Plan: | Wandelverbinding over de Rode Beek, Susteren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1711.BP20230520-VG01 |
Aanleiding voor het opstellen van het voorliggend bestemmingsplan is het voornemen om een agrarisch perceel ten zuiden van Susteren in te richten als wandelverbinding met landschappelijke inrichting. Na de inrichting ontstaat een wandelroute tussen de Gregoriuslaan en de Elzenweg met een oversteek over de Rode Beek.
In de huidige situatie worden de randen van de agrarische percelen gebruikt voor een wandeling. Bij het maken van een korte wandeling wordt er gebruikt gemaakt van de aanwezige bruggen en agrarische percelen langs de beek. De gemeente Echt-Susteren wil de mogelijkheid voor het wandelen van een ommetje faciliteren en een gedeelte van het agrarisch perceel inrichten voor een wandelverbinding. Dit voetpad verbindt de Elzenweg met het parkje tussen de Wegbend en de Gregoriuslaan.
De gewenste ontwikkeling is een project van de gemeente om de leefomgeving aantrekkelijker te maken. De voorliggende ruimtelijke ontwikkeling kent een samenhang met de herinrichting en renaturering van de Rode Beek. De herinrichting van de Rode Beek vindt plaats op het perceel ten noorden van de voorliggende ontwikkeling en maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. De wandelverbinding wordt gerealiseerd op initiatief van de gemeente Echt-Susteren. Het Waterschap Limburg werkt aan de herinrichting van de beek. Bij de renaturering wordt de beek in een natuurlijke meanderende bedding teruggelegd.
Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om de wandelverbinding met natuurlijke, landschappelijke inrichting planologisch-juridisch mogelijk te maken.
Het plangebied bevindt zich op de overgang tussen het bebouwd gebied en buitengebied van Susteren. De Rode Beek vormt de overgang tussen stedelijk gebied en buitengebied. Het plangebied bestaat uit het perceel 2489 en de overbrugging van de Rode Beek.
Figuur: Globale ligging plangebied
De voorgenomen locatieontwikkeling wordt mogelijk met met een herziening van het bestemminsplan. De voorliggende toelichting maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Wandelverbinding over de Rode Beek, Susteren' en vormt de onderbouwing van het initiatief.
De planologisch-juridische situatie van het plangebied is vastgelegd in het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de gemeente Echt-Susteren op 14 december 2017. In het geldend bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en 'Water'.
Het perceel 2489 heeft naast de bestemming 'Agrisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', 'milieuzone - roerdalslenk' en 'overige zone - provinciale ontwikkelingszone groen'.
Naast de bestemming en bovengenoemde aanduidingen is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen. De Rode Beek is voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen'.
Figuur: Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Buitengebied' met de ligging van het plangebied in blauw
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en de voorliggende toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting vormt de ruimtelijke onderbouwing van het initiatief en is als volgt opgebouwd:
Susteren is gelegen aan de Duitse grens in het smalste stukje van Nederland. Het plangebied bevindt zich aan de zuidelijke rand van het bebouwd gebied van Susteren. Het agrarische perceel grenst aan de watergang de Rode Beek. De Rode Beek is een beek in het Nederlands-Duitse grensgebied, die vanuit het zuidoosten komend, langs de zuidkant van Susteren in noordoostelijke richting stroomt, totdat deze ter hoogte van Dieteren in de Geleenbeek uitmondt.
Het gebied wordt begrensd door de Oude Rijksweg-Zuid oftewel Op de Baan (N276) in het westen en de spoorlijn Maastricht-Venlo in het oosten. De omgeving wordt gekenmerkt door weilanden, natuurgebied 't Hout en drie beken. Van zuid naar noord zijn dit de Geleenbeek, de Vloedgraaf en de Rode Beek. Door dit gebied kronkelen enkele veldwegen tussen Susteren, Nieuwstadt en Holtum. Het ontbreken van gemotoriseerd verkeer, samen met de cominatie van beken, weilanden en bosgebied, maken het gebied geliefd voor wandelaars en fietsers. Vanuit Susteren lopen er drie wegen dit gebied in. In het westen is de Keerweidedwarsweg, een aftakking van de Oude Rijksweg Zuid. In het oosten is dit Voorste Parallelweg, latere Gasthuisweideweg, die langs het spoor verloopt.
Vanuit het centrum van Susteren, loopt iets ten zuiden van de kerk de Elzenweg in zuidelijke richting door het bosgebied 't Hout. Deze Elzenweg krijgt eenmaal in het bosgebied 't Hout de naam Amelbergaweg en vormt de hoofdader door dit bosgebied. Aan de Elzenweg is ten zuiden van Susteren het plangebied gelegen. Het plangebied verbindt de Elzenweg en de wijk 'In de Mehre'.
Figuur: Ligging plangebied
In de huidige situatie is er binnen het plangebied geen bebouwing aanwezig. Het perceel betreft de agrarische gronden tussen de Elzenweg en het park je aan de Wegbend, behorende tot de wijk 'In de Mehre'.
Afhankelijk van het seizoen en paar jaar verschillend, worden er verschillende gewassen verbouwd op het perceel. Kenmerkend voor het perceel is een grote eik in het noordelijke perceeldeel. Langs de noordelijke perceelsgrens is een afrastering van palen met gaas aangebracht om de perceelsgrens aan te duiden.
Het plangebied ligt ten zuiden van de Rode Beek en heeft betrekking op het kadastrale perceel, gemeente Susteren, sectie G, nummer 2489. Daarnaast zijn de percelen met nummers 1851 en 2174 betrokken bij de ontwikkeling.
Figuur: Geo-Obliek uit 2022 van de planlocatie vanaf het zuiden. Het plangebied is rood omkaderd (bron: Slagboom en Peeters)
Het planvoornemen bestaat uit het realiseren van een voetpad met landschappelijke inrichting ter plaatse van het huidige landbouwperceel. Het terrein wordt ingericht met groen en een wandelpad bestaande uit halfverharding.
Het wandelpad is bedoeld voor algemeen gebruik. Dit betekent dat pad door iedereen gebruikt mag worden en het terrein openlijk toegankelijk zal zijn. Het wandelpad is in eerste instantie bedoeld om de bewoners van de zuidelijke wijken van Susteren, zoals In de Mehre, Mariaveld, Munsterveld en het centrum van Susteren, nieuwe wandelmogelijkheden te bieden in de directe leefomgeving. Het is van belang dat de inwoners van Susteren, op korte afstand toegang hebben tot buitenruimte. De gemeente Echt-Susteren streeft ernaar om haar inwoners op korte afstand een aantrekkelijke buitenruimte te bieden. Met het planvoornemen wordt een wandelverbinding gerealiseerd tussen Susteren en de zuidelijker gelegen natuurgebieden.
In de huidige situatie blijkt het terrein al door wandelaars gebruikt te worden voor de toekomstige doeleinden. De mogelijkheid wordt geboden door het aanwezige bruggetje over de Rode Beek. De wens voor wandelroute wordt bevestigd, doordat het landbouwperceel in de huidige situatie al wordt bewandeld. Een definitieve functiewijziging moet dit gebruik officieel toekennen.
In het ontwerpbestemmingsplan was eerder een voorlopig ontwerp opgenomen. De definitieve inrichting wordt na de vaststelling van het bestemmingsplan nader uitgewerkt. Daarbij wordt nog onderzocht of het perceel naast wandelverbinding en landschappelijke/natuurlijke inrichting eveneens kan worden ingezet voor de realisatie van een waterberging om te voorzien in de waterbergingsopgave vanuit de kern Susteren. Deze waterberging maakt nu geen onderdeel uit van het voornemen.
De planlocatie is in het geldend bestemmingsplan bestemd met de bestemming 'Agrisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en 'Water'. Het planvoornemen, het realiseren van een openbaar voetpad met aantrekkelijke buitenruimte, past niet binnen het geldend bestemmingsplan, omdat het perceel is bestemd voor agrarische doeleinden. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is door het Rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
Het planvoornemen leidt tot een duurzame en gezonde leefomgeving voor de bewoners van de zuidelijke rand van Susteren. Het voornemen past binnen de Nationale Omgevingsvisie.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Deze ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. Het Barro heeft daarom geen consequenties voor het planvoornemen.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per juli 2017 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.
Het plan leidt niet tot een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.
Op 1 oktober 2021 hebben Provinciale Staten van Limburg de Omgevingsvisie Limburg vastgesteld. De Omgevingsvisie Limburg is op 25 oktober 2021 in werking getreden. Deze visie bouwt deels voort op eerder gemaakte beleidskeuzes, op andere onderdelen hebben heeft de provincie Limburg nieuwe keuzes gemaakt.
De Omgevingsvisie is een strategische- en langetermijnvisie (2030-2050) op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid, veiligheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen. In de Omgevingsverordening legt de provincie regels vast voor onder meer natuur, milieu, (grond-)water, ontgronding, wegen, ruimte (verstedelijking, woon- en werklocaties, agrarische bedrijven).
Bovengenoemde onderwerpen worden verdeeld in een drietal hoofdopgaven.
De Omgevingsvisie is geen blauwdruk voor de toekomst. Bij (nieuwe) ontwikkelingen kunnen we nog keuzes maken. Daarbij kiest de provincie Limburg voor maatwerk en dient er rekening gehouden te worden met het karakter en mogelijkheden van een gebied en de afweging van belangen op lokale schaal.
Als er afwegingen gemaakt moeten worden, worden deze gemaakt op basis van onderstaande Limburgse principes:
Met het planvoornemen wordt er voldaan aan de eerste hoofdopgave, namelijk het realiseren van een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving. Centraal doel van de te realiseren wandelverbinding is het bieden van een groene buitenruimte op korte afstand van de bebouwe kern. Met het planvoornemen wordt een voetpad gerealiseerd dat de verbinding legt tussen natuurgebied 't Hout en de zuidoostelijk gelegen wijken van Susteren. Met het voornemen wordt gewerkt aan de gezonde samenleving. Het bieden van mogelijkheden om op korte afstand te kunnen bewegen in de buitenlucht, draagt bij een gezonde samenleving. Het nastreven van een gezonde samenleving kan worden gezien als een maatschappelijke opgave.
Door de keuze van de locatie en de invulling van het plan worden de kenmerken en identiteit van het gebied gecomplementeerd.
Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen bijdraagt aan de opgaven uit de Omgevingsvisie Limburg.
Noord-, Midden- en Zuid-Limburg hebben elk een eigen regiovisie samengesteld binnen de Omgevingsvisie Limburg. In de afzonderlijk Regiovisies wordt het regioprofiel geschetst, een toekomstbeeld voor 2030-2050 gegeven en ingegaan op specifieke, regio gebonden uitdagingen en opgaven per thema.
Figuur: Regiovisie Midden-Limburg, gemeente Echt-Susteren rood omcirkeld
De gemeente Echt-Susteren is meegenomen in de Regiovisie Midden-Limburg. Op de kaart van de Regiovisie is de gemeente Echt-Suteren aangeduid als landelijke kern in een groene omgeving.
De regio schetst drie hoofdopgaven. De drie hoofdopgaven zijn:
Het plangebied is aangeduid als groen buitengebied langs de landelijke kern van Susteren en de omliggende beekdalen. Het planvoornemen sluit aan bij de hoofdopgaven van zowel de gehele Omgevingsvisie als ook van de regiovisie Midden-Limburg.
De eerste hoofdopgave van de regio Midden-Limburg, is het realiseren van een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving. Door het realiseren van een groene inrichting en het vereenvoudigen van de toegang tot de buitenruimte, wordt een gezonde en aantrekkelijke woon- en leefomgeving gecreëerd. De groene zone langs de beken, behoort tot de groenblauwe mantel van de landelijke gebieden. De groenblauwe mantel is een terugkerend thema in de Omgevingsvisie.
Gelet op het bovenstaande is het planvoornemen in lijn met de visie zoals vastgesteld in de Omgevingsvisie Limburg.
In de Omgevingsverordening Limburg staan de provinciale regels op het gebied van milieu, provinciale wegen, (grond-)water, grond, landbouw, natuur, wonen en ruimte.
Naast het POL2014 is ook de Omgevingsverordening Limburg 2014 op 12 december 2014 vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven. Hoewel de naam doet vermoeden dat deze verordening een al wat oudere verordening is, wordt deze een of meerdere keren per jaar geactualiseerd. De meest recente wijziging dateert van 16 december 2022. In deze wijziging zijn regels over de maximale kavelgrootte van nieuwe bedrijfsterreinen, uitzonderingsregels voor kleine en diervriendelijke varkenshouderijen, regels over zonneparken, het Beschermingsgebied voor de Einstein Telescope en regels over klimaatadaptatie opgenomen.
De Omgevingsverordening Limburg 2014 komt in zijn geheel te vervallen op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Op dat moment zal deze worden vervangen door de Omgevingsverordening Limburg 2021.
Figuur: Uitsnede natuurzones Omgevingsverordening Limburg 2014
Het te realiseren plan ligt gedeeltelijk in de bronsgroene landschapszone en gedeeltelijk in de 'Zone Natuurbeek'. In de 'Zone Natuurbeek' is het Waterschap Limburg voornemens om de Rode Beek natuurlijk in te richten. Het voornemen voor een groene landschappelijke inrichting het het realiseren van een wandelverbinding is passend binnen de bronsgroene landschapszone. Het voornemen is in lijn met de Omgevingsverordening Limburg.
Op 31 mei 2018 is de Structuurvisie Echt-Susteren 2025 vastgesteld. Deze structuurvisie is opgebouwd als een flexibel plan dat met de benoeming van ruimtelijke principes en afwegingskaders handvaten biedt voor de toekomst van Echt-Susteren.
Voor zowel ons buitengebied als het stedelijk gebied formuleert de structuurvisie een aantal ambities. Het realiseren van deze ambities draagt bij aan het halen van onze algemene doelstelling om ook in 2025 en lang daarna een aantrekkelijke gemeente te zijn waar het prettig wonen, werken en recreëren is.
Buitengebied
Voor het buitengebied heeft de gemeente Echt-Susteren een aantal ambities geformuleerd. Deze worden hier kort benoemd
Het doel van het planvoornemen sluit goed aan bij de eerste ambititie behorende tot het buitengebied.'De rust en ruimte in ons buitengebied behouden en waar mogelijk versterken'. Ten aanzien van langzaam verkeer geldt dat de gemeente Echt-Susteren kernen en waardevolle (recreatieve) punten en voorzieningen met elkaar wil verbinden en bereikbaar maken. Door het toevoegen van een voetpad wordt er een verbinding gelegd tussen het natuurgebied en de kern van Susteren. Bij dorpsentrees zet de gemeente Echt-Susteren daarnaast in op verhoogde beeldkwaliteit. Door de landschappelijk inpassing wordt dit geborgd. De gemeente Echt-Susteren streeft ernaar dat de openbare ruimte bijdraagt aan het welzijn van onze inwoners en aan het halen van onze toeristisch recreatieve doelen. Door de te realiseren aantrekkelijke groene ruimte, wordt lokale recreatie mogelijk gemaakt. Ook voor mensen van buitenaf wordt een aantrekkelijke omgeving gecreëerd.
Door het aanleggen van een voetpad, blijft groen bereikbaar voor alle inwoners van Susteren. De kwaliteit van leven blijft hierdoor vooropstaan. Hieruit blijkt dat het planvoornemen voor het realiseren van een voetpad in de nabijheid van de kern aansluit bij de Structuurvisie.
Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Het plan bestaat uit de realisatie van een openbaar voetpad met landschappelijke inrichting en overbrugging van de Rode Beek. Het aspect bedrijven en milieuzonering is niet relevant voor het planvoornemen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidsgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting. Het planvoornemen heeft geen betrekking op het realiseren van een geluidgevoelig object of een geluidverzakende activiteit. Het aspect geluid hoeft niet nader te worden beschouwd.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Het planvoornemen voorziet in realisatie van een openbaar voetpad met landschappelijke inpassing en overbrugging van de Rode Beek . Daarmee worden per saldo geen nieuwe kwetsbare objecten toegevoegd. In het kader van externe veiligheid hoeft hierdoor niet te worden beoordeeld of het plangebied ligt binnen hetinvloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer vangevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen.
Met het bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Er is sprake van een functiewijziging waarbij het beschermingsniveau van de nieuwe functie niet toeneemt. Het beoordelen van de bodemkwaliteit is niet noodzakelijk voor de uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderij in de gehele gemeente. Voor niet vergunningverplichte veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbeluit het toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.
Het planvoornemen voorziet niet in het toevoegen van geurgevoelige objecten of een geurveroorzakende activiteit. Een nadere toetsing is niet noodzakelijk. Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mens te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Wanneer een project aangeduid kan worden als 'Niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging (NIBM), vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm. In het besluit NIBM wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer een activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2.
In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijnstof en stikstofdioxide in de lucht.
Het planvoornemen kan worden aangemerkt worden als NIBM. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar is binnen de geldende natuurwetgeving. In de wetgeving op het gebied van natuurbescherming wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden en beschermde soorten.
Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura2000-gebieden en het provinciaal natuurnetwerk (Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone).
De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Grensmaas, bevindt zich op circa 3,7 kilometer afstand ten westen van de onderzoekslocatie. Op circa 4,8 kilometer net noordoosten van het plangebied bevindt zich Natura2000-gebied Abdij Lilbosch en op circa 8,4 ten noordoosten bevindt zich Natura2000-gebied voormalig Klooster Mariahoop. Op meer dan tien kilometer afstand liggen de Natura2000-gebieden Roerdal en Geleenbeekdal.
Figuur: Ligging plangbied ten opzichte van Natura2000-gebieden
Als een project significant negatieve effecten veroorzaakt op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in een Natura2000-gebied als gevolg van stikstofemissie of andere effecten is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist (zie artikel 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming).
Wat betreft soortenbescherming is de Wet Natuurbescherming (Wnb) van toepassing. De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die niet onder de aangewezen bescherming vallen, of die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt de zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 1.10 Wnb). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.
Tevens geldt onder de Wet Natuurbescherming dat bij ruimtelijke ontwikkelingen naast de zorgplicht ook rekening gehouden moet worden met juridisch zwaarder beschermde soorten vanuit nationaal en Europees oogpunt. Beschermde soorten vanuit nationaal oogpunt betreffen soorten uit 'bijlage A en B' van de Wet Natuurbescherming. Beschermde soorten vanuit Europees oogpunt betreffen soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de soorten uit Bijlage 1 en 2 Verdrag van Bern, en Bijlage 1 verdrag van Bonn, en alle in Europa inheemse vogels (Vogelrichtlijn).
Het plangebied is op dit moment onbebouwd. Met het planvoornemen vindt geen sloop van bestaande bebouwing of rooing van beplanting en bomen plaats. Op basis van de geldende agarische bestemming wordt het plangebied momenteel bedrijfsmatig gebruikt. Er vindt teelt in open grond plaats. Het betreft gecultiveerde gronden die jaarrond in bewerking zijn. Het is daarom redelijkerwijs uit te sluiten dat de planlocatie fungeert als habitat voor beschermde soorten. Hiermee kunnen negatieve effecten op beschermde soorten op voorhand worden uitgesloten.
Gelet op bovenstaande vormt het aspect natuur geen belemmering voor het planvoornemen.
ls wettelijk toetsingskader In Europees verband is het 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk in situ te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. In de Wamz is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.
Gemeenten zijn met de inwerkingtreding van de Wamz in grote mate verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief.
De gemeente Echt-Susteren heeft op 24 februari 2011 voor het gehele grondgebied een archeologische verwachtingenkaart vastgesteld.
Op deze archeologische beleidskaart (RAAP-rapport 1951, kaartbijlage I-1, 2010) is te zien aan welke gebieden archeologische waarden en archeologische verwachtingswaarden (hoog, middelhoog en laag) zijn toegekend. Ook is hierop het provinciaal aandachtsgebied aangegeven.
Figuur: Uitsnede archeologische beleidskaart Echt-Susteren inclusief legenda (ligging plangebied in rood)
Op deze kaart is het plangebied aangemerkt als een terrein met hoge verwachting voor droge landschappen.
In deze gebieden is archeologisch onderzoek noodzakelijk wanneer de bodemverstoring als gevolg van bouwen dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 500 m² . In verband met deze archeologische verwachting zijn in het geldend bestemmingsplan eerder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen.
Het planvoornemen betreft een ingreep kleiner dan de drempelwaarde voor archeologisch onderzoek. Het planvoornemen voorziet namelijk in de realisatie van een voetpad, waarbij de bodemverstoring niet dieper zal zijn dan 40 cm en het planten van bomen, waarbij het te beplanten oppervlak niet groter zal zijn dan 500m².
Nadere archeologische toetsing is daarom niet noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt gelet op het bovenstaande geen belemmering voor het planvoornemen.
Bij de definitieve uitwerking wordt nog onderzocht of het perceel naast wandelverbinding en landschappelijke en natuurlijke inrichting eveneens kan worden ingezet voor de realisatie van een waterberging om te voorzien in de waterbergingsopgave vanuit de kern Susteren. Deze waterberging maakt nu geen onderdeel uit van het voornemen. Indien sprake is van een bodemingreep van meer dan 500 m2 zal te zijner tijd een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft de gemeente Echt-Susteren een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart opgesteld (RAAP-rapport 2943, Fraaie landstreken, belangrijke wandelingen en indrukwekkende gedenktekens; Een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren (actualisatie)).
Deze beleidskaart is de planologische borging van cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Echt-Susteren in de vorm van het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren', vastgesteld op 22 september 2016.
Figuur: Uitsnede Waardering van het historisch cultuurlandschap van Gemeente Echt-Susteren
Het plangebied bevindt zich in een gebied met een lage tot gemiddelde waardering. Het plangebied is gelegen tussen gebieden mit een lage en hoge waardering. Binnen het centrum van Susteren is er daarnaast sprake van een waardevol ensemble, aangeduid met nummer 15.
In een gebied van hoog-gemiddelde waarde is de oude stedenbouwkundige waarde in potentie aanwezig of nog herkenbaar. Het plangebied betreft in dit geval uitsluitend een agrarisch perceel.
De onderdelen met een hogere verwachting zijn gebieden met een gemiddelde cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit in de samenhang tussen bebouwing, openbare ruimte en beplanting, en/of enige relatie met de historische en landschappelijke hoofdstructuren.
Figuur: Omgeving van het plangebied in de loop van de jaren (linksboven 1900, rechtsboven 1940, linksonder 1980, rechtsonder 2020, bron: TopoTijdreis)
Op de bovenstaande kaarten wordt zichtbaar dat de locatie altijd onderdeel heeft uitgemaakt als agrarisch perceel. In het verleden is de kern van Susteren in de richting van het plangebied uitgebreid en is de Rode Beek in een gekanaliseerde bedding gelegd.
Er wordt geen nieuwe bebouwing aangebracht en er is sprake van een landschapsversterkende inrichting. Met het realiseren van een wandelverbinding in combinatie met landschappelijke inrichting en een nieuwe overbrugging over de beek worden geen historische waarden aangetast.
Hiermee kan worden geconcludeerd dat het aspect cultuurhistorie geen belemmeringen oplevert voor het planvoornemen.
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen die een planologische bescherming genieten (zie paragraaf 5.3). Er is dus op dat gebied geen sprake van (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden. Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Op basis van de wet op de ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht bij o.a. bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en omgevingsvergunningen afwijking bestemmingsplan. Voor overige plannen, zoals een structuurvisie, dient een watertoets te worden uitgevoerd op basis van het Nationaal Bestuursakkoord Water. Het Bro regelt de verplichte waterparagraaf in de plantoelichting (art 3.1.6 Bro) en het vooroverleg met de waterbeheerder (art 3.1.1 Bro).
Bodemopbouw: Het plangebied is gelegen ten zuiden van de kern van Susteren. Het maaiveld varieert nauwelijks qua hoogte. De hoogte varieert tussen de 30,7 en 30,9 m +NAP. De gemiddelde hoogte van het maaiveld ligt dus op 30,8 m +NAP.
De bodemsoort ter plaatse van het plangebied wordt aangeduid als 'Kalkloze poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei, profielverloop 5' (Rn95C) in het noorden en 'Poldervaaggronden; zware zavel' (KRn2) in het zuiden. Het plangebied bestaat hierdoor grotendeels uit 'Poldervaaggronden; zware zavel'. De locatie bevindt zich op een Dalvlakteterras. Vormsubgroep E44. De middeld hoogste grondwaterstand GHG, uitgaande van 30,8 m+NAP is circa 30,2 m+NAP (57cm m-v). De gemiddeld laagst grondwaterstand GLG is circa 29,4 m+NAP (143 cm m-mv). De grondwaterstand bevindt zich hiermee op grondwatertrap VIo.
Figuur: Bodemtypologie ter plaatse van het plangebied
Oppervlaktewater: Aan de noordelijk grens van het plangebied is de Rode Beek gelegen. De Rode Beek is op de legger van het Waterschap Limburg aangeduid als primaire oftewel A-watergang. Deze watergang is geregistreerd onder code 244933 en stroomt in noord oostelijke richting. De Rode Beek is voorzien van een berschermingszone. Deze beschermingszone is breder ten oosten van het plangebied.
Over deze watergang bevindt zich een waterovergang in de vorm van een brug. Ten zuiden van het plangebeid lopen twee secundaire watergangen. Dit zijn de Grensgraaf en de Waterlossing op het Schild. Deze watergangen stromen in zuidelijke richting en zijn aangesloten op de Vloedgraaf.
Figuur: Watergangen in de buurt van het plangebied (bron: Legger Waterschap Limburg)
Hemelwater: Door het ontbreken van verharding binnen het plangebied, infiltreert het hemelwater grotendeels op eigen terrein. Overtollig hemelwaterwordt afgevoerd via de Rode Beek in het noorden. Doordat er geen woning aanwezig is is er geen sprake van afvalwater. In de praktijk wordt, ook bij sterke regenval, geen stagnerend water op het perceel waargenomen.
Het Waterpanel Noord streeft naar een water- en klimaatbestendig Noord Limburg. Bij de vertaling van deze visie naar doelstellingen sluiten zij aan bij de richting die eerder is ingezet en vastgelegd in een aantal visies en beleidsdocumenten.
De partners in de regio Waterpanel Noord hebben de wens om een aantal duidelijke prioriteiten te stellen voor de komende planperiode. Deze prioriteiten vormen de basis voor de acties en maatregelen uit het uitvoeringsprogramma.
Uit de brede doelstellingen van Waterpanel Noord zijn de volgende prioriteiten voor het waterketenplan opgesteld:
Gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving
Doorwerking kerninstrumenten Omgevingswet
Continuïteit inzameling en verwerking van afvalwater (uitvoeringskracht)
De eerste twee prioriteiten richten zich op een gezonde en veilige fysieke leefomgeving in Noord Limburg. De andere prioriteiten richten zich op de doorwerking van de verschillende aspecten van de waterketen in de organisatie en de uitvoeringskracht om het afvalwater structureel op de meest doelmatige wijze in te zamelen, te transporteren en te verwerken.
In het proces om te komen tot maatregelen voor de regionale uitvoeringsagenda, zijn diverse maatregelen geordend aan de hand van een doelenboom. Deze doelenboom biedt houvast in de te realiseren resultaten, de te bereiken doelen en de maatschappelijke effecten.
De maatschappelijke effecten die de regio wil bereiken met de maatregelen, zoals die zijnopgenomen in de regionale uitvoeringsagenda, zijn:
Het eerste maatschappelijke effect vormt de kern, aangezien de regio vooral de gevolgen van klimaatsverandering aan wil pakken. Water heeft meerwaarde voor de omgeving door bijvoorbeeld natuurvriendelijke inrichting (zoals de combinatie in groenblauwe struturen). Daarnaast hebben oppervlaktewater en grondwater een maatschappelijke meerwaarde voor bijvoorbeeld mogelijkheden voor gebruik en energiewinning. Tot slot is klimaatadaptatie iets dat je niet alleen kunt doen, hier heb je alle organisaties maar ook bewoners en bedrijven nodig om met elkaar de gevolgen aan te pakken. Daarom is samenwerking een andere belangrijk maatschappelijk effect.
In Echt-Susteren zien we op dit moment al dat de gevolgen van klimaatverandering een impact hebben op de leefomgeving. Het wordt heter, droger en er zijn vaker hoosbuien. Hierop moet gereageerd worden, zodat de gevolgen van het veranderende klimaat worden beperkt, en de leefomgeving tegelijkertijd groener en gezonder wordt voor de inwoners. Zo blijft Echt-Susteren ook in de toekomst een gemeente om prettig in te wonen, werken en recreëren.
Daarom gaat de gemeente Echt-Susteren samen met haar omgeving aan de slag om knelpunten op het gebied van klimaatverandering te adresseren, en kansen om de gemeente klimaatadaptiever te maken te benutten. De stappen die genomen worden staan in deze Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie. Hierin werkt de gemeente Echt-Susteren namelijk nader uit welke acties ondernomen gaan worden om de gemeente klimaatadaptief en waterrobuust in te richten.
Deze agenda is gericht op de thema’s hittestress, droogte en wateroverlast. De andere thema’s die onder klimaatadaptatie vallen (namelijk: biodiversiteit en hoogwaterveiligheid) zijn in deze agenda niet nader uitgewerkt. Een Lokale Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie beschrijft het ambitien iveau voor klimaatadaptatie in doelen en strategieën, maar ook de maatregelen (wie, wat, wanneer, financiën, kostendragers) die worden ingezet om de leefomgeving in de gemeente waterrobuust en klimaatbestendig te maken.
De lokale uitvoeringsagenda is gezamenlijk door de gemeente Echt-Susteren samen met de gebiedspartners opgesteld. Dit is gebeurd in klimaat-risico en kansendialogen. Tijdens de dialogen zijn de knelpunten en kansen besproken die komende jaren gaan spelen in Echt-Susteren en hoe deze samen aangepakt kunnen worden.
De uitvoeringsagenda klimaatadaptatie is een document waarin de aanpak van de klimaatrisico’s en klimaatkansen in de gemeente Echt-Susteren worden opgeschreven en onderbouwd. Risico’s en kansen zijn in de uitvoeringsagenda omschreven als ‘opgave’. Per opgave wordt vervolgens de uitvoering uitgewerkt in de vorm van een aanpak, resultaten, acties en stakeholders. Alle informatie over opgaven en daaruit voortvloeiende acties staat dus overzichtelijk bij elkaar.
Goede riolering is nodig voor de bescherming van de volksgezondheid, het milieu en het tegengaan van wateroverlast. De gemeente Echt-Susteren heeft de taak om voor die riolering te zorgen: de gemeente heeft de zorgplicht voor stedelijk afvalwater, voor afvloeiend hemelwater en voor grondwatermaatregelen. Dit GRP geeft aan hoe met deze drie zorgplichten om te gaan.
De gemeente Echt-Susteren werkt samen in de Waterketensamenwerking Waterpanel Noord. Samen met vijftien gemeenten in Noord- en Midden-Limburg, Waterschap Limburg (WL), Waterschapsbedrijf Limburg (WBL) en Waterleidingmaatschappij Limburg (WML) werkt de gemeente samen aan klantgerichtheid, verhoging van de kwaliteit, vermindering van de kwetsbaarheid en verlaging van de kosten binnen het samenwerkingsverband.
In het Waterketenplan zijn de ambities opgenomen, die leidend zijn voor dit GRP. De doelen bij de invulling van onze wettelijke zorgplichten zijn niet veranderd:
Daarnaast heeft de gemeente ook een zorgplicht in de duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening. Daar houdt de gemeente Echt-Susteren bij de watertaken nadrukkelijk rekening mee.
Hemelwater: In de nieuwe situatie zal het hemelwater net als in de huidige situatie infiltreren binnen het plangebied. Overtollig water wordt in de nieuwe situatie net als de huidige situatie afgevoerd via de watergangen. Bij de uitwerking van het definitief ontwerp wordt nog onderzocht of het perceel naast wandelverbinding en landschappelijke en natuurlijke inrichting eveneens kan worden ingezet voor de realisatie van een waterberging om te voorzien in de waterbergingsopgave vanuit de kern Susteren. Deze waterberging maakt nu geen onderdeel uit van het voornemen.
Oppervlaktewater: Direct ten noorden van het plangebied ligt de Rode Beek. Het Waterschap Limburg werkt aan de herinrichting van de Rode Beek. Het perceel dat gereserveerd is voor de herinrichting van de Rode Beek maakt geen onderdeel uit van het plangebied, met uitzondering van de locatie waar de wandelverbinding de Rode Beek oversteekt.
De wandelverbinding en de landschappelijke inrichting worden onafhankelijk van de herinrichting van de Rode Beek gerealiseerd. De brug over de Rode Beek dient wel te worden gerealiseerd in afstemming met het waterschap. De definitieve ligging van de brug hangt af van de dimensionering van de Rode Beek ter plaatse, zoals deze door het waterschap wordt opgenomen in de voorgenomen herinrichting. De brug wordt gerealiseerd binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterlopen'. In deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het aanleggen van paden en bouwwerken, waarbij in het kader van de toelaatbaarheid het Waterschap Limburg dient te worden gehoord. Daarnaast is voor het aanleggen van een brug over de Rode Beek een watervergunning nodig op basis van de Keur. Daarmee is het waterschapsbelang zowel in de Keur als in het bestemmingsplan geborgd.
De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen en besluiten meer waterbestendig te maken, doordat waterbelangen van gemeente, waterschap en eventueel andere waterbeheerders vroegtijdig en expliciet worden meegewogen. In het ruimtelijk plan moet voldoende rekening zijn gehouden met de waterhuishouding en -voorzieningen.
Voor het planvoornemen is de watertoets uitgevoerd. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen.
De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl) en is bijgevoegd als Bijlage 1 bij deze toelichting. Uit de ligging van diverse toetslagen binnen het plangebied, dient het waterschap betrokken te worden bij de planvorming. Het waterschap kan de onderdelen die in de voorgaande paragraaf zijn besproken betrekken bij de beoordeling. Het waterschapsbelang is voldoende geborgd.
Realisatie van het planvoornemen leidt niet tot negatieve effecten op de aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Voor de realisatie van een nieuwe brug over de Rode Beek is een watervergunning noodzakelijk, zodoende is het waterbelang voldoende geborgd. Het aspect water vormt geen belemmering voor het voorgenomen initiatief.
De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer (Wm). Naast de Wet milieubeheer is het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Op 21 februari 2011 heeft de wetgever het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd.
Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. reeds aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze activiteiten zijn door de Nederlandse regering overgenomen en verwerkt in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Voor deze activiteiten geldt direct een m.e.r.-plicht.
Ook zijn in het Besluit m.e.r. activiteiten aangewezen waarvoor het niet zeker is of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Deze zijn beschreven in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Om te bepalen of er bij deze activiteiten uit onderdeel D sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen dient hiervoor per geval een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden.
De belangrijkste wijziging is onder andere: het meer in overeenstemming brengen van het Besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r. Hierbij hebben onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter gekregen. Met deze wijziging is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit m.e.r. behorende C- en D lijst zijn opgenomen, áltijd aandacht aan m.e.r. geschonken dient te worden. Hierbij dient te worden bepaald of een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D- lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.- regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de Europese-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
De activiteit die mogelijk wordt gemaakt, valt onder onderdeel D.9 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Onderdeel D.9 betreft een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt. In Hoofdstuk 3 van deze toelichting zijn de kenmerken van het project beschreven. Daaruit is gebleken dat de drempelwaarden uit de D-lijst van het Besluit m.e.r. niet wordt overschreden. Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Verder zijn in de voorgaande paragrafen van Hoofdstuk 5 de verschillende milieuaspecten behandeld. Een m.e.r.-beoordeling voor dit project is daarom niet noodzakelijk.
Op basis van Hoofdstuk 5 en de bovenstaande vormvrije m.e.r.-beoordeling kan worden geconcludeerd dat het milieubelang en de effecten van het voornemen in voldoende mate zijn afgewogen en dat geen nadelige effecten zijn te verwachten. Er is geen nadere beoordeling noodzakelijk. Het aspect m.e.r.-beoordeling vormt geen belemmering voor het voornemen.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn. Het plan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Hiermee is het plan digitaal uitwisselbaar conform de laatste standaarden.
De planregels zijn gebaseerd op het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied'. Binnen het plangebied worden de nieuwe situatie de bestemmingen 'Natuur' en 'Water' toegekend. Binnen de bestemming 'Natuur' is standaard een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.
Verder worden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waterstaat - Waterlopen' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming gelden er regels voor bouwactiviteiten en het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
Verder liggen er op het perceel de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied',. 'milieuzone - roerdalslenk' en 'overige zone - provinciale ontwikkelingszone'. De geldende regels voor deze aanduidingen worden overgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan ligt op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend. De ingediende zienswijze is beoordeeld en voorzien van een gemeentelijke reactie in de 'nota van zienswijzen'. Deze nota is toegevoegd als Bijlage 2 bij de toelichting. De zienswijze is meegenomen in de besluitvorming.