken en infrastructurele voorzieningen;
    • 6. kunstwerken, alsmede voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
    • 7. toegangs- en onderhoudswegen ten behoeve van het windpark, alsmede bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bermsloten, bruggen en duikers;

Voor de toegangs- en onderhoudswegen gelden de volgende regels:

  • de maximale breedte van een toegangs- en onderhoudsweg is 5 meter met uitzondering van kruisingen met andere wegen en bochten;
  • er wordt maximaal één toegangsweg per windturbine aangelegd;
  • agrarisch medegebruik van toegangs- en onderhoudswegen is toegestaan.
17.4.2 Vrijwaringszone - windturbine 2

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine 2' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemming(en), geen kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden gebouwd.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels:

  • a. ten behoeve van het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • b. ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, lichtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • c. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen, mits dit noodzakelijk is vanuit constructieve vereisten, architectonisch belang of oogpunt van duurzaamheid, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • d. en overschrijding van aanduidingen toestaan, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast.
  • e. en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een geringe mate van afwijking is toegestaan, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • f. en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • g. en toestaan dat kleinschalige bouwwerken (nutsvoorzieningen) ten behoeve van technische voorzieningen voor het verkrijgen van circulaire / duurzame energie worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 10 m;
  • h. en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
18.2 Kleinschalig kamperen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen op de gronden ter plaatse van de bestemming 'Wonen' en de aansluitende gronden, met dien verstande dat:

  • a. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan binnen het bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen' en op een afstand van 50 m daarbuiten;
  • b. het betreffende terrein niet is gelegen aansluitend aan of behorend bij een reeds bestaand kampeerterrein;
  • c. stacaravans niet zijn toegestaan;
  • d. het gebruik van bestaande bebouwing ten behoeve van sanitaire voorzieningen is toegestaan;
  • e. het aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 mag bedragen;
  • f. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • g. geen onevenredige aantasting van landschappelijke en ecologische waarden plaatsvindt.
18.3 Voorwaarden afwijken

Een afwijking als bedoeld in lid 18.1 en/of 18.2 is slechts mogelijk indien:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

19.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtname van het bepaalde in artikel 20.3, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied' - al dan niet gedeeltelijk - te wijzigen, ingeval:

  • a. voldaan wordt aan de Ladder voor duurzame verstedelijking:;
  • b. ingeval er behoefte is aan een locatie met specifieke eigenschappen die niet gevonden kan worden binnen het gebied van 50 ha netto zoals bedoeld in lid 6.1; en
  • c. nadat advies is ingewonnen bij het 'Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO):' (of diens rechtsopvolger op grond van de provinciale omgevingsverordening) en binnen dit 'Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO):' (of diens rechtsopvolger op grond van de provinciale omgevingsverordening) een meerderheid positief beslist over het betreffende verzoek;
  • d. nadat advies is ingewonnen bij het college van de gemeente 's-Hertogenbosch;

waarbij:

  • e. de maximale toegestane oppervlakte aan bedrijventerrein van 50 ha netto zoals genoemd in lid 6.1 sub a mag worden verruimd tot maximaal 80 ha netto bedrijventerrein; waarvan maximaal 80% grootschalige logistiek;
  • f. de bestemming "Gemengd - 1" mag worden gewijzigd naar de bestemming "Bedrijventerrein"; waarbij de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - risicovolle inrichting' dient te worden overgenomen en onverkort van toepassing blijft, en waarbij alsdan de volgende begrenzing van de genoemde bestemmingen en maximale milieucategorieën geldt: afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBedrHeeschwest-VO01_0038.jpg"

  • g. binnen de gronden met de bestemming “Gemengd - 1” die ingevolge de aanhef en sub f. mogen worden gewijzigd naar de bestemmingen “Bedrijventerrein”, alsdan een maximale bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen van 20 m is toegestaan; voor het overige zijn de regels uit Artikel 6 van overeenkomstige toepassing (waarbij de bepalingen uit lid 6.2.3 Specifieke vorm van bedrijventerrein - 3 van overeenkomstige toepassing zijn), inclusief de afwijkingsbevoegdheden uit lid 6.5.
19.2 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits dit ruimtelijk inpasbaar is, gelet op:

  • a. de kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
  • c. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. het gewenste voorzieningenniveau.

Artikel 20 Overige regels

20.1 Verbrede reikwijdte / Chw
20.1.1 Duurzaamheid

Doel

De ontwikkeling van een duurzaam bedrijventerrein waarbij in 2030 de ambities zijn gehaald zoals opgenomen in Energievisie en Circulair kwaliteitsplan of diens rechtsopvolger(s).

Procesregel

Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen, of een wijziging van het feitelijke gebruik, stelt de aanvrager danwel gebruiker een motivering op waarin wordt aangegeven hoe de bouw en/of de activiteiten van het bedrijf bijdragen aan het doel; een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder afgegeven en een wijziging van het feitelijke gebruik is niet eerder toegestaan dan nadat op voornoemde motivering een positieve beoordeling is gegeven door het circulair kwaliteitsteam; waarbij de volgende beoordelingsmethodiek wordt toegepast: (PM).

Zorgplicht duurzaamheid

Een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn / haar activiteit nadelige gevolgen kan hebben op het halen van het doel, is verplicht:

  • a. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem / haar kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen,
  • b. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken,
  • c. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd.

Maatwerkvoorschrift

Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften stellen om te voorkomen dat bepaalde activiteiten afbreuk doen aan het halen van het doel, of om specifieke activiteiten juist af te dwingen.

Advies

Om te kunnen bepalen hoe een bedrijf of activiteit kan bijdragen aan het halen van de ambities voor een duurzaam bedrijventerrein kan een (pre)advies worden ingewonnen bij het circulair kwaliteitsteam.

20.2 Parkeren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016 van de gemeente 's-Hertogenbosch; waarbij wordt uitgegaan van de normen zoals deze gelden voor zone 5;
  • b. Het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemmingen in dit plan is uitsluitend toegestaan als voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd en gehandhaafd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016 van de gemeente 's-Hertogenbosch;
  • c. Als de beleidsregels als bedoeld onder a en/of b wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden dan wel zijn burgemeester en wethouderes bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat andere parkeernormen / een andere Nota Parkeernormering van toepassing wordt verklaard.
20.3 Relatie met bestemmingsplan "Heesch West (gemeente 's-Hertogenbosch)"

Waar de grenzen van de bestemmingen:

en van de aanduidingsvlakken:

samenvallen met de gemeentegrens, worden deze vlakken in dit bestemmingsplan en het aangrenzende bestemmingsplan "Heesch West (gemeente 's-Hertogenbosch)" met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002439-1201 van de gemeente 's-Hertogenbosch, voor de toepassing van de regels, beschouwd als één vlak.

20.4 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Heesch West (gemeente Bernheze)".