Plan: | Langenoordstraat 56 in Zevenbergen |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1709.Langenoordstraat56-BP30 |
De gemeente Moerdijk heeft op 13 januari 2011 een omgevingsvergunning verleend voor planologisch strijdig gebruik (gebruiken bedrijfsbestemming als woonbestemming) voor het gebouw op het perceel gelegen aan de Langenoordstraat 56 te Zevenbergen. De bedoeling was dat deze omgevingsvergunning zou worden meegenomen bij de recente actualisatie van het bestemmingsplan Centrum Zevenbergen. Dat is echter niet gebeurd. Daarin is de voorheen aanwezige bedrijfsbestemming opgenomen. Deze omissie wordt hersteld door het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Daarin krijgt het perceel alsnog een woonbestemming.
Het plangebied is gelegen aan de Langenoordstraat 56 in de kern Zevenbergen, kadastraal bekend als sectie M nummer 3275. De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door verschillende functies, zoals woningen, horeca, maatschappelijke en culturele voorzieningen, detailhandel, kantoren en dienstverlening. Het plangebied wordt grotendeels omringd door woningen en direct grenzend aan het plangebied bevindt zich een café met buitenterras. Onderstaande afbeeldingen tonen een overzichtkaart en de globale ligging van het plangebied binnen de kern Zevenbergen.
Overzichtskaart plangebied, bron: GoogleMaps
Locatie plangebied
Ter plaatse van het voorliggend plangebied geldt het bestemmingsplan 'Centrum Zevenbergen'. Het plan is op 8 oktober 2015 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer op een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan Centrum Zevenbergen (rood kader).
Uitsnede bestemmingsplan Centrum Zevenbergen, bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
De gronden zijn bestemd als 'Bedrijf' met een functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' en een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'. Voorts is er sprake van een bouwvlak en geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De gronden kunnen worden gebruikt voor bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegelaten, zoals:
De functie wonen is niet toegestaan binnen het vigerend bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 gaat in op de ruimtelijke en functionele context van het plangebied in de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt de juridische regeling van het voorliggend bestemmingsplan toegelicht. In hoofdstuk 4 zijn de beleidsuitgangspunten van het rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Moerdijk weergegeven. De omgevingsaspecten waaraan het initiatief getoetst dient te worden, komen in hoofdstuk 5 aan bod. Hoofdstuk 6 beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan.
Zoals beschreven is het plangebied gelegen tussen de bestaande woningen aan de Langenoordstraat en de woningen aan de Lage Wipstraat. Direct grenzend aan het plangebied is een café gelegen. De gebouwen hebben een historisch en individueel karakter. Ten zuiden van het plangebied liggen enkele gemengde functies. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van het plangebied weer.
Impressie plangebied, Langenoordstraat 56
Impressie plangebied, Langenoordstraat 56
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 13 januari 2011 reeds een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het in gebruik nemen van de bedrijfswoning als normale woning. Het bestemmingsplan 'Langenoordstraat 56' legaliseert de functie wonen in het bestaande gebouw op het perceel aan de Langenoordstraat 56 conform de reeds verleende omgevingsvergunning. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Hiermee blijft het feitelijke gebruik en de bebouwing ongewijzigd. De woonfunctie past binnen het overheersende woonkarakter van de omgeving.
Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de bebouwing ongewijzigd blijft en de feitelijke functie gelijk blijft. Het bestemmingsplan Langenoordstraat verwerkt enkel de reeds verleende omgevingsvergunning door middel van een partiële herziening van het bestemmingsplan Centrum Zevenbergen. Ten aanzien van het parkeren worden geen belemmeringen voorzien.
Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (en het Besluit ruimtelijke ordening) in werking getreden. Daarnaast heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP-2012) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Op een groot aantal punten wijkt deze standaard af van de tot nu toe gebruikelijke vormgeving van bestemmingsplannen. Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO-2012) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 (PRBP-2012). De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan passen binnen die standaard. De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit met inachtneming van het vorenstaande zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Moerdijk.
Het digitale bestemmingsplan Langenoordstraat 56 in Zevenbergen, is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand NL.IMRO.1709.Langenoordstraat56-Langenoordstraat 56 in Zevenbergen met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:500 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingpslan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:
1. Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald.
2. Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen vastgelegd. Dit bestemmingsplan bevat de bestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en zijn de bouwregels opgenomen.
3. Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.
4. Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
Er komt uit de SVIR geen concrete actie of beperking voor dit bestemmingsplan voort.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
In het Barro zijn geen regels opgenomen die relevant zijn voor het voorliggende bestemmingsplan.
In artikel 3.1.6, tweede lid Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en overprogrammering dient te worden voorkomen.
Het Bro stelt overheden verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de Ladder op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Om aan de eisen van de duurzame ladder te kunnen voldoen dient een aantal stappen te worden gezet die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen.
In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat één of enkele woningen niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling (ABRvS 14 januari 2014, nr. 201308263/2/R4 (Midden-Delfland). Het voorliggende initiatief betreft het in gebruik nemen van de bestaande bedrijfswoning als normale woning. Het plan omvat niet de bouw van een nieuwe woning. Vanwege de kleinschalige omvang van het project kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De duurzaamheidsladder is niet van toepassing.
Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie vastgesteld, die met ingang van 19 maart 2014 inwerking is getreden. In de structuurvisie zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 weergegeven (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijke handelend van de provincie Noord-Brabant. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgave en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals:
In het provinciaal beleid wordt bij de opgave voor wonen het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied.
De structuurvisie bestaat uit vier delen. Voor dit project zijn deel A en B relevant.
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang.
In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de structurenkaart ter plaatse van het plangebied weer.
Uitsnede structurenkaart Structuurvisie 2010 - partiële herziening 2014
Het plangebied is op die kaart aangewezen als Kern in het landelijke gebied. In de kernen in het landelijk gebied wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen). De provincie vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen, werken en voorzieningen.
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie vindt het belangrijk dat gemeenten in hun structuurvisies aandacht geven aan de wijze waarop stedelijke ontwikkelingen het eigen karakter van de kernen en de relatie met het landschap kunnen versterken. De stedelijke ontwikkelingen passen qua maat en schaal bij de kern. De ontwerpopgave hangt daarnaast samen met de historische gegroeide identiteit van de kern en omliggend landschap en met de fase van verstedelijking van de kern (suburbaan, dorps of plattelandskern).
Wonen
De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van 'migratiesaldo-nul'. Er is ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen.
In de Verordening ruimte 2014 staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Per onderwerp zijn in de verordening gebieden tot op perceelniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden. De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
Op de kaart bij de verordening is het plangebied aangewezen als bestaand stedelijk gebied, zie onderstaande afbeelding.
Uitsnede kaart Verordening ruimte 2014
De volgende regels zijn van toepassing op onderhavige situatie.
Artikel 3 - bevordering Ruimtelijke Kwaliteit
Het bestemmingsplan wijzigt de bestemming Bedrijf in de bestemming Wonen om in het bestaande gebouw de functie wonen toe te staan. Hiermee voldoet de ruimtelijke ontwikkeling aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik en blijft de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving in tact.
Artikel 4 - Bestaand stedelijk gebied
Het bestemmingsplan 'Langenoordstraat 56' betreft een partiële herziening van het moederplan 'Centrum Zevenbergen'. Het moederplan is een consoliderend bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen voorzien in dit bestemmingsplan (toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking kan achterwege blijven). Het bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten van de verordening.
Conclusie
De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de regels voor bestaand stedelijk gebied en de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit.
De gemeente Moerdijk wordt met een aantal ingrijpende ontwikkelingen geconfronteerd, zoals vergrijzing, ontgroening, de globalisering van de toeristische recreatieve en agrarische sector, schaalvergroting etc. Deze en andere ontwikkelingen stellen de gemeente op korte en (middel)lange termijn voor grote opgaven.
De uitvoering van de visie en het beleid rondom die opgaven wordt voor de periode van 2009- 2030 op robuuste wijze ingezet. Dit doet de gemeente door in een visie op de (middel) lange termijn - op strategisch niveau - richting te geven aan de ontwikkelingen in de samenleving en aan de eigen positie in de regio.
De strategische visie voor de gemeente Moerdijk heeft tot doel te komen tot een:
De strategische visie maakt het mogelijk om op langere termijn een consistent beleid te voeren, en nieuwe ontwikkelingen snel te combineren met al ingeslagen richtingen, waarmee de gemeente Moerdijk een integraal beleid kan voeren en beter kan anticiperen op veranderingen in de maatschappij, wet of wensen.
Missie:
“Moerdijk is in 2030 een gemeente die, gelegen op de as Rotterdam-Antwerpen én als hoogwaardig logistiek centrum van West-Brabant, voor al haar inwoners een leefbare woonomgeving biedt met werkgelegenheid in de nabijheid. Een gemeente met rust, ruimte, recreatie en toeristische mogelijkheden in het westelijke deel en dynamiek, bedrijvigheid en bovenlokale voorzieningen, geconcentreerd in de kern Zevenbergen en het haven- en industrieterrein Moerdijk in het oostelijke deel van de gemeente. Een gemeente waarin de kernen hun eigenheid bewaard hebben, maar ook duidelijk één gemeente vormen. Een gemeente met een sociaal gezicht, waar zorg en basisvoorzieningen dichtbij zijn en de menselijke maat geldt. Een gemeente die op een bewonersgerichte, innovatieve, efficiënte en effectieve wijze wordt bestuurd.”
De missie geeft de strategische visie drie dimensies als uitgangspunt voor de discussie rond de verschillende thema's: samenleving, leefmilieu en economie. Dit wordt ook wel het 'Triple P' mechanisme genoemd (people, planet, profit) of de Telos-Driehoek. Het idee achter de 'Triple P' gedachte is dat het optimaliseren van de economische kracht, de (lokale) leefomgeving en de sociaalmaatschappelijke kant op termijn leidt tot een duurzame gemeente.
Vanuit deze gedacht is het gemeentelijke beleid gebundeld en zijn er drie paraplunota's opgesteld.
De paraplunota's zijn bedoeld als kapstok voor alle gemeentelijke beleidsnotities. Ze zorgen ervoor dat er meer samenhang tussen beleid is en er minder beleidsplannen in algemene zin gemaakt worden. De gemeentelijke ambities en doelen staan centraal in de paraplunota's. Hieraan kan alle beleid en uitvoering verbonden worden. De uitvoeringsstrategie benoemt de hoofdrichting die wordt ingezet om de doelstellingen te realiseren.
Met de paraplunota's zet Moerdijk nadrukkelijk in op een toekomst in het teken van duurzaamheid. De gemeente wil de mens centraal plaatsen als onderdeel van de samenleving. De samenleving is een samenspel van aspecten die de mens zelf betreffen, de leefomgeving en bedrijvigheid. Moerdijk kiest daarom voor de 'definitie' die betrekking heeft op de 'duurzame samenleving' die uiteen valt in drie pijlers Maatschappij (people), Leefomgeving (planet) en Economisch-Klimaat (profit).
Paraplunota Maatschappij
In de Paraplunota Maatschappij 2014-2030 zijn de ambities uitgewerkt om te bouwen aan een duurzame samenleving. Deze Paraplunota is de laatste in de rij, eerder zijn de Paraplunota’s Leefomgeving en Economisch Klimaat vastgesteld. De Paraplunota Maatschappij gaat over mensen en de omgeving waarin zij met elkaar samenleven.
De Paraplunota Maatschappij kent vijf thema’s, te weten wonen, gezondheid, woonomgeving, sociale structuur en ondersteuning. Elke thema heeft een eigen ambitie, die is uitgewerkt in doelen en een uitvoeringsstrategie.
Bij wonen streeft de gemeente naar een passende woningvoorraad en zet in op levensloop-bestendigheid, duurzaamheid en veiligheid van met name de bestaande woningvoorraad. De gemeente streeft ernaar dat meer inwoners kiezen voor een gezonde leefstijl en zet in op een goede en veilige woonomgeving gebaseerd op behoefte en draagvlak. Daarnaast is een goede sociale structuur een basis voor levendig kernen en ondersteuning dichtbij. Van belang is dan dat ondersteuning op elkaar is afgestemd en dat de ondersteuning zo dichtbij mogelijk wordt aangeboden, bij voorkeur in iemands directe leefomgeving.
Op basis van het Lokaal Mobiliteitsplan wordt in Moerdijk gewerkt aan de verbetering van de bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. In 2012 is een enquete afgenomen onder de burgers naar de vervoersbewegingen. Uit de enquete blijkt dat het grootste gedeelte van het vervoer plaats vindt met de auto. Dit heeft gevolgen voor het parkeren, de verkeersveiligheid en het gebruik van andere vervoersmiddelen. Het parkeren is nader toegelicht in het Parkeerbeleid Moerdijk, zie subparagraaf 4.3.3.
Paraplunota Leefomgeving
In de paraplunota Leefomgeving worden de hoofdthema’s en –doelen met betrekking tot de fysieke leefomgeving uitgewerkt, met een doorkijk naar 2030. Deze Paraplunota richt zich op de fysieke leefomgeving en onderscheidt daarin de elementen ondergrond, water, lucht, grondstoffen, natuur en de samenhang daartussen. Daarnaast gaat de nota in op de inrichting en het beheer van de openbare ruimte en het effectief ruimtegebruik.
De doelen uit de Paraplunota Leefomgeving dragen bij aan een duurzame samenleving. De duurzame samenleving:
Paraplunota Economisch Klimaat
In de Paraplunota Economisch Klimaat zijn de ambities voor economie en bedrijvigheid uitgewerkt. Ambities zijn onder andere: ruimte om te ondernemen, een gezonde arbeidsmarkt, levendige kernen, Moerdijk als toeristische bestemming en Moerdijk als knooppunt van industrie en transport. Levendige kernen dragen bij aan aantrekkelijk wonen in Moerdijk. Speerpunten bij de verwezenlijking van een levendig klimaat zijn:
De doelen uit de Paraplunota Economisch Klimaat dragen bij aan een duurzame samenleving. Een duurzame samenleving betekent een samenleving die:
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de huidige woonbehoefte door een passende bestemming te bieden voor de bestaande woning. Hierdoor ontstaat duurzaam ruimtegebruik. Het bestemmingsplan sluit hiermee aan bij de missie van de paraplunota's.
De gemeente Moerdijk heeft op 8 oktober 2015 het 'Parkeerbeleid Moerdijk' vastgesteld, dat aansluit bij de Strategische Visie voor Moerdijk 2030. Onderdeel van het parkeerbeleidsplan is de Nota Parkeernormen. De parkeernota legt de parkeerbehoefte van de gemeente Moerdijk vast aan de hand van parkeernormen en vormt hiermee een transparant en eenduidig toetsingskader. In de Nota Parkeernormen worden de volgende parkeernormen gehanteerd:
Uitgangspunt bij toepassing van de Nota Parkeernormen is dat zoveel mogelijk parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. In onderhavig bestemmingsplan krijgt het plangebied o.a. de bestemming wonen. In het plangebied is naast de bestaande woning een overkapping met roldeur aanwezig naar het achterterrein (zie foto's in paragraaf 2.1). Het achterterrein biedt ruimte voor meerdere auto's. Hiermee wordt voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Moerdijk.
De structuurvisie “Moerdijk 2030”, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juni 2011, is een integrale visie die inspeelt op de ontwikkeling van de beide werelden van Moerdijk: het grootschalige (inter-)nationale Moerdijk enerzijds en het ruime, rustige, agrarische Moerdijk met een veel kleinschaliger karakter anderzijds. De visie beoogt ook deze twee werelden samen te brengen zodat ze elkaar kunnen aanvullen en versterken.
Het plangebied is gelegen in de kern van Zevenbergen. De bestaande kenmerken van Zevenbergen op hoofdlijnen zijn:
De opgaven en ontwikkelingen op hoofdlijnen voor Zevenbergen zijn:
Dit bestemmingsplan is niet strijdig met de Structuurvisie Moerdijk 2030. De omgevingsvergunning wordt verwerkt in het bestemmingsplan Centrum Zevenbergen. Er worden geen nieuwe woningen gebouwd.
Watertoetsprocedure
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening dient in beginsel voor een ruimtelijke plan een watertoetsproces te worden doorlopen. De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. In dit geval wijzigt alleen de planologische situatie en treden er geen fysieke veranderingen op. Er zijn geen wijzigingen in de waterhuishouding. Ook het verhard oppervlak neemt niet toe.
Tegen deze achtergrond wordt een watertoets niet nodig geacht.
Conclusie
Vanuit waterhuishoudkundig oogpunt zijn derhalve geen belemmeringen voor de realisering van het project te verwachten.
Voor het opstellen van een bestemmingsplan dient te worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik, op grond van de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.
Verkennend bodemonderzoek
Op 20 december 2010 is door het bureau Agel Adviseurs een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, ter plaatse van het plangebied Langenoordstraat 56 te Zevenbergen, zie Bijlage 1. Het vooronderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de norm NEN 5740. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek wordt de onderzoekslocatie als een onverdachte locatie aangemerkt. Geconcludeerd wordt dat eer sprake is van een heterogeen verontreinigde diffuus belaste locatie. Aangezien er verspreid over de locatie maximaal matig verhoogde gehalten aan lood in de bodem zijn aangetoond wordt een nader bodemonderzoek naar de ernst en omvang niet zinvol geacht. Deze gehalten vormen redelijkerwijs geen beletsel voor de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er gezien de geringe mate van verontreiniging, geen bezwaar is tegen de voorgenomen planologische wijziging.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur en de Flora- en faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Beleid
Soortenbescherming
Het doel van de Flora- en faunawet (1998) is het instandhouden van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Beschermde soorten zijn onder andere bijna alle zoogdieren, vogels, amfibieen en reptielen die van nature in het wild in Nederland voorkomen. De bescherming wordt geregeld op drie manieren.
Ten eerste het verbieden van handelingen die de instandhouding van soorten direct in gevaar kunnen brengen. Ten tweede kunnen kleine objecten (bijv. grot, fort) of terreinen worden aangewezen als beschermd gebied als het gebied van groot belang is voor het voortbestaan van een soort. Ten derde moet voor ingrepen waarbij soorten of objecten die vallen onder de Flora- en faunawet zijn betrokken een ontheffing worden aangevraagd bij de Dienst Regeling. Bevoegd gezag is het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie (EL&I).
In het kader van de Flora- en faunawet is een groot aantal plant- en diersoorten beschermd. Indien als gevolg van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ordening schade aan beschermde soorten wordt toegebracht, is een ontheffing ex art. 75 Flora- en faunawet noodzakelijk. Het is daarbij van belang om te weten tot welke beschermingscategorie de aanwezige soorten behoren. De beschermde soorten zijn ingedeeld in vier categorieën:
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan of bij een bouwplan waarvoor ontheffing van het bestemmingsplan verleend dient te worden alvorens dit plan uitgevoerd kan worden, dient onderzoek verricht te worden naar het effect van de handeling. Welke soorten (dieren en planten) zijn aanwezig in het gebied. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in algemene soorten, zeldzame soorten en zeer zeldzame cq. bedreigde soorten.
Gebiedsbescherming
De gebiedsbescherming is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingsweg 1998 en omvat de Natura 2000-gebieden. In de Natura 2000-gebieden zijn de beschermde natuurmonumenten alsmede de gebieden met de status Vogel- en/of de Habitatrichtlijn-gebied opgenomen. Globaal kan gesteld worden dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebiedspecifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied.
Plangebied
Voorliggende plan betreft de herziening van de betemming Bedrijf naar Wonen, conform de reeds verleende omgevingsvergunning. Aangezien er slechts sprake is van een juridisch planologische functiewijziging kan een ecologische inventarisatie achterwege blijven. Daarnaast bevinden er zich vanuit de diverse beleidskaders geen natuurgebieden welke planologische bescherming behoeven.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
De Wet geluidhinder (Wgh) vormt een belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging in het kader van het aspect geluid. Geluidgevoelige functies worden beschermd tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering.
Plangebied
De voorliggende ontwikkeling betreft het anders bestemmen van een bestaande woning. In planologisch opzicht is er echter sprake van een nieuwe woning. De Wet geluidhinder (Wgh) beschouwt woningen als zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Onderzocht dient te worden of toetsing aan de Wgh dient plaats te vinden.
In het kader van de Wgh bevinden zich langs alle wegen zones. Bij het realiseren van geluidsgevoelige objecten binnen deze zones dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt.
Aan de Langenoordstraat 56 wordt de bedrijfsbestemming gewijzigd naar burgerwoning. Er wordt niet gebouwd en de bestaande woning ligt aan een 30 km/uur weg. Bovendien ligt het plangebied langs een weg met éénrichtingsverkeer met een lage verkeersintensiteit. Een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk op grond van artikel 76, derde lid Wet geluidhinder.
Conclusie
Het aspect geluid levert als zodanig geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m3, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit, heeft VROM, in samenwerking met InfoMil, de 'nibm-tool 12-05-2010' ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.
Met behulp van deze rekentool (zie figuur 10) is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Hierbij is uitgegaan van 1 woning met in totaal 7 extra voertuigbewegingen. Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 Pg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt dan beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Rekentool Luchtkwaliteit
In het licht van een goede ruimtelijke ordening is het verstandig dat de gemeente verder kijkt dan alleen haar juridische verplichtingen op basis van de Wet milieubeheer. Het is zinvol ook de heersende luchtkwaliteit in ogenschouw te nemen uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening. Uit raadpleging van de Atlas Leefomgeving blijkt dat er geen knelpunten aanwezig zijn. Geconcludeerd kan worden dat de huidige concentraties stikstofdioxide en fijnstof voldoen aan de wettelijke niveaus van respectievelijk 40 en 31,3 ìg/m³.
Conclusie
Het voorgestelde bouwplan kan gezien worden als een project dat 'niet in betekenende mate' invloed heeft op de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.
Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden. Op 18 december 2014 is de archeologische beleidskaart van de gemeente Moerdijk verankerd in de Erfgoedverordening van de gemeente. De archeologische (verwachtings)waarden zijn conform de archeologische beleidskaart voorzien van een dubbelbestemming.
Voor het plangebied is in het geldende bestemmingsplan Centrum Zevenbergen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen (zie ook hoofdstuk 1.3) . Dit betekent dat, indien de bodem geroerd wordt over een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,3 m -mv, archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Ook moet er een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en het slopen van bouwwerken.
Plangebied
Voorliggend bestemmingsplan omvat slechts de functiewijziging van Bedrijf naar Wonen. Voor het perceel waar de huidige woning staat is conform het geldend bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Archeologisch onderzoek hoeft niet te worden uitgevoerd.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Sinds 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat bij het maken van ruimtelijke plannen rekening gehouden moet worden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken hiervan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn.
Over het algemeen wordt bij het inventariseren van cultuurhistorische waarden onderscheid gemaakt tussen waardevaste en waardevolle elementen. Waardevaste elementen hebben een beschermde status en zijn op basis van de Monumentenwet of gemeentelijke verordening aangewezen als rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument. Waardevolle elementen zijn daarentegen niet formeel beschermd, maar kunnen een bijzondere karakteristieke of geschiedkundige waarde hebben en van belang zijn als cultuurdrager. De cultuurhistorische waarde van een plangebied is zodoende niet alleen afhankelijk beschermde monumentale waarden binnen het gebied, maar kan zeker ook bepaald worden door waardevolle structuren of objecten in de directe omgeving. Bij het inventariseren dient dan ook zowel naar het plangebied als naar de omgeving daarvan gekeken te worden.
Plangebied
Zevenbergen heeft een redelijk hoge historische waarde. De oorspronkelijke structuren zijn gaaf bewaard gebleven. Dit geldt plaatselijk ook voor de bebouwingbeelden, bestaande uit een functioneel gemengde bebouwing, merendeels tweelaags woonhuizen met haaks op de straat staande nokrichting. De stedenbouwkundige structuur wordt bij de functiewijziging niet aangepast.
Het plangebied valt deels binnen de vrijwaringszone van de Molen Fleur aan de Lage Wipstraat. Deze molen betreft een zogenaamde stellingkorenmolen uit 1841. Voor de molenbiotoop is een beschermende regeling opgenomen, de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.
Binnen het plangebied liggen geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten.
Conclusie
De beoogde functiewijziging verstoort de cultuurhistorische waarde van het gebied niet. Hiermee vormt cultuurhistorie geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn de normen van externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. Deze normen zijn uitgedrukt in een groepsrisico (GR) en een plaatsgebonden risico (PR). Afstand dient gecreëerd te worden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven.
De risiconormen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in het Bevi. In dit besluit zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. De bij het besluit behorende ministeriële regeling “Regeling externe veiligheid inrichtingen” (Revi) werkt de afstanden, de referentiepunten en de wijze van berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico verder uit ter uitvoering van het Bevi. Daarnaast zijn de Handreiking Verantwoording Groepsrisico van het voormalige ministerie van VROM en de Handleiding externe veiligheid inrichtingen hulpmiddelen voor de wijze waarop volgens het Bevi met het externe veiligheidsrisico's moet worden omgegaan.
Het Bevi verplicht het bevoegd gezag op basis van de Wet milieubeheer om veiligheidsafstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. In het besluit zijn gevoelige objecten gedefinieerd als kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Om een eerste indicatie te krijgen van aanwezige risicobronnen in of bij het plangebied is de Risicokaart geraadpleegd:
Uitsnede risicokaart, bron: www.risicokaart.nl (groene cirkel: ligging perceel)
Plangebied
Het bestemmingsplan voorziet in de wijziging van de bedrijfsbestemming aan de Langenoordstraat 56 in een woonbestemming. Een woning is een kwetsbaar object. In de directe omgeving van het plangebied zijn voorts geen Bevi inrichtingen gelegen welke risicocontouren hebben die invloed hebben op het plangebied. Voorts ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van een buisleiding als bedoeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Risicoberekeningen zijn derhalve niet noodzakelijk. Er doen zich geen knelpunten voor ten aanzien van het groepsrisico.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor onderhavige ontwikkeling.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies.
Plangebied
In het onderhavige geval betekent dit dat moet worden beoordeeld of het café aan de Langenoordstraat 58 hinder veroorzaakt voor de bestaande woning aan de Langenoordstraat 56.
Het plangebied en de omgeving kan worden gekarakteriseerd als 'gemengd gebied'. Het betreft een bebouwingslint met een diversiteit aan toegestane functies zoals woningen, horeca, maatschappelijke en culturele voorzieningen, detailhandel, kantoren en dienstverlening.
Aangezien het een gemengd gebied betreft, kan de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging van de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" worden gehanteerd. Wanneer sprake is van omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Deze lijst geeft een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Het is niet de bedoeling om de in deze publicatie genoemde richtafstanden zonder meer toe te passen. De richtafstanden zijn namelijk afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken, naar boven of beneden bij te stellen. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde richtafstanden gelden tussen enerzijds de perceelgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning.
Het blues rock café met terras aan de Langenoordstraat 58 valt onder de SBI-code van café's en bars volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Dat type activiteiten is aangewezen als milieucategorie A. Dat wil zeggen dat dit activiteiten zijn, die zodanig weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden gerealiseerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Voor muziekcafé's geldt categorie B. Dat wil zeggen dat een dergelijke activiteit in een gemengd gebied passend is, mits er sprake is van een bouwkundige afscheiding tussen de woning en het café. Daarvan is in dit geval sprake. Tussen de woning en het café is een doorgang aanwezig naar het achterterrein. De woning grenst niet direct aan het café.
Het spreekt voor zich dat bij een muziekcafé het geluidsaspect het meest bepalend is. In dit geval is de voorzijde van het café gericht op de Lobbekenstorenstraat. Ook het terras is aan die zijde aanwezig. De geluidseffecten richting de woning aan de Langenoordstraat 56 zijn hierdoor beperkt. De bouwkundige scheiding tussen de gebouwen draagt tevens bij aan een beter woon- en leefklimaat in de woning. Daarnaast gaat het om een kleinschalig café en zijn zowel de woning als het café al langere tijd aanwezig en is van hinder geen sprake geweest.
Al met al wordt de aanwezigheid van het café en de woning in dit specifieke geval aanvaardbaar geoordeeld. Er is sprake van een aanvaardbaar leefklimaat in de woning Langenoordstraat 56. Gelet hierop vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de beoogde bestemmingswijziging.
Conclusie
Met het initiatief zijn geen negatieve gevolgen te verwachten op het punt van bedrijven en milieuzonering.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige plan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen. Voor het onderhavige geval bestaat deze verplichting niet.
Degene die meent schade te lijden door het vaststellen van het bestemmingsplan, kan een verzoek indienen om een tegemoetkoming van de schade (artikel 6.1 Wro). Burgemeester en wethouder kennen degene die planschade lijdt op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
Op 13 januari 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk een omgevingsvergunning verleend voor de volgende activiteit:
Naar aanleiding van dit besluit is op aanvraag van eigenaar van de woning door het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk besloten medewerking te verlenen in het omzetten van de bestemming 'Bedrijven' naar een woonbestemming.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode heeft een ieder de gelegenheid een zienswijze naar voren te brengen.