Plan: | BP Zonnepark Bosserheide Koningsbosch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1711.BP20200070-VG01 |
Solar Provider Group B.V. is voornemens op agrarische gronden ter hoogte van de Donnerskamp te Koningsbosch (gemeente Echt-Susteren) een zonnepark te realiseren. Het zonnepark bestaat uit een aantal zonneweides met een totale oppervlakte van circa 4,9 hectare (inclusief 1 hectare onderhouderspaden) en een landschappelijke inpassing met een oppervlakte van circa 3,7 hectare. De realisatie van dit zonnepark past niet binnen het kader van het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Echt-Susteren. Om de realisatie van het zonnepark mogelijk te maken is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt ten oosten de van de kern Susteren, in de nabijheid van de grens met Duitsland. Het plangebied ligt tussen de kernen Susteren en Koningsbosch. Ten westen van het plangebied ligt het natuurgebied Haeselaarsbroek. Aan de oostzijde bevindt zich meer natuur en ligt op ongeveer 800 meter de kalkzandsteenfabriek Xella. Het plangebied bestaat uit acht percelen die gelegen zijn tussen de Donnerskamp (ten zuiden van het plangebied) en de weg Bos en Broek. De Donnerskamp is een zijweg van de doorgaande weg Bos en Broek. Ter hoogte van het buurtschap Pepinusbrug sluit de weg Bos en Broek aan op de N572. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: globale ligging plangebied (bron: StreetSmart)
Het plangebied bestaat uit negen percelen die kadastraal bekend staat als Echt-Susteren, sectie AB, nummers 40, 45, 53, 54, 55, 56, 286, 287 en 288. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 8,6, hectare. Op het perceel Bos en Broek 2 bevindt zich ten noordwesten van het plangebied, een agrarisch (veehouderij) bedrijf. Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich de woning Donnerskamp 3. In figuur 1.2 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.2: begrenzing plangebied (bron: StreetSmart)
Bestemmingsplan 'Buitengebied'
Op gronden van het plangbebied vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Dit bestemmingsplan is op 14 december 2017 vastgesteld door de raad van de gemeente Echt-Susteren. Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. Binnen het plangebied zijn agrarische activiteiten toegestaan, met behoud van ecologische en/of landschapswaarden. Een strook in het westen van het plangebied heeft de bestemming 'Natuur'. Hier zijn geen agrarische activiteiten toegestaan.
Tevens geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' ten behoeve van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied', ter hoogte van het plangebied opgenomen. De begrenzing van het plangebied is in het zwart weergegeven.
Figuur 1.3: uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'buitengebied' (bron: Ruimtelijkeplannen)
Het realiseren van een zonnepark met de bijbehorende gebouwen zoals een inkoopstation en kleine transformators is binnen het kader van het bestemmingsplan 'Buitengebied' niet toegestaan.
Paraplubestemmingsplan Cultuurhistorie Echt-Susteren
Op gronden van het plangbebied ligt tevens het paraplubestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren'. Dit bestemmingsplan is op 22 september 2016 vastgesteld door de raad van de gemeente Echt-Susteren. Het plan biedt juridisch-planologische bescherming ten aanzien van cultuurhistorische waarden in de gemeente. In het plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarde' met daarin de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - aardkundige ensemble op den berg'.
Facetbestemmingsplan 'Sport- en/of recreatieve voorzieningen'
Daarnaast is geldt ter plaatse van het plangebied het facetbestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Sport- en/of recreatieve voorzieningen' (vastgesteld op 22 februari 2017). De doelstelling van dit facetbestemmingsplan is meer flexibiliteit en meer snelheid te creëren bij de verwezenlijking van nieuwe (ver)bouwplannen bij sport- en/of recreatieve voorzieningen. Het facetbestemmingsplan heeft geen relevantie voor de beoogde ontwikkeling en het plangebied.
Facetbestemmingsplan 'Deregulering'
Tevens geldt ter plaatse van het plangebied het facetbestemmingsplan 'Deregulering', vastgesteld op 6 november 2019. Het doel van dit facetbestemmingsplan is om voor specifieke initiatieven en bouwplannen te zorgen voor deregulering, door deze rechtstreeks onder specifieke vormen toe te staan op grond van het bestemmingsplan. Hiermee worden veelal onnodige belemmeringen weg genomen. Het facetbestemmingsplan biedt specifieke regelingen voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven, bed & breakfast, internetwinkels, afhankelijke woonruimte (inwoning), sport en recreatieve voorzieningen, schuilgelegenheden, en aanvulling bouwregels. In dit facetbestemmingsplan is het plangebied aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone - buitengebied'.
Onderhavig planvoornemen is niet strijdig met het facetbestemmingsplan 'Deregulering'. De regels van dit facetbestemmingsplan zullen - indien relevant - middels voorliggend bestemmingsplan worden overgenomen.
In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie van het plangebied en de planontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 3 is het relevante beleidskader geschetst. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de betreffende milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Hierna wordt in hoofdstuk 5 aandacht besteed aan juridische aspecten. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de haalbaarheid van het voornemen en tot slot wordt in hoofdstuk 7 de doorlopen procedure beschreven.
In de huidige situatie wordt het plangebied gebruikt voor agrarische activiteiten. Het plangebied ligt in een rustige omgeving waar weinig mensen wonen, verschillende economische activiteiten plaatsvinden en waar de percelen omringd worden door natuur. Het plangebied is gelegen in het buitengebied, waarvan de omgeving hoofdzakelijk bestaat uit landelijk gebied wat gekenmerkt wordt door bos, agrarische bedrijven en de aanwezige groeven.
Het plangebied bestaat uit agrarische percelen, recentelijk ingezaaid met een groenbemester (mosterd). Het plangebied is grotendeels omsloten door bos. Aan de zuidzijde van het plangebied, ten zuiden van de Donnerskamp, liggen eveneens agrarische percelen. Aan de oostzijde grenst het plangebied over een beperkt deel aan een paardenweide. Hier is een raster langs aanwezig. Dit geldt eveneens voor de zuidwestzijde, waar een raster aanwezig is langs de bosrand. Voor de overige delen bevinden zich geen rasters langs het plangebied. Het plangebied grenst aan de noordwestzijde aan (een doodlopend deel van) de Haeselaarsweg. Hier bevindt zich het agrarisch bedrijf ter hoogte van het perceel Bos en Broek 2. In figuur 2.1 is een foto opgenomen ter hoogte van deze doodlopende weg. In figuur 2.2 is een foto van het plangebied opgenomen ter hoogte van de Donnerskamp, in het zuiden van het plangebied.
Er bevindt zich geen oppervlaktewater, bomen, bebouwing en/of ander verhardingen binnen het plangebied.
Figuur 2.1: foto plangebied ter hoogte van het doodlopende deel van de Haeselaarsweg , in het noorden van het plangebied (bron: StreetSmart).
Figuur 2.2: foto plangebied ter hoogte van de Donnerskamp(bron: StreetSmart).
Zonneweide
Het zonnepark heeft een oppervlakte van circa 4,9 hectare (inclusief 1 hectare onderhouderspaden). Binnen dit oppervlakte worden de zonnepanelen aangebracht. Het zonnepark zal 5,3 GWh/jaar aan groene stroom produceren. Dit is genoeg om 1.523 huishoudens (met een schatting van 3500kWh verbruik per jaar) te verduurzamen. De zonnepanelen worden op een hoogte van 1,5 meter geplaatst.
Inkoopstation en kleine transformators
Naast de zonnepanelen zijn ook andere gebouwen c.q. voorzieningen noodzakelijk. Om de geproduceerde elektriciteit van de zonnepanelen naar het elektriciteitsnet af te voeren is infrastructuur nodig in de vorm van kabels en omvormers.
De opgewekte energie uit een zonnepaneel is gelijkstroom. Het energienet betreft wisselstroom. Door middel van een transformator (een omvormer) kan gelijkstroom worden omgezet naar wisselstroom. Per zonneveld is een kleine transformator noodzakelijk.
Daarnaast wordt een inkoopstation gerealiseerd. De opgezette wisselstroom uit de kleine transormators worden samengebracht in dit inkoopstation. Vanuit het inkoopstation wordt de energie doorgevoerd op het energienet. Het inkoopstation wordt in de noordwesthoek van het zonnepark gerealiseerd. Het zonnepark wordt verbonden met het transportverdeelstation van Enexis. Dit transportverdeelstation ligt op circa 2.100 meter van het plangebied.
Figuur 2.3: inrichting plangebied en landschappelijke inpassing (bron: CroonenBuro5)
Het zonnepark wordt landschappelijk ingepast. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van circa 8,6 hectare. Het zonnepark beslaat een oppervlakte van 4,9 hectare (inclusief 1 hectare onderhouderspaden). Hierdoor blijft er 3,7 hectare over voor de landschappelijke inpassing en om afstand te bewaren tot de omwonenden.
Door CroonenBuro5 is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit inpassingsplan is opgenomen in figuur 2.3. Met de landschappelijke inpassing wordt gestreefd naar een balans tussen het inpassen in het landschap, het behouden van de kernkwaliteiten van de droge heideontginning en de ligging op het aardkundig ensemble 'Op d'n Berg'. Dit wordt op de volgende wijze ingevuld:
Zuidrand
Inpassing van de zuidrand met een landschappelijke haag en boomvormers. De grootste kwaliteit van het gebied (plateau) zijn de open boskamers. Bij het inpassen van de zuidrand wordt hiermee rekening gehouden door een landschappelijke haag te realiseren met een hoogte van circa 2 meter. De zonnepanelen hebben een hoogte van 1,50 meter. Hiermee worden de panelen ingepast, maar blijft de openheid gewaarborgd. Hiermee worden ook de kernkwaliteiten van het aardkundig ensemble 'Op d'n Berg' behouden. In figuur 2.4 is een uitsnede ter hoogte van de zuidrand opgenomen.
Figuur 2.4: doorsnede landschappelijke inpassing zuidrand (bron: CroonenBuro5)
Bos en Broek 2
Inpassing ter hoogte van het perceel Bos en Broek 2 met een landschappelijke haag en boomvormers. De hoogte van de haag is circa 1,50 meter.
Overige randen
De overige randen van het plangebied worden omgeven door bos, landschappelijke inpassing is daarmee niet noodzakelijk. Er kan wel een kwaliteitsverbetering worden behaald door deze zones in te richten ter bevordering van ecologie en biodiversiteit.
De bosrand wordt afgerond. De bosrand is een van de meest waardevolle gradiënten in een bos. Door deze af te ronden met heesters, kruiden en grassen wordt een waardevol biotoop gecreëerd voor insecten e.d. Daarnaast worden de randen van het plangebied bloemrijk. In figuur 2.5 is een doorsnede van het landschappelijk inpassingsplan opgenomen ter hoogte van een bosrand.
Het complete landschappelijk inpassingsplan in opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting.
Figuur 2.5: doorsnede landschappelijke inpassing bosrand (bron: CroonenBuro5)
Multifunctioneel ruimtegebruik
Naast het behouden van de landschappelijke kwaliteiten biedt de landschappelijke inpassing een stimulance voor de biodiversiteit en ontstaat er meer ruimte voor recreatie in de omgeving:
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. De visie geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen. De volgende 4 prioriteiten zijn geformuleerd:
Toetsing en conclusie
Voor het plangebied geldt dat er geen nationale belangen uit de NOVI in het geding zijn. Met het initiatief wordt wel een bijdrage geleverd aan de energietransitie. Het initiatief is dan ook niet strijdig met de Omgevingsvisie.
Beleidskader
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, is de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het rijksbeleid zoals opgenomen in de SVIR richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Sturing op verstedelijking, waaronder afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, heeft het Rijk grotendeels losgelaten. Er is enkel nog sprake van een 'ladder voor duurzame verstedelijking', die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van deze instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
De SVIR bevat een kaart waarop de nationale ruimtelijke hoofdstructuur is weergegeven. De kaart bevat een samenvatting van de nationale belangen, waarvoor het rijk verantwoordelijk is. Op de kaart is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid en leefbaarheid en veiligheid.
Toetsing en conclusie
In de SVIR wordt gesteld dat het aandeel van duurzame energiebronnen waaronder zon, in de totale energievoorziening omhoog moet. Deze bronnen hebben relatief veel ruimte nodig. De ambitie is dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en dat de energietransitie ver gevorderd is. Het ruimtelijke rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig, naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.
Voor het plangebied geldt dat er geen nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in het geding zijn. Met het initiatief wordt wel een bijdrage geleverd aan de ambitie van verduurzaming van energie. Het initiatief is dan ook niet strijdig met de Structuurvisie.
Beleidskader
De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in bestemmingsplannen.
De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling, Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.
Toetsing en conclusie
Met de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van grootschalige elektriciteitsopwekking van nationaal belang. Er komen geen nationale belangen in het geding. De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de beleidsregels zoals deze zijn opgenomen in het Barro.
Beleidskader
De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en Natuurnetwerk gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingplannen rekening mee moeten houden. In het Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
Toetsing en conclusie
Op kaart 6 (radarstations) van het Rarro is te zien dat het plangebied is gelegen binnen het radarverstoringsgebied behorende bij het radarstation Volkel. Een radarverstoringsgebied is een gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van bestemmingsplannen ten behoeve van een goede werking van de radar op het radarstation. De maximaal toegestane bouwhoogte van bouwerken, waaronder windturbines, in dit gebied bedraagt 114 meter ten opzichte van NAP. De voogenomen ontwikkeling betreft niet het realiseren van windturbines of andere bouwwerken met een dergelijke hoogte. Het voorliggend bestemmingsplan staat dergelijke bouwhoogten tevens niet toe. De voorgenomen ontwikkeling vormt geen belemmering voor het radarverstoringsgebied Volkel.
Beleidskader
Op 1 oktober 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ (verder: ‘de ladder’) als motiveringseis opgenomen. Doel van de ladder is het bereiken van een goede ruimtelijke ordening door optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Sinds 1 juli 2017 is de ‘nieuwe’ ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden. De traditionele drie opeenvolgende treden van ‘de ladder’ zijn hierbij komen te vervallen. De belangrijkste wijzigingen van de voorgaande regeling betreffen:
Deze wijziging heeft als doel de regeling te vereenvoudigen, waarbij de effectiviteit van het instrument behouden moet blijven. Een onderzoek naar de behoefte heeft slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een functie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Concreet betekent dit dat met betrekking tot de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of economische gevolgen van die vestiging ruimtelijke effecten (bijv. leegstand) relevant zijn. Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt als volgt:
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”
Dat betekent: eerst bepalen of een nieuwe ontwikkeling een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft, vervolgens kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, en daarna analyseren of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt.
Toetsing
Het realiseren van een zonnepark draagt bij aan de ambitie van het Rijk om meer energie uit duurzame bronnen te halen. Met de ontwikkeling kunnen circa 1.523 huishoudens worden voorzien van energie. Een zonnepark wordt niet aangemerkt als een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’, hierover heeft de Raad van State uitspraak gedaan op 23 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:178). Het doorlopen van de ladder is om deze reden niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter toch wenselijk de behoefte te beschouwen. De gemeentelijke doelstelling is om in 2040 energieneutraal te zijn. De gemeente moet fors inzetten op nieuwe initiatieven en projecten op het gebied van besparing, de toekomstige warmtevoorziening en grootschalige duurzame opwek met wind en zon. Het huidige aandeel duurzaam opgewekte energie in de gemeente Echt-Susteren is 4% (landelijk ruim 6%). Op basis van de landelijke ambities moet het aandeel duurzaam opgewekte energie minimaal 16% zijn in 2023. Gezien voorgaande is de behoefte aanwezig om een zonnepark te realiseren om op deze manier een bijdrage te kunnen leveren aan de ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn. Het initiatief van het zonnepark draagt aan bij. Het zonnepark zal voor circa 1.523 huishoudens in stroom kunnen voorzien.
Het vrijmaken van circa 7,7 hectare grond binnen stedelijk gebied behoort binnen de gemeente Echt-Susteren niet tot de mogelijkheden.
Conclusie
Vanuit de ladder zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Beleidskader
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) en de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Het POL2014 heeft de status van provinciale structuurvisie, regionaal waterplan, verkeers- en vervoersplan en milieubeleidsplan. Het POL2014 geeft een visie op de ontwikkeling van de Limburgse omgeving en de regio's Noord-, Midden- en Zuid-Limburg in de komende 10 tot 15 jaar. In het POL zijn ambities, opgaven en een aanpak voor belangrijke thema's geformuleerd. De ambitie van het POL2014 is het realiseren van een voortreffelijk, grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg. Het POL is een omgevingsplan, dat focust op de fysieke aspecten van het leef- en vestigingsklimaat.
Belangrijke uitdagingen zijn:
Kwaliteit staat centraal in het POL2014. Het uitgangspunt is om de grote diversiteit in de aard en kenmerken van de omgeving te koesteren, onder het motto 'meer stad, meer land': een nadrukkelijke keuze voor hoogwaardige steden in een waardevol landschap. Het beleid is gericht op het bieden van ruimte voor de verweving van functies, op het bieden van inspiratie door kwaliteitsbewustzijn en op het gebruikmaken van de grensoverschrijdende context van de provincie. Kwaliteit betekent dat zorgvuldig moet worden omgegaan met de voorraden: de ruimte (steden en dorpen, natuur, landschap), de voorzieningen (gebouwde omgeving, infrastructuur, vervoersystemen), de natuurlijke hulpbronnen, de milieuruimte en de ondergrond. In het POL2014 is een aantal principes geformuleerd, die uitgangspunt zijn voor de keuzes die worden gemaakt:
Op het gebied van woningbouw, bedrijventerreinen, kantoren en winkels liggen grote kwalitatieve opgaven. De uitdaging is om een omslag te maken van kwantiteit naar kwaliteit. De sleutel daarvoor ligt in dynamisch voorraadbeheer. Per regio zijn visies gemaakt waarin gezamenlijke ambities, principes en werkwijzen worden uitgewerkt. Voor sommige thema's gaat het ook om gezamenlijke programmering. Als basis hiervoor bevat het POL uitgewerkte regiovisies voor Noord-, Midden- en Zuid-Limburg.
Om recht te doen aan de grote variatie in omgevingskwaliteiten, zijn in het POL2014 zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden: drie gebiedstypen in het bebouwd gebied en vier gebiedstypen in het landelijk gebied. De zones hebben een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten en hebben heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.
Energie en duurzaamheid
In paragraaf 5.5 van de Omgevingsvisie POL2014 komt het energie- en duurzaamheidsbeleids van de provincie aan bod en wordt ingegaan op de energie-opgave van de provincie. Uitgaande van het energiegebruik in Limburg in 2012 betekent de energietransitie van 14% in 2020 dat de energiebehoefte duurzaam moet worden opgewekt door:
Zonneparken komen met de in het Energieakkoord voorgestelde salderingsregeling dichterbij. De ontwikkeling van business-modellen en proefprojecten worden ondersteund en, afhankelijk van de uitkomsten, beziet de provincie of zij hierin een rol in moet nemen. Van belang is bij deze vorm van energieopwekking primair in te zetten op multifunctioneel ruimtegebruik.
Toetsing en conclusie
Het plangebied ligt volgens het POL2014 deels binnen het gebiedstype 'Buitengebied' en deels binnen het gebiedstype 'Zilvergroene natuurzone'. Daarnaast grenst het plangebied aan het gebiedstype 'Goudgroene natuurzone'.
Buitengebied
Het zuidelijk deel van het plangebied ligt binnen de zone ‘Buitengebied'. Deze zone omvat een breed scala aan gebieden variërend van landbouwgebieden in algemene zin, glastuinbouwgebieden, ontwikkelingsgebieden intensieve veehouderij, verblijfsrecreatieve terreinen, stadsrandzones tot linten en clusters van bebouwing. Het betreft alle gronden in het landelijk gebied, die niet zijn aangewezen als landschaps- of natuurzone. Deze zone biedt de meeste ruimte voor land- en tuinbouw en vrijetijdseconomie. Belangrijke doelstelling is het terugdringen van milieubelasting vanuit landbouw.
Zilvergroene natuurzone
Het noordelijk deel van het plangebied is gelegen binnen de zone 'Zilvergroene natuurzone'. Mogelijke effecten, van de voorgenomen ontwikkeling, op deze zone, zijn in het kader van een Natuurtoets getoetst. Deze Natuurtoets is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting. In het Landschapskader Noord- en Midden-Limburg zijn de natuurlijke kernkwaliteiten van een Plateau-ontginning, waartoe het plangebied behoort, akkerranden die plaats bieden aan akkerkruiden en aan akkers gerelateerde dieren. In de huidige situatie zijn akkerranden echter niet aanwezig binnen het plangebied. Met het plan wordt dan ook geen afbreuk gedaan aan het 'groene karakter' binnen het plangebied. Daarnaast zijn de waarde van het plangebied als ecologische verbinding tussen gebieden gelegen binnen de Goudgroene natuurzone getoetst. In de huidige situatie kunnen dieren vrij de akkerpercelen op en zo migreren tussen de bosgebieden aan weerszijden. Met het plan wordt een ecologische verbindingszone gecreëerd zodat deze migratie ook in de toekomst mogelijk blijft. Negatieve effecten op de waarde van het plangebied als ecologische verbinding zijn hierdoor uitgesloten. In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op het aspect ecologie.
Goudgroene natuurzone
Het plangebied grenst direct aan de zone 'Goudgroene natuurzone'. Een smalle strook van deze zone valt zelfs binnen het plangebied. Ter plaatse is in het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied' de bestemming 'Natuur' opgenomen. Voor de natuurgebieden die behoren tot de Goudgroene natuurzone geldt het 'nee, tenzij'-principe. Het 'nee, tenzij'-principe betekent dat nieuwe plannen en projecten niet zijn toegestaan als deze een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied, tenzij daarmee een zwaarwegend belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden.
Ter plaatse van deze strook zijn geen ontwikkelingen beoogd en worden in voorliggend bestemmingsplan tevens geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bestaande bestemming 'Natuur' blijft gehandhaafd.
De effecten van de ontwikkeling op de Goudgroene natuurzone zijn ook in de Natuurtoets getoetst. In de huidige situatie vormen de natuurbeheertypen 'Dennen-, eiken- en beukenbos' en 'Droog bos met productie' de waarden van de Goudgroene natuurzone aan weerszijden van het plangebied. Met het plan worden mantel- en zoomvegetaties ontwikkeld wat de waarde van deze natuurbeheertypen zal vergroten. In de huidige situatie ontbreken deze waardevolle vegetaties in de overgang tussen bos en akker. De ontwikkeling van bloemrijk grasland zal tevens de waarde van het plangebied voor de omringende natuurbeheertypen vergroten. Negatieve effecten op de waarde van het plangebied voor de omringende Goudgroene natuurzone zijn hierdoor eveneens uitgesloten.
Figuur 3.1: uitsnede kaart gebiedstypen (POL2014)
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een zonnepark. De ontwikkeling draagt bij aan de doelstellingen met betrekking tot het opwekken van duurzame energie die op provinciaal niveau zijn vastgesteld. Het voornemen beoogt op een duurzame, innovatieve en goede ruimtelijke manier de verschillende ruimtelijke functies te bundelen en waar mogelijk te versterken. Tevens voorziet de ontwikkeling in een multifunctioneel ruimtegebruik door de ecologie en biodiversiteit te versterken en recreatief medegebruik te stimuleren.
Beleidskader
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 zijn regels opgenomen die een juridische doorvertaling zijn van het omgevingsbeleid zoals opgenomen in het POL2014. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening en is uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Het hoofdstuk Ruimte bevat regels die zijn gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL2014 in gemeentelijke bestemmingsplannen.
Toetsing en conclusie
Op de verschillende themakaarten van de omgevingsverordening is te zien welke regels voor het plangebied gelden.
Kaart 2: Duurzame verstedelijking en bestuursafspraken regionale uitwerking POL2014
Op basis van artikel 2.2.2. van de Omgevingsverordening geldt dat een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening moet houden met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (de Ladder voor duurzame verstedelijking). De toelichting bij het ruimtelijk plan dient een verantwoording te bevatten over de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het artikel. In paragraaf 3.1.5 is de toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking reeds aan bod gekomen.
Kaart 4: Beschermingszone natuur en landschap
Zoals uit de toetsing van POL2014 (paragraaf 3.2.1) is gebleken, ligt het plangebied deels binnen de Zilvergroene natuurzone en ligt een smalle strook binnen de Goudgroene natuurzone. In de Natuurtoets, Bijlage 2. zijn de effecten op deze provinciaal natuurgebieden getoetst. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat negatieve effecten zijn uitgesloten.
Kaart 6: intensieve veehouderij
Het plangebied ligt in een extensiveringsgebied voor intensieve veehouderij. Het nieuw vestigen of uitbreiden van een intensieve veehouderij buiten dit gebied is niet toegestaan. Van nieuwvesting of uitbreiding van een intensieve veehouderij is geen sprake.
Kaart 7: Natuurbescherming
Het plangebied is aangewezen op kaart 7, Natuurbescherming. Hier gelden algemene regels voor de natuurbescherming, onder andere ten aanzien van nieuwvesting en uitbreiding van veehouderijen en dierenverblijven, het vellen van houtopstanden en het beheer van flora en fauna. Van een ontwikkeling of uitbreiding van veehouderij is voorliggend geval geen sprake.
Kaart 8: Milieubeschermingsgebieden
Het plangebied bevindt zich binnen de boringsvrije zone Roerdalslenk, zone II. In artikel 4.4.1 van de omgevingsverordening zijn de regels opgenomen die binnen deze boringsvrije zone gelden. Binnen deze zone is het verboden om een boorput, een bodemenergiesysteem of een aardwarmtesysteem te maken of hebben, de grond (dieper dan de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei) te roeren en werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de Bovenste Brunssumklei kunnen aantasten. In zone II ligt de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei dieper dan 30 meter onder maaiveld. Van het realiseren van een boorput, een bodemenergiesysteem of een aardwarmtesysteem, het roeren van grond op een dergelijke diepte is geen sprake. De verstoringsdiepte bedraagt ongeveer 1,5 à 2,0 meter onder maaiveld.
Kaart 11: Grondwateronttrekking
Het plangebied bevindt zich in een zone waarbinnen grondwateronttrekkingen verboden is. in het gebied Roerdalslenk, waarbinnen het plangebied zich bevindt, is het verboden grondwater te ontrekken of water te infiltreren beneden de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei. Ter hoogte van het plangebied ligt de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei dieper dan 30 meter onder maaiveld. Van het onttrekken van grondwater of infiltreren van water op een dergelijke diepte is geen sprake.
De nieuwe Omgevingswet treedt naar verwachting op 1 januari 2022 in werking. De Provincie Limburg moet dan beschikken over een Provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie Limburg richt zich op de langere termijn (2030-2050) en beschrijft onderwerpen zoals energie, wonen, bodem, infrastructuur, milieu, ruimtelijke economie, water, natuur, luchtkwaliteit, landschap en cultureel erfgoed. Maar ook het aspect gezondheid en een gezonde leefomgeving wordt in de Omgevingsvisie meegenomen.
Voor de ruimtelijke inpassing van zonne-energie hanteert de provincie de Limburgse zonneladder. Het gaat zowel om de juiste locatie als om de juiste ruimtelijke inpassing op die locatie. De zonneladder is als volgt:
Toetsing en conclusie
In de vooroverlegnotitie in Bijlage 9 is een uitgebreide toetsing van de zonneladder opgenomen naar aanleiding van de vooroverlegreactie vanuit de provincie Limburg, hieronder is de conclusie opgenomen.
De gemeente Echt-Susteren zet voor de realisatie van haar duurzaamheidsdoelstellingen voornamelijk in op de invulling van de treden 1 en 4 van de Limburgse zonneladder. Er is dus sprake van zon op dak, zon op land en wind tegelijkertijd. De gemeente haalt anders de duurzaamheidsdoelen niet.
Om de locatiekeuze van het voorliggende zonnepark op landbouwgrond nader te motiveren, is het plan door een deskundigenpanel getoetst aan de drie beleidspijlers landschappelijke kwaliteit, draagvlak en (financiële) participatie. Uit deze afweging is gebleken dat er bij de voorliggende ontwikkeling sprake is van:
Door deze werkwijze toe te passen, kan er maatwerk geleverd worden. Hierdoor is er sprake van een realistische werkwijze om de vijf zonneparken, waaronder het voorliggende, ook daadwerkelijk te kunnen realiseren. Tevens is hiermee invulling gegeven aan het 'nee, tenzij' principe van de provincie Limburg.
Ten slotte geldt dat met de realisatie van deze vijf zonneparken, de vijf geplande windmolens en de overige benoemde zaken, Echt – Susteren een bijdrage levert aan de doelstellingen van de RES opgave tot 2030 voor de regio Noord- en Midden-Limburg. Deze doelen zijn uitsluitend haalbaar op het moment dat ook landbouwgronden voor de duurzaamheidsdoelstellingen worden ingezet.
Beleidskader
Op 21 december 2018 werd het voorlopig klimaatakkoord gepresenteerd. Eind 2019 is het klimaatakkoord definitief geworden. In het klimaatakkoord is bepaald dat de energietransitie in beginsel concreet (ruimtelijk) moet worden vertaald op regionaal niveau. Eind 2018 zijn daartoe energie-regio’s vastgesteld. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat onze CO2-uitstoot in 2030 de helft lager moet zijn dan in 1990. En in 2050 zelfs 95% lager. In de concept Regionale Energie Strategie (RES), op 1 oktober 2020 ingediend bij het Rijk, staat welke bijdrage de regio Noord- en Midden Limburg daaraan gaat leveren.
Toetsing en conclusie
Opwekken energie
Enexis, regionaal netbeheerder en intensief betrokken bij de RES, heeft een doorrekening gemaakt om inzichtelijk te maken wat de mogelijke impact is van de scenario’s op het elektriciteitsnetwerk. Elektriciteitsopwekking met zon-PV levert circa 950 uur per jaar energie aan het net, wind circa 2500 uur per jaar. In beide gevallen moet het net en de aansluiting voor het maximale vermogen worden uitgelegd. Windenergie levert daardoor een betere benutting van het netwerk op dan zonne-energie in termen van GWh/MWp, een combinatie van zon en wind is nog beter omdat wind- en zonne-energie vaak op andere momenten op de dag/jaar wordt opgewekt (dit wordt ook wel cable-pooling genoemd).
Het clusteren van grootschalige opwekking is vanuit netwerkperspectief het meest gunstige. Dit biedt meer mogelijkheden om de netwerken efficiënter aan te leggen en te benutten. Vooral in de lagere netvlakken worden hiermee kosten bespaard.
Er is geen eenduidige definitie van grootschalige energieopwekking die in Nederland gehanteerd wordt. Wel kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat het aansluiten van tien hectare zon-PV, gemeentegrens overstijgend is en er een bovengemeentelijke (regionale) samenwerking zeer gewenst is. Binnen de gemeente Echt-Susteren is een uitvraag voor 5 (grootschalige) zonneprojecten gedaan. Het voorliggend zonneproject maakt hier onderdeel van uit.
Landschap
Binnen de RES wordt gekeken naar de locatie specifieke identiteit in een regionale context. Belangrijke aspecten hierbij zijn de ondergrond, reliëf, waterhuishouding, schaalgrootte, inrichting, gebruik, cultuurhistorie en natuur. De beleving en waardering van deze aspecten duiden de landschappelijke kwaliteit. Op basis van kenmerken zijn binnen de regio enkele landschapstypen als meest geschikt beoordeeld voor grootschalige opwekking van zonne-energie, omdat de grootschalige opzet het beste te verenigen is met de karakteristiek van dit type landschap.
Zowel voor wind als zonne-energie vallen grote delen van het grondgebied, als ongeschikte ruimte af. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met conflicten met andere ruimtelijke opgaven. Vanuit ruimtelijke kwaliteit, zoals in bovenstaande beschouwd, hebben slechts bepaalde landschappen de voorkeur en zijn andere vanuit landschapswaarde niet geschikt. De basis om grootschalig opwekking van zonne-energie goed in te kunnen passen wordt gevormd door de combinatie van onderstaande landschapskenmerken:
Het plangebied is een ruim perceel, gelegen in het buitengebied. Het plangebied is gelegen in de zilvergroene natuurzone en wordt omgeven door de goudgroene natuurzone. Het plangebied is gelegen op de rand van het plateau, op de overgang naar het ten westen gelegen beekdal. De natuurlijke kernkwaliteiten van de Plateau-ontginning zijn akkerranden die plaats bieden aan akkerkruiden en aan akkers gerelateerde dieren. In de huidige situatie zijn akkerranden echter niet aanwezig binnen het plangebied. Daarnaast ontbreken in de huidige situatie waardevolle vegetaties in de overgang tussen bos en akker.
Het plangebied is gelegen in het aardkundig ensemble Op d'n Berg. De specifieke waarden van dit gebied bestaan uit de overgang van het plateau naar het beekdal (van hoog naar laag). De steilrand loopt parallel aan de weg ' Bos en Broek'. Het plangebied is volledig op het plateau gelegen. Het hoogteverschil is daarmee ter plaatse van het plangebied niet merkbaar.
Het plangebied is een droge heideontginning en werd vroeger ook al bijna volledig omsloten door bos. De kwaliteit van het gebied is het mozaïek aan bos waarbinnen open ruimtes zijn gelegen. Het open houden van de boskamers is daarmee de grootste kwaliteit van het gebied. De Kernen bevinden zich op ruime afstand (circa 1.500 meter) tot het plangebied.
Op basis van de genoemde landschapskenmerken in de RES, kan geconcludeerd worden dat het plangebied geschikt is om de opwekking van zonne-energie goed in te kunnen passen.
De 'Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025 Ontwikkelen met kwaliteit' is opgesteld met het doel een duidelijke en actuele visie te formuleren op het gehele gemeentelijke grondgebied. Deze visie, met de daaraan ten grondslag liggende ruimtelijke gebiedsanalyse, is een belangrijke onderlegger voor het buitengebied van de gemeente.
Buitengebied
Voor het buitengebied heeft de gemeente een aantal ambities geformuleerd. Het realiseren van deze ambities draagt bij aan het halen van onze algemene doelstelling om ook in 2025 en lang daarna een aantrekkelijke gemeente te zijn waar het prettig wonen, werken en recreëren is. Het betreft de volgende ambities:
Duurzaamheid
Met het motto ‘Innovatief en duurzaam waar het kan' streeft de gemeente Echt-Susteren een duurzame ontwikkeling na. Mogelijkheden voor innovatieve concepten en duurzame energie zijn er op agrarische bedrijfspercelen en op bestaande en nieuwe bedrijventerreinen. De gemeente juicht duurzaamheidsinitiatieven toe, indien deze initiatieven ruimtelijk-landschappelijk aanvaardbaar zijn. Waar mogelijk faciliteert de gemeente bij initiatieven. Bij alle initiatieven voor duurzame energiewinning is een landschappelijke inpassing vereist.
Toetsing en conclusie
Het voorgenomen initiatief betreft het realiseren van een zonnepark met als doel duurzame energie te winnen. Hierbij worden de ambitites voor het buitengebied in acht genomen.
Het zonnepark wordt landschappelijk ingepast (paragraaf 2.2.2). De zuidrand wordt met een landschappelijke haag en boomvormers ingepast. De landschappelijke haag wordt hoger dan de zonnepalen uitgevoerd, hiermee wordt de rust van het gebied behouden, zonder dat de openheid van het gebied wordt aangetast. Het plangebied wordt voornamelijk omgeven door bos. De bestaande bosrand aan de westzijde wordt afgerond. Hiermee wordt het contrast tussen het bosgebied en het zonnepark vergroot. Hierdoor wordt aandacht besteed aan de diverse landschappen. De ecologie en de biodiversiteit worden met de landschappelijke inpassing bevorderd. Rust en ruimte van het buitengebied worden hierdoor behouden. Daarnaast wordt met het initiatief recreatief medegebruik bevorderd.
Energievisie
De energietransitie heeft een enorme impact op de Nederlandse samenleving. Om ervoor te zorgen dat lokaal de juiste keuzes worden gemaakt, hebben gemeenten een belangrijke regierol binnen de energietransitie. Ook de gemeente Echt-Susteren staat voor een enorme uitdaging, zo moeten alle woningen en gebouwen uiterlijk in 2050 van het aardgas af en moet vóór 2021 op wijkniveau helder zijn wat het alternatief voor aardgas zal worden.
Om dit te bewerkstelligen heeft de gemeente in februari 2019 de Energievisie en uitvoeringsprogramma 2018 - 2022 vastgesteld.
De impact van het bereiken van energieneutraliteit op capaciteit, financiële middelen en ruimte is aanzienlijk. Zo vergt alleen al het verduurzamen van de ruim 14.500 woningen in Echt-Susteren vele honderden miljoenen aan investeringen en behelst de realisatie van wind- en/of zonne-energie vele tientallen miljoenen aan investeringen en een ruimtebeslag van vele hectaren. De opgave voor de gemeente Echt-Susteren is hoe met minimale impact op (financiële) middelen, (ambtelijke) capaciteit en ruimte maximaal bij te dragen aan de energietransitie opgave. Hierbij is het voor de gemeente wenselijk het scenario 'proactief, in de voorhoede' te volgen. In dit scenario anticipeert de gemeente Echt-Susteren proactief op de door de provincie en/of Rijksoverheid opgelegde (wettelijke) verplichtingen en voert ze haar wettelijke taak op professionele wijze uit. De beschikbare middelen worden efficiënt benut en ingezet om maximaal effect te sorteren voor het klimaat, de economie en de gemeenschap.
Eén van de aanbevelingen die in de energievisie gedaan wordt is dat de gemeente fors moet inzetten op nieuwe initiatieven en projecten op het gebied van besparing, de toekomstige warmtevoorziening, grootschalige duurzame opwek met wind en zon, alsook inkoop van duurzame energie.
Beleidskader zonne- en windparken
De gemeentelijke doelstelling is om in 2040 energieneutraal te zijn. Dat wil zeggen dat er niet meer energie wordt verbruikt dan dat (groene) energie wordt opgewekt. Om dat te bereiken zijn binnen de gemeente wind- en zonneparken nodig. Het beleidskader zonne- en windparken (vastgesteld op 26 september 2019) geeft vorm aan de aanbevelingen uit de energievisie en de doelstelling om in 2040 energieneutraal te zijn. Dit beleidskader beschrijft de uitgangspunten voor initiatiefnemers die met duurzame energieopwekking aan de slag willen in de gemeente Echt-Susteren.
De volgende acht uitgangspunten worden benoemd:
Toetsing
Ad. 1. Ten behoeve van de ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit landschappelijk inpassingsplan is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting.
Ad. 2. Het plangebied is niet gelegen in een Natura 2000-gebied. Binnen het plangebied is wel een strook met de Goudgroene landschapszone (POL2014) gelegen. Het realiseren van het zonnepark vindt echter niet plaatst binnen deze strook.
Ad. 3. Bij het voorgenomen initiatief is sprake van multifunctioneel ruimtegebruik in de vorm van recreatie en ecologie en biodiverisiteit, zie paragraaf 2.2.
Ad. 4. De initiatiefnemer streeft naar een evenwichtige eigendomsverdeling waarbij gestreefd wordt naar 50% lokaal eigendom. Dit betekent een gedeeld eigendom en hierbij gaat het expliciet om samen en gelijkwaardig optrekken. Hierbij neemt de lokale gemeenschap of coöperatie dezelfde risico’s en aanloopkosten als de initiatiefnemer, die het park ontwikkelt en exploiteert. Mocht blijken dat mede-eigenaarschap als vorm van financiële participatie niet realiseerbaar is dan is financiële participatie in de vorm van obligatieleningen een alternatief.
Ad. 5. Naast financiële participatie is procesparticipatie in gang gezet. Bij de procesparticipatie gaat het om het betrekken van de buurt bij het plannen, uitwerken, realiseren en exploiteren van het project. Hierbij hanteert de initiatiefnemer de participatieladder als referentie. De initiatiefnemer heeft een communicatie- en participatieplan opgesteld. Dit plan is toegevoegd als bijlage 3 bij de toelichting.
Ad. 6. In het bestemmingsplan is de uitvoerbaarheid van het voornemen getoetst aan de hand van de miilieuaspecten. Tevens wordt ingegaan op de maatschappelijke uitverbaarheid. Het realiseren van het zonnepark is technisch haalbaar.
Ad. 7. Door het doen van de uitvraag van zonneparken, waaronder het zonnepark Bosserheide, is voorzien in een regisserende rol.
Ad. 8. Van het realiseren van een windpark is geen sprake met voorgenomen ontwikkeling.
Voor geluidhinder van de meeste inrichtingen zijn de algemene regels van het Activiteitenbesluit van toepassing. Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken, een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Een zonnepark is geen geluidgevoelig object, waardoor geen onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder noodzakelijk is. Ook een onderzoek in het kader van het Activiteitenbesluit (Wet milieubeheer) is niet nodig.
Het zonnepark veroorzaakt geen relevante geluidbelasting. Omdat het zonnepark niet aan een drukke weg is gelegen of in de nabijheid van andere relevante geluidsbronnen is het effect door reflectie op de geluidoverdracht bij geluidgevoelige bestemmingen niet aan de orde.
De inrichting valt wel onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit, maar is niet meldings- of omgevingsvergunningsplichtig voor het onderdeel milieu.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit') bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen wanneer sprake is van één of meer van de volgende gevallen:
Niet in betekenende mate
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekenende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.
De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Op grond van de nibm-tool is een project pas in betekende mate bij een toename van het aantal verkeersbewegingen met ruim 800 per dag (met 5% aandeel vrachtverkeer). Het project betreft de realisatie van een zonnepark van circa 4,9 hectare (inclusief 1 hectare onderhouderspaden). Tijdens de aanleg zal er tijdelijk sprake zijn van een relatief grote toename van het aantal verkeersbewegingen. Na de opening van het park dit aantal naar verwachting weer terug. In beide perioden zal het aantal verkeersbewegingen zeer ruim onder het genoemde aantal van 800 per dag blijven. Het project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit met 3% en kan als 'niet in betekenende mate' worden beschouwd.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Beleidskader
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De zorg voor het bodemarchief is door deze wet bij gemeenten komen te liggen. De gemeente is verplicht om bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen of aanpassing(en) van oude plannen, rekening te houden met archeologie.
Toetsing
Bij de aanlegwerkzaamheden kunnen eventuele in de bodem aanwezige archeologische resten worden verstoord. De verstoringsdiepte reikt naar verwachting tussen 1,5 en 2,0 meter onder maaiveld. In het vigerende bestemmingsplan is voor klein deel in het noorden van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' opgenomen. Hierbij geldt een onderzoeksplicht voor grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 meter en op een oppervlakte groter dan 500 m2. De locatie van de dubbelbestemming uit het bestemmingsplan komt overeen met de hoge en middelhoge verwachting in de verwachtingskaart van de gemeente Echt-Susteren. Voor het gebied met lage verwachting geldt geen dubbelbestemming.
Bureauonderzoek
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling vindt grondroering plaats over een oppervlakte groter dan 500 m2. Door Antea Group is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit bureauonderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Bureauonderzoek Bosserheide te Koningsbosch' d.d. 9 maart 2021. Het rapport is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting. Hierna wordt ingegaan op de conclusies en aanbevelingen.
De landschappelijke gradiëntzone waarin een deel van het plangebied gelegen is, was in het verleden een erg aantrekkelijke vestigingslocatie voor de mens. Er geldt derhalve een brede archeologische verwachting voor het plangebied. Voor de rest van het plangebied geldt een minder hoge verwachting, maar ook daar kunnen archeologische resten aanwezig zijn.
Door de landschappelijke kenmerken is er een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten van jagers-verzamelaars en boerengemeenschappen uit het (verre) verleden. Deze verwachting wordt eveneens bevestigd door de vele archeologische vondsten en waarnemingen uit het verleden.
De kans dat er bij de uitbreidingswerkzaamheden archeologische resten zullen worden verstoord, is groot, en daarom dient voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch veldonderzoek te worden uitgevoerd.
Voor de zone met een hoge verwachting wordt een inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen (verkennende fase) geadviseerd. Ook voor de zone met een lagere verwachting wordt geadviseerd een aantal boringen te zetten, om te kunnen vaststellen of die lage verwachting gegrond is. Dit omdat het onderscheid tussen de hoge verwachtingsgebieden en de lage verwachtingsgebieden gebaseerd is op kaartmateriaal met een relatief grote schaal. Ervaring leert dat aanduidingen ter plaatse van de overgangszone dan op de verwachtingskaarten (te) grof zijn gezet. Het strekt dan tot aanbeveling, teneinde toevalsvondsten bij uitvoering van de civieltechnische werkzaamheden te voorkomen, om juist ook de overgangsgebieden in een archeologisch booronderzoek mee te nemen. Vanwege de verwachte goede vondstzichtbaarheid aan het oppervlak, is het advies om het booronderzoek te combineren met een veldkartering. Als uit het inventariserend veldonderzoek volgt dat mogelijk archeologische resten aanwezig zijn, is vervolgonderzoek door middel van proefsleuven noodzakelijk.
Booronderzoek
Door RAAP is in februari 2021 een verkennend booronderzoek uitgevoerd ten behoeve van de zonneparken Bosserheide (onder de naam Donnerskamp in het onderzoeksrapport) en de Dominicusweg. Het rapport is opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting. Hierna wordt ingegaan op de conclusies en aanbevelingen ten aanzien van het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan.
In het plangebied is sprake van matig tot sterk grindige Maasafzettingen. Vaak bevat de bouwvoor minder grind, wat er op kan wijzen dat hierin een dun laagje dekzand is opgenomen. In een centrale zone van het plangebied komt kleiig zand en zandige klei in de ondergrond voor. In bodemkundig opzicht is sprake van vorstvaaggronden. Ook hier worden geen gave vindplaatsen uit de perioden paleolithicum en mesolithicum meer verwacht omdat deze in de bouwvoor opgenomen zullen zijn. Vindplaatsen uit de perioden neolithicum tot en met Romeinse tijd worden wel verwacht.
In het plangebied blijft de archeologische verwachting gehandhaafd. Er wordt geadviseerd op het gehele plangebied de dubbelbestemming te behouden danwel toe te kennen. Dit advies is overgenomen op de verbeelding.
Omdat de voorgenomen bodemingrepen in beide deelgebieden zeer beperkt van omvang zijn en bovendien erg versnipperd liggen, wordt voor beide gebieden geen vervolgonderzoek geadviseerd. Indien de ingrepen qua omvang of aaneengesloten oppervlakte toenemen, dient de noodzaak voor archeologisch vervolgonderzoek opnieuw te worden bepaald.
Beleidskader
Op 1 januari 2012 is de wet Modernisering monumentenzorg (Momo) in werking getreden. Een belangrijke doelstelling van de Modernisering van de Monumentenzorg is het versterken van de koppeling tussen erfgoed en ruimte. In het kader van de Momo dient in de toelichting van elk bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing beschreven te worden op welke wijze met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Toetsing
Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014)
Cultuurhistorie is in het POL2014 benoemd als een provinciale kernkwaliteit in de bronsgroene landschapszone en in het nationaal landschap Zuid-Limburg. De provincie herbergt waardevol ruimtelijk erfgoed, met name monumentaal erfgoed en cultuurhistorische landschappen. Dit ruimtelijk erfgoed herbergt een deel van onze geschiedenis en is daardoor van invloed op de regionale identiteit. De bronsgroene landschapszone en het nationaal landschap Zuid-Limburg zijn als cultuurhistorische kernkwaliteit opgenomen in de provinciale verordening. Op basis van de verordening zijn gemeenten verplicht om in de toelichting bij bestemmingsplannen aan te geven hoe binnen deze gebieden wordt omgaan met behoud en versterking van de kernkwaliteiten.
Bronsgroene landschapszone
In de gemeente Echt-Susteren liggen diverse gebieden die als bronsgroene landschapszone zijn aangeduid. Een deel van deze gebieden overlappen met de gebieden van cultuurhistorische waarden volgens de gemeentelijke cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart (zie 2.4.1), maar voor een deel overlappen de gebieden niet. Dit heeft tot gevolg dat een deel van de cultuurhistorische kernkwaliteiten gelegen in de bronsgroene landschapszone op basis van de gemeentelijke beleidskaart niet worden beschermd. Derhalve worden deze gebieden eveneens onder de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gebracht. Binnen het plangebied bevinden zich geen gebieden die zijn aangeduid als bronsgroene landschapszone.
Benutten leegstaande cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen
Bij nieuwe ontwikkelingen wil de provincie dat leegstaande cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen zoveel mogelijk worden benut. Er moet gekeken worden of er een leegstaand rijksmonument, gemeentelijk monument, beschermd stads- of dorpsgezicht of ander leegstaand gebouw (in die volgorde) geschikt (te maken) is om deze functie te huisvesten. Herbenutting van deze bijzondere gebouwen kan bijdragen aan de instandhouding van deze gebouwen zelf, maar ook aan het behoud of verbeteren van het woon- en leefklimaat in het betreffende gebied.
CultuurHistorische Waardenkaart Limburg (CHW Limburg)
De provincie Limburg hecht veel waarde aan haar grote schat aan cultuurhistorie. Daarom heeft de provincie het initiatief genomen om alle archeologische, bouwhistorische en historisch geografische gegevens die over de provincie voorhanden waren, te inventariseren, en voor de hele provincie Limburg te presenteren. Het resultaat van deze inventarisatie is de CHW Limburg.
De inventarisatiegegevens van de CultuurHistorische Waardenkaart hebben een informatieve en signaleringsfunctie, en maken de informatie zichtbaar die momenteel voorhanden is over de Limburgse cultuurhistorie. Ze vormen zo de startdocumenten om te komen tot een integrale cultuurhistorische waardenkaart voor de provincie Limburg. Zij kunnen er toe bijdragen om de cultuurhistorische dimensie te betrekken bij ruimtelijke, toeristische en culturele ontwikkelingen en voornemens. Het is daarom de bedoeling om de gegevens verder te actualiseren en te complementeren.
De informatie uit de provinciale CultuurHistorische Waardenkaart is ten behoeve van de rapportage "Fraaie landstreken, belangrijke wandelingen en indrukwekkende gedenktekens. Een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren" verder ingevuld en gedetailleerd. Deze rapportage dient als basis voor onderhavig bestemmingsplan.
Fraaie landstreken, belangrijke wandelingen en indrukwekkende gedenktekens. Een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren
In de cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren is zichtbaar dat ter plaatse van het plangebied een jonge heideontginning en een oud loofbof is gelegen, maar dat nu sprake is van gemengd landgebruik. Daarnaast is ook een beeldbepalend plan aangeduid binnen het plengebied. Binnen het plangebied is echter geen bebouwing (meer) aanwezig.
Figuur 4.1: uitsnede cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart gemeente Echt-Susteren.
De gemeente heeft regels ter bescherming van de cultuurhistorische waarden. Voor de gronden in het onderhavige bestemmingsplan zijn die vastgelegd in het bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld op 14 december 2017) en het parapluplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren' (vastgesteld op 22 september 2016). In het parapluplan ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarde' met bijbehorende functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - aardkundige ensemble op den berg' op het plangebied, deze zijn overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
In het landschappelijk inpassingsplan wordt rekening gehouden met de kernkwaliteiten van het aardkundig ensemble 'Op d'n Berg'. De grootste kwaliteit van het gebied (plateau) zijn de open boskamers. Bij het inpassen van de zuidrand wordt hiermee rekening gehouden door een landschappelijke haag te realiseren met een hoogte van ca. 2 meter. De zonnepanelen hebben een hoogte van 1.50 meter. Hiermee worden de panelen ingepast, maar blijft de openheid gewaarborgd. Hiermee worden ook de kernkwaliteiten van het aardkundig ensemble 'Op d'n Berg' behouden.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Ter bescherming van archeologische waarden is een dubbelbestemming opgenomen, voor de aanleg van het zonnepark is geen vervolgonderzoek noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Om te bepalen welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van milieuhinder kunnen worden toegestaan, kan gebruik worden gemaakt van de systematiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). In de VNG-brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Het doel van milieuzonering is tweeledig:
Op basis van de indicatieve afstanden zijn de bedrijven op de bedrijvenlijst in de VNG-handreiking ingedeeld in milieucategorieën die variëren van categorie 1 (indicatieve afstand van 10 meter) tot categorie 6 (indicatieve afstand van 1.500 meter). Als aan de indicatieve afstand kan worden voldaan, is een activiteit qua milieuhinder inpasbaar. Enerzijds is dan ter plaatse van omliggende milieugevoelige objecten (waaronder woningen) sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, anderzijds heeft het bedrijf voldoende zekerheid dat de bedrijfsactiviteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen worden uitgeoefend.
Omgevingstype
In de VNG-brochure worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. De richtafstanden uit de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een daarmee vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied). De indicatieve afstanden zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een 'rustig buitengebied'. Voor woningen in een 'gemengd gebied' mag de indicatieve afstand worden gecorrigeerd en kan de afstand met één trede worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. In de volgende tabel zijn de milieucategorieën met bijbehorende indicatieve afstand weergegeven.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustig buitengebied | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Zonneparken zijn niet opgenomen in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' en leveren geen hinder op voor de aspecten geluid, stof, geur of gevaar. Milieuhinder is niet aan de orde. Tevens is een zonnepark geen gevoelige functie, waardoor bedrijven in de omgeving niet worden belemmerd in het uitvoeren van de bedrijfsactiviteiten als gevolg van het zonnepark.
Zonnepanelen leveren stroom die via een omvormer en transformator wordt afgegeven aan het elektriciteitsnet. Voor transformatorstations gelden wel richtafstanden. Deze richtafstanden zijn afhankelijk het transformatorvermogen. Voor een transformatorvermogen tussen de 10 en 100 MVA bedraagt de richtafstand 50 meter (SBI-code 35, C2), uitgaande van de ligging in een 'rustig buitengebied'.
De dichtstbijzijnde woning betreft de woning op het perceel Bos en Broek 2. De afstand van het plangebied tot deze woning bedraagt 32 meter. De afstand van de woning naar het inkoop/transformatorstation is 105 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand van 50 meter. Overige woningen zijn gelegen aan de Donnerskamp op een nog grotere afstand dan de woning aan Bos en Broek 2.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Voor elke functiewijziging, al dan niet naar een gevoelige functie, dient een onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit. De bodem moet geschikt zijn voor het voorgenomen gebruik.
De bestaande bestemming 'Agarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' wordt niet gewijzigd, er wordt wel een functie aan toegevoegd. Daarmee worden de gebruiksmogelijkheden verruimd. Door Antea Group is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd om de bestaande bodemkwaliteit in beeld te brengen.
De resultaten van dit historisch bodemonderzoek zijn opgenomen in de rapportage 'Historisch bodemonderzoek Zonnepark Bosserheide' d.d. 22 oktober 2020. De rapportage is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting. Op basis van het vooronderzoek worden de volgende conclusies gegeven:
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving. Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht geworden en vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet.
Door Antea Group is een Natuurtoets uitgevoerd om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van beschermde soorten en beschermde gebieden binnen de invloedssfeer van het plangebied en de effecten hierop. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de rapportage 'Natuurtoets Zonnepark Bosserheide' d.d. 11 maart 2021. De rapportage is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting. Hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen opgenomen.
Beschermde gebieden
Zilvergroene natuurzone
Een deel van het plangebied is onderdeel van de Zilvergroene natuurzone. De locatie van de ecologische verbindingszone is goed gekozen. Deze ligt binnen Zilvergroen het verst verwijderd van aanwezige bebouwing. Daarbij verbindt het bosdelen aan weerszijden van de akkerpercelen alsook een weide. Het meer naar het westen opschuiven van de verbinding is daardoor ongunstig. Het oppervlak van de ecologische verbinding is tevens fors te noemen ten opzichte van het totale planoppervlak binnen Zilvergroen. Daarbij is deze breed genoeg voor grotere dieren als ree om als doorgang te fungeren. Daarnaast zorgt de geplande ontwikkeling van mantel- en zoomvegetatie voor een flinke kwaliteitsverbetering van het omringende bos, aangezien deze in de huidige situatie ontbreekt (harde randen tussen bos- en akkerpercelen). Dit zal een boost geven aan lokale flora en fauna en leiden tot nieuwvestiging van soorten. Op de verbeelding zal de ecologische verbindingszone bestemd worden als 'overige zone – ecologische hoofdstructuur'. Uit de effectbeoordeling blijkt dat significante effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de Zilvergroene natuurzone uitgesloten zijn.
Natura 2000
Natura 2000-gebieden in de omgeving zijn mogelijk binnen de invloedssfeer van het plan aanwezig. Ten aanzien van eventueel aanwezige foeragerende ingekorven vleermuizen langs de bosranden rondom het plangebied zijn negatieve effecten te voorkomen door geen nachtelijke verlichting te gebruiken bij eventuele (aanleg)werkzaamheden tijdens de actieve periode van vleermuizen (globaal april-november).
Als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden is er mogelijk sprake van een tijdelijke toename in stikstofdepositie. De mogelijke, tijdelijke toename in stikstofdepositie dient te worden berekend middels het rekenprogramma Aerius-calculator. Een Aerius-berekening kan inzicht geven of er mogelijk een extern effect van stikstofdepositie optreedt voor de hiervoor (zeer) gevoelige habitattypen die in nabij gelegen Natura 2000-gebied Roerdal aanwezig zijn. Zonder deze informatie kan niet met zekerheid gesteld worden dat de gebiedsbescherming de uitvoering van het plan niet belemmert.
Stikstofdepositie
Bij het invoeren van de gegevens moet onderscheid gemaakt worden tussen de aanlegfase en gebruiksfase. Omdat zonnepanelen geen stikstof uitstoten en slechts incidenteel onderhoud aan de panelen zal plaatsvinden, is de stikstofemissie van de toekomstige situatie (gebruiksfase) verwaarloosbaar. Er is dan ook enkel een berekening gemaakt voor de aanlegfase.
Tijdens de aanleg van het zonnepark zal gedurende enkele weken met (zware) voertuigen van en naar, maar ook in het plangebied worden gereden/gewerkt. De daarbij optredende stikstofemissies kunnen leiden tot extra stikstofdepositie op de nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Om die reden is, door Solar Provider Group, de depositie van stikstof ten gevolge van de ontwikkeling van het zonnepark berekend met Aerius Calculator 2020. In bijlage 7 is een beschrijving van de uitgangspunten en een uitdraai van de Aerius-berekening opgenomen.
Voor de voorgenomen ontwikkeling toont Aerius Calculator voor de realisatiefase geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen dan ook worden uitgesloten. Voor wat betreft de gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de Wet natuurbescherming. Het plan is wat betreft de gebiedsbescherming uitvoerbaar.
Beschermde soorten
Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied. Daarnaast is aangegeven of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.
Voor wat betreft soortbescherming zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de Wet natuurbescherming. Het plan is wat betreft de soortbescherming uitvoerbaar.
Uitdroging grond
De aanwezigheid van zonnepanelen kan op de lange termijn effect hebben op de grond eronder. Het dient te worden voorkomen dat de gronden met name onder de panelen uitdrogen en te weinig licht ontvangen waardoor de grond uitgeput raakt.
Het doel is om de effecten op de bodem zo klein mogelijk te laten zijn zodat er geen ecologische schade wordt aangericht in de tijdelijke periode dat de zonnevelden zijn ingericht. Daarom is samen met lokale experts gekeken naar mogelijkheden om effecten te voorkomen. Hieruit volgde de keuze om voor een oost-west opstelling met een meter tussen de rijen. Deze opstelling combineert een efficiënt gebruik van land met genoeg ruimte om water en zonlicht op de grond te laten komen. Ook is gesproken over het inzaaien van verschillende soorten om de organische stoffen in de grond te versterken. Op aanraden van de ecologische experts is dit niet gedaan, aangezien zij het beter vonden om de natuur hier zijn gang te laten gaan. Op deze manier komen er vanzelf soorten naar boven die zich aanpassen aan de omstandigheden. Na de termijn van het zonnepark worden daarom geen problemen voorzien, ook dienen de gronden in oorspronkelijke staat opgeleverd te worden.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten is verbonden voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):
Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (waaronder lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Het beoordelingskader voor risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), waarin de Basis-netten voor weg, spoor en water zijn vastgelegd. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Risicobronnen
In figuur 4.2 is een uitsende van de nationale risicokaart opgenomen. Hierin is te zien dat, op grote afstand van het plangebied, een aantal risicobronnen aanwezig zijn:
Het zonnepark is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Er zijn niet permanent personen aanwezig. Daarnaast veroorzaakt het zonnepark (inclusief de bijbehorende nutsvoorzieningen) zelf geen risico voor de externe veiligheid.
Figuur 4.2: risicobronnen in de omgeving (bron: risicokaart.nl)
Brandveiligheid
De initiatiefnemer (Solar Provider Group) heeft uitgebreid contact gehad met de Veiligheidsregio omtrent brandveiligheid. De Veiligheidsregio is akkoord met de technische tekening. De technische tekening wordt ingediend in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.
Het doel van de watertoets voor de bestemmingsplanwijziging is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.
Huidige situatie
De projectlocatie bevindt zich in het noorden van de provincie Limburg, in de gemeente Echt-Susteren. De locatie bestaat uit acht percelen agrarische grond. Deze locatie is aan de noord-, oost- en westzijde omgeven door het natuurgebied Haeselaar, Bos en Broek en De Kuyper. De projectlocatie is gelegen in het buitengebied, waarvan de omgeving hoofdzakelijk bestaat uit landelijk gebied wat gekenmerkt wordt door bos, agrarische bedrijven en de aanwezige groeven. In het plangebied liggen geen watergangen. In figuur 4.3 is de legger van het waterschap opgenomen. Hierin zijn de watergangen in beheer van het waterschap opgenomen. Uit de legger is op te maken dat de dichtstbijzijnde watergang, in beheer van het waterschap, op circa 400 meter afstand van het plangebied ligt. Met de voorgenomen ontwikkelingen worden er dus geen wijzigingen aangebracht aan de watergangen van het waterschap.
Figuur 4.3: watergangen op de legger (www.ws-limburg.maps.arcgis.com)
Toekomstige situatie
Op het terrein van circa 4,9 hectare zal voor 3.18 hectare bedekt gaan worden met zonnepanelen. De panelen van het zonnepark worden gemonteerd op een metalen frame bevestigd aan de grond door middel van schroefpalen of een betonnen basis. Het waterschap ziet de zonnepanelen als verhard oppervlak. Doordat het regenwater dat op de panelen valt naar beneden stroomt en vrij kan infiltreren in de ondergrond zoals het ook al in huidige situatie doet is extra compensatie voor waterberging niet nodig. De ondergrond van het plangebied bestaat voornamelijk uit de Formatie van Sterksel. Deze formatie bestaat uit een zandige, soms zwak grindig bodemsamenstelling. Infiltratie in de bodem is daarom geen probleem. Op de AHN kaart is te zien dat het gebied vlak is, waardoor het water dat van de panelen afkomt niet direct tot afstroming zal leiden en tijd heeft om te infiltreren.
Naast de panelen zal er voor het inkoopstation en de transformators terrein verhard gaan worden. Dit is bij elkaar circa 200 m2. Om deze gebouwen is ook een bestrating van 200 m2 gepland. Het hemelwater dat op deze bestrating valt kan vrij afstromen richting de groenstroken en daar infiltreren. Vanaf 1 april 2019 geldt voor het waterschap dat buien van 100 mm in 24 uur binnen het plangebied geborgen en geïnfiltreerd dienen te worden. Dit betekent dat er voor de verharding van het inkoopstation een compensatie van maximaal 20m3 benodigd is. Dit gaat uit van dat er in die 24 uur niets infiltreert. Aangezien de grond goed doorlatend is kan worden volstaan met een verlaging in de groenstroken, tussen de zonnepanelen en de landschappelijke inpassing, zoals in figuur 4.4 is weergegeven. Hier kan het water tijdelijk worden geborgen en infiltreren.
Figuur 4.4: Landschappelijk inpassing (CroonenBuro5)
De neerslag die valt op de aan te brengen verharding in het plangebied wordt in het plangebied opgevangen en geïnfiltreerd. Daarmee word voldaan aan de eis van het waterschap om 100 mm per 24 uur per m2 aan toe te voegen verhard oppervlak in het plangebied te bergen. Voor dit initiatief is dit maximaal 20 m3, waarbij de geplande groenstroken, tussen de zonnepanelen en de landschappelijke inpassing, gebruikt kunnen worden. Enige verlaging van deze groenstroken maakt dat er voldoende water kan worden geborgen. Doordat het regenwater, wat op de panelen valt, vrij kan infiltreren onder de panelen en niet afstoomt, is watercompensatie niet noodzakelijk .
De waterparagraaf is afgestemd met het waterschap en akkoord bevonden. Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan omdat het regenwater dat op de panelen valt vrij kan infiltreren in de ondergrond en niet naar omliggende gebieden zal afstromen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie die daardoor ontstaat.
Het zonnepark wordt via één in- en uitrit , via de Zandweg (ter hoogte van het inkoopstation), ontsloten op de Dominicusweg. Een zonnepark heeft geen verkeersaantrekkende werking. De verkeersbewegingen als gevolg van het onderhoudsverkeer is verwaarloosbaar. Ook het parkeren als gevolg van onderhoudsverkeer vormt geen belemmering voor het initiatief. Rondom het inkoopstation is voldoende ruimte om te parkeren op eigen terrein op te lossen.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Indien er sprake blijkt van schittering, kan deze door het nemen van maatregelen worden voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door een goede landschappelijke inpassing, waarmee de zonnepanelen aan het zicht worden onttrokken. In het plan zijn de zonnepanelen door groen afgeschermd. Daarnaast wordt een anti reflectie coating of folie toegepast op de panelen. Dit zal hinderlijke reflectie voorkomen tijdens normale weersituaties.
Het aspect lichtreflectie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Elektrische, magnetische en elektromagnetische velden komen overal voor. Bekende natuurlijke vormen zijn UV-straling (zon), infrarode straling (warme voorwerpen) en zichtbaar licht. Elektromagnetische velden (EMV) zijn ook aanwezig bij bijvoorbeeld huishoudelijke elektrische apparaten, zoals de magnetron en de stofzuiger, en bij het transport van elektriciteit over lange afstanden (via hoogspanningsverbindingen).
Zowel bij de omvormers als de transformatoren zullen extreem laagfrequente (ELF) magnetische velden vrijkomen. De zonnepanelen zelf wekken alleen gelijkstroom op, dit gaat niet gepaard met straling.
De Europese Unie heeft - in een aanbeveling (1999/519/EG) - een referentieniveau van 100 µT (microtesla) voor bescherming van leden van de bevolking vastgelegd. Deze waarde wordt in Nederland op voor het publiek toegankelijke plaatsen niet overschreden, ook niet in de buurt van hoogspanningsverbindingen. Dit geldt ook bij andere bronnen van ELF-EM velden, zoals onderstations en transformatorstations.
De straling bij de omvormers is in vergelijking met een hoogspanningsmast nihil. Op basis van de aanbeveling conform 1999/519/EC mag het EM veld aan de buitenzijde van het station, bij volle belasting, niet boven de 100 µT uitkomen.
Het voorzorgsbeleid van het ministerie van VROM zoals dat is vastgelegd in het beleidsadvies uit 2005, gaat een stap verder. Gemeenten en netbeheerders worden geadviseerd nieuwe situaties te voorkomen waarin kinderen langdurig worden blootgesteld aan een veldsterkte die (jaargemiddeld) hoger is dan 0,4 µT. Vandaar het advies om dit voorzorgsprincipe ook te hanteren bij de ontwikkeling van een zonnepark door de afstand van een zonnepark tot woningen en gevoelige bestemmingen zodanig te laten zijn dat de magnetische veldsterkte bij de gevoelige bestemmingen niet boven de advieswaarde van 0,4 µT komt.
In het RIVM rapport over gezondheid en elektromagnetische velden wordt aandacht besteed aan elektromagnetische velden als gevolg van de aanwezigheid van transformatorstations. De sterkte van deze velden neemt sterk af wanneer de afstand tot de bron groter wordt.
Uit het onderzoek blijkt dat 0,4 µT wordt bereikt op een afstand van maximaal 7 m van het transformatorstation.
Gezien de relatief grote afstand van zowel omvormers als de transformatoren tot de dichtstbijzijnde woningen mag worden aangenomen dat elektromagnetische straling geen gezondheidsrisico vormt.
Het aspect straling vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of m.e.r-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan – ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een “vormvrije” mer-beoordeling.
Realisatie van projecten met zonne-energie worden niet in het Besluit milieueffectrapportage (besluit m.e.r.) genoemd. Een zonnepark is niet opgenomen in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Op basis van jurisprudentie (ABRvS 14 augustus 2019, nr. 201807860/1/A1) hoeft er bij het realiseren van een zonnepark geen m.e.r.-beoordeling plaats te vinden en is het opstellen van een aanmeldnotitie en een MER niet noodzakelijk.
Het besluit m.e.r. vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
De bij dit plan behorende regels zijn opgenomen in 4 hoofdstukken:
Deze hoofdstukindeling is conform de richtlijnen uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). In hoofdstuk 1 worden ter voorkoming van interpretatieproblemen in de regels gebruikte begrippen nader verklaard. Ook wordt aangegeven op welke wijze in de regels gebruikte afmetingen moeten worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en voor welke doeleinden de in die bestemmingen opgenomen gronden en gebouwen mogen worden gebruikt. Daarnaast zijn per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op meerdere bestemmingen. Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de aanhalingstitel van het bestemmingsplan.
De volgende bestemmingen zijn opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan:
De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Het bestemmingsplan is hiermee financieel uitvoerbaar.
Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Het kostenverhaal is door middel van een anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente geborgd.
Het initiatief Zonnepark Bosserheide is, aan de hand van het communicatie- en participatieplan, zoals opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting, in grote mate tot stand gekomen door de uitgebreide communicatie en participatie dat heeft plaatsgevonden met lokale stakeholders. Vanaf het begin in januari 2020 is contact gelegd met de omwonenden, ecologische experts en lokale organisaties. Deze gesprekken hebben een substantiële bijdrage geleverd aan het initiatief.
In het communicatie- en participatieproces is op verschillende momenten, waaronder diverse werksessies en een informatieavond, contact geweest met de stakeholders. Op deze manier zijn alle stakeholders persoonlijk geïnformeerd over de plannen. Met andere stakeholders zijn verschillende gesprekken georganisseerd om hun belang zo goed mogelijk te behartigen in de plannen. Op deze manier is samen met de omgeving een plan tot stand gekomen dat ook mogelijkheden biedt aan de natuur. In bijlage 8 bij de toelichting is een verslag van het communicatie- en participatieproces toegevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan 'BP Zonnepark Bosserheide Koningsbosch' wordt op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage worden gelegd.
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
Het voorontwerpbestemmingsplan 'BP Zonnepark Bosserheide Koningsbosch' is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg verzonden naar de betreffende personen en instanties. De vooroverlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
In Bijlage 9 is de vooroverlegnotitie opgenomen. Hierin is de beantwoording van de vooroverlegreacties opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan 'BP Zonnepark Bosserheide Koningsbosch' is conform de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening ter inzage gelegd. Het ontwerpbestemmingsplan heeft tot en met 17 juni 2021 ter inzage gelegen, waarbij de mogelijkheid is geboden om zienswijzen in te dienen.
Er zijn 19 zienswijzen binnen de daartoe voorgeschreven termijn ingediend. Daarmee zijn deze zienswijzen ontvankelijk. Eén zienswijze is buiten de daartoe voorgeschreven termijn ingediend. Deze zienswijze is daarom niet ontvankelijk. Verder is er 1 mededeling binnengekomen. De ontvankelijke zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie in de 'Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen'. De nota is toegevoegd als Bijlage 10 bij de toelichting. Enkele zienswijzen hebben geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Deze aanpassingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is in de raadsvergadering van 9 september 2021 behandeld. Tijdens deze vergadering is het bestemmingsplan vastgesteld.
Om de besluitvorming zo efficiënt mogelijk te laten verlopen heeft de gemeenteraad van Echt-Susteren besloten om voor de zonneparken Bosserheide en de Dominicusweg de coördinatieregeling ex artikel 3.30, lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing te verklaren. Dat houdt in dat met het ontwerpbestemmingsplan ook de noodzakelijke vergunningen zoveel mogelijk tegelijkertijd ter inzage worden gelegd. Door toepassing van de coördinatieregeling worden de benodigde procedures voor de zonneparken (bestemmingsplan en omgevingsvergunningen) zoveel mogelijk in één keer doorlopen. Dat betekent ook dat er één keer gelegenheid is om zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan en/of ontwerpomgevingsvergunning(en) in te stellen. Ook voor het instellen van beroep tegen het bestemmingsplan en/of omgevingsvergunningen bij de Raad van State bestaat één mogelijkheid.
Doordat de Crisis -en herstelwet (Chw) van toepassing is op dit bestemmingsplan is sprake van een versnelde beroepsprocedure, de bestuursrechter doet binnen 6 maanden na het aflopen van de beroepstermijn uitspraak.