direct naar inhoud van Regels
Plan: Wetering
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.WeteringBVO-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

de beheersverordening 'Wetering' met identificatienummer NL.IMRO.1708.WeteringBVO-VA01 van de gemeente Steenwijkerland.

1.2 beheersverordening:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 aan- of uitbouw:

een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;

1.4 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde een agrarisch nevenbedrijf;

1.6 agrarisch nevenbedrijf:

een bedrijf of een naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen activiteit met een grondgebonden of niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering (deze laatste van beperkte omvang), dat ondergeschikt is aan een woon- of bedrijfsfunctie;

1.7 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.8 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.9 bestemmingsvlak:

een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bestemmingsgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.11 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.12 bijgebouw:

een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.16 bouwvlak:

een op de kaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

1.17 bouwgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.21 complementair horecabedrijf:

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name recreanten, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, lunchrooms, en naar de aard en openingstijden daar-mee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.22 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 (dag)recreatief medegebruik:

een (dag)recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.29 groepsaccommodatie:

een verblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

1.30 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.31 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.32 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie c.q. prostitutie;

1.33 hotel of pension:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies;

1.34 kaart:

de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 2 bladen, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven, zoals opgenomen in Bijlage 1 Kaart;

1.35 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.36 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die in-richting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.37 kleinschalig kampeerbedrijf:

een bedrijf of een daarmee gelijk te stellen activiteit, welk(e) gericht is op het verstrekken van standplaatsen aan kampeermiddelen en welk(e) ondergeschikt is aan een woon- of bedrijfsfunctie;

1.38 kleinschalig logiesverstrekkend bedrijf:

een logiesverstrekkend bedrijf, of een daarmee gelijk te stellen activiteit, welk(e) ondergeschikt is aan een woon- of andere bedrijfsfunctie;

1.39 kleinschalig vervoermiddelenverhuurbedrijf:

een vervoermiddelenverhuurbedrijf, of een daarmee gelijk te stellen activiteit, welk(e) ondergeschikt is aan een woon- of andere bedrijfsfunctie;

1.40 kleinschalige bedrijfmatige activiteit:

een bedrijf of een daarmee gelijk te stellen activiteit, welk(e) ondergeschikt is aan een woon- of andere bedrijfsfunctie, zoals kleinschalige logiesverstrekkende bedrijven, vervoermiddelenverhuurbedrijven, winkels e.a., en kampeerbedrijven;

1.41 kleinschalige winkels e.a.:

de uitoefening van detailhandel, inclusief kunstnijverheid en/of ateliers, of een daarmee gelijk te stellen activiteit, welk(e) ondergeschikt is aan een woon- of andere bedrijfsfunctie;

1.42 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.43 logiesverstrekkend bedrijf:

een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf en waarbij naast het verstrekken van logies mogelijk accommodaties worden aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.44 logiesverstrekking:

het verstrekken van logies, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf, naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.45 natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van het gebied;

1.46 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.47 permanente bewoning:

bewoning in een gebouw dat kan worden aangemerkt als een aantoonbaar hoofdverblijf;

1.48 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
1.49 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.50 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.51 recreatieve bewoning:

de bewoning door derden, niet zijnde de eigenaar van de woning, voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

1.52 schiphuis:

een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

1.53 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 stacaravan:

een caravan die, ook al is hij niet bouwvergunningsplichtig, toch als een gebouw valt aan te merken;

1.55 standplaats voor kampeermiddel:

een aaneengesloten stuk grond op een kampeerterrein, al dan niet af-gebakend, waarop krachtens het plan plaatsen van een kampeermiddel, of meerdere bij elkaar behorende kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, is toegestaan;

1.56 trekkershut:

een, op een terrein met centraal beheer, permanent ter plaatse aanwezig recreatief verblijf dat wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.57 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor permanente bewoning voor één afzonderlijk huishouden;

1.58 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, welke woningen zijn te bereiken door middel van één of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;

1.59 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.60 woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen bedoeld object, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijke huishouding;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de (bouw)hoogte/de nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

buitenwerks, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1,00 m boven peil meegerekend;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woondoeleinden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woondoeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. een aannemersbedrijf, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'aannemersbedrijf toegestaan';
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd en, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. sloten en bermen;
    met daaraan ondergeschikt:
  • f. straten en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen en erven;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend de in lid 3.1 sub a en b genoemde gebouwen worden gebouwd.
3.2.2

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen, zoals genoemd in lid 3.1 sub a worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 45° bedragen;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
3.2.3

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woonhuizen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 75 m² per hoofdgebouw bedragen, met inachtneming van de volgende bepaling:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
  • b. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • d. de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
3.2.4

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.2.5

In afwijking van en/of in aanvulling op het bepaalde in sub 3.2.1 en 3.2.2 geldt voor de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' dat de hoofdvorm van de als zodanig aangeduide gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat een afwijking van de (goot-)hoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het realiseren van een insteekhaven voor een boot;
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen op de tot 'Woondoeleinden' bestemde gronden, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
3.3.2

Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

3.3.3

De in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zinde, en werkzaamheden, zoals genoemd onder sub a mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische en de landschappelijke waarden van het gebied.

3.3.4

De in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, zoals genoemd onder sub b mits:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder in-grijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van een pand of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen one-venredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor afwijking van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 en toestaan dat bij een hoofdgebouw een schiphuis wordt gebouwd, mits:
    • 1. per hoofdgebouw ten hoogste één schiphuis wordt gebouwd;
    • 2. de hoogte van een schiphuis ten hoogste 4,00 m zal bedragen;
    • 3. de dakhelling van een schiphuis ten minste 15° zal bedragen;
    • 4. de oppervlakte van een schiphuis ten hoogste 25 m² zal bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.2 onder b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de karakteristieke hoofdvorm van het oorspronkelijke hoofdgebouw behouden blijft, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek';
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden;
    • 3. de inhoud van het hoofdgebouw inclusief de uitbreidingen ten hoogste 750 m³ zal bedragen;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 30% van het bouwperceel zal bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.2 onder c en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot 5,50 m;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.2 onder d en lid 3.2.3 onder c en toestaan dat de dakhelling van een gebouw wordt verlaagd tot 0°;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.2 onder e en lid 3.2.3 onder d en toestaan dat de dakhelling van gebouwen wordt verhoogd tot 80º;
  • f. het bepaalde in lid 3.2.3 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot 100 m², mits:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een agrarische hobbyactiviteit dan wel, indien een andere functie krachtens deze bestemming is toegestaan, ten behoeve van de uitoefening van die functie;
  • g. het bepaalde in lid 3.2.3, sub a, en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen zal worden vergroot tot
    150 m² , mits het gezamenlijke oppervlak van aan-, uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 50% van het bestaande gezamenlijke
    bebouwde oppervlak van aan-, uitbouwen en bijgebouwen.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

3.5.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.5.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
  • d. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag;
  • f. het storten van puin en afvalstoffen;
  • g. het realiseren van een ligplaats voor boten, anders dan voor eigen gebruik;
  • h. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden en/of verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, kunstnijverheid en ateliers;
  • k. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de verhuur van boten, fietsen en andere recreatieve vervoermiddelen;
  • l. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • m. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    1. meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • n. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor afwijking van:

  • a. het bepaalde in lid 3.5.2 sub b juncto lid 3.5.1 en toestaan dat hoofdgebouwen mogen worden gebruikt voor:
    • 1. 2 woningen mits de inhoud van het hoofdgebouw ten minste 1000
      m³ en ten hoogste 1500 m³ bedraagt;
    • 2. 3 woningen mits de inhoud van het hoofdgebouw ten minste 1500
      m³ bedraagt.
3.6.2

Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 3.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 4 Maatschappelijke doeleinden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijke doeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. religieuze doeleinden;
    • 2. sociaal-culturele doeleinden;

waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1

Voor het bouwen van de in lid 4.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een gebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
4.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de archeologische waarden, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor afwijking van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

4.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag;
  • d. het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het realiseren van een ligplaats voor boten, anders dan voor eigen gebruik;
  • f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 4.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 5 Bedrijfsdoeleinden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijfsdoeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in Bijlage 3 bij het volgnummer dat in het bestemmingsvlak is aangegeven, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd en, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend de in lid 5.1 sub a, b en c genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. per bestemmingsvlak zullen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;
  • e. de goothoogte van een bedrijfsgebouw zal maximaal 4,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een bedrijfsgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • g. de dakhelling van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;
  • h. een inhoud van een bedrijfswoning zal maximaal 750 m³ bedragen;
  • i. de goothoogte van een bedrijfswoning zal maximaal 5,50 m bedragen;
  • j. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° bedragen;
  • k. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
  • l. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning zal maximaal 75 m² bedragen;
  • m. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal maximaal 3,00 m bedragen;
  • n. de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;
5.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.2.3

In afwijking van en/of in aanvulling op het bepaalde in sub 5.2.1 geldt voor de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' dat de hoofdvorm van de als zodanig aangeduide gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat een afwijking van de (goot-)hoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen op de tot 'Bedrijfsdoeleinden' bestemde gronden, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
5.3.2

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
5.3.3

De in lid 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van een pand of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1 onder b en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.1 sub e en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m;
  • c. het bepaalde in lid 5.2.1 sub f en j en toestaan dat de dakhelling van een bedrijfsgebouw en/of bedrijfswoning wordt verlaagd tot 0°;
  • d. het bepaalde in lid 5.2.1 sub g, k en n en toestaan dat de dakhelling van een bedrijfsgebouw, bedrijfswoning en/of aan- en uitbouw en/of bijgebouw wordt vergroot tot 80°.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

5.5.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 5.5.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden en/of verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, kunstnijverheid en ateliers;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • h. het realiseren van een ligplaats voor boten, anders dan voor eigen gebruik.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1. sub a juncto lid 5.5.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. het bepaalde in lid 5.1 sub a juncto lid 5.5.1 en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven, welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met het bedrijf genoemd in bijlage 2 bij het volgnummer dat in het bestemmingsvlak is aangegeven, mits dit bedrijf is genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 of 2, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, één en ander met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
5.6.2

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 6 Agrarische bedrijven

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarische bedrijven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. agrarische bedrijven, met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, rietteelt daaronder begrepen;
    • 2. bedrijfswoningen, tenzij de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'geen bedrijfswoning toegestaan';
  • b. aan- en uitbouwen van en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met de in lid 6.1 sub a, onder 2 genoemde doeleinden worden gebouwd;
  • b. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal per agrarisch bedrijf ten hoogste één bedragen met uitzondering van de gronden welke op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'twee bedrijfswoningen toegestaan', in welk geval maximaal twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • d. een afzonderlijk bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 1500 m²;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen zal maximaal 2000 m² bedragen;
  • f. de goothoogte van een bedrijfsgebouw zal maximaal 4,00 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een bedrijfsgebouw zal ten minste 25° bedragen;
  • h. de dakhelling van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;
  • i. de nokhoogte van een bedrijfsgebouw zal maximaal 14,00 m bedragen;
  • j. een bedrijfswoning zal maximaal 750 m³ bedragen;
  • k. de goothoogte van een bedrijfswoning zal maximaal 5,50 m bedragen;
  • l. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° bedragen;
  • m. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
  • n. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning zal maximaal 75 m² bedragen;
  • o. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal maximaal 3,00 m bedragen;
  • p. de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;
6.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 sub b en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.1 sub c en toestaan dat per agrarisch bedrijf een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits de gronden op de kaart niet zijn voorzien van de aanduiding 'geen bedrijfswoning toegestaan';
  • c. het bepaalde in lid 6.2.1 sub d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen per bestemmingsvlak wordt vergroot tot 3000 m²;
  • d. het bepaalde in lid 6.2.1 sub f en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m;
  • e. het bepaalde in lid 6.2.1 sub g en l en toestaan dat de dakhelling van een bedrijfsgebouw en/of bedrijfswoning wordt verlaagd tot 0°;
  • f. het bepaalde in lid 6.2.1 sub h, m en p en toestaan dat de dakhelling van een bedrijfsgebouw, bedrijfswoning en/of aan- en uitbouw en/of bijgebouw wordt vergroot tot 80°.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

6.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 6.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een tuinbouwbedrijf;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, kunstnijverheid en ateliers;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de verhuur van boten, fietsen en andere recreatieve vervoermiddelen;
  • h. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • j. het realiseren van een ligplaats voor boten, anders dan voor eigen gebruik.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Recreatieve doeleinden 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatieve doeleinden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen, voorzover ten dienste van de recreatie, ten behoeve van:
    • 1. een zeilschool;
    • 2. een botenverhuurbedrijf;
    • 3. een complementair horecabedrijf;
    • 4. een groepsaccommodatie;

indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'watersportcentrum toegestaan';

  • b. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. appartementen;
    • 2. een pension;
    • 3. een horecabedrijf in de vorm van een theeschenkerij;

indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'verblijfsrecreatie toegestaan';

  • c. bedrijfswoningen, tenzij de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'geen bedrijfswoning toegestaan';
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;
  • e. standplaatsen voor kampeermiddelen, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'kampeerterrein toegestaan';
  • f. gebouwen, voorzover ten dienste van een kampeerterrein, ten behoeve van:
    • 1. sanitaire voorzieningen;
    • 2. onderhoud en beheer;
  • g. aanleggelegenheid, zoals een haven;

waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd en, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde functies worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;
  • c. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een bedrijfsgebouw zal maximaal 4,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een bedrijfsgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • f. de dakhelling van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;
  • g. een bedrijfswoning zal maximaal 750 m³ bedragen;
  • h. de goothoogte van een bedrijfswoning zal maximaal 5,50 m bedragen;
  • i. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° bedragen;
  • j. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
  • k. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning zal maximaal 75 m² bedragen;
  • l. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal maximaal 3,00 m bedragen;
  • m. de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;
  • n. het gezamenlijke oppervlak van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, onderhoud en beheer zal maximaal 100 m² bedragen;
  • o. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, onderhoud en beheer zal maximaal 3,00 m bedragen.
7.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.2.3

In afwijking van en/of in aanvulling op het bepaalde in sub 7.2.1 geldt voor de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' dat de hoofdvorm van de als zodanig aangeduide gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat een afwijking van de (goot-)hoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen op de tot 'Recreatieve doeleinden 1' bestemde gronden, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
7.3.2

Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

7.3.3

De in lid 7.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van een pand of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1 sub c en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.1 sub d en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.1 sub e en i en toestaan dat de dakhelling van een bedrijfsgebouw en/of bedrijfswoning wordt verlaagd tot 0°;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.1 sub f, j en m en toestaan dat de dakhelling van een bedrijfsgebouw, bedrijfswoning en/of aan- en uitbouw en/of bijgebouw wordt vergroot tot 80°.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

7.5.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 7.5.1., wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond -en bodemspecie en zandopslag;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, kunstnijverheid en ateliers;
  • e. het gebruik van de gronden als ligplaats voor een woonschip;
  • f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, voorzover niet aangeduid met de aanduiding 'kampeerterrein toegestaan';
  • g. het gebruik van de gronden als standplaats voor meer dan het op de kaart aangegeven maximum aantal standplaatsen voor kampeermiddelen;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8 Recreatieve doeleinden 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatieve doeleinden 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. aanleggelegenheid, zoals een haven;
    waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. gebouwen, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'gebouw toegestaan';
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'gebouw toegestaan';
  • b. de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
8.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

8.3.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 8.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 9 Nutsdoeleinden

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Nutsdoeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 45° bedragen.
9.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

9.3.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 9.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, kunstnijverheid en ateliers;
  • f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 10 Landschappelijk waardevol landbouwgebied

10.1 Bestemmingsbepalingen

De voor 'Landschappelijk waardevol landbouwgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond, waarbij de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de archeologische en landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
  • b. een standplaats voor één caravan, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'caravan toegestaan';
  • c. het stallen van caravans, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'caravanstalling toegestaan';
  • d. een gebouw ten behoeve van het stallen van caravans, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'caravanstalling toegestaan';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. (dag)recreatieve voorzieningen voor eigen gebruik;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder overkappingen.
10.2 Bouwregels
10.2.1

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'caravanstalling toegestaan';

b. de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen.

10.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'caravanstalling toegestaan';
  • b. de hoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten en/of verwijderen van bebossing en beplanting;
  • b. het realiseren van een ligplaats voor een boot;
  • c. het aanleggen, verharden en/of verbreden van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijk historische vindplaatsen worden uitgevoerd.
10.3.2

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
10.3.3

De in lid 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische en de landschappelijke waarden van het gebied.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

10.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 10.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaatsen voor kampeermiddelen, tenzij:
    • 1. de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'caravan toegestaan', in welk geval een standplaats voor één caravan is toegestaan gedurende de periode van 1 mei tot en met 31 augustus;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • f. het realiseren van een ligplaats voor boten, anders dan voor eigen gebruik;
  • g. het realiseren van (dag)recreatieve voorzieningen, anders dan voor eigen gebruik;
  • h. het gebruik van de gronden, die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'caravanstalling toegestaan', voor het stallen van meer dan 2 caravans.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 11 Bebossing

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bebossing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bebossing, waarbij de instandhouding van de archeologische en landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. een gebouw ten behoeve van onderhoud en beheer, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'gebouw toegestaan';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. (dag)recreatieve voorzieningen voor eigen gebruik;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1

Voor het bouwen van een gebouw geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van een gebouw, zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
11.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten en/of verwijderen van bebossing en beplanting;
  • b. het realiseren van een ligplaats voor een boot;
  • c. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijk historische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor (dag)recreatieve voorzieningen, anders dan voor eigen gebruik;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van onderhoud en beheer.
11.3.2

Het in lid 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
11.3.3

De in lid 11.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische en de landschappelijke waarden van het gebied.

11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

11.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 11.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • f. het realiseren van een ligplaats voor boten, anders dan voor eigen gebruik;
  • g. het realiseren van dagrecreatieve voorzieningen, anders dan voor eigen gebruik.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 12 Verkeersdoeleinden

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeersdoeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterkering;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
met daaraan ondergeschikt:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tuinen en erven;

met de daarbijbehorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels
12.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

12.3.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 12.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond -en bodemspecie en zandopslag;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • f. het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de kaart aangegeven dwarsprofiel.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
12.4.1

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 12.3.2 onder f, en toestaan dat wordt afgeweken van het op de kaart aangegeven dwarsprofiel, mits hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt.
12.4.2

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten, grachten en vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • b. riet- en oeverland;
  • c. bruggen;
  • d. aanleggelegenheid;

waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:

  • e. (dag)recreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;
  • b. de hoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m vanaf het winter(water)peil bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.2 sub a en toestaan dat steigers, vlonders en/of plankieren worden gebouwd, mits de hoogte ten hoogste 0,50 m vanaf het winter(water)peil zal bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 13.2.2 sub b en toestaan dat de hoogte van oeverbeschoeiingen wordt verhoogd tot 1,00 m vanaf het winter(water)peil.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

13.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 13.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van afval;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond -en bodemspecie en zandopslag, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van de gronden als ligplaats voor een woonschip;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • h. het realiseren van een ligplaats voor boten, anders dan voor eigen gebruik.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.4.1., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of uitbreiden van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor bewoners/gebruikers, en indien van toepassing werknemers en bezoekers, volgens de normering zoals is opgenomen "Notitie parkeernormen Steenwijkerland". Deze parkeergelegenheid moet zijn aangebracht in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw behoort.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien:
    • 1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. op andere wijze in de nodige parkeer-of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:

  • a. de op de kaart of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop en/of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen en/ of bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van (hoofd)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;

  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. deze vergroting niet meer dan 20 m² per plaatselijke verhoging zal bedragen;
    • 2. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
16.2 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen

Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het beheersverordening 'Wetering'.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Steenwijkerland van ..............

Mij bekend,

de raadsgriffier.