Hoofdstuk 1 Ontwikkelgebied Westschans Klundert
Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Westschans, Klundert en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22c) van het omgevingsplan van de gemeente Moerdijk. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven afdelingen moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22c van het omgevingsplan van de gemeente Moerdijk. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer 22c gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage 22c gelezen worden.
Afdeling 1 Algemene bepalingen
Paragraaf 1.1 Voorrangsregels
Artikel 1.1.1 Toepassingsbereik
De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie TAM-IMRO Westschans, Klundert (TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22c Westschans, Klundert), waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1709-Westschans-OP30 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl/.
Artikel 1.1.2 Voorrangsbepaling
-
a. de regels in dit hoofdstuk gaan voor op de regels in het bestemmingsplan KernKlundert, waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1709.KernKlundert-BP40, en bestemmingsplan Buitengebied Moerdijk, waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1709.Buitengebied-BP40, en Veegplan Buitengebied 2021, waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1709.BPBGVeegplan2021-BP40, die onderdeel vormen van het tijdelijke deel van het omgevingsplan als bedoeld in artikel 4.6 eerste lid onder g van de Invoeringswet Omgevingswet.
-
b. Binnen het werkingsgebied 'geluidzone' gaan de regels in Paragraaf 6.1 voor op de regels in:
-
1. Artikel 22.27; en
-
2. Artikel 22.36
van het omgevingsplan van de gemeente Moerdijk.
Paragraaf 1.2 Algemeen
Artikel 1.2.3 Normadressaat
Aan hoofdstuk 22c wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 1.2.4 Oogmerken
De regels in dit hoofdstuk zijn gesteld met het oog op:
-
a. de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu;
-
b. het beschermen van het milieu en de gezondheid;
-
c. een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
-
d. behoud en samenstelling van de woningvoorraad.
-
e. het waarborgen van de veiligheid;
-
f. het gebruik van bouwwerken.
Artikel 1.2.5 Begripsbepalingen
-
a. Voor hoofdstuk 22c gelden de begripsbepalingen in Bijlage 1;
-
b. Voor hoofdstuk 22c gelden ook de begripsbepalingen uit:
-
1. bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving;
-
2. bijlage I van het Besluit bouwwerken leefomgeving;
-
3. bijlage I van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
-
4. bijlage I van het Omgevingsbesluit;
-
5. bijlage I van de Omgevingsregeling.
Afdeling 2 Gebieden
Paragraaf 2.1 Woongebied
Artikel 2.1.6 Aanwijzing en geometrische begrenzing
Er is een gebiedstype 'Woongebied' dat wordt begrensd door het werkingsgebied 'Woongebied' waar de regels van deze paragraaf gelden.
Artikel 2.1.7 Doelen
De regels voor dit gebiedstype zijn gericht op:
-
a. het realiseren van een divers en onderscheidend woningaanbod;
-
b. het verbeteren van de connectie tussen landschap en stedelijk gebied en het voorzien in een robuuste groene inpassing langs de ontsluitingsweg.
Artikel 2.1.8 Normen met betrekking tot de fysieke leefomgeving
In het werkingsgebied ‘Woongebied’ gelden de regels zoals opgenomen in:
Artikel 2.1.9 Gebruiksactiviteiten
1 Gebruik
Ter plaatse van het werkingsgebied 'Woongebied' zijn alleen de volgende activiteiten toegelaten, mits voldaan wordt aan de bijbehorende regels:
-
a.
Paragraaf 4.2 Woonactiviteiten;
-
b. functioneel ondersteunende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, erven, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, tuinen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
2 Verboden gebruik
De volgende activiteiten worden niet verricht:
-
a. het gebruik gebouwen en andere bouwwerken als seksinrichting;
-
b. het organiseren van evenementen;
-
c. permanente bewoning van bijgebouwen behorende bij een woning.
Artikel 2.1.10 Bouwactiviteiten
Bij het verrichten van bouwactiviteiten wordt voldaan aan:
Paragraaf 2.2 Groen en water
Artikel 2.2.11 Aanwijzing en geometrische begrenzing
Er is een gebiedstype 'Groen en water' dat wordt begrensd door het werkingsgebieden 'Groen' en 'Water' waar de regels van deze paragraaf gelden. waar de regels van deze paragraaf gelden.
Artikel 2.2.12 Oogmerken
De regels voor dit gebiedstype zijn gesteld met het oog op:
-
c. het beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden;
-
d. het beschermen van ecologische waarden;
-
e. ruimte creëren voor waterberging.
Artikel 2.2.13 Gebruiksactiviteiten
Alleen de volgende gebruiksactiviteiten zijn toegestaan:
-
a. Het gebruiken van gronden voor groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen.
De volgende activiteiten worden niet verricht:
-
a. Gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen op braakliggende landbouwgronden of bij het telen van gewassen in de openlucht.
Artikel 2.2.14 Bouwactiviteiten
Alleen de volgende activiteiten zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
Artikel 2.2.15 Uitvoeren van werken en werkzaamheden
Het uitvoeren van werken en werkzaamheden is toegestaan, mits wordt voldaan aan de regels in:
Paragraaf 2.3 Verkeer
Artikel 2.3.16 Aanwijzing en geometrische begrenzing
Er is een gebiedstype 'Verkeer' dat wordt begrensd door de werkingsgebieden 'Verkeer - Infrastructuur' en 'overige zone - bijbehorende infrastructuur' waar de regels van deze paragraaf gelden.
Artikel 2.3.17 Oogmerken
De regels voor dit gebiedstype zijn gesteld met het oog op:
-
a. het behoeden van de staat en werking van infrastructuur;
-
b. het beheer van infrastructuur;
-
c. gebieden bereikbaar en toegankelijk maken.
Artikel 2.3.18 Gemeentelijke weg
Binnen het werkingsgebied 'Verkeer - Infrastructuur' zijn alleen de volgende activiteiten toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
Artikel 2.3.19 Bijbehorende infrastructuur
Binnen het werkingsgebied 'overige zone - bijbehorende infrastructuur' zijn alleen de volgende activiteiten toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
Paragraaf 2.4 Restrictiegebieden
Subparagraaf 2.4.1 Geluidzone
Artikel 2.4.20 Aanwijzing en geometrische begrenzing
Er is een restrictiegebied 'geluidzone' dat wordt begrensd door het werkingsgebied ‘geluidzone' waar de regels van deze paragraaf gelden.
Artikel 2.4.21 Activiteiten
Bij het verrichten van activiteiten in het restrictiegebied 'geluidzone' wordt voldaan aan:
Subparagraaf 2.4.22 Restrictiegebied - Archeologie
Artikel 2.4.22 Aanwijzing en geometrische begrenzing
Er is een restrictiegebied ‘Waarde - restrictiegebied Archeologie' dat wordt begrensd door het werkingsgebied ‘Waarde - restrictiegebied Archeologie' waar de regels van deze paragraaf gelden.
Artikel 2.4.23 Activiteiten
Bij het verrichten van activiteiten in het 'Waarde - restrictiegebied Archeologie' wordt voldaan aan:
Afdeling 3 Normen met betrekking tot de fysieke leefomgeving
Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen
Artikel 3.1.24 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het bebouwen en benutten van gronden.
Paragraaf 3.2 Parkeren
Artikel 3.2.25 Specifieke zorgplicht parkeren
-
a. Degene die een bouwactiviteit of gebruiksactiviteit verricht, voorziet in voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen ten behoeve van de te verrichten activiteit;
-
b. De plicht als bedoeld onder a houdt in ieder geval in dat locaties slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat bij voorkeur op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
Artikel 3.2.26 Maatwerk- en vergunningvoorschriften
-
a. Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld, of een vergunningvoorschrift als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in dit hoofdstuk worden verbonden over artikel 3.2.25;
-
b. Met een maatwerkvoorschrift of een vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van de eis in artikel 3.2.25, tweede lid mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving;
-
c. Bij het stellen van maatwerkvoorschriften of het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning neemt het college de beleidsregel 'Nota parkeernormen gemeente Moerdijk 2021' of diens rechtsopvolger in acht;
-
d. Een maatwerkvoorschrift wordt niet gesteld als over dat onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning als bedoeld in dit hoofdstuk kan worden verbonden.
Paragraaf 3.3 Water en klimaatadaptatie
Artikel 3.3.27 Specifieke zorgplicht waterberging
-
a. Degene die een bouwactiviteit of gebruiksactiviteit verricht is verplicht om te voorzien in voldoende waterberging, waarbij geldt dat de wateroppervlakte in verbinding moet staan met het oppervlaktewater van het daar geldende peilbesluit;
-
b. De plicht bedoeld in artikel 3.3.27, eerste lid houdt in ieder geval in dat locaties slechts worden gebruikt als per perceel sprake is van een waterbergende capaciteit van 60 mm per m2.
Artikel 3.3.28 Maatwerk- en vergunningvoorschriften
-
a. Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld, of een vergunningvoorschrift als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in dit hoofdstuk worden verbonden over artikel 3.3.27.
-
b. Met een maatwerkvoorschrift of een vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van de eis in artikel 3.3.27, tweede lid mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving.
-
c. Een maatwerkvoorschrift wordt niet gesteld als over dat onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning als bedoeld in dit hoofdstuk kan worden verbonden.
Afdeling 4 Gebruiksactiviteiten
Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.1.29 Toepassingsbereik
Deze afdeling gaat over het gebruiken van gronden en bouwwerken.
Paragraaf 4.2 Woonactiviteiten
Artikel 4.2.30 Aanwijzing activiteit
Als woonactiviteit wordt aangewezen:
-
a. het wonen in een woning;
-
b. het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis.
Artikel 4.2.31 Algemene regels
-
a. Wonen vindt niet plaats in meer dan 140 woningen;
-
b. Het is verboden een woning te splitsen in meerdere woningen;
-
c. Het is verboden een aan- en/of bijgebouw om te bouwen tot één of meer zelfstandige woningen;
-
d. De kamergewijze verhuur van kamers in woningen en/of bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
-
e. In één woning woont slechts één huishouden;
-
f. Voor de toepassing van deze regels geldt als één huishouden ook een huishouden dat mantelzorg of premantelzorg verleent, waarbij de ontvanger van (pre)mantelzorg in de woning woont of in een gebouw dat bij de woning hoort.
Artikel 4.2.32 Beroep en bedrijf aan huis
Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende regels:
-
a. een beroep of bedrijf aan huis wordt door de bewoner zelf uitgeoefend;
-
b. het beroep of bedrijf aan huis wordt in de woonruimte of in een bijbehorend bouwwerk bij de woonruimte uitgeoefend;
-
c. de oppervlakte waarop het beroep of bedrijf aan huis wordt uitgeoefend, is ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m²;
-
d. er vinden geen horeca-activiteiten plaats;
-
e. er vinden geen detailhandelsactiviteiten plaats, uitgezonderd beperkte verkoop die functioneel ondersteunend is aan de uitoefening van het betrokken beroep of bedrijf aan huis;
-
f. een internetwinkel is toegestaan mits er geen afhaalbalie, showroom of andere fysieke bezoekmogelijkheid is;
-
g. er vindt geen buitenopslag ten behoeve van de activiteit plaats.
Afdeling 5 Bouwactiviteiten
Paragraaf 5.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.1.33 Toepassingsbereik
Deze afdeling gaat over het bouwen en in stand houden van bouwwerken.
Artikel 5.1.34 Meetbepalingen
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
-
a. afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
-
b. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
-
c. de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
-
d. dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
-
e. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de van de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
-
f. inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
-
g. oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
-
h. vloeroppervlakte: de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.
Paragraaf 5.2 Beoordelingsregels bouwen Woongebied
Artikel 5.2.35 Beoordelingsregels hoofdgebouwen
-
a. uitsluitend binnen het werkingsgebied 'overige zone - gestapeld' mogen gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd;
-
b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw is niet hoger dan:
-
1. 9 meter voor grondgebonden hoofdgebouwen, indien de kavel minder dan 20 meter diep is;
-
2. 11 meter voor grondgebonden hoofdgebouwen, indien de kavel 20 meter of dieper is;
-
3. 17 meter voor gestapelde hoofdgebouwen.
-
c. voor halfvrijstaande en/of aaneengebouwde hoofdgebouwen geldt dat de voorgevel wordt gebouwd:
-
1. op minimaal 1 meter en maximaal 3 meter vanaf de voorste perceelsgrens, indien de kavel 15 meter of minder diep is;
-
2. op minimaal 2 meter en maximaal 4 meter vanaf de voorste perceelsgrens, indien de kavel tussen de 15 en 20 meter diep is;
-
3. op minimaal 3 meter en maximaal 5 meter vanaf de voorste perceelsgrens, indien de kavel dieper dan 20 meter is;
-
d. de afstanden van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste:
-
1. voor vrijstaande hoofdgebouwen: aan beide zijde niet minder dan 3 m;
-
2. voor halfvrijstaande hoofdgebouwen: aan één zijde niet minder dan 3 m;
-
3. bij een rij van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen en gestapelde hoofdgebouwen: niet minder dan 0 m;
-
e. de afstand van hoofdgebouwen tot de achterste perceelsgrens bedraagt:
-
1. minimaal 5 meter vanaf de achterste perceelsgrens, indien de kavel 15 meter of minder diep is;
-
2. minimaal 9 meter vanaf de achterste perceelsgrens, indien de kavel tussen de 15 en 24 meter diep is;
-
3. minimaal 10 meter vanaf de achterste perceelsgrens, indien de kavel 24 meter of dieper is;
-
f. in afwijking van het bepaalde onder e is het toegestaan om hoofdgebouwen te bouwen als patiowoning tot aan de achterste perceelsgrens mits:
-
1. het oppervlak van de tweede bouwlaag ten hoogste 50% van het oppervlak van de eerste bouwlaag bedraagt, waarbij de afstand van de tweede bouwlaag tot de achterste perceelsgrens ten minste 5 m bedraagt;
-
2. ten hoogste 2 bouwlagen met een plat dak zonder kap worden gerealiseerd.;
-
g. de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
-
1. voor vrijstaande hoofdgebouwen 15 m;
-
2. bij halfvrijstaande en/of aaneengebouwde hoofdgebouwen 10 m;
-
h. de diepte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste:
-
1. maximaal 15 meter voor vrijstaande, halfvrijstaande en/of aaneengebouwde woningen, mits aan de afstanden zoals benoemd onder lid c en e wordt voldaan;
-
2. bij hoofdgebouwen van gestapelde woningen 17 m.
Artikel 5.2.36 Beoordelingsregels bijbehorende bouwwerken
-
a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 1 m achter de voorgevel te worden gerealiseerd;
-
b. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van hoofdgebouwen vermeerderd met 0,35 m;
-
c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
-
d. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
-
e. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m;
-
f. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het gebouwerf met een maximum van 90 m² per hoofdgebouw.
Artikel 5.2.37 Beoordelingsregels bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van de woning mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
c. de bouwhoogte van antennes en lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
-
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 5.2.38 Maatwerkvoorschriften
-
a. Het college van burgemeester en wethouders kan maatwerkvoorschriften stellen over de maatvoeringen, aantallen en percentages die zijn gesteld in artikelen 5.2.35, 5.2.36 en 5.2.37 voor zover zulks van belang is voor duurzaamheidsmaatregelen, een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
b. Met een maatwerkvoorschrift wordt niet meer dan 5% afgeweken van de maatvoeringen en percentages die zijn gesteld in de onder a genoemde artikelen.
Paragraaf 5.3 Beoordelingsregels bouwen bijbehorende infrastructuur
Artikel 5.3.39 Beoordelingsregels algemeen
Binnen het werkingsgebied 'overige zone - bijbehorende infrastructuur' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen in acht dienen te worden genomen:
-
a. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
b. De bouwhoogte van antennes en lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
-
c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag, niet meer dan 4 m bedragen.
Artikel 5.3.40 Maatwerkvoorschriften
-
a. Het college van burgemeester en wethouders kan maatwerkvoorschriften stellen over de maatvoeringen, aantallen en percentages die zijn gesteld in artikel 5.3.39, voor zover zulks van belang is voor duurzaamheidsmaatregelen, een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
b. Met een maatwerkvoorschrift wordt niet meer dan 5% afgeweken van de maatvoeringen en percentages die zijn gesteld in de onder a genoemde artikelen.
Paragraaf 5.4 Beoordelingsregels bouwen groen en water
Artikel 5.4.41 Beoordelingsregels algemeen
Binnen de werkingsgebieden 'Groen' en 'Water' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen in acht dienen te worden genomen:
-
a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
b. de bouwhoogte van antennes en lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
-
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 5.4.42 Maatwerkvoorschriften
-
a. Het college van burgemeester en wethouders kan maatwerkvoorschriften stellen over de maatvoeringen, aantallen en percentages die zijn gesteld in artikel 5.4.41, voor zover zulks van belang is voor duurzaamheidsmaatregelen, een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
b. Met een maatwerkvoorschrift wordt niet meer dan 5% afgeweken van de maatvoeringen en percentages die zijn gesteld in de onder a genoemde artikelen.
Afdeling 6 Milieubelastende activiteiten
Paragraaf 6.1 Het toevoegen van geluidgevoelige gebouwen
Artikel 6.1.43 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het toevoegen van geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige ruimten binnen het werkingsgebied 'geluidzone'.
Artikel 6.1.44 Vergunningplichtige activiteiten
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning geluidgevoelige gebouwen te bouwen of gebouwen te gebruiken zodat een geluidgevoelig gebouw ontstaat.
Artikel 6.1.45 Beoordelingsregel
De vergunning bedoeld in Artikel 6.1.44 wordt verleend als het geluid op de gevel van een geluidgevoelig gebouw niet hoger is dan de waarden zoals benoemd in tabel 22.3.1 en 22.3.3 van het omgevingsplan van de gemeente Moerdijk.
Artikel 6.1.46 Aanvraagvereisten
Bij de aanvraag om een om een omgevingsvergunning wordt het rapport van een geluidonderzoek verstrekt.
Afdeling 7 Uitvoeren van werken en werkzaamheden
Paragraaf 7.1 Activiteiten met betrekking tot het aanleggen en in stand houden van een gemeentelijke weg
Artikel 7.1.47 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen en in stand houden van een gemeentelijke weg binnen het werkingsgebied ‘Verkeer - Infrastructuur'.
Artikel 7.1.48 Algemene regels
Toegelaten activiteiten zijn het aanleggen en in stand houden van:
-
a. het aanleggen en in stand houden van een gemeentelijke weg;
-
b. functioneel ondersteunende voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur.
Paragraaf 7.2 Activiteiten met betrekking tot het aanleggen en in stand houden van bijbehorende infrastructuur
Artikel 7.2.49 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen en in stand houden van bijbehorende infrastructuur binnen het werkingsgebied 'overige zone - bijbehorende infrastructuur'.
Artikel 7.2.50 Algemene regels
Toegelaten activiteiten zijn het aanleggen en in stand houden van:
-
a. langzaam verkeersverbindingen;
-
b. functioneel ondersteunende voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur.
Paragraaf 7.3 Activiteiten met betrekking tot het aanleggen en in stand houden van groen en water
Artikel 7.3.51 Aanwijzing activiteit
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen en in stand houden van groen- en watervoorzieningen binnen de werkingsgebieden ‘Groen' en 'Water'.
Artikel 7.3.52 Algemene regels
Toegelaten activiteiten zijn het aanleggen van:
-
a. groenvoorzieningen;
-
b. water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
-
c. functioneel ondersteunende voorzieningen waaronder ontsluitingen, geluidsafschermende voorzieningen, speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden, overige verhardingen, en voorzieningen van algemeen nut.
Artikel 7.3.53 Verplichting landschappelijke inpassing
Binnen het werkingsgebied 'Groen' wordt bij het bouwrijp maken voor wat betreft de inrichting van de openbare ruimte in ieder geval voorzien in de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in de beleidsregel 'Orbis, Landschapsanalyse Westschans Klundert, 20 januari 2025'.
Paragraaf 7.4 Activiteiten op of in de bodem (aanlegactiviteiten)
Subparagraaf 7.4.1 Restrictiegebied - Archeologie
Artikel 7.4.54 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op de volgende activiteiten binnen het restrictiegebied 'Waarde - restrictiegebied Archeologie':
-
a. het ontgronden, (ver)graven, dempen, afschuiven, ophogen, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 40 cm;
-
b. het graven van watergangen;
-
c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 40 cm;
-
d. het verlagen van het peil.
Artikel 7.4.55 Aanwijzing omgevingsvergunningplicht
-
a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de in Artikel 7.4.54 aangewezen activiteiten te verrichten.
-
b. Het verbod onder a geldt niet voor activiteiten die:
-
1. normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
Artikel 7.4.56 Beoordelingsregels
De omgevingsvergunning bedoeld in Artikel 7.4.54 kan alleen worden verleend als door het verrichten van de activiteit geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en herstel van archeologische waarden.
Artikel 7.4.57 Aanvraagvereisten
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld Artikel 7.4.55 wordt een archeologisch onderzoek overgelegd waarin:
-
a. de archeologische waarden van de locatie worden beschreven
-
b. de gevolgen van de voorgenomen activiteit worden beschreven in het kader van de archeologische waarden van de locatie;
-
c. eventuele maatregelen worden beschreven die moeten worden getroffen om de archeologische waarden te behouden.
Artikel 7.4.58 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunning bedoeld in Artikel 7.4.55 kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden met het oog op het beschermen van archeologische waarden
-
a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen;
-
b. een verplichting om de uitvoering van de activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Afdeling 8 Overgangsrecht
Paragraaf 8.1 Overgangsrecht bestaande gebruiksactiviteiten
-
a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip waarop een wijziging van dit omgevingsplan in werking is getreden, en dat als gevolg van die wijziging in strijd is met de regels over gebruik in Afdeling 4, mag worden voortgezet.
-
b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat voorafgaand aan wijziging van dit omgevingsplan reeds in strijd was met de voorheen geldende regels over gebruik in dit omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen daarvan.
-
c. Het is verboden het strijdige gebruik, zoals bedoeld onder a, te veranderen in een ander met het omgevingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot.
-
d. Indien het strijdig gebruik, zoals bedoeld onder a, na inwerkingtreding van de onder a bedoelde wijziging voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.