Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Oudemolensedijk 19, Fijnaart
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1709.BPBGOudemolensed19-BP40

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

 
het wijzigingsplan Oudemolensedijk 19, Fijnaart met identificatienummer NL.IMRO.1709.BPBGOudemolensed19-BP40 van de gemeente Moerdijk;

1.2 wijzigingsplan:

 
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan-huis-gebonden beroep:

 
het uitoefenen van een dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw:

 
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aanduiding:

 
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

 
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch aanverwant bedrijf:

 
een bedrijf, nader onder te verdelen in één of meer van de navolgende bedrijfsactiviteiten:
  1. agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  2. agrarisch loonbedrijf;
  3. agrarisch groothandelsbedrijf;

1.8 agrarische bedrijf bij wijze van deeltijd:

 
een agrarisch bedrijf met een omvang van minder dan een halve arbeidskracht en dat valt onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer.

1.9 agrarisch bedrijf:

 
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en waarbij de bedrijfsvoering aanbod gericht is; nader te onderscheiden in:
  1. grondgebonden veehouderij:
    veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, niet zijnde een paardenhouderij;
  2. akker- en vollegrondstuinbouw:
    de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw;
  3. intensieve veehouderij:
    de teelt van slecht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang en/of zonder in overwegende mate afhankelijk te zijn van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
  4. glastuinbouw:
    de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen en permanente tunnelkassen, waaronder begrepen plastic kassen;
  5. fruitteelt:
    de teelt van fruit in boomgaarden;
  6. sierteelt:
    teelt van siergewassen, alsmede van sierstruiken en sierbomen op open grond;
  7. intensieve kwekerij:
    de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  8. boomkwekerij:
    een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  9. bosbouw:
    de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.

1.10 agrarisch deskundige:

 
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundige op het gebied van landbouw en tuinbouw;

1.11 agrarisch groothandelsbedrijf:

 
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de handel in en de export van producten uit de agrarische sector en dat daartoe beschikt over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de opslag, de been verwerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke;

1.12 agrarisch hulp- en nevenbedrijf:

 
een bedrijf dat gericht is op het verlenen van diensten en/of het toeleveren van zaai- en pootgoed, gewasbeschermingsmiddelen en/of ander producten en/of machines aan agrarische bedrijven en hoveniersbedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven en agrarische loonbedrijven daaronder niet begrepen), inclusief verhuur van machines;

1.13 agrarisch loonbedrijf:

 
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur en/of het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur;

1.14 agrarische activiteiten op niet-bedrijfsmatige activiteiten:

 
het uitvoeren van agrarische activiteiten, waarbij het niet-bedrijfsmatige karakter vooropstaat. Onder agrarische activiteiten wordt in deze zin verstaan het houden van vee en het telen van gewassen op een zodanig kleinschalige wijze dat geen milieuvergunning of melding noodzakelijk is;

1.15 antenne-installatie:

 
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.16 antennedrager:

 
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.17 archeologisch onderzoek:

 
onderzoek naar de geschiedenis en de archeologische waarde van een locatie, verricht en gerapporteerd conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) (of diens rechtsopvolger), uitgevoerd door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 (incl. de RCE);

1.18 archeologische waarden:

 
alle vóór tenminste zestig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

1.19 atelier:

 
werkplaats van een kunstenaar;

1.20 bebouwing:

 
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.21 bebouwingspercentage:

 
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.22 bed and breakfast:

 
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.23 bedrijfswoning:

 
een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een of meerdere personen wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht.

1.24 begane grondlaag:

 
bouwlaag van een gebouw, ter hoogte van het peil. Deze bouwlaag wordt gekenmerkt door de hoofdontsluiting van het gebouw;

1.25 beperkt kwetsbaar object:

 
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.26 bestaand:

  1. t.a.v bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  2. t.a.v. bebouwing ten behoeve van grondgebonden veehouderijen en intensieve veehouderijen, niet zijnde bestaande bedrijfswoningen:
    1. de bebouwing die op 21 september 2013 aanwezig of in uitvoering was, of
    2. de bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning, of
    3. de bebouwing die is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke bouwaanvraag die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan per 21 september 2013;
  3. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.27 bestemmingsgrens:

 
de grens van een bestemmingsvlak;

1.28 bestemmingsvlak:

 
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.29 bijgebouw:

 
een op zich zelf staand gebouw, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.30 bio-energie-installatie:

 
een installatie waarbij uit een biologische grondstof energie wordt gewonnen in de vorm van warmte of elektriciteit, zoals bijvoorbeeld biomassavergistingsinstallaties, bio-olie-installaties of bio-ethanol-installaties, niet zijnde mestbewerking;

1.31 bouwen:

 
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.32 bouwperceel:

 
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.33 bouwperceelgrens:

 
de grens van een bouwperceel;

1.34 bouwstede:

 
een aaneengesloten oppervlakte in en rondom de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwstede', waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing en verhardingen zijn toegelaten;

1.35 bouwvlak:

 
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde bebouwing en verhardingen zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk voor recreatief verblijf:

 
een bouwwerk dat uitsluitend bedoeld is om door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te gebruiken voor toeristisch of recreatief gebruik, niet zijnde kampeermiddelen;

1.37 bouwwerk:

 
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welk, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij:

 
nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte of haar rechtsopvolger;

1.39 buisleiding:

 
holle buis voor het doorstromen van gassen, vloeistoffen of capsules, bestemd om hetzij een gas, een vloeistof of capsules te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgeloste of verpulverde stof. Een standaard buisleiding is aangelegd volgens NEN 3650 en heeft een minimale gronddekking van 0,8 m in het vrije veld;

1.40 consumentenvuurwerk:

 
vuurwerk voor particulier gebruik;

1.41 detailhandel in volumineuze goederen:

 
een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:
  • detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • detailhandel in zeer volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • tuincentra;
  • grootschalige meubelbedrijven inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering;
  • bouwmarkten;

1.42 detailhandel:

 
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.43 dijk:

 
een al dan niet door steenglooiing versterkte aarden wal die dienst doet of heeft gedaan als waterkering langs of om enig water;

1.44 dijkbebouwing:

 
de bebouwing die geheel of gedeeltelijk in een dijk is gebouwd;

1.45 ecologische verbindingszone:

 
vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;

1.46 extensief agrarisch medegebruik:

 
een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

1.47 extensief dagreceatief medegebruik:

 
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.48 extensieve dagrecreatie:

 
extensieve vorm van dagrecreatie, zoals verhuur van fietsen of kano's, theetuinen en boerengolf;

1.49 gebouw:

 
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.50 geluidzoneringsplichtige inrichting:

 
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.51 hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen:

 
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende het hele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruiteelt, bloementeelt, sierteelt, bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling. Hieronder worden onder meer kassen en permanente hoge tunnels verstaan;

1.52 hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

 
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal zes maanden worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt, bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling. Hieronder worden onder meer tijdelijke hoge tunnels en stellingen verstaan;

1.53 hoofdgebouw:

 
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel, en indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.54 hoofdverblijf:

 
het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij/zij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal verblijven;

1.55 horeca:

 
onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaadaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.56 huishouden:

 
een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.57 informatietuin:

 
een informatiecentrum (waar bezoekers door middel van voorbeeldtuinen, exposities en demonstraties in de gelegenheid worden gesteld kennis te nemen van de mogelijkheden) met betrekking tot ontwerp, aanleg, renovatie, inrichting en onderhoud van tuinen en parken, eventueel in combinatie met een kleinschalige horecagelegenheid;

1.58 internetwinkel:

 
het verhandelen van goederen via internet, zonder fysieke bezoekmogelijkheid en showroom, met de daarbij behorende administratieve activiteiten en opslagfaciliteiten;

1.59 inwoning:

 
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van de woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoud en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.60 kampeermiddel:

  1. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruik voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.61 kantoor:

 
een gebouw of gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.62 kas:

 
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.63 kleinschalig kamperen:

 
kleinschalig kamperen op een kampeerterrein met ten hoogste 25 standplaatsen, waarbij uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van toeristische kampeermiddelen. Bouwwerken voor recreatief verblijf zijn niet toegestaan;

1.64 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

 
het in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door maximaal twee bewoners op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.65 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

 
voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie alsmede ten behoeve van outdoor-activiteiten en vergelijkbare activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.66 kleinschalige horecagelegenheid:

 
theetuin of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde;

1.67 kwetsbaar object:

 
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.68 lage permanente teeltondersteunende voorzieningen:

 
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van minder dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en het matigen van weersinvloeden gedurende het hele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt, bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling. Hieronder worden onder meer permanente lage tunnels verstaan;

1.69 lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

 
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van minder dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal zes maanden worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt, bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling. Hieronder worden onder meer stellingen, agrocover en agryl vliesdoek verstaan;

1.70 Landschapskwaliteitsplan:

 
het Landschapskwaliteitsplan, zoals die op 14 juli 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk is vastgesteld of haar rechtsopvolger;

1.71 logiesgebouw:

 
een gebouw, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;

1.72 maatschappelijke voorzieningen:

 
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;

1.73 manege:

 
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer, en dergelijke) logies/ of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen, hierbij kunnen ondergeschikte voorzieningen aanwezig zijn, zoals een kantine/foyer of een verenigingsaccommodatie;

1.74 mestbewerking:

 
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;

1.75 nevenactiviteit:

 
onderdelen van een bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de nevenactiviteit afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen;

1.76 nutsvoorzieningen:

 
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.77 omschakeling:

 
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm;

1.78 opslag:

 
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.79 opstelling windturbines:

 
windturbines die door samenhang in onderlinge afstand en verschijningsvorm deel uitmaken van een visuele eenheid van meerdere windturbines, binnen het plangebied;

1.80 opstelplaats:

 
een verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine;

1.81 overkapping:

 
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.82 paardenbak:

 
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.83 paardenhouderij:

 
een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair zijn gericht op het voortbrengen, africhten, trainen, verhandelen en stallen van paarden, niet zijnde een manege;
 

1.84 peil:

  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.85 permanente bewoning:

 
bewoning van een bouwwerk voor recreatie als hoofdverblijf;

1.86 praktijkruimte:

 
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.87 relatie:

 
bouwvlakken of bouwsteden die met elkaar verbonden zijn door middel van de aanduiding 'relatie' worden geacht een aaneengesloten oppervlakte met bij elkaar behorende bebouwing en gebruiksmogelijkheden voor één bedrijf te vormen;

1.88 reëel agrarisch bedrijf:

 
een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht, met aannemelijk perspectief op volwaardigheid;

1.89 riviergebonden activiteiten:

 
activiteiten die gelet op de aard gebonden zijn aan de rivier:
  1. waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen e.d.);
  2. voorzieningen voor de beroepsvaart (vaarwegverbetering);
  3. voorzieningen voor een veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  4. overslagbedrijven voor zover gekoppeld aan vervoer over een hoofdvaarweg;
  5. scheepswerven voor schepen groter dan 25 m, gemeten langs de waterlijn;
  6. natuur in de uiterwaarden;

1.90 rotor:

 
het samenstelsel van drie rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub (ook wel de neus genoemd) van een windturbine;

1.91 rotordiameter:

 
de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven;

1.92 seksinrichting:

 
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.93 statische opslag:

 
onder statische opslag wordt verstaan opslag van naar hun aard statische goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten, caravans en dergelijke. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.94 supermarkt:

 
zelfbedieningszaak voor levensmiddelen en huishoudelijke producten;

1.95 theetuin:

 
het verlenen van diensten in de vorm van het openstellen van en/of rondleiden door privésiertuinen bij woningen met als nevenactiviteiten het verstrekken van dranken, de daarbij behorende versnaperingen en de verkoop van souvenirs, koffie-, thee- en tuinproducten;

1.96 tuincentrum:

 
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden en de verkoop van artikelen die inspelen op woontrends en het buitenleven;

1.97 Toetsingskader defensieradar:

 
het Toetsingskader defensieradar van het Ministerie van Defensie waarmee wordt bepaald of de verstoring van het radarbeeld als gevolg van de oprichting van windturbines aanvaardbaar is of niet;

1.98 verkoop streekeigen agrarische producten:

 
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten hoofdzakelijk op het eigen bedrijf en/of in de regio zijn geteeld en op ambachtelijke wijze zijn verwerkt of bewerkt;

1.99 Visie bebouwingsconcentraties:

 
de Visie Bebouwingsconcentraties die op 14 juli 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk is vastgesteld of haar rechtsopvolger;

1.100 Visie Buitengebied:

de Visie Buitengebied die op 14 juli 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk is vastgesteld of haar rechtsopvolger;

1.101 volwaardig agrarisch bedrijf:

 
een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;

1.102 voorgevelrooilijn:

 
de lijn die -evenwijdig aan de openbare weg- in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichts bij de weg is gelegen, gebouwen kleiner dan 6 m2 niet meegerekend;

1.103 windturbine:

 
een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van windkracht;

1.104 woning:

 
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.105 wooneenheid:

 
gedeelte van een woonfunctie dat bestemd is voor afzonderlijke bewoning;

1.106 zorgboerderij:

 
de dag en of nachtopvang van mensen met een zorgvraag, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie;

1.107 zorgvuldige landschappelijke inpassing:

 
een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tussen windturbines:

 
de afstand tussen windturbines onderling wordt gemeten vanuit het hart van de mast van de windturbine;

2.2 afstanden:

 
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie:

 
tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; indien de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne, met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antenne-installatie;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

 
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil;

2.5 de bouwhoogte van een gebouw:

 
tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antenne-installaties, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil;

2.6 de bouwhoogte van een ondergrondse ruimte:

 
de ruimte tussen de vloer van de ondergrondse ruimte en de bovenzijde van de begane grondvloer;

2.7 de bouwhoogte van een windturbine:

 
vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.8 de goothoogte van een gebouw:

 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.9 de inhoud van een gebouw:

 
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen, met dien verstande dat bij dijkbebouwing tevens de ruimten onder de begane grondvloer worden meegerekend bij het bepalen van de inhoudsmaat van een woning;

2.10 de oppervlakte van een gebouw:

 
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.11 tiphoogte van een windturbine:

 
vanaf peil tot aan het bovenste verticaal staande rotorblad.
 
De in dit plan gegeven regels omtrent plaatsing, afstanden en maten van bouwwerken, zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, luifels, schoorstenen, lichtkoepels, emissiekanalen luchtwassers en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Agrarisch aanverwant

3.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een agrarisch loonbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
  2. een mestsilo, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mestsilo';  
  3. agrarische nevenactiviteiten in de vorm van akkerbouw, vollegrondstuinbouw, fruitteelt, sierteelt en boomkwekerij;
  4. nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    1. maximaal 400 m2 van de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de nevenactiviteit, tenzij onder 2 anders is bepaald;
    2. uitsluitend de navolgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
      1. het gebruik ten behoeve van akker- en vollegrondstuinbouw binnen alle bedrijfsgebouwen;
      2. het gebruik ten behoeve van fruitteelt, sierteelt en boomkwekerij binnen alle bedrijfsgebouwen;
      3. ambachtelijke bedrijvigheid zoals een kaasmakerij en bewerking en verwerking van agrarische producten uitsluitend binnen bedrijfsgebouwen;
      4. agrarische aanverwante bedrijven welke zijn opgenomen in categorie 1 en 2 van de in bijlagen bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend binnen bedrijfsgebouwen;
      5. opslag en stalling van agrarische en niet-agrarische producten, goederen en materialen uitsluitend in de bestaande gebouwen tot een maximale oppervlakte van 1.000 m2, ten behoeve van particulieren of het ter plaatse gevestigde bedrijf;
      6. de verkoop van op het eigen bedrijf of in de regio geproduceerde agrarische producten uitsluiten binnen bedrijfsgebouwen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
      7. hoefsmederij uitsluitend binnen de bestaande gebouwen;
  5. bedrijfswoning, met dien verstaande dat:
    1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan 1 per bedrijf;
Met daarbij behorende:
  1. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. erven en tuinen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen. 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. indien het bestemmingsvlak is voorzien van een bouwvlak, dan zijn de gebouwen uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de afstand van de bedrijfswoning tot de dichtstbij gelegen openbare weg mag niet minder bedragen dan de bestaande afstand;
  3. bijgebouwen, overkappingen en aanbouwen aan de bedrijfswoning dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  4. voor de maatvoering van bedrijfsgebouwen geldt dat:
    1. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 8 m en 10 m;
  5. voor de maatvoering van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, geldt dat:
    1. de inhoud niet meer mag bedragen dan 750 m3;
    2. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 6 m en 11 m;
    3. de goothoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,35 m;
    4. de bouwhoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan 1,5 maal de hoogte van de begane grondlaag van de bedrijfswoning;
  6. voor de maatvoering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning geldt dat:
    1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 per woning;
    2. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheiding mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afstand bedrijfswoning tot de openbare weg
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub b ten behoeve van het verkleinen van de bestaande afstand van bedrijfswoning tot de dichtstbij gelegen openbare weg, met dien verstande dat uit akoestisch onderzoek is gebleken dat op de nieuwe locatie van de bedrijfswoning sprake is van een goed woon- en leefklimaat, waaronder in elk geval wordt verstaan dat dient te worden voldaan aan de wettelijke eisen ten aanzien van de milieuaspecten geluidhinder en luchtkwaliteit.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
  1. buitenopslag, met uitzondering van buitenopslag ter plaatse van de aanduidingen 'agrarisch loonbedrijf';
  2. het gebruik van gronden en/of opstallen ten behoeve van twee of meer zelfstandige bedrijven;
  3. mestbewerking binnen het bouwvlak.
3.4.2 Zorgvuldige landschappelijke inpassing
 
Op de percelen welke zijn opgenomen in de navolgende tabel dient de landschappelijke inpassing maximaal 1 jaar na onherroepelijk worden van het plan te worden gerealiseerd, beheerd en in stand gehouden conform de landschappelijke inpassingsplannen waar per perceel naar wordt verwezen in de navolgende tabel:
 
AdresVan toepassing zijnde landschappelijk inpassingsplan
Oudemolensedijk 19, FijnaartLandschappelijk inpassingsplan Oudemolensdijk 19 Fijnaart

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Nevenactiviteiten
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
  1. maximaal 400 m2 van de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de nevenactiviteit, tenzij onder b anders is bepaald;
  2. uitsluitend de navolgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
    1. agrarische aanverwante bedrijven welke zijn opgenomen in categorie 3.1 van de in de bijlagen bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend binnen bedrijfsgebouwen, mits de nevenactiviteiten milieutechnisch inpasbaar is in haar omgeving;
    2. veehandelsbedrijven en paardenhandel uitsluitend binnen de bestaande gebouwen;
    3. africhtingsbedrijven voor paarden uitsluitend binnen de bestaande gebouwen;
    4. fouragehandel uitsluitend binnen de bestaande gebouwen;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a en b mag de oppervlakte van de nevenactiviteiten welke zijn opgenomen in artikel 3 lid 1 worden uitgebreid tot 1.000 m2;
  4. de nevenactiviteit past binnen de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
  5. de nevenactiviteit mogen niet leiden tot een belemmering voor de ontwikkeling van de omliggende functies;
  6. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  7. de verkeersaantrekkende werking en de ontsluitingsmogelijkheden passend zijn bij het gebied waar de nevenactiviteiten wordt gevestigd, waarbij wordt voldaan aan het afwegingsprincipe zonering dynamiek-luwte rust uit hoofdstuk 7 van de Visie Buitengebied.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. hobbymatig agrarisch gebruik.

4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de overige plaatsen mag niet meer bedragen dan 2 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Zorgvuldige landchappelijke inpassing
 
Op de percelen welke zijn opgenomen in de navolgende tabel dient de landschappelijke inpassing maximaal 1 jaar na onherroepelijk worden van het plan te worden gerealiseerd, beheerd en in stand gehouden conform de landschappelijke inpassingsplannen waar per perceel naar wordt verwezen in de navolgende tabel:
 
AdresVan toepassing zijnde landschappelijk inpassingsplan
Oudemolensedijk 19, FijnaartLandschappelijk inpassingsplan Oudemolensdijk 19 Fijnaart

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van het bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bebouwingsoppervlakten

 
Een aangegeven bebouwingsoppervlakte geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen. Bij het ontbreken van een bebouwingsoppervlakte mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

6.2 Ondergronds bouwen

 
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende regels:
  1. het bouwen van ondergrondse ruimten behorende bij en dienstbaar aan een (bedrijfs)woning is uitsluitend toelaatbaar voor zover binnen het desbetreffende bouwvlak of bestemmingsvlak een woning dan wel een bedrijfswoning is toegestaan;
  2. het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen dierverblijven is niet toegestaan;
  3. voor het bouwen van ondergrondse ruimten behorende bij en dienstbaar aan een woning geldt het volgende:
    1. de bouwhoogte van een ondergrondse ruimte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    2. ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toelaatbaar onder de woning of onder de bijgebouwen behorende bij de woning.

6.3 Bouwhoogte antenne-installaties zonder apparatuurkast

 
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ten aanzien van de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie zonder apparatuurkast het volgende:
 Maximale bouwhoogte
vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes15 m
antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaats, niet zijnde schotelantennes5 m
schotelantennes3 m

6.4 Bestaande maten

  1. indien afstanden op het tijdstip van inwerkingtreding dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge de bepalingen van dit plan is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  2. in die gevallen dat de hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakte van bouwwerken die op een legale wijze tot stand zijn gekomen op het moment van inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge de bepalingen van dit plan is voorschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden;
  3. ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

  1. onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
    2. als opslagplaats voor vaten, kisten, als dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
    3. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen en (zee)-containers;
    4. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
    5. als plaats voor het (laten) landen en opstijgen van ultralight-vliegtuigen;
    6. voor groeps- en natuurkamperen;
    7. als seksinrichtingen;
    8. voor de productie, opslag, stalling en dumping van:
      1. een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
      2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van de onder de eerste bullet genoemde verboden middelen;
  2. onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken te gebruik of te laten gebruik voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. speelautomatenhalen;
    3. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet;
    4. voor de productie, opslag en dumping van:
      1. een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
      2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van de onder de eerste bullet genoemde verboden middelen;
    5. opslagplaats voor meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    6. permanente bewoning, met uitzondering van woningen en bedrijfswoningen. Permanente bewoning van bijgebouwen behorende bij een woning of bedrijfswoning is evenmin toegestaan;
  3. onder strijdig gebruik als bedoeld onder a wordt niet verstaan:
    1. vormen van gebruik als bedoeld in onder a, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond mag worden gebruikt, mits de gronden zijn gelegen ter plaatse van het bouwvlak, de bouwstede of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitaire schuur';
    2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de betrokken bestemming(en);
    3. de stalling van ten hoogste één toercaravan of boot bij een woning of bedrijfswoning;
  4. onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van het bouwvlak, de bouwstede of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitaire schuur' te gebruiken of te laten gebruik voor:
    1. opslag van hooi, mest en kuilvoer.

7.2 Parkeren

 
Bij het wijzigen van het bestaande gebruik op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken uitsluitend gewijzigd kan worden indien op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien, zoals blijkt uit Parkeerbeleid Moerdijk welke is vastgesteld op 8 oktober 2015 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk of haar rechtsopvolger, en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  2. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, zoals blijkt uit Parkeerbeleid Moerdijk welke is vastgesteld op 8 oktober 2015 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk of haar rechtsopvolger;
  3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse;
het bepaalde onder sub a en b geldt niet voor het vergunde bestaande gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
 

7.3 Aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en internetwinkels

 
Het gebruik van gedeelten van woningen en de daarbij behorende bijgebouwen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en internetwinkels is toegestaan, mits:
  1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte, de bedrijfsmatige activiteiten of de internetwinkel ten hoogste 60 m2 bedraagt;
  3. parkeren op eigen terrein plaats vindt;
  4. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
 

7.4 Bed and breakfast

  1. bed and breakfast is toegestaan in een (bedrijfs)woning of bijgebouw behorende bij de (bedrijfs)woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. de eigenaar van de bed and breakfast is zelf woonachtig in de (bedrijfs)woning;
    2. maximaal 40% van het totale vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning mag worden gebruikt voor de bed and breakfast tot een maximum van 60 m2 (gemeenschappelijke ruimtes buiten beschouwing gelaten);
    3. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4;
    4. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  2. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a ten behoeve van het vergroten van de omvang van de bed and breakfast, mits:
    1. de eigenaar van de bed & breakfast zelf woonachtig is in de (bedrijfs)woning;
    2. maximaal 40% van het totale vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning en de bijbehorende bijgebouwen wordt gebruikt voor de bed and breakfast tot een maximum van 100 m2 (gemeenschappelijke ruimtes buiten beschouwing gelaten);
    3. het aantal slaapplaatsen niet meer bedraagt dan 10;
    4. een zelfstandige kookgelegenheid voor de gasten is niet toegestaan;
    5. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
    6. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneert als een zelfstandige woning;
    7. de bed en breakfast geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert;
    8. de bed en breakfast geen afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende functies.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijkingsregels

  1. tenzij dit plan elders al over afwijkingen bij een omgevingsvergunning voor overschrijding van maatvoering beschikt, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bepalingen in het plan voor:
    1. overschrijding van -voor bouwen geldende- afstands-, oppervlakte-, inhouds- en hoogtematen met ten hoogste 15%, met dien verstande dat overschrijding van de oppervlaktematen niet is toegestaan voor bedrijven op gronden met de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant';
    2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  2. de afwijking bij een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 

8.2 Bouwwerken ten behoeve van duurzame energieopwekking

 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van duurzame energie opwekking met een maximale bouwhoogte van 15 m, met dien verstande dat:
  1. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde als bedoeld in de aanhef uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse:
    1. de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant';
  2. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet voor de voorgevelrooilijn van (bedrijfs)woningen mogen worden gerealiseerd;
  3. de gebruiksinstallatie op de aangrenzende gronden niet onevenredig mag worden aangetast;
  4. er een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  5. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde passen binnen de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan.  

8.3 Inwoning

 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een (bedrijfs)woning inclusief aanbouwen, tot maximaal 850 m3, mits:
  1. dit ten behoeve van inwoning noodzakelijk wordt geacht;
  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing overeenkomstig

8.4 Logies en kamerverhuur

 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van de huisvestiging van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) of tijdelijke huisvestiging in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders in een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:
  1. parkeren op eigen terrein plaats vindt;
  2. er geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende functies.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemene wijziging

 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het wijzigingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.

9.2 Wonen:

 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', indien is komen vast te staan dat ter plaatse geen bedrijf meer is gevestigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden: 
  1. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. indien de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' niet meer dan 1.500 m² bedraagt en de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 400 m² en hiertoe alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, dan is geen aanvullende kwaliteitsverbetering vereist;
    2. indien de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 1.500 m², maar niet meer bedraagt dan 5.000 m², en de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 500 m² en hiertoe alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, dan dient te worden voorzien in de realisatie en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing overeenkomstig de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
    3. indien de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 5.000 m² en/of de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan 600 m², dan dient er sprake te zijn van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit, waarbij wordt voldaan aan het afwegingsprincipe bijdrage aan de kwaliteit van het landschap uit hoofdstuk 7 van de Visie Buitengebied;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag ten behoeve van statische opslag en stalling maximaal 1.000 m² van de bestaande gebouwen worden gebruikt, mits:
    1. alle overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    2. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' niet meer bedraagt dan 5.000 m²;
    3. er geen sprake is van buitenopslag of buitenstalling, en
    4. wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing overeenkomstig de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
  3. indien er sprake is van uitsluitend één bij de voormalige bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, dit bedrijfsgebouw één architectonisch geheel vormt met de woning en in goede bouwkundige staat verkeert, dan behoeft geen sloop plaats te vinden;
  4. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  5. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat in de woning, waaronder in elk geval wordt verstaan dat dient te worden voldaan aan de wettelijke eisen ten aanzien van de milieuaspecten geluidhinder, geurhinder en luchtkwaliteit;
  6. de bestemmingswijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
  7. er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Werking wettelijke regels

 
De wettelijke regelingen en verordeningen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan of diens rechtsopvolger.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolgen van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  3. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld onder a, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds is strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan 'Oudemolensedijk 19, Fijnaart'.