Plan: | Golfbaan Moerdijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401 |
Structuurvisie ruimtelijke ordening (2010)
De Structuurvisie ruimtelijke ordening (Structuurvisie RO), vastgesteld op 1 oktober 2010, beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid en de uitvoering ervan tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De Structuurvisie RO vervangt de delen A en B van de Interimstructuurvisie Noord-Brabant (2008) en is daarmee één van de vier provinciale strategische plannen voor de fysieke leefomgeving. Deel C van de Interimstructuurvisie 'Ontwikkelingsprojecten West-Brabant' blijft in stand. De structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water.
In 2020 is Brabant een aantrekkelijk leefgebied tussen drie metropolen met ruimte voor alle Brabanders om te leven en te werken, met respect voor sociaal-culturele waarden en ontwikkelingen en met respect voor bodem, water, natuur en landschap. Het hoofdbelang van de provincie Noord-Brabant is het zorgvuldiger gebruikmaken van de ruimte. Om tot zorgvuldig ruimtegebruik te komen, legt de provincie in het ruimtelijk beleid de nadruk op een aantal aspecten. Allereerst kiest de provincie voor toepassing van de lagenbenadering. Dat betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen worden afgestemd op de draagkracht van het watersysteem en de bodem, op de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie, en dat ze aansluiten op de kwaliteiten van de infrastructuur. Vervolgens onderstreept de provincie het belang van zuinig ruimtegebruik. Dat wil zeggen dat men de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag wil afremmen.
Ook vindt de provincie het van groot belang dat de omgeving op een duurzame wijze wordt ingericht en beheerd en er aantrekkelijk uitziet.
Wat betreft de ruimtelijke kwaliteit is het provinciaal belang er op gericht om het contrast tussen het landelijk en het stedelijk gebied te behouden. Ruimtelijke kwaliteit dient vanaf begin sturend te zijn voor ruimtelijke planvorming.
In de landelijke regio's zoals de gemeente Moerdijk staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Dit betekent dat het accent op inbreiden en herstructureren ligt. Het aansnijden van nieuwe ruimte voor verstedelijking is pas aan de orde, als gebleken is dat de bouwopgave voor wonen en werken niet binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd, ook niet in andere kernen of op andere bedrijventerreinen binnen de betreffende gemeente, wat betreft wonen, en binnen de betreffende landelijke regio, wat betreft werken.
Verordening Ruimte 2012 Provincie Noord Brabant
In de Verordening Ruimte 2012 Noord-Brabant (vastgesteld op 1 juni 2012) zijn de regels van de provincie opgenomen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen. De ontwikkeling van de Golfbaan in het plangebied in Moerdijk behoort tot een 'niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied'. Op deze ontwikkeling zijn de artikel 2.1, 2.2 en 11.9 lid 1 uit de Verordening op van toepassing.
Artikel 2.1 gaat over de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en artikel 2.2 gaat over de kwaliteitsverbetering van het landschap bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied dient bij te dragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling dient daarnaast op basis van de Verordening geïnvesteerd te worden in een kwaliteitsverbetering van het landschap. Als richtlijn is hiervoor door de provincie ook de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap opgesteld.
Uit deze artikelen en uit artikel 11.9 lid 1 blijkt dat voor de ontwikkeling van de golfbaan een VAB-locatie (Vrijkomede Agrarische Bedrijfsbestemming) benodigd is om de benodigde bebouwen te kunnen realiseren en aantasting van de landschappelijke waarden hierdoor zoveel mogelijk te voorkomen.
Voor de ontwikkeling van de golfbaan, en met name voor de realisatie van de nieuwe bebouwing (clubhuis), is ter plaatse van het plangebied dus een VAB-locatie noodzakelijk. In het vigerende bestemmingsplan heeft de planlocatie de bestemming 'Groene begeleidingszone II' en is aangegeven dat de gronden van de regionale afvalstort een recreatieve nabestemming hebben. Daarnaast is opgenomen:
“Voor zover de gronden worden gebruikt voor regionale afvalstortplaats mag daarop slechts worden gebouwd ten dienste van deze functie waarbij de volgende bepalingen in acht genomen worden:
In artikel 18.2.2 d is teven vermeld dat de toegelaten gebouwen moeten worden gerealiseerd in het westelijke deel van de bestemming ten zuiden van de Keeneweg.
Uit deze artikelen blijkt dat in de huidige situatie op de planlocatie al bouwmogelijkheden worden geboden. Er is in dit geval dus sprake van een VAB-locatie en nieuwe bebouwing is daardoor mogelijk.
Het overgrote deel van het plangebied (in totaal 76 hectare) wordt in beslag genomen door de (enigszins golvende) golfbanen, waardoor het huidige open landschap blijft behouden en de golfbaan goed landschappelijk in te passen is. Als ondersteuning voor de golfbanen wordt een clubhuis (1.080 m2) gerealiseerd en blijven de reeds aanwezige beheersgebouwen behouden. De nieuwe bebouwing (clubhuis en overdekte afslagplek) wordt in totaal circa 0,1 ha groot. Alleen de strikt noodzakelijke bebouwing die benodigd is voor het goed functioneren van de golfbaan wordt dus gerealiseerd. De bebouwing is beoogd in het westelijke deel van het plangebied ten zuiden van de Keeneweg en wordt zoveel mogelijk geconcentreerd om aantasting van het landschap zoveel mogelijk te voorkomen. De totale omvang van de gebouwen blijft ruim onder de mogelijke bebouwing die in het vigerende bestemmingsplan werd geboden. De eventuele aantasting van de landschappelijke kwaliteit zal hierdoor ook minder zijn. Om daarnaast te zorgen voor een kwaliteitsverbetering van het landschap ter plaatse van het plangebied wordt geïnvesteerd in natuurontwikkeling om de ecologische functie ter plaatse te versterken.
De bedragen die gemoeid gaan met de kwaliteitsverbetering van het landschap zijn berekend aan de hand van een indicatieve raming van uitvoeringskosten (Van Empelen van Aalderen Partners, d.d. 25 augustus 2010, niet openbaar) ten behoeve van de initiatiefnemer. Het betreft voor natuurinvestering een bedrag van ca. €310.000, waarbij zijn meegenomen voorbereidende werkzaamheden, grondwerken, bemesten, zaaien, planten van bomen en struweel en een percentage van de eenmalige kosten en stelposten (voor de niet bespeelde golfdelen). Voor extensieve recreatie is dit ca. €110.000, waarbij het gaat om voorbereidende werkzaamheden, grondwerken, ontgraven van cunetten, het aanbrengen van leemzand en een percentage van de eenmalige kosten en stelposten. Op basis van bovengenoemde raming is de verwachting dat daarmee het percentage van de investeringssom ten behoeve van de kwaliteitsverbetering ligt tussen 12 en 17 %.
De beoogde investeringen in natuurontwikkeling worden vastgelegd in een anterieure overeenkomst met de gemeente waardoor financieel verzekerd is dat de realisatie van de golfbaan gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteiten
In dit bestemmingsplan is verder rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in dit plan begrepen gronden en de naaste omgeving. De milieugevolgen van de beoogde ontwikkeling zijn onderzocht in hoofdstuk 5. Een verder afweging van de Zorgplicht ruimtelijke kwaliteit is opgenomen in paragraaf 2.3.2.
Gezien de aard en omvang van de te realiseren golfbaan past de ontwikkeling binnen het provinciaal beleid dat gesteld is in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2012.
Hergebruik van stortplaatsen (2004)
In de beleidsnota 'Hergebruik van stortplaatsen' staan de provinciale plannen en voorwaarden voor een nieuwe bestemming van 600 oude stortplaatsen. Het geeft tevens uitleg over de manier waarop de provincie het hergebruik van de stortplaatsen wil bevorderen.
In het kader van ruimtelijke ordening is het van belang om na te gaan voor welke functie(s) stortplaatsen in aanmerking komen. De nieuwe gebruiksfunctie moet passen binnen het provinciale ruimtelijke beleid. Ten tijde van het opstellen van deze nota was dit het streekplan. Momenteel is dit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie/Verordening Ruimte. De provincie toetst of de voorgenomen bestemming in overeenstemming is met de gewenste ontwikkeling zoals die in het ruimtelijke beleid is aangeven.
Voor de landelijke regio's geldt dat hergebruik van stortplaatsen in de agrarische hoofdstructuur in beginsel primair gericht kan worden op de functies landbouw of recreatie. Binnen de groene hoofdstructuur is hergebruik van stortplaatsen voor andere functies dan natuur en recreatie in beginsel niet toegestaan. Bij het beoordelen hiervan is naast de milieurisico's van de stortplaats ook de omgeving bepalend voor de aan de stortplaats toe te kennen nieuwe gebruiksfunctie.
Om de verspreiding en blootstellingrisico's, ook in relatie tot de bodem, te kunnen beoordelen, verlangt de provincie van de initiatiefnemer om een hergebruikplan voor te leggen. In dit hergebruikplan moet, gerelateerd aan de te realiseren functie, ten minste aandacht besteed worden aan:
De geplande golfbaan is gelegen op en bij de stortplaatsen Zevenbergen en Dikkendijk. Deze stortplaatsen zijn van verschillend karakter en historie. De stortplaats Zevenbergen heeft een vigerende omgevingsvergunning en is in de fase waarin de bovenafdichting wordt aangebracht. De sluiting is voorzien eind 2014, waarna de wettelijke nazorgfase in gaat. Op de voormalige gemeentelijke stortplaats Dikkendijk is tot 1987 afval gestort. Daarna is op de aangebrachte deklaag een parkachtige structuur ontwikkeld. Nazorg is niet vastgelegd.
Deze verschillen leiden er toe dat het hergebruik van deze locaties verschillende accenten zal hebben. Bij de stortplaats Zevenbergen zal vooral aandacht moeten worden gegeven aan de effecten van de 'schil' van de golfbaan op de aangebrachte (nazorg-)voorzieningen en eventuele civiel- en milieutechnische maatregelen om nadelige effecten op te heffen. Bij de voormalige stortplaats Dikkendijk zijn nauwelijks nazorgvoorzieningen. Effecten van de golfbaan op de nazorgvoorzieningen zijn dan ook zeer beperkt. Voor het hergebruik zal bij de stortplaats Dikkendijk het accent liggen bij de verontreinigingssituatie, de eventuele noodzaak tot treffen van aanvullende nazorgmaatregelen en monitoring en inspectie.
Om regelingen en besluitvorming over het hergebruik van de stortplaats Zevenbergen helder te houden heeft de initiatiefnemer besloten het hergebruikplan stortplaats Zevenbergen los te koppelen van het nazorgplan dat in het kader van de omgevingsvergunning voor sluiting definitief door de vergunning (Attero) moet worden ingediend. Voor het hergebruik is deze locatie dan een gesloten stortplaats, en wordt de procedure gevolgd van een ontheffing door Gedupeerde Staten. De consequentie is dat het besluit over het hergebruikplan en de inrichting tot golfbaan pas na sluiting kan plaatsvinden.