direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Achterstraat - Delst, Nistelrode
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Achterstraat - Delst, Nistelrode" van de gemeente Bernheze.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie tussen de Achterstraat en Delst is een braakliggend terrein gesitueerd binnen de bestemming 'Agrarisch'. De initiatiefnemer is voornemens om ter plaatse 8 twee-onder-een-kapwoningen, 5 rijwoningen en 1 vrijstaande woning te realiseren.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van de vigerende bestemmingsplannen “Bestemmingsplan De kommen van Bernheze” en ''Buitengebied Bernheze'', omdat binnen de vigerende bestemming 'Agrarisch' geen woningbouwontwikkelingen worden toegestaan. De gemeente Bernheze heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van de bestemmingsplannen.

Voorliggend bestemmingsplan omvat de toelichting en de regels voor het realiseren van 8 twee-onder-een-kapwoningen, 5 rijwoningen en 1 vrijstaande woning op de locatie tussen de Achterstraat en Delst.

.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0001.png" TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0002.png" KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Bernheze, sectie K, nummers 615 (gedeeltelijk), 705, 706, 2347, 2548, 2549 (gedeeltelijk), en 2550. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 6.100 m². De gronden zijn particulier in eigendom.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeren de bestemmingsplannen “Bestemmingsplan De kommen van Bernheze”, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 1 juni 2011; en 'Buitengebied Bernheze', vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 10 september 2014.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0003.png"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

1.3.1 Bestemmingsplan De Kommen van Bernheze

De gronden in het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan 'De kommen van Bernheze' bestemd als 'Wonen' en 'Agrarisch'.

Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' zijn de gronden onder meer aangewezen voor:

  • a. het bestaande aantal woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. aaneengebouwd: aaneengebouwde woningen;
    • 2. gestapeld: gestapelde woningen;
    • 3. twee-aaneen: twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 4. vrijstaand: vrijstaande woningen;
  • b. nieuwe woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, met inachtneming van dat maximumaantal;
  • c. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat per woning maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep tot een maximum van 50 m2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘garage’: garageboxen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': tevens het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op het perceel voorkomende monumentale en/of cultuurhistorische waardevolle gebouwen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch' zijn de gronden onder meer aangewezen voor:

De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een intensief veehouderijbedrijf;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch bedrijf’: overige agrarische bedrijven;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: een bedrijfswoning;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie en beeldentuin’ een galerie/beeldentuin;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven.

Daarnaast geldt ter plaatse van een deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

Ook is een klein deel van het plangebied bestemd als 'Waarde - Archeologie 3'. De voor “Waarde - Archeologie 3” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

1.3.2 Bestemmingsplan Buitengebied Bernheze

De gronden in het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Bernheze' ' bestemd als 'Agrarisch met waarden – Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden' .

Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden' zijn de gronden onder meer aangewezen voor:

  • a. behoud, bescherming en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en ecologische waarden;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige droge en natte natuurwaarden, waaronder beekherstel;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;
  • d. instandhouding van de typerende geologie/ geomorfologie;
  • e. agrarisch grondgebruik;
  • f. de uitoefening van het agrarisch bedrijf,
  • g. ontwikkeling van een aantrekkelijk en gevarieerd woon- en werkklimaat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - woonwerkontwikkelingsgebied';
  • h. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. extensieve dagrecreatie;
  • k. doeleinden van openbaar nut;
  • l. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden en sloten.

Daarnaast geldt ter plaatse van een deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

Ook geldt ter plaatse van een deel van het plangebied de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'. Ter plaatse van de aanduiding  'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn specifieke regels van toepassing.

Tevens geldt ter plaatse van het plangebied de gebiedsaanduiding 'wro-zone - woonwerkontwikkelingsgebied'. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - woonwerkontwikkelingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing.

1.3.3 Conclusie

Het initiatief betreft het realiseren van 8 twee-onder-een-kapwoningen, 5 rijwoningen en één vrijstaande woning op de locatie tussen de Achterstraat en Delst, in Nistelrode. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van de vigerende bestemmingsplannen “De kommen van Bernheze” en ''Buitengebied Bernheze'', omdat binnen de vigerende bestemming 'Agrarisch' geen woningbouwontwikkelingen worden toegestaan. Het opstellen van een bestemmingsplan is noodzakelijk om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0004.png"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Bebouwing en functies

Het plangebied is in het dorp Nistelrode in de gemeente Bernheze. Het plangebied bevindt zich ten zuiden van de kern en grenst aan het buitengebied.

Nistelrode maakt deel uit van een reeks van oude ontginningen op de Peelhorst, die langs de Peelrandbreuk liggen. De ruimtelijke structuur van Nistelrode word bepaald door lintbebouwing in een noord-zuidrichting, evenwijdig aan de Peelrandbreuk. Nistelrode heeft een historisch centrum met karakteristieke driehoekige pleinen en historische bebouwing. De structuur van de uitbreidingen van Nistelrode loopt hoofdzakelijk evenwijdig aan de oude wegenstructuur. Kenmerkend voor de ruimtelijke structuur zijn de buurtschappen Menzel, Donzel, Kantje en Maxend, die met Nistelrode zijn verbonden door een aaneengesloten lint van voornamelijk agrarische bebouwing. De oude wegen naar het centrum zijn voorzien van laanbeplanting, die veelal is onderbroken of versnipperd. Vanuit het buitengebied strekt het groen op een aantal locaties nog relatief ver door tot de kern. De randen van de kern hebben een verschillend karakter. In het westen en zuiden liggen agrarische gronden. De historische linten, die allen min of meer parallel aan de Peelrandbreuk lopen, hebben een cultuurhistorische waarde.

Ter plaatse van het plangebied is een weiland gelegen. Ten hoogte van het plangebied liggen overwegend woningen.

Onderstaande afbeeldingen geven de bestaande situatie van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0005.png"
 
afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0006.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0007.png"  

BESTAANDE SITUATIE PLANGEBIED  

2.2 Ontsluiting

Het plangebied ligt aan de Achterstraat. De Achterstraat is een ontsluitingsweg die de kern met het buitengebied verbindt. In de bestaande situatie is er geen ontsluiting aanwezig.

2.3 Groen en water

Het plangebied is voorzien van groen in de vorm van een weiland. Daarnaast bevinden zich aan de zuidkant van het plangebied, op de grens van het buitengebied enkele knotwilgen, een eik en elsen die als karakteristieke bomen worden aangemerkt. Aan de zuidkant, op de grens van het plangebied, is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van een sloot.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0008.png"

KNOTWILGEN OP DE GRENS VAN PLANGEBIED EN BUITENGEBIED

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, groen en water en duurzame en gezonde leefomgeving. Onderstaande afbeelding geeft de beoogde toestand van het plangebied weer, zie ook bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0009.png"

INRICHTINGSSCHETS ONTWIKKELING

3.1 Bebouwing en functies

Het initiatief betreft het realiseren van 8 twee-onder-een-kapwoningen, 5 rijwoningen en 1 vrijstaande woning op de locatie tussen de Achterstraat en Delst, in Nistelrode. Alle woningen worden voorzien van een voor- en achtertuin en beschikken over een achterom.

Middels een groene zoom wordt het plangebied landschappelijk ingepast, waardoor de kern en het buitengebied vloeiend overlopen. In deze groene zoom blijven de karakteristieke bomen behouden. Naast natuur en waterberging is hier ook plek voor spelen. Daarnaast wordt in deze groene zoom een plek gereserveerd voor het verzamelen van de vuilcontainers.

Ten behoeve van de bereikbaarheid van de woningen wordt een woonstraat aangelegd. In de straat wordt een keermogelijkheid (voor vrachtwagens) gerealiseerd.

3.2 Verkeer en parkeren

3.2.1 Verkeersgeneratie

Het realiseren van 14 woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Bernheze wordt aangeduid als 'weinig stedelijk', waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Bernheze tot 'rest bebouwde kom' behoort.

De nieuwe woningen betreffen 8 twee-onder-een-kapwoningen, 5 rijwoningen en 1 vrijstaande woning . Om de verkeersaantrekkende werking te bepalen worden de twee-onder-een-kapwoningen aangeduid als 'Koop, huis, twee-onder-een-kap'. De rijwoningen worden aangeduid als 'Koop, huis, tussen/hoek' en het vrijstaande huis wordt aangeduid als 'Koop, huis, vrijstaand'. De onderstaande tabel betreft de berekening van de verkeersaantrekkende werking voor motorvoertuigen in de bestaande situatie.

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Aantal   Totaal  
Koop, huis, twee-onder-een-kap   7,4 - 8,2   8 woningen   59 ,2 - 65,6  
Koop, huis, tussen/hoek   7,0 - 7,8   5 woningen   35, 0 - 39,0  
Koop, huis, vrijstaand   7,8 - 8,6   1 woning   7,8 - 8,6  
Totaal       102 - 113,2  

Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de beoogde situatie, in een worst-casescenario, zorgt voor 113 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

Conclusie

De verkeersaantrekkende werking van voorliggend plan neemt met 113 motorvoertuigbewegingen per etmaal toe ten opzichte van de huidige situatie. De capaciteit van de Achterstraat en omliggende straten is voldoende om het verkeer te kunnen verwerken. Bovendien ligt het plangebied op de grens van het buitengebied, waardoor er geen problemen op het gebied van doorstroming worden verwacht.

3.2.2 Ontsluiting

Ten behoeve van de bereikbaarheid van de woningen wordt een interne ontsluiting aangelegd. In de groene zoom wordt een keerlus gerealiseerd ten behoeve van grote voertuigen zoals vrachtwagens, brandweerwagens en vuilniswagens.

De 14 nieuwe woningen worden ontsloten op de interne ontsluitingsweg, die op de Achterstaat wordt ontsloten.

3.2.3 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor het goed functioneren van het projectgebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Bernheze heeft op 9 juli 2015 de Parkeernormennota gemeente Bernheze vastgesteld. De gemeente Bernheze wordt aangeduid als 'weinig stedelijk gebied', waarin de locatie van het projectgebied binnen de bebouwde kom behoort.

Om de parkeerbehoefte te berekenen worden de woningen aangeduid als 'Meerpersoonswoning > 60 m². In de tabel hieronder is de berekening van de parkeerbehoefte van de nieuwe situatie uiteengezet.

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Aantal   Totaal  
Meerpersoonswoning > 60 m2   2,0 incl, bezoekersparkeren   14 woningen   28,0  
Totaal       28,0  

Op basis van bovenstaande tabel geldt voor voorliggend plangebied dat met de realisatie van 14 nieuwe woningen 28 parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd. Hiervan kunnen 12 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden. Voor de lange opritten (ruim 10 m) bij de twee-onder-een-kapwoningen geldt dat iedere oprit als 1,3 parkeerplaats telt. Met 8 woningen betekent dat 10,4 parkeerplaatsen. De vrijstaande woning voorziet in 2 parkeerplaatsen. De overige 16 parkeerplaatsen zullen in de openbare ruimte binnen het plangebied gerealiseerd worden door middel van een parkeerkoffer (8 parkeerplaatsen) voor de rijwoningen en langsparkeerplaatsen (8 parkeerplaatsen) voor de twee-onder-een-kapwoningen aan de zijkant van de woonstraat. Daarmee is er in de openbare ruimte ook voldoende ruimte voor het bezoekersparkeren.

Conclusie

De benodigde parkeerplekken kunnen niet allen op eigen terrein gerealiseerd worden. Voor de parkeerplaatsen, die in de openbare ruimte gerealiseerd moeten worden, wordt het plangebied voorzien van parkeerhavens. Daar waar mogelijk uitgevoerd in grasbeton. Hierdoor is er voldoende parkeercapaciteit ten behoeve van de nieuw te realiseren woningen.

3.3 Groen en water

Binnen het plangebied is groen voorzien in de vorm van zelf in te richten voor- en achtertuinen. Daarnaast wordt aan de zuidkant van het plangebied een groene zoom gerealiseerd ten behoeve van een vertraagde infiltratie van hemelwater. De bestaande karakteristieke bomenrij op de grens van het plangebied en het buitengebied blijft behouden. Binnen het plangebied wordt geen oppervlaktewater gerealiseerd.

3.4 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.4.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd;
  • de oriëntatie van de woningen is geoptimaliseerd voor zonne-energie (zongericht verkavelen);
  • er wordt gebruikt gemaakt van lucht warmte-koude opslag, of andere vormen van duurzame energie;
  • gebruik van systemen om energie terug te winnen.
  • de woningen worden volgens het BENG-principe gebouwd;
  • De waarde voor oververhitting, ofwel de zogenoemde TOjuli, zal ten hoogste 1,2 zijn.

3.4.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • water in openbare ruimte (waterbergende, ecologische, landschappelijke, recreatieve functie);
  • waterberging op eigen terrein indien nog benodigd;
  • zo min mogelijk verharding / halfverharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • groen / bomen behouden ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress;
  • goed openbaar vervoer;
  • goede langzaam verkeersnetwerken;
  • natuurinclusief bouwen.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.


De NOVI is op 11 september 2020 ondertekend en inmiddels in werking treden. De NOVI is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
  • 10. Beperken van klimaatverandering;
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur;
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie;
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoendebeschikbaarheid van zoetwater;
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.


Analyse

Het initiatief betreft het realiseren van 8 twee-onder-een-kapwoningen, 5 rijwoningen en 1 vrijstaande woning op de locatie tussen de Achterstraat en Delst, in Nistelrode

Deze ontwikkeling draagt bij aan de opgave om tussen 2020 en 2035 circa 1,1 miljoen woningen toe te voegen aan de bestaande Nederlandse woningvoorraad. Middels deze ontwikkeling wordt zorg gedragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften in Nederland. Hierbij worden kwaliteit en bereikbaarheid onder meer als uitgangspunten genomen, waardoor een goede leefomgevingskwaliteit gerealiseerd kan worden. Daarnaast wordt bij het realiseren van de woonwijk rekening gehouden met het veranderende klimaat en wordt middels diverse maatregelen ervoor gezorgd dat er sprake is van een klimaatbestendige ontwikkeling. Op deze manier draagt het planvoornemen bij aan de nationale doelstelling om de gebouwde omgeving in 2050 CO2-arm, klimaatbestendig en natuurinclusief te maken. Bovendien blijkt uit diverse uitgevoerde onderzoeken ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling, dat deze ontwikkeling geen negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid heeft. Hiermee wordt een gezonde en veilige fysieke leefomgeving gewaarborgd.

Conclusie

Het plan geeft invulling aan het beleid, zoals omschreven in de Nationale Omgevingsvisie.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte genoemd, is op 30 december 2011 voor een groot deel in werking getreden en bevat regels ter bescherming van de nationale belangen. Het Barro bevat regels voor de borging van veertien nationale belangen. Het gaat hierbij om de volgende belangen:`

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Ecologische hoofdstructuur;
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • 14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van

het militaire vliegveld Volkel. Derhalve gelden bepaalde hoogtebeperkingen. In paragraaf 5.4

vindt hiervan een nadere uitwerking plaats. Daaruit wordt geconcludeerd dat het bouwplan

ruim onder de maximaal toegestane hoogte blijft. Het project vormt daardoor geen belemmering

voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".

Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Nationaal belang 13 is wettelijk verankerd in het Bro. In artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro is gesteld dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving dient te bevatten van:

  • a. de behoefte aan die ontwikkeling;
  • b. indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).

Betekenis voor het plangebied

Onderhavig plan voorziet in de realisatie van maximaal 14 woningen op de locatie waar in de vigerende bestemmingsplan de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden – Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden' gelden. Dit betekent dat onderhavige locatie reeds niet als woningbouwlocatie is bestemd en in totaal 0 woningen mogelijk zijn. Dit betekent een toename van 14 extra wooneenheden. Het planvoornemen valt onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling'.

Verantwoording

De toevoeging van extra woningen sluit aan bij de toenemende vraag naar (zorg)woningen in de regio. Voor de gemeente Bernheze ligt een actuele vraag naar 1.800 woningen voor de komende 10 jaar. Met de toevoeging van 14 extra wooneenheden binnen bestaand stedelijk gebied, waaronder sociale huurwoningen, voldoet het bestemmingsplan aan de actuele lokale en provinciale woningbouwbehoefte en past hiermee binnen de provinciale (zie paragraaf 4.2.3) en gemeentelijke woonvisie (zie paragraaf 4.3.3).

Conclusie

Het project voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant;
  • Brabantse agenda Wonen.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft het realiseren van 8 twee-onder-een-kapwoningen, 5 rijwoningen en 1 vrijstaande woning op de locatie tussen de Achterstraat en Delst, in Nistelrode.

ad 1.   De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Zij zullen all electric woning zijn en er zal gebruik gemaakt worden van energieopwekking door middel van een warmtepomp. Tevens wordt gebruik gemaakt van systemen om energie (warmte) terug te winnen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woningen.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt (zie paragraaf 5.3). Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de woonpercelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De 14 woningen worden gerealiseerd aan de rand van de kern van Nistelrode binnen het stedelijk gebied en grenst aan het buitengebied. Dit betekent dat het bestaand stedelijk gebied niet wordt vergroot. Het is zaak om bij woningbouw eerst te onderzoeken of dit kan gebeuren binnen bestaand stedelijk gebied. Hieraan wordt voldaan binnen dit plan.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening (geconsolideerde versie 8 december 2020) bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

4.2.2.1 De toedeling van functies

Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.42 woningen toegestaan, mits voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt aan de voorwaarden getoetst.

''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling

Lid 1

Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:

  • a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
  • b. Het plan past binnen de regionale afspraken als bedoeld in afdeling 5.4. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
    Het plan wordt gerealiseerd aan de rand van de kern Nistelrode, binnen het bestaand stedelijk gebied. Hierbij is derhalve geen sprake van uitbreiding van het stedelijk gebied. Deze ontwikkeling zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen.

Lid 2

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  • a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
    Het plan voldoet aan alle uitvoeringsaspecten. Deze worden nader toegelicht in hoofdstuk 5.
  • b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
    Het plan wordt gerealiseerd aan de rand van de kern Nistelrode, op een agrarisch perceel binnen het bestaand stedelijk gebied. Hierbij is derhalve geen sprake van uitbreiding van het stedelijk gebied en wordt zorgvuldig omgegaan met de ruimte.
  • c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
    Het plan voorziet bij de realisatie van een hoogwaardige woonlocatie in mogelijkheden voor duurzaam gebruik van de bebouwing. Dit wordt verder uitgewerkt in het bouwplan behorende bij dit projectvoornemen.
  • d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
    Het plan voldoet aan de in hoofdstuk 5 genoemde eisen voor de opvang en afvoer van hemelwater. Hiermee wordt voldaan aan dit sublid.
  • e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
    Het plan zorgt niet voor een verandering/aanpassing met betrekking tot duurzame mobiliteit. Dit sublid is niet van toepassing.
  • f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.
    Het plan draagt, met de realisatie van 14 woningen, bij aan de continuïteit van Nistelrode als woon-/verblijfslocatie. Daarnaast wordt de gemeentelijke economie gestimuleerd doordat de bewoners van deze locatie normaliter uitgaven binnen de gemeentegrens doen.

4.2.2.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'Stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.

4.2.2.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.

Er is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik, omdat het nieuwe woningen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijke gebied van Nistelrode. Hiermee ontstaat tevens een logische afronding van de kern.

De situering van de woningen sluiten aan bij de verkavelingsstructuur in directe omgeving. Er wordt hierin aansluiting gezocht bij de omliggende percelen.

Het planvoornemen leidt tot de toevoeging van 8 twee-onder-een-kapwoningen, 5 rijwoningen en 1 vrijstaande woning op de locatie tussen de Achterstraat en Delst, binnen de kern Nistelrode, waarbij de woningen aansluiten bij de doelstellingen geformuleerd in de gemeentelijke woonvisie (paragraaf 4.3.3). Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.

4.2.2.4 Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.

4.2.3 Brabantse Agenda Wonen

Op 19 september 2017 hebben de Provinciale Staten de Brabantse Agenda Wonen vastgesteld. De Brabantse Agenda Wonen is gericht op het versnellen van de woningbouw, het vernieuwen en verduurzamen van de bestaande woningvoorraad en het op zorgvuldige wijze ruimtelijk inpassen van de behoefte aan nieuwe woonruimte. Middels deze agenda wordt aangegeven welke accenten er de komende jaren liggen bij het bouwen van woningen en hoe de provincie zich hiervoor gaat inzetten.


De Brabantse woningmarkt kent grote uitdagingen. De afgelopen jaren zijn te weinig woningen gebouwd. Zo moet de woningvoorraad de komende 10 tot 15 jaar met 11%, ofwel zo'n 120.000 woningen, toenemen. Bovendien verandert de vraag naar woonruimte sterk. Zo bestaat ruim 40% van de huishoudens in 2040 uit eenpersoonshuishoudens en is er een grote behoefte aan kleinere, betaalbare woonruimten. Ook het bouwen van voldoende woningen voor het middensegment op de woningmarkt, betaalbare koop en middeldure huur, blijft een punt van aandacht.

Inbreidings- en transformatielocaties
Om in te spelen op bovengenoemde prognoses en ambities dient het planaanbod, zowel kwalitatief, kwantitatief als ruimtelijk, regionaal afgewogen te worden. De Brabantse Agenda Wonen legt het accent op duurzame verstedelijking en op 'goede woningbouwplannen' die in lijn hiermee worden ontwikkeld. Inbreidings- en transformatielocaties hebben hierbij de voorkeur. Een duurzaam verstedelijkingsbeleid vraagt hierbij om regionale afweging én afspraken over de meer grootschalige gebiedsontwikkelingen én uitbreidingslocaties (richtinggevend principe). Hierbij dient ook rekening te worden gehouden de ruimtelijke-kwalitatieve opgaven en de veranderende vraag op de woningmarkt. Voor wie, wat én waar te bouwen zijn vragen die hierbij spelen.


Analyse

Voorliggend initiatief betreft de realisatie van een woonlocatie, met 14 woningen tussen de Achterstraat en Delst binnen de kern Nistelrode. Ter plaatse van het plangebied worden 8 twee-onder-een-kapwoningen, 5 rijwoningen en één vrijstaande woning gerealiseerd. Het plan omvat een divers programma en is hierdoor voor een brede doelgroep bestemd.


Met de toevoeging van 14 woningen voorziet de voorgenomen ontwikkeling in een concrete behoefte naar 120.000 nieuwe woningen binnen de provincie en 1.800 binnen de gemeente. De nieuwe woningen worden gerealiseerd op een inbreidingslocatie in bestaand stedelijk gebied in Nistelrode. Hiermee is het een geschikte locatie voor het realiseren van 14 woningen. Middels een Ladderonderbouwing (paragraaf 4.1.3 ) is tevens onderbouwd dat de voorgenomen ontwikkeling de behoefte naar nieuwe woningen, met bijbehorende programma, tegemoet komt. Met de realisatie van 14 woningen, wordt gehoor gegeven aan de ambities en uitgangspunten van de provincie.

Conclusie

Het planvoornemen is in overeenstemming met de Brabantse Agenda Wonen.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Bernheze

Op 11 februari 2010 heeft de gemeenteraad van de gemeente Bernheze de Structuurvisie Bernheze vastgesteld. De Structuurvisie Bernheze geeft een samenhangend beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de hele gemeente. De structuurvisie is een visie op hoofdlijnen en vormt daarmee een belangrijk (toetsing)kader voor het initiëren, beoordelen, afwegen en vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen.

In de structuurvisie staan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen beschreven voor de komende jaren. Een onderdeel is het Ruimtelijk Casco. Het Ruimtelijk Casco betreft het ontwikkelingskader voor de gemeente Bernheze en vormt een casco voor concrete projecten en plannen. Het Ruimtelijk Casco bestaat uit een kaartbeeld en toelichting. Deze zijn nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld. De gemeente Bernheze heeft de kwaliteiten binnen de gemeente geformuleerd. De gemeente Bernheze wil een gemeente met een dorpse uitstraling blijven.

Ten aanzien van het bouwen van woningen wordt gesteld dat per kern kritisch naar de inbreidingslocaties gekeken zal worden. Waar sprake is van inbreiding zal deze aansluiten op het karakter van de kern, en waar mogelijk dus niet al te intensief en ‘dicht’ (ook in de kernen moeten de groene kwaliteiten benut worden en moet daarin variëteit geboden worden).

Analyse

In de structuurvisie Bernheze is het plangebied aangeduid als 'Afronding dorpsrand'. Op strategische plekken kan de dorpsrand afgerond c.q. verdicht worden, mits voorkomen wordt dat er vanuit het buitengebied zicht is op onzorgvuldig vormgegeven achterkanten en hierdoor een rommelig beeld ontstaat. Doordat de bestaande bomenrij behouden blijft is de voorgenomen ontwikkeling beperkt zichtbaar vanuit het aangrenzende buitengebied. Hierdoor wordt het bestaande landschap niet aangetast. De overgang van het woongebied naar het buitengebied wordt bovendien zorgvuldig vormgegeven, rommelige achterkanten maken plaats voor een passend vormgegeven straat met voorgevels. Hiermee is de bouw van de woningen passend binnen de kaders van de gemeentelijke structuurvisie.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de kaart uit het Ruimtelijk Casco. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0010.png"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE

Conclusie

Het planvoornemen is in overeenstemming met de Structuurvisie Bernheze.

4.3.2 Bebouwingsconcentraties Bernheze

De gemeente Bernheze heeft de gebiedsvisie 'Bebouwingsconcentraties Bernheze' opgesteld. Deze visie gaat in op de bebouwingsconcentraties in de gemeente Bernheze. Ondereen bebouwingsconcentratie worden - in overeenstemming met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant - de volgende drie typologieën verstaan:

1. kernrandzone;

2. bebouwingslint;

3. bebouwingscluster.

De zone direct om een dorp heen wordt de kernrandzone genoemd. Deze zone vormt de overgangszone van dorp naar (agrarisch) landschap en is vaak niet duidelijk begrensd. De twee andere type bebouwingsconcentraties liggen vaak op kruisende wegen (bebouwingcluster) of strekken zich uit langs wegen (bebouwingslint). Een bebouwingscluster of -lint kan grenzen aan een dorp, maar kan ook solitair in het buitengebied liggen.

Deelgebied Historische es bij Maxend - Achterstraat - Delst

Rondom Nistelrode worden vier deelgebieden onderscheiden:

1. het bosgebied van de Maashorst

2. de Mortel

3. de historische es bij Maxend

4. het Broek

Het plangebied behoort voor een deel tot 'de historische es bij Maxend'. Dit gebied tussen de kern Nistelrode en het bosgebied van de Meeuwerheide wordt doorsneden door drie noord-zuid lopende bebouwingslinten: van west naar oost zijn dat Dintherseweg, Maxend, Achterstraat en Delst. Tussen de bebouwingslinten liggen agrarische en landschappelijke zones. Het gebied ligt op de overgang van het hoge terras en het lagere terras rondom de Peelrandbreuk. In dit gebied zijn dus subtiele verschillen in de ondergrond met potentiële karakteristieke eigenschappen zoals wijst. Door schaalvergroting en intensivering van de landbouw zijn de karakteristieke kenmerken niet meer goed zichtbaar; het landschap is hier genivelleerd. Ten zuiden van Nistelrode is er een kans om deze morfologische verschillen weer zichtbaar en beleefbaar te maken in het landschap. Het meest prominente onderscheid in de ondergrond is de Peelrandbreuk die grofweg parallel aan de Achterstraat loopt.

Binnen het deelgebied 'Historische es bij Maxend' wordt een onderscheid tussen vier zones gemaakt. Het plangebied is gelegen in de zone tussen de linten Achterstraat en Delst en ligt aan de hoge zijde van de Peelrandbreuk. Voor dit deelgebied gelden de volgende uitgangspunten op hoofdlijnen:

  • Het ontwikkelen van dit deelgebied als een potentieel waardevol landschap door het versterken van de reeds gedane investeringen in het zichtbaar en beleefbaar maken van de Peelrandbreuk en het verschijnsel van wijst in combinatie met landschapsontwikkeling.
  • Het beleefbaar houden van dit ecologisch waardevolle landschap in relatie tot de (agrarische) linten en dorpskern door waardevolle doorzichten vanaf de weg te behouden of te creëren en hier geen nieuwe bebouwing toe te staan.
  • Het behouden en beschermen van historische zandpaden.
  • Het aanvullen van de ontbrekende laanbeplanting langs de Achterstraat.

Dorpsentree

Daarnaast is het plangebied gelegen aan een dorpsentree 'Achterstraat'. De dorpsentrees zijn belangrijks schakels tussen het dorp en landschap. Specifiek voor de dorpsentree aan de 'Achterstraat' zijn enkele positieve punten opgesomd:

  • Geleidelijke aankomst vanuit het landschap via het verdichtende lint het dorp in.
  • Begeleiding van laanbomen aan beide zijden van de weg.
  • Doorzichten op het landschap tussen lintbebouwing aan beide zijden van de weg.
  • Het zandpad tussen Delst en Achterstraat is een mooi relict tegen de dorpsrand. Karakteristieke monumentale boerderij bij dorpsentree.

Analyse

Onderstaande kaart betreft een uitsnede van de visiekaart 'kern Nistelrode. Het plangebied is aangeduid. Daarnaast is het plangebied gelegen aan de dorpsentree 'Achterstraat'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0011.png"

UITSNEDE VISIEKAART KERN NISTELRODE

Op de visiekaart is het plangebied aangeduid als 'zoekgebied nieuwe planmatige afronding dorpsrand'. Middels voorliggend initiatief wordt de dorpsrand logisch afgerond en wordt invulling gegeven aan deze aanduiding op de visiekaart, zonder dat de uitgangspunten voor het deelgebied, zoals hierboven beschreven, negatief worden aangetast. Daarnaast wordt met voorliggend initiatief geen afbreuk gedaan aan de hierboven beschreven positieve punten van de dorpsentree 'Achterstraat'. De groenzone aansluitend aan het agrarisch gebied wordt versterkt.

Conclusie

Het planvoornemen is in overeenstemming met de gemeentelijke gebiedsvisie 'Bebouwingsconcentraties Bernheze'.

4.3.3 Woonvisie 2022-2026

Op 16 december 2021 heeft de gemeenteraad van de gemeente Bernheze de Woonvisie 2022-2026 vastgesteld. Met deze visie werkt de gemeente aan de ambitie dat iedereen goed moet kunnen wonen in de gemeente. De gemeentelijke ambitie is om in iedere kern binnen de gemeente in de komende 10 jaar 1.800 woningen toe te voegen, waarvan circa 1.160 woningen in de periode tot en met 2026.

De gemeente heeft een duidelijke woningbouwopgave geformuleerd. Dit betekent onder andere dat:

  • woningbouw betaalbaar en duurzaam is en dat er genoeg woningen zijn die passen bij de vraag;
  • actief woningbouwbeleid wordt voortgezet;
  • in alle kernen gebouwd blijft worden;
  • speciale aandacht is voor senioren op de woningmarkt, door bestaande woningen levensloopgeschikt te maken;
  • wordt ingezet op de realisatie van betaalbare en ook levensloopbestendige huur- en koopwoningen. Betaalbaarheid van woningen is één van de belangrijkste aandachtspunten. Hiermee worden starters, jonge gezinnen en senioren bediend;
  • gezamenlijke verantwoordelijkheid is voor de leefomgeving en bewust zijn van de mogelijkheden tot verduurzaming (en de eventuele mogelijkheden tot subsidie op dat gebied);
  • bestaande woningvoorraad wordt verduurzaamd;
  • ruimte is voor andere en vernieuwende woningbouwconcepten en woonvormen (‘tiny houses’, flexwoningen, inzet op vrijkomende agrarische bestemmingen (VAB’s) of maatschappelijk vastgoed, projecten met vernieuwende aanpak zoals een Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) gericht op duurzaamheid, voor ouderen en/of jongeren);
  • (CPO) en Individueel Particulier Opdrachtgeverschap (IPO) prominent op de agenda blijven;
  • ruimte is voor inbreidings- en uitbreidingslocaties met aandacht voor duurzaamheid en klimaatadaptatie;
  • aandacht is voor bijzondere doelgroepen. Er moeten oplossingen gevonden worden voor mensen die echt in de knel zitten en met spoed een woning zoeken.
  • beschermd wonen en wonen met zorg een belangrijk aandachtspunt blijft, waarbij de gemeente het beleid in overleg met sociale en maatschappelijke partners nader vorm gaat geven.

Analyse

Voorliggend initiatief betreft de realisatie van een woonlocatie, met 14 woningen tussen de Achterstraat en Delst binnen de kern Nistelrode. Ter plaatse van het plangebied worden 8 twee-onder-een-kapwoningen, 5 rijwoningen en 1 vrijstaande woning gerealiseerd. Het plan omvat een divers programma. Hiermee kunnen starters, senioren en jonge gezinnen bediend worden.


Met de toevoeging van 14 woningen voorziet de voorgenomen ontwikkeling in een concrete behoefte naar 1.800 nieuwe woningen voor de komende 10 jaar. De nieuwe woningen worden gerealiseerd op een inbreidingslocatie in bestaand stedelijk gebied in Nistelrode. Hiermee is het een geschikte locatie voor het realiseren van 14 woningen.

Conclusie

Het planvoornemen is in overeenstemming met de gemeentelijke Woonvisie 2022-2026.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Econsultancy een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport 'Verkennend bodemonderzoek Achterstraat te Nistelrode (21 november 2019,10798.001 ). Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 bijgevoegd.

Econsultancy concludeert dat de vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als 'onverdacht, niet lijnvormig' kan worden beschouwd, op basis van de lichte verontreinigingen, wordt verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging van en nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype

Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustige woonwijk. In de omgeving is slecht van beperkte functiemenging sprake en er is weinig verstorend verkeer.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is daarom geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richt-
afstand  
werkelijke afstand  
Achterstraat 23B: diverse bedrijfjes   xxx   1   10 m   10 m  
Achterstraat 15: Gracy.nl webshop damesmode   47.71.2   1   10 m   70 m  
Delst 8A: Kling Opleidingen B.V. (opleidingscentrum)   85.59.2   2   30 m   60 m  
Delst 10:     max 2   max 30 m   35 m  
Delst 13: Harmony in Colours (communicatieadviesbureau)   70.22.1   1   10 m   75 m  
Delst 15: B&B De Zeven Berken   55.9   1   10 m   115 m  
dichtstbijzijnde veehouderij: Achterstraat 44: melkrundveehouderij   0142   3.2   vaste afstand 25 m   380 m  
overige veehouderijen
zie paragraaf 5.1.4 geur  
       

Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

Het plan voegt nieuwe kwetsbare objecten toe en het aantal personen dat binnen het plangebied verblijft neemt toe. Het is daarom noodzakelijk nader in te gaan op het aspect externe veiligheid.

5.1.3.2 Beoordelingskader

Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.

Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:

  • Plaatsgebonden risico:
    Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, van overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico kan op een kaart worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten met eenzelfde plaatsgebonden risico verbinden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is de risicocontour van 10-6/jaar het meest relevant. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze contour niet als grenswaarde, maar als richtwaarde.
  • Groepsrisico:
    Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= '1'). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

Bron   Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico  
Inrichtingen (Bevi)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen.  
Buisleidingen (Bevb)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  
Transportroutes (Bevt)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  

Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

5.1.3.3 Risicobronnen in de omgeving

De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten ten opzichte van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0012.png"

UITSNEDE RISICOKAART NEDERLAND

Risicovolle inrichtingen

De dichtstbij gelegen risicovolle inrichtingen liggen op meer dan 540 m van het plangebied . Het projectgebied bevindt zich niet binnen een invloedsgebied van een risicovolle inrichting in de omgeving. De risico's als gevolg van inrichtingen vormen geen aandachtspunt voor het project waardoor een verantwoordingsplicht niet aan de orde is.

Transportrouters

Ten aanzien van de veiligheidsrisico's in het plangebied als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water zijn uitsluitend waterwegen van belang waar vervoer van gevaarlijke stoffen in bulkvervoer is toegestaan.

Op basis van de afstanden die in tabel 1 zijn genoemd, blijkt dat het maximale invloedsgebied van gevaarlijke stoffen die over water vervoerd worden, circa 1.070 meter bedraagt (GT3-stoffen). Er ligt in de nabijheid van het projectgebied, binnen het invloedgebied, geen water waarover gevaarlijke stoffen worden gevoerd. Dit betekent dat er geen invulling dient te worden gegeven aan een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Transport over wegen

Ten aanzien van de veiligheidsrisico's in het projectgebied als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg zijn uitsluitend de transportassen van belang waar structureel vervoer van gevaarlijke stoffen in bulkvervoer is toegestaan. In beginsel zijn dit A- en N-wegen. Binnen een afstand van circa 555 m rondom het plangebied is de B80 'A50: Knp. Paalgraven - afrit 14 (Zeeland)' gelegen. Daarnaast is op een afstand van circa 590 m de A50 - tussen Oss en Uden aanwezig, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Over deze transportweg worden onder andere gevaarlijke stoffen uit de categorie GT4 vervoerd. GT4 heeft een invloedsgebied van >4000 meter. Omdat het plangebied niet binnen 200 meter van de transportroute ligt, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording voor het scenario toxisch. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico gaat in op de zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied bij een calamiteit en de mogelijkheden tot het bestrijden van de gevolgen van een calamiteit binnen het plangebied.

Transport over spoorwegen

Ook ten aanzien van de veiligheidsrisico's in het projectgebied als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor zijn uitsluitend spoorwegen van belang waar vervoer van gevaarlijke stoffen in bulkvervoer is toegestaan.

Er ligt in de nabijheid van het plangebied, binnen het invloedgebied, geen spoorweg waarover gevaarlijke stoffen worden gevoerd.

Buisleidingen

Eventuele risico's van buisleidingen zijn pas relevant indien de effecten van een ongeval het plangebied kunnen bereiken. Om inzicht te krijgen in de bandbreedte van het invloedsgebied van buisleidingen is het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen-Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen (geactualiseerde versie 2016) geraadpleegd, waarin uit tabel 5.1 1%-letaliteitsgrens bij hogedruk aardgastransportleidingen blijkt dat de grootst mogelijke 1%-letaliteitsafstand van een buisleiding 580 meter bedraagt. Binnen een straal van 580 meter rondom het projectgebied zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen. Vanuit dit kader bestaan er kortom geen belemmeringen.

Verantwoording groepsrisico (beperkt) toxisch

Vanwege de ligging van de planlocatie in het invloedsgebied van een risicobron waarvan een toxische wolk het maatgevende scenario is, dient een beperkte verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Hierbij is de Veiligheidsregio om advies gevraagd. Het advies is verwerkt in de verantwoording.

Scenario(‘s)

Het relevante scenario voor het plangebied i.r.t. het transport van gevaarlijke stoffen is het

overdrijven van een toxische wolk. Door bijvoorbeeld een incident tijdens de verlading of door een mechanische impact op de tank ontstaat een gat waardoor in korte tijd een groot deel van de toxische stof vrijkomt en met de wind mee wordt verspreid. De kans op een dergelijk ongeval is bijzonder klein. De gevolgen voor personen zijn afhankelijk van de concentratie en blootstellingstijd aan de stof.

Mogelijkheden tot bestrijdbaarheid van een calamiteit

Bij het scenario toxische wolk zal de brandweer proberen de toxische wolk neer te slaan. Bij een snelle verspreiding van de toxische wolk zal dit echter beperkt effect hebben. De bestrijdbaarheid wordt om deze reden als matig beoordeeld.

De mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar. Het zelfredzame vermogen van personen is een belangrijke voorwaarde om grote aantallen slachtoffers bij een incident te voorkomen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen binnen bebouwing en ontvluchten van het plangebied.

Mogelijkheden zelfredzaamheid

De mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid zijn goed. Er worden geen niet- of verminderd zelfredzame mensen in het plangebied gehuisvest. De aanwezigen zijn normaal gesproken in staat om zelfstandig conform instructies bijvoorbeeld via NL-Alert te reageren. Het aantal mensen in het plangebied is beperkt.

Is het gebied voldoende ingericht om de zelfredzaamheid te kunnen faciliteren?

Behalve de vraag of zelfredding mogelijk is, zijn de fysieke eigenschappen van gebouwen en

omgeving van invloed op de vraag of die zelfredding optimaal kan plaatsvinden.

Vanuit de hierboven geschetste mogelijkheden is het dus van belang, dat het plangebied:

  • goed te alarmeren is;
  • goed te schuilen is;
  • goed te ontvluchten is.

Alarmering  

In geval van een calamiteit zal NL-Alert worden ingezet. NL-Alert is een aanvullend alarmmiddel van de overheid voor de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid mensen in de directe omgeving van een noodsituatie met een tekstbericht informeren. In het bericht staat specifiek wat er aan de hand is en wat je op dat moment het beste kunt doen.

Schuilmogelijkheden

Schuilen in de afgesloten bebouwing zal in beginsel de beste manier zijn om de calamiteit met het scenario toxische wolk te overleven. Schuilen voor een toxische wolk is mogelijk binnen de

bebouwing op de planlocatie. Om veilig schuilen binnen de bebouwing mogelijk te maken dient de bebouwing aan bepaalde veiligheidseisen te voldoen. Als gevolg van energieprestatie-eisen zijn nieuwe woningen goed geïsoleerd en bieden daarom een goede bescherming. Eventuele aanwezige ventilatieopeningen moeten afgesloten kunnen worden.

Vluchtmogelijkheden

Mocht vluchten noodzakelijk zijn, dan is het plangebied naar meerdere zijden te ontvluchten. Ontvluchten kan in alle gevallen van de risicobron af.

Conclusie

Er bestaat vanuit extern veiligheidsoogpunt geen bezwaar tegen de gewenste ontwikkeling. Er is geen reden voor nader advies. De veiligheidsregio ziet geen reden tot het geven van een nader advies ten aanzien van de zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied en de bestrijdbaarheid van een ramp op de wegen.

5.1.3.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geurgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is daarom van belang.

Voor het plan moet worden bepaald of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hiertoe moeten de gevolgen van een plan voor zowel het recht van de bestaande veehouderijen als de milieukwaliteit van de toekomstige woningen middels een geuronderzoek inzichtelijk worden gemaakt. Om dit na te gaan heeft Econsultancy uit Swalmen een agrarisch geuronderzoek uitgevoerd: rapport 'Onderzoek geurhinder veehouderijen Achterstraat te Nistelrode' (20 oktober 2021; 10798.009). Het onderzoek is als bijlage 3 bijgevoegd.

Econsultancy concludeert dat op basis van het geuronderzoek voor de bestemmingsplanwijziging geen beperkingen voor het aspect geur gelden. Ter plaatse van de voor wonen te bestemmen gronden wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geurhinder en veehouderijen, de gemeentelijke verordening, gemeentelijke beleidsregels en de provinciale verordening.

Belemmering bedrijven

De bestaande veehouderijen worden door de realisatie van het plan niet beperkt. De meest dichtbij gelegen veehouderij zich bevindt op een afstand van circa 380 meter van het plangebied. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de vaste afstanden eis van 25 meter. Voor alle omliggende veehouderijen geldt dat er reeds bestaande tussengelegen geurgevoelige objecten maatgevend zijn voor eventuele belemmering. Het voornemen vormt geen belemmering voor omliggende veehouderijen.

Aanvaardbaar woon- en leefklimaat

De achtergrondbelasting is berekend en bedraagt ten hoogste 3,8 OU/m3. De toetspunten zijn op de rand van het plangebied geplaatst. De geursituatie voldoet ter plaatse ruim aan de achtergrondbelastingnorm. De voorgrondbelasting is in beeld gebracht door middel van berekeningen met standaard parameters. Uit de berekening komt geen overschrijding van de 3 OU/m3 norm naar voren. Het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied is goed.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Verkeerslawaai
Het plangebied ligt niet binnen de onderzoekszones van wegen. Het uitvoeren van een uitgebreid akoestisch onderzoek om aan te tonen dat ter hoogte van de nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is niet nodig.

Uit de gegevens van de gemeente blijkt dat ca. 4000 mvt/etmaal over de weg Delst rijden. De afstand van de weg tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt ca. 60 meter. Voorliggende ontwikkeling ontsluit niet op de Delst en het plangebied wordt afgeschermd door de reeds bestaande bebouwing. Uitgaande van de afstand tot de weg en afscherming door de bestaande woningen kan worden aangenomen dat er hier sprake is van een aanvaardbare geluidbelasting rond de woningen ten gevolge van de Delst.

Van de Achterstraat zijn geen verkeersgegevens beschikbaar. Uit een in 2018 uitgevoerd onderzoek voor de woning naast Achterstraat 44 blijkt dat op 10 meter van het midden van de weg voldaan werd aan de voorkeursgrenswaarde. Inmiddels zal het verkeer wat drukker zijn geworden, maar de dichtstbijzijnde woning bevindt zich op ca. 58 m van de Achterstraat. Daarnaast wordt het plangebied deels afgeschermd door de bestaande woningen aan de Achterstraat. Uitgaande van de afstand tot de weg en afscherming door de bestaande woningen kan worden aangenomen dat er hier sprake is van een aanvaardbare geluidbelasting rond de woningen ten gevolge van de Achterstraat.

Het plangebied genereert gemiddeld 113 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De toename van het aantal mvt op De Delst zal minimaal zijn omdat de bewoners vanaf het zuiden via de Achterstraat zullen rijden. De verkeerstoename door de ontwikkeling zal geen relevante toename van de geluidsbelasting opleveren op de Achterstraat.

De nieuwe toegangsweg ligt direct naast de woningen gelegen aan de Achterstraat 23. De woning kent in de huidige situatie al een geluidbelasting op de zuidelijke en westelijke gevel door de bestaande Achterstraat. Ook hier geldt dat de extra verkeersgeneratie geen relevante toename van de geluidsbelasting op deze gevels zal opleveren.

Aan de achterzijde van de woning zal wel een verandering plaatsvinden. Maar omdat de tuin hier onderdeel uitmaakt van de nieuwe doodlopende woonstraat met een snelheidsbeperkende vormgeving van de weg zal ook aan deze zijde de geluidbelasting beperkt blijven en is er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Voorliggend plan omvat 14 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.

De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Delst, Bernheze; 223442'.

categorie   grenswaarde   2020   2030  
jaargemiddelde concentratie NO2   40 µg/m³   14,1   10,3  
jaargemiddelde concentratie PM10   40 µg/m³   16,6   14,3  
jaargemiddelde concentratie PM2.5   25 µg/m³   9,4   7,6  
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10   35   6,0   6,0  

Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid

5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.

Stap 1 Endotoxinen

Op basis van de Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid (Endotoxine toetsingskader 2.0) kan worden beoordeeld of sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen.

Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.

Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 1000 meter rondom het plangebied zijn geen pluimveeveehouderijen actief. Bovendien liggen er geen overige veehouderijen binnen 250 meter van het plangebied. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van endotoxinen.

Stap 2 Emissies

De ontwikkeling leidt niet tot een toename in de emissie voor geur en/of fijnstof en/of ammoniak

Stap 3a Geur, toetsen aan aanvaardbaar woon-/leefklimaat a.d.h.v. wettelijk kader

Dit aspect is beoordeeld in paragraaf 5.1.4 van deze toelichting. Uit de betreffende paragraaf blijkt dat wordt voldaan aan de wet- en regelgeving voor wat betreft agrarische geur.

Stap 3b Geur, toetsen aan aanvaardbaar woon-/leefklimaat a.d.h.v. gezondheidskundige

advieswaarde

De voorgrondbelasting is in beeld gebracht door middel van berekeningen met standaard parameters. Uit de berekening komt geen overschrijding van de 3 OU/m3 norm naar voren. Het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied is goed. De geurbelasting voldoet aan de gezondheidskundige advieswaarde van 5,0 ouE/m³.

Stap 4a Binnen een veehouderij (1 adres of 1 ondernemer) worden bedrijfsmatig meerdere diersoorten gehouden.

Niet van toepassing

Stap 5a Geitenhouderij

Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.

Stap 5b Pluimveebedrijven

Het plangebied is niet gelegen binnen een afstand van 1 kilometer van een pluimveebedrijf.

Stap 5c Overige veehouderijen

Het plangebied is gelegen binnen een afstand van 380 meter van een overige veehouderij: Achterstraat 44: melkrundveehouderij. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de vaste afstanden eis van 25 meter. Uit paragraaf 5.1.4 blijkt verder dat er een goed woon- en leefklimaat is ter plaatse van het plangebied.

Stap 6. Is er sprake van mestbe- of verwerking

Niet van toepassing.

Stap 7. Bij omwonenden is sprake van ongerustheid over de volksgezondheid

Of in (de omgeving van) het plangebied sprake is van ongerustheid over de volksgezondheid zou kunnen volgen uit de klachtenregistratie bij de gemeente. Daaruit blijkt dat in ieder geval de afgelopen 5 jaar op dit punt geen klachten zijn ingediend bij de gemeente Bernheze.

Conclusie stappenplan Handreiking veehouderij en volksgezondheid

Met de ontwikkeling van voorliggend initiatief is sprake van een aanvaardbaar volksgezondheidsrisico.

5.1.7.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

5.1.7.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 600 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele tientallen meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.

5.1.7.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Milieueffectrapportage
5.1.8.1 Inleiding

Bij het besluit van 21 februari 2011 is het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd. De belangrijkste wijziging betreft het meer in lijn brengen van het besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r. Dit houdt in dat onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter heeft gekregen. Met dit wijzigingsbesluit is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit behorende C- en D-lijst zijn opgenomen, altijd aandacht aan m.e.r. geschonken dient te worden. Dit strekt tot het bepalen of een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Op hoofdlijnen komt het erop neer dat voor activiteiten die behoren tot de C-lijst een m.e.r.-plicht volgt en voor activiteiten op de D-lijst volgt dan wel een m.e.r.(beoordeling). Hierbij is (onder meer) de bij de activiteit behorende drempelwaarde van belang.

Vanaf 16 mei 2017 is de Herziening van de m.e.r- wetgeving in werking getreden. Als een project (activiteit die voorkomt in Bijlage D van het Besluit m.e.r.) nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben moet een initiatiefnemer dit melden bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag moet dan binnen 6 weken beslissen of een m.e.r.-plicht geldt.

5.1.8.2 Analyse

Met dit bestemmingsplan worden 14 woningen in het plangebied mogelijk gemaakt. Voor de beoogde ontwikkeling is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. De aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling is als bijlage 4 van de toelichting opgenomen.

5.1.8.3 Conclusie

Er heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Onontplofbare Oorlogsresten

5.2.1.1 Inleiding

In de Tweede Wereldoorlog alleen al is naar schatting twaalfduizend ton aan explosieve stof door vliegtuigen afgeworpen. Ervaringscijfers geven aan dat ongeveer tien tot vijftien procent van deze afgeworpen Ontplofbare Oorlogsresten om diverse redenen niet zijn gesprongen. Daarnaast zijn grote hoeveelheden munitie door grondgeschut en handvuurwapens verschoten, waarvan eveneens een deel niet of slechts gedeeltelijk is gedetoneerd. Vooral op locaties waar destijds zwaar gevochten is, komen nog veel van deze 'blindgangers' in de bodem voor.

5.2.2 Analyse

Om te onderzoeken of het plangebied, of delen, hiervan betrokken is geweest bij oorlogshandelingen en er daardoor een verhoogd risico is op het aantreffen van Ontplofbare Oorlogsresten (OO), heeft Reaseuro voor de gemeente Bernheze een historisch vooronderzoek uitgevoerd: rapport 'Historisch Vooronderzoek Niet gesprongen Explosieven, NGE-Risicokaart Bernheze (8 november 2021; RO-210306 versie 0.1) Het onderzoek is als bijlage 5 bijgevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0013.png"

RISICOKAART BERNHEZE

Het plangebied is niet als een plek met een verhoogd risico op het aantreffen van Ontplofbare Oorlogsresten (OO) aangeduid. In hoofdstuk 13 van het historisch vooronderzoek zijn conclusies en adviezen opgenomen. Uit het advies van Reaseuro blijkt dat de gebieden die niet als NGE Risicogebied zijn afgebakend binnen de gemeente Bernheze, geen verhoogd risico op de aanwezigheid van achtergebleven NGE kon worden vastgesteld. Hierdoor is het uitvoeren van een nader onderzoek voor het plangebied niet noodzakelijk.

5.2.3 Conclusie

Het aspect onontplofbare oorlogsresten vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.4 Archeologie
5.2.4.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.4.2 Analyse

Een deel van het plangebied kent, overeenkomstig het bestemmingsplan 'De kommen van Bernheze' de 'Waarde - Archeologie - 2', De voor 'Waarde - Archeologie - 2' (hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Aangezien de archeologische verwachtingswaarde hoog is én de voorgenomen ontwikkeling groter is van 250 m² is archeologisch onderzoek vereist.

Daarnaast geldt voor een klein deel van het plangebied de 'Waarde - Archeologie - 3'. De voor 'Waarde - Archeologie - 3' (middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Aangezien de archeologische verwachtingswaarde middelhoog is én de voorgenomen ontwikkeling groter is van 2.500 m² is archeologisch onderzoek vereist.

Om te ondervinden of er historische resten in de bodem ter plaatse van het projectgebied aanwezig zijn heeft Econsultancy uit Swalmen een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd: rapport: 'Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek. De rapportage is als bijlage 6 bijgevoegd.

Econsultancy concludeert dat op basis van de van nature natte omstandigheden die in het plangebied hebben geheerst, kan worden geconcludeerd dat behoudenswaardige archeologische waarden in het plangebied niet worden verwacht. Uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd kunnen sporen van agrarisch gebruik mogelijk zijn, maar dit betreffen geen behoudenswaardige resten.

De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, is door het booronderzoek bijgesteld naar laag voor alle perioden. Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om het plangebied vrij te geven. De gemeente Bernheze stemt in met het advies van Econsultancy en gaat ermee akkoord dat het plangebied wordt vrijgegeven.

Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016. Melding van archeologische waarden kan plaatsvinden bij de gemeente Bernheze, de Provincie Noord-Brabant of bij het Ministerie van OCW (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

5.2.4.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.5 Cultuurhistorie
5.2.5.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.5.2 Analyse

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0014.png"

UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART BERNHEZE

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.

5.2.5.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.6 Natuurwaarden
5.2.6.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.

5.2.6.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Verstorende effecten
Om na te gaan of voorliggend plan verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland, heeft Econsultancy uit Boxmeer een ecologische quickscan uitgevoerd: rapport 'Rapportage quickscan flora en fauna Achterstraat (ong.) te Nistelrode' (21 november 2019; 10798.003). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 7.

Econsultancy concludeert dat het meest nabijgelegen Natura 2000 gebied op 17,5 km van het plangebied gelegen is en dat het meest nabijgelegen Natuurnetwerk Nederland op 800 meter van het plangebied ligt. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een verstoring van het Natura 2000 gebied en het Natuurnetwerk Nederland. Er is geen nader onderzoek nodig.

Stikstofdepositie
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen.

Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar. Om de effecten van het project op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen heeft Kragten een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (10 maart 2023; BEH024) is als bijlage 10 bijgevoegd. Uit de uitgevoerde berekeningen van de aanleg- en gebruiksfase blijkt dat de stikstofdepositie geen relevante significante cumulatieve effecten zal veroorzaken ter plaatse van nabijgelegen Natura 2000-gebieden. In het kader van een voortoets kunnen significant negatieve effecten derhalve worden uitgesloten waardoor het uitvoeren van een passende beoordeling niet aan de orde is en het aspect stikstofdepositie geen belemmering vormt voor de realisatie van de woningen.

Soortenbescherming

Om een indruk te verkrijgen van de (mogelijk) aanwezige beschermde planten- en diersoorten binnen het onderzoeksgebied heeft Econsultancy een ecologische quickscan uitgevoerd: rapport 'Rapportage quickscan flora en fauna Achterstraat (ong.) te Nistelrode' (21 november 2019; 10798.003). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 7.

Op basis van de toetsing van de resultaten van het onderzoek aan de Wet natuurbescherming concludeert Econsultancy dat ten aanzien van algemene broedvogels overtredingen voorkomen kunnen worden door rekening te houden met het broedseizoen. Op basis van de nader te verkrijgen informatie kan worden bepaald of verstoring/overtreding door de ingrepen ten aanzien van deze soorten mogelijk aan de orde is en of aanvullend soort specifiek onderzoek gewenst is. Mogelijk geldt er voor genoemde eik een herplantplicht. Neem hiervoor contact op met de desbetreffende gemeente.

Ten aanzien van het verwijderen van de beplanting op de zuidgrens dient eerst duidelijk te zijn of deze een functie heeft voor marterachtigen als de steenmarter, bunzing, hermelijn en wezel. Bij het wegnemen van een vaste rust- en/of verblijfplaats van genoemde soorten is er sprake een ontheffingsaanvraag in combinatie met het nemen van mitigerende maatregelen.

Bij het dempen van de watergang langs de zuidgrens zal bij aanwezigheid van algemene vissoorten en amfibieën middels een ecologisch werkprotocol schade aan individuen moeten worden geminimaliseerd om zo te voldoen aan de zorgplicht. In een ecologisch werkprotocol zijn maatregelen opgenomen die schade beperken.

Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient altijd rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.

Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Nader onderzoek kleine marterachtigen, nesten van roofvogels

en aanwezigheid eekhoorn

Naar aanleiding van de conclusies uit de bovenstaande quickscan heeft Forest Groen Consult BV een nader onderzoek uitgevoerd: rapport 'Nader onderzoek kleine marterachtigen, nesten van roofvogels en aanwezigheid eekhoorn' (21 juni 2022). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 8.

Hierna zijn in het kort de resultaten van het onderzoek beschreven:

  • De herontwikkeling leidt tot een overtreding van de Wet natuurbescherming voor wat betreft de wezel op het moment dat de singel wordt aangetast.
  • De herontwikkeling leidt niet tot een overtreding van de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde nesten van roofvogels.
  • De herontwikkeling leidt niet tot een overtreding van de Wet natuurbescherming voor wat betreft nesten van vogels indien de beplanting buiten het broedseizoen wordt gerooid.
  • De herontwikkeling leidt niet tot een overtreding van de Wet natuurbescherming voor wat betreft de eekhoorn.
  • De herontwikkeling leidt alleen tot een overtreding van de Wet natuurbescherming voor wat betreft de das, op het moment dat de singel wordt aangetast.

Geadviseerd wordt om de singel te behouden. Is dit niet mogelijk dan zal voor de das en de wezel een ontheffing moeten worden aangevraagd.

In de plantekening die ter beschikking is gesteld blijft de singel grotendeels behouden alleen aan de westzijde gaat een klein deel van de ruigte verloren om de aanleg van een toegangsweg en wadi mogelijk te maken. Naast deze weg wordt weer een groenstrook aangelegd. Voor de wezel is deze strook van belang omdat deze strook de dekking geeft die de wezel nodig heeft. Voor de das is deze strook niet essentieel.

Daarom wordt geadviseerd om voor deze aantasting gebruik te maken van de gedragscode voor gemeenten of als dit niet mogelijk is een ontheffing aan te vragen bij de provincie Noord-Brabant.

Door tijdig gebruik te maken van de gedragscode of een ontheffing aan te vragen, kan ook op tijd worden begonnen met de mitigerende maatregelen en kan vooral de wezel langzaam wennen aan de veranderingen in zijn leefgebied.

Nadere uitwerking natuurinrichting zuidzijde plangebied

Naar aanleiding van het nader onderzoek heeft er een verdere uitwerking van de inrichting van de groene zone aan de zuidzijde van het plangebied plaatsgevonden. De belangrijkste wijziging is hierbij dat de ruigtes behouden blijven en aan de westzijde een nieuwe ruigte wordt toegevoegd. In bijlage 9 is de wijze van beheer van de zone beschreven.

Bescherming van houtopstanden
Binnen het plangebied is er geen sprake van het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.6.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan 2016-2021
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
  • Het Ontwerp Nationaal Waterprogramma 2022-2027

Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2022-2027 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. In het Nationaal Water Programma 2022-2027 beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen. Dit staat in één programma waarmee de Rijksoverheid anticipeert op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water.

5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2016-2021
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

5.3.2.3 Regionaal niveau
  • Regionaal Water en Bodem Programma (RWP)

Op 22 december 2021 is het nieuwe Regionaal Water en Bodem Programma (RWP) in werking getreden. Het RWP is de opvolger van het Provinciaal Milieu en Waterplan. Het is een onderdeel van het planstelsel voor de wateropgaven in Nederland, samen met het Nationaal Water Programma en de waterbeheerprogramma’s van de waterschappen. Het RWP bevat de ambitie, opgaven, doelen en de aanpak, inclusief de zeven leidende principes bij het tot stand komen van een klimaatbestendig en veerkrachtig water- en bodemsysteem:

  • 1. De watervoorraad is in balans als zowel de totale voorraad aan grondwater als de ondiepe grondwaterstanden voldoende zijn.
  • 2. Het (regen)water wordt zo min mogelijk afgevoerd en wordt zoveel mogelijk vastgehouden in de bodem zodat het kan infiltreren in het grondwater.
  • 3. Het grondgebruik is volgend op wat het water- en bodemsysteem aan kan: niet alle gebruiksfuncties kunnen overal plaatsvinden in Brabant.
  • 4. Bij het optreden van extreme situaties zoals piekbuien, hoogwater of langdurige droogte, is er minder snel of minder ernstige overlast of schade.
  • 5. De kwaliteit van het water- en bodemsysteem is op orde. Bij het gebruik van water, zoals voor landbouw, wonen en industrie, is er aandacht voor de water- en bodemkwaliteit.
  • 6. Gebruikers zijn maximaal verantwoordelijk voor het voorkomen van watervervuiling en verstoring van bodemprocessen die leiden tot een verminderde kwaliteit.
  • 7. Kringlopen worden zoveel mogelijk gesloten. Vrijkomende stromen vanuit het ene proces vormen de grondstoffen voor één of meerdere ander(e) proces(sen).
5.3.2.4 Gemeentelijk niveau
  • Gemeentelijk Rioleringsplan en het Gemeentelijk Waterplan

Het beleid van de gemeente Bernheze voor wat betreft de waterhuishouding sluit aan op het landelijke en provinciale beleid. Tot dit doel is mede het Gemeentelijk Rioleringsplan alsmede het Gemeentelijk Waterplan opgesteld. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) zijn doelstellingen en maatregelen in de waterketen opgenomen, waartoe de gemeente wettelijk verplicht is. In een waterplan worden extra, niet wettelijk verplichte maatregelen opgenomen, die nodig zijn om de gewenste inrichting en functioneren van water in de gemeente Bernheze te kunnen bereiken. De gemeente Bernheze heeft hiertoe een integraal waterplan vastgesteld. Centrale doelstelling van dit waterplan is: "Het ontwikkelen van een integrale visie in de omgang met water in de breedste zin van het woord". Het integrale aspect betekent dat het gehele systeem van grond- en oppervlaktewater centraal staat, inclusief aan- en afvoer van water. De keten van drinkwater, riolering en afvalwaterzuivering wordt in de visie betrokken daar waar deze het watersysteem beïnvloedt. Voor de hierna beschreven onderzoekslocaties zijn de informatie en maatregelen vanuit het waterbeheerplan "Werken met water, voor nu en later", het Gemeentelijk Rioleringsplan alsmede het Gemeentelijk Waterplan gebruikt bij het opstellen van de waterparagraaf.

  • Verordening Fysieke Leefomgeving

De gemeenteraad heeft de Verordening Fysieke Leefomgeving (hierna: VFL) vastgesteld. Hierin staan de regels die in Bernheze gelden voor bouwen, wonen, natuur, erfgoed, milieu, wegen en water. De VFL is een samenvoeging van een reeks bestaande verordeningen en een aantal regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV). Hiermee zijn alle regels voor ruimtelijke ontwikkeling in één verordening terug te vinden. De regels zijn niet gewijzigd, wel beter op elkaar afgestemd en vereenvoudigd.

Met betrekking tot water is in de verordening de waterbergingsopgave op de particuliere terreinen geborgd. In paragraaf 3.4 van de verordening zijn de regels met betrekking tot afvoer van hemelwater en grondwater opgenomen.

5.3.2.5 Waterschap Aa en Maas

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2022-2027

Dit plan maakt inzichtelijk wat het waterschap de komende jaren gaat doen. Op 19 november 2021 is het nieuwe waterbeheerplan van waterschap Aa en Maas vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen. Het plan geldt van 22 december 2021 tot en met 21 december 2027.

Het waterbeheerplan is uitgewerkt in de volgende drie programma’s:

  • 1. Waterveiligheid;

Het programma ‘Waterveiligheid’ draait om de bescherming tegen overstromingen vanuit de Maas en het regionale watersysteem.

2. Klimaatbestendig en gezond watersysteem;

Het programma ‘Klimaatbestendig en gezond watersysteem’ draait om een goed functionerend watersysteem in normale én in extreem droge en natte situaties: klimaatbestendig, robuust, veerkrachtig en stuurbaar. Daarbij let het waterschap op de hoeveelheid (goede waterpeilen, het vasthouden van water en het omgaan met wateroverlast en droogte); en op de kwaliteit van het water (chemisch en ecologisch).

3. Schoon Water; In het programma ‘Schoon Water’ speelt het zuiveren van afvalwater een centrale rol.

Voor bebouwde gebieden heeft het waterschap specifieke doelen geformuleerd. In bebouwd gebied werkt het waterschap toe naar een klimaatrobuust watersysteem waarin: - schoon water niet naar de zuivering gaat, maar het grondwater voedt; - de waterkwaliteit geen risico’s geeft voor de volksgezondheid en geschikt is voor een goede ontwikkeling van flora en fauna, maar ook voor recreatie en evenementen;- de kans op wateroverlast en problemen door droogte en hittestress acceptabel is; - de betrokkenheid en het waterbewustzijn van inwoners, bedrijven en andere stedelijke partners is toegenomen.

Deze programma’s zijn verder uitgewerkt in het WBP naar concrete doelstellingen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; Keur, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen.

  • Brabant Keur

De Keur is een waterschapsverordening en omvat samen met de Waterwet alle gebods- en

verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen of activiteiten die consequenties hebben voor de

waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De Keur is verder uitgewerkt in beleids- en

algemene regels.

Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:

    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 500 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 500 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
  • De beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets waterschap Aa en Maas’

De beleidsnota bevat acht uitgangspunten, die alle zijn gehanteerd bij het opstellen van voorliggend plan:

    • 1. Wateroverlastvrij bestemmen
    • 2. Hydrologisch neutraal ontwikkelen
    • 3. Voorkomen van vervuiling
    • 4. Gescheiden houden van schoon en vuil water
    • 5. Doorlopen van de afwegingsstappen: "hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer"
    • 6. Meervoudig ruimtegebruik
    • 7. Water als kans
    • 8. Waterschapsbelangen

5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Om de milieuhygiëne van de waterbodem ter plaatse van het plangebied te bepalen heeft Econsultancy een waterbodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Rapportage verkennend waterbodemonderzoek Achterstraat te Nistelrode" (28 oktober 2021, 10798.008). Het onderzoeksrapport is als bijlage 11 toegevoegd.

Econsultancy concludeert dat het watertype van de onderzoekslocatie "lintvormig water" betreft . Op basis van het vooronderzoek is de onderzoekslocatie onderzocht conform de onderzoeksinspanning "lintvormig water, normale onderzoeksinspanning" (LN).

Tijdens de uitvoering betrof de onderzoekslocatie een drooggelegen waterbodem. De waterbodem bestaat uit matig siltig, zeer fijn zand. De waterbodem bleek bovendien matig humeus. Een sliblaag is niet aangetroffen. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.

In de zandige waterbodem zijn geen verontreinigingen aangetoond. Getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit (generiek kader) voldoet dit zand zowel voor toepassing op de landbodem als onder water aan de achtergrondwaarde. Uit de msPAF toetsing blijkt dat het zandige sediment kan worden verspreid over de aangrenzende percelen.

Met dit onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er géén reden voor een aanvullend waterbodemonderzoek.

Voor de toepassing van eventueel vrijkomend waterbodemmateriaal zijn mogelijk de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.

Infiltratiecapaciteit

In september 2021 is er door Econsultancy een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in de rapportage "Watertoets, Achterstraat te Nistelrode' ( 29 juni 2022, 10798.004 D1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 12.

De bovengrond bestaat tot maximaal 0,7 m - mv uit matig tot sterk humeus, matig tot sterk siltig, zeer fijn zand. De ondergrond bestaat tussen 0,7 m en 1,5 m -mv uit matig siltig, zeer fijn zand. Vanaf 1,5 m -mv bestaat de ondergrond uit matig tot sterk grindig, zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig grof zand.


Er zijn geen storende lagen en gleyverschijnselen in de ondergrond waargenomen.

De doorlatendheid van de bodem wordt over het algemeen geclassificeerd als matig tot goed doorlatend, waarbij k-waarden van 0,4 en 1,2 m/dag zijn aangetoond.

Op basis van de resultaten uit het waterdoorlatendheidsonderzoek wordt de bodem, mede op basis van de textuur, in principe geschikt geacht voor de infiltratie van hemelwater. Lokaal kan de doorlatendheid echter beperkt zijn.

Geadviseerd om voor het dimensioneren van de infiltratievoorzieningen een rekenwaarde te hanteren van maximaal 0,5 m/dag. Als rekenwaarde geldt het gemiddelde van alle metingen vermenigvuldigd met een veiligheidsfactor van 0,5.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

5.3.3.3 Grondwater

Econsultancy heeft op basis van het uitgevoerde waterbodemonderzoek de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bepaald op +/- 1.5 m -mv.

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

5.3.4 Hemelwater

Om inzicht te verkrijgen op welke wijze duurzaam omgegaan kan worden met het water in het plangebied heeft Econsultancy een watertoets uitgevoerd: "Watertoets, Achterstraat te Nistelrode' (7 maart 2023, 10798.011 D3). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 12.

Om een indicatie te geven van het toekomstig verhard oppervlak wordt in het kader van de watertoets uitgegaan van 50 % van het netto perceeloppervlak (perceeloppervlak - bebouwing) beschouwd als aanname voor het toekomstig verhard oppervlak van bijbouwen en tuin-/erfverharding. In onderstaande tabel staan de oppervlakten van de toekomstige bebouwing(en) en verhardingen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0015.png"

Ten opzichte van de huidige situatie zal ten aanzien van de ontwikkeling het verhard oppervlak toenemen met 3.639 m2.

Conform het beleid van waterschap Aa en Maas is ten aanzien van de ontwikkeling en het toekomstig verhard oppervlak een compenserende berging benodigd van circa 218 m3 (3.639 m² x 0,06 m).

In de toekomstige situatie zal het schone hemelwater (zogenaamde hemelwaterafvoer; HWA) gescheiden van het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) worden ingezameld en binnen de planlocatie worden verwerkt.

Vanuit het plan geldt het uitgangspunt dat 20 mm waterberging op eigen terrein gerealiseerd dient te worden. Dit komt op basis van het toekomstige verhard oppervlak op de particuliere percelen overeen met een berging van 44 m3. Het hemelwater op particuliere percelen wordt geborgen door toepassing van infiltratiekratten onder de oprit (voorzijde woning).

Het restant van de wateropgave, 174 m3, wordt geborgen in een wadi en onder de weg in de fundering. In totaal zal in de wadi, uitgaande van een maximale peilstijging van 0,3 m (11,80 m +NAP), in totaal 80 m3 geborgen worden. Onder de weg (1.280 m2) is, uitgaande van 40% holle ruimte, in totaal 128 m3 waterberging aanwezig. In totaal is binnen het plan een berging beschikbaar van 252 m3. Hiermee wordt voldaan aan de waterbergingsopgave van 218 m3. In bijlage 8 van de rapportage is het voorlopig ontwerp ‘ondergrondse situatie’ opgenomen.

Op basis van de bodemopbouw, textuur en resultaten van het uitgevoerde doorlatendheidsonderzoek worden geen problemen verwacht met de lediging van het toekomstige systeem.

5.3.5 Peelrandbreuk

Circa 70 meter ten westen van de planlocatie ligt de Peelrandbreuk. Mogelijk heeft deze geologische breuk invloed op de lokale grondwaterstroming en -stand binnen de planlocatie. Op basis van de ligging van de breuklijnen kan met enige zekerheid worden gesteld dat met de aanleg van de fundering geen breuken worden doorsneden. De locatie van de Peelrandbreuk is op onderstaande kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstrDelst-OW01_0016.png"

LIGGING PEELRANDBREUK

Het beschermd wijstgebied 'Nistelrode Zuid', dat beschermd wordt in de Keur van het Waterschap, ligt buiten het plangebied (ca. 375 m naar het zuiden). De nieuwe ontwikkeling heeft geen invloed op dit beschermde wijstgebied.

5.3.6 Afvalwater

Ten aanzien van de toekomstige situatie zal de ontwikkeling zorgen voor een toename in het aanbod van vuilwater op het riool.

Voor de berekening van het toekomstige aanbod en eventuele toename hierin, is voor de berekening uitgegaan van een gemiddeld verbruik van 120 liter per dag geproduceerd per IE. Per woning wordt uitgegaan van een gemiddelde woningbezetting van 2,5 bewoners. Dit betekent dat er dus 2,5 x 120 liter = 300 liter per dag per woning wordt geloosd. Conform het planontwerp zullen er in totaal 14 woningen/ bouwblokken worden gerealiseerd. Dit komt overeen met een aanbod c.q. toename van circa 4,2 m³/dag. De berekening is gebaseerd op basis van aannames en betreft derhalve een indicatie van hoeveelheden.


Het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) zal in de toekomstige situatie worden aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel in de omgeving. De mogelijkheden en wijze van aansluiting zal in overleg met de gemeente besproken moeten worden. Tevens zal voor de aansluiting een vergunning aangevraagd moeten worden.

5.3.7 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.

5.3.8 Advies waterschap

Naar aanleiding van de reactie van het Waterschap is het Waterplan en voorgaande toelichting aangepast/aangevuld.

5.3.9 Conclusie

Op basis van de randvoorwaarden en uitgangspunten is de ontwikkeling in zowel ruimte als tijd hydrologisch positief uit te voeren. Er worden dan ook vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen belemmering verwacht ten aanzien van de ruimtelijke procedure van het plan. Het aspect water vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.4 Beperkingen in verband met militair vliegveld Volkel

Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het militaire vliegveld Volkel. Voor een goed functioneren van het vliegveld zijn middels het Luchthavenbesluit Volkel en het Barro beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De beperkingen zijn vervat in:

  • 1. een geluidzonering;
  • 2. een obstakelbeheergebied;
  • 3. een radarverstoringsgebied;
  • 4. een vogelbeheersgebied;
  • 5. een risicogebied vanwege de opslag van munitie.

Daarnaast gelden er beperkingen als gevolg van het industrielawaai op het vliegveldterrein, zoals opgenomen in de Wet geluidhinder.

5.4.1 Radarverstoringsgebied

Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:

  • een cirkel met een straal van 15 km gemeten vanaf de positie van de radar. De maximale hoogte van bouwwerken wordt hier bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf het punt op de top van de radarantenne (49 meter boven NAP), oplopend met 0,25 graden tot een punt op 15 kilometer afstand op een hoogte van 114 meter boven NAP;
  • aanvullend voor windmolens buiten deze 15 kilometercontour een cirkel met een straal van 75 km gemeten vanaf de positie van de radar. Voor de tippen van de wieken van windturbines geldt hier een maximale hoogte van 114 meter boven NAP.

Het plangebied ligt op een afstand van 10 kilometer tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. Aangezien voorliggend initiatief niet leidt tot de realisatie van een molen of windturbine is het radarverstoringsgebied niet van toepassing op het planvoornemen.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Financieel

Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en de initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is daarom 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.


Gemeentelijke grondexploitatie

Uit de gemeentelijke grondexploitatie volgt dat voldoende middelen aanwezig zijn om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.


6.2 Maatschappelijk

6.2.1 Omgevingsdialoog

Voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure heeft de initiatiefnemer een informatieavond georganiseerd om in contact te komen met omwonenden van het plangebied en belangstellenden in het plan. Een verslag hiervan is in bijlage 13 opgenomen

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Het verslag van dit overleg wordt te zijner tijd als bijlage opgenomen.

6.2.3 Ter inzage legging

Het plan doorloopt daarnaast de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zullen te zijner tijd in deze toelichting worden vermeld.

6.2.4 Vaststelling door gemeenteraad

Het bestemmingsplan Achterstraat - Delst, Nistelrode is door burgemeester en wethouders vastgesteld d.d. xxxxxxx.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)

De bestemming Groen is bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, parken en plantsoenen, paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding; kunstwerken; incidentele parkeervoorzieningen.

Verkeer (artikel 5)

De bestemming Verkeer is bestemd voor wegen en straten, wandel- en fietspaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Wonen (artikel 6)

De bestemming Wonen opgenomen is bestemd voor woningen met daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 7)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 8)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.

Algemene gebruiksregels (artikel 9)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 11)

Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 12)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.