direct naar inhoud van 4.4 Externe veiligheid
Plan: Kern Zevenbergschen Hoek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1709.7bergschenhoek18-0401

4.4 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken4 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten5.

Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In december 2009 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht6. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

In 2010 zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. In dat basisnet worden zones langs hoofdinfrastructuur opgenomen waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Op dit moment wordt door de overheid nog geen uitsluitsel gegeven over de breedte van de verschillende zones.

Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen

Sinds 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR geldt, indien er objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:

  • 1. het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied ligt buiten de grens waarbij het PR 10-8 per jaar is, of;
  • 2. het GR kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde, of;
  • 3. het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

In verband met de bescherming en het beheer van leidingen, dient tevens een belemmeringenstrook bestemd te worden. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

In de omgeving van het plangebied is een benzinetankstation met verkoop van lpg gelegen (Q8 Kuwait Petroleum Benelux aan de Voogdeweg 5 met een jaardoorzet van 210 m³). Deze risicovolle inrichting bestaat uit drie installaties. Het vulpunt heeft een PR 10-6-contour van 45 m, het lpg-reservoir heeft een PR 10-6-contour van 25 m en de lpg-afleverinstallatie heeft een PR 10-6-contour van 15 m. Voor deze Bevi-inrichting bedraagt het invloedsgebied voor het GR 150 m vanaf het vulpunt. Aangezien de afstand tot het plangebied circa 550 m bedraagt, ligt het plangebied buiten de betreffende PR 10-6-contour en het invloedsgebied voor het GR.

Ook is in de omgeving van het plangebied op circa 900 m rangeerterrein Lage Zwaluwe gelegen (Bevi-inrichting). De PR 10-6-contour ligt hierbij niet buiten de inrichting. Er wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. Tevens ligt het binnen het invloedsgebied van Caldic, een Bevi-inrichting. Het invloedsgebied van dit bedrijf bedraagt 5.400 m, het plangebied ligt op circa 4.300 m. Ook voor dit bedrijf wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Uit informatie van de risicoatlassen7 en het in ontwikkeling zijnde basisnet spoor en basisnet weg blijkt dat er in de omgeving van het plangebied gevaarlijke stoffen over spoorwegen worden vervoerd, evenals over de snelweg. Het gaat hierbij over het spoorwegtraject Breda-Dordrecht en het traject Dordrecht-Roosendaal en over de A16. Verwezen wordt naar de volgende tabel voor relevante risicocontouren (deze zijn nog gebaseerd op de risicoatlassen).

Tabel 4.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen nabij het plangebied

traject   afstand PR 10-6-contour 8 (in m)   kortste afstand tot het plangebied vanaf rand spoorbaan (in m)  
Breda-Lage Zwaluwe   20   aangrenzend  
Lage Zwaluwe-Roosendaal   12   60  
A16   < 90   90  

Gelet op de aard van de omgeving wordt momenteel ruimschoots voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. In het op te stellen basisnet spoor zullen beide spoortrajecten naar verwachting te maken krijgen met beperkingen ten aanzien van toekomstig ruimtegebruik in de directe omgeving van de spoorbaan. Uit het ontwerpbasisnet weg blijkt dat langs de A16 een veiligheidszone geldt en een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Binnen veiligheidszones mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd. De PAG bedraagt 30 m. Het PAG-regime gaat alleen gelden voor nieuwe situaties. Het plangebied ligt buiten de PAG.

In de directe omgeving van het plangebied worden ook gevaarlijke stoffen door buisleidingen vervoerd. Het gaat om de leiding in de volgende tabel.

Tabel 4.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen nabij het plangebied

leidingen   druk (in bar)   uitwendig diameter (in inch)   invloeds- gebied GR (in m)   zakelijk recht-
strook9 (in m)  
afstand PR 10-6-
contour (in m)  
kortste afstand tot plangebied (in m)  
aardgasleiding (Z-527-08-KR-008)   40   4,50   45   4   0   aangrenzend10  

De leiding is aan de oostzijde van het plangebied gelegen en ligt enkele meters in het plangebied. De ligging van de leiding is weergegeven in figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.7bergschenhoek18-0401_0009.png"Figuur 4.1 Ligging hoge druk aardgasleiding Z-527 ten oosten van bedrijventerrein

Het invloedsgebied voor het groepsrisico reikt tot in het plangebied, daarom is voor de buisleiding een verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

Ontwikkelingslocatie Frisostraat 23-27

Door de RMD is in het kader van externe veiligheid onderzoek verricht naar de ontwikkelingslocatie Frisostraat 23-27 in het plangebied (zie Bijlage 3 en Bijlage 4). Uit dit onderzoek blijkt dat deze ontwikkeling geen (significante) bijdrage levert aan de hoogte van het GR van Caldic en het rangeerterrein Lage Zwaluwe. In de huidige situatie wordt ruimschoots voldaan aan de oriënterende waarde van het GR. Wat betreft risicovolle inrichtingen kan een uitgebreide onderbouwing van het GR daarom achterwege blijven.

De ontwikkeling ligt op ongeveer 45 m van de spoorlijn Breda-Lage Zwaluwe, op meer dan 200 m van de spoorlijn Lage Zwaluwe-Roosendaal en op ongeveer 90 m van de A16. Hierdoor ligt de ontwikkeling buiten de PR 10-6-risicocontouren en plasbrandaandachtsgebieden van deze transportassen. Ook ligt de ontwikkeling buiten het invloedsgebied van het GR van de spoorlijn Lage Zwaluwe-Roosendaal, maar binnen de invloedsgebieden van de spoorlijn Breda-Lage Zwaluwe en de A16. Uit het onderzoek van de RMD blijkt dat de ontwikkeling aan de Frisostraat tot een zeer beperkte toename van het GR als gevolg van de spoorlijn Breda-Lage Zwaluwe leidt. Het GR blijft echter ook na deze ontwikkeling ver onder de oriënterende waarde. Op het GR als gevolg van de A16 heeft de ontwikkeling geen (significante) invloed. Dit GR ligt zowel voor als na de realisatie van de ontwikkeling ver onder de oriënterende waarde. Aangezien de afstand tussen de ontwikkeling en de aardgasleiding meer dan 800 m bedraagt, treden er geen knelpunten op tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen en deze ontwikkeling. Daarom kan ook met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven.

Verantwoording groepsrisico

Het maatgevende ongevalscenario voor het transport van aardgas door hogedruk aardgasleidingen bestaat uit een fakkelbrand. Na beschadiging/breuk van de leiding kan namelijk gas vrijkomen dat ontsteekt en een fakkelbrand vormt waarna secundaire branden ontstaan. Bij een fakkelbrand na een leidingbreuk is er geen tijd om het gebied te ontvluchten. Falen als gevolg van corrosie is uitgesloten vanwege de veiligheidsmaatregelen die door leidingexploitant Gasunie worden genomen.


Verwachte personendichtheid

Als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan is er geen sprake van een toename van de personendichtheid binnen het plangebied, het plan maakt geen planologische ontwikkelingen mogelijk. Binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico, over een lengte van meer dan 1300 m, komt geen bebouwing voor behalve ter hoogte van het plangebied. Het gaat om een deel van een bestaande bedrijfshal. Gelet op de extreem lage personendichtheid heeft het berekenen van het groepsrisico geen zin, het groepsrisico zal niet meetbaar zijn en niet zijn uit te drukken ten opzichte van de oriënterende waarde. Omdat het plaatsgebonden risico buiten de leiding niet meer dan 10-6 bedraagt wordt aan de normstelling ten aanzien van externe veiligheid voldaan.


Mogelijkheden tot bestrijding van rampen

Het plangebied is bereikbaar voor hulpdiensten via de Bloemendaalse Zeedijk. Daarmee is het gebied bereikbaar via een weg die van de bron af is gericht, vluchten van de bron af is daarmee tevens mogelijk. De regionale brandweer heeft reeds beoordeeld dat er sprake is van voldoende bluswatervoorziening.


Mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het projectgebied

In het plangebied zijn geen personen aanwezig met een verminderde zelfredzaamheid. Zoals gezegd biedt de inrichting van het terrein de aanwezigen de gelegenheid om het gebied van de bron af te vluchten. Gelet op deze situatie wordt het treffen van maatregelen ter verhoging van de zelfredzaamheid niet noodzakelijk geacht.


Ondanks bovengenoemde omstandigheden is er sprake van een zeer beperkt restrisico. Dit risico wordt gelet op de totale situatie aanvaardbaar geacht.

Conclusie

Ontwikkelingslocatie Frisostraat 23-27

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van de appartementen aan de Frisostraat. Deze locatie ligt namelijk buiten PR 10-6-risicocontouren van inrichtingen of vervoersassen. Ook heeft deze ontwikkeling geen of slechts een zeer beperkte invloed op de hoogte van het GR. In geen geval leidt de realisatie van deze ontwikkeling tot een overschrijding van de oriënterende waarde.

Overig plangebied

Aangezien het overige deel van het plangebied consoliderend van aard is, vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.