Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22H, Buurtsteeg 3 en 3a Blankenham
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1708.WNPBuurtsteeg3OP-ON01

Regels

 
Preambule
 
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie 'Buurtsteeg 3 eb 3a te Blankenham’ en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22H) van het omgevingsplan van de gemeente Steenwijkerland. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, lid 2 Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
 
De in dit op www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22H van het omgevingsplan van de gemeente Steenwijkerland. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22H.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22H.' gelezen worden.
 
1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Toepassingsbereik
 
  1. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Buurtsteeg 3 en 3a te Blankenham, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1708.WNPBuurtsteeg3OP-ON01 zoals vastgelegd op https://omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart.
 
Artikel 2 Toepassing begripsbepalingen
 
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in artikel 2 daarvan is afgeweken.
Artikel 3 Aanvullende bepalingen
 
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen
 
3.1 TAM-omgevingsplan
het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22H, Buurtsteeg 3 en 3a Blankenham met identificatienummer NL.IMRO.1708.WNPBuurtsteeg3OP-ON01 van de Gemeente Steenwijkerland;
 
3.2 Omgevingsplan
het omgevingsplan van de Gemeente Steenwijkerland;
 
3.3 Aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.
 
3.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
3.5 Achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
 
3.6 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een productiegerichte paardenhouderij, niet zijnde een agrarische nevenactiviteit.
 
3.7 agrarisch bedrijfsmatig gebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Hieronder wordt mede verstaan een rietteeltbedrijf.
 
3.8 agrarisch hobbymatig gebruik
het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet gericht op het voortbrengen van producten ten behoeve van een agrarisch bedrijf.
 
3.9 agrarisch
het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
 
3.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.
 
3.11 bebouwingspercentage
het percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
 
3.12 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten. Aan-huisverbonden beroepen en bedrijven niet daaronder begrepen.
 
3.13 bedrijfsmatig
via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.
 
3.14 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw en/of terrein.
 
3.15 begane grond
het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de gemiddelde hoogte.
 
3.16 beheersverordening
de beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland 2014van de gemeente Steenwijkerland, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1708.BuitengebiedSTWVV-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
3.17 bestaand
de op legale wijze gerealiseerde of realiseerbare bebouwing of het op legale wijze gerealiseerde of realiseerbare gebruik ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening.
 
3.18 bevoegd gezag
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland.
 
3.19 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
3.20 Bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
  
3.21 Buitenopslag
het opslaan van mest akkerbouwproducten en/of andere agrarische producten in de openlucht, uitgezonderd caravans, campers en dergelijken.
 
3.22 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
3.23 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak
 
3.24 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
3.25 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel
 
3.26 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
3.27 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
3.28 Carport
een bouwwerk met tenminste een dak en maximaal van twee wanden voorzien, inclusief bestaande wanden.
 
3.29 Containerveld
uitgespreid afdekmateriaal, al dan niet op of met ondersteunende constructie, waarbij de relatie van de grond en het te telen product is verbroken en bestemd voor vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen-, planten- en boomteelt.
 
3.30 Daghoreca
een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren.
 
3.31 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren, van goederen aan diegenen die, die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
    
3.32 Erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
 
3.33 Erfafscheiding
afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.
 
3.34 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
3.35 Hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
3.36 Horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
 
3.37 Mestopslagplaatsen
Een locatie waar mest wordt opgeslagen voordat het wordt gebruikt als meststof op landbouwgrond. Dit kan zowel vaste mest als drijfmest zijn.
 
3.38 Minicamping
terrein of plaats met maximaal 20 kampeerplaatsen, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, gedurende de periode van 15 maart tot 1 november van elk kalenderjaar
 
3.39 Paardenbak
een onoverdekte en omheinde, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.
 
3.40 Watervoorzieningen
Water en voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
 
3.41 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen
 
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
4.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
 
4.2 het bebouwingspercentage:
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
 
4.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
4.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
4.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
4.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
 
4.7 de horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
 
4.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
4.9 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.
 
4.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
4.11 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  
4.12 de ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,00 meter.
 
4.13 de verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
 
Artikel 5 Aanvraagvereisten
 
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Artikel 6 Algemeen gebruiksverbod
 
Het is verboden om gronden en/of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies en activiteiten.
Artikel 7 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing en uitvoering erfinrichtingsplan
 
Tot een met de functie strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 8.2, 9.2 10.2 en 11.2 opgenomen functieomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in de Bijlage 1 van de regels opgenomen ‘Erfinrichtingsplan Blankenham 3 en 3a Blankenham’, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en waarbij de nieuwe woning niet eerder mag worden gebouwd dan nadat de stal aan de voorzijde nog niet is gesloopt.
2 Functies en activiteiten
Artikel 8 Agrarisch met waarden
 
8.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als ‘Agrarisch met waarden’.
 
8.2 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als ‘Agrarisch met waarden’ heeft de volgende functies:
  1. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  2. agrarisch hobbymatig gebruik;
  3. bescherming, instandhouding en versterking van de aanwezige natuurlijke en/of landschappelijke waarden;
  4. Instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuur- en landschapselementen, water en oevervegetaties.
Met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingsvoorzieningen;
  2. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  3. recreatief medegebruik, voor zover dit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  4. watervoorzieningen
 
8.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
8.3.1 Gebouwen
Op gronden met de functie ‘Agrarisch met waarden’ mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. bestaande gebouwen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal de bestaande bouwhoogte bedraagt.
 
8.3.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Op gronden met de functie ‘Agrarisch met waarden’ mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. omheiningen, uitsluitend in de vorm van draadomheining, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1 meter bedraagt;
  2. voerderruiven, drinkbakken en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
  3. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van het instandhouden, versterken en/of ontwikkelen van de in artikel 9.1 genoemde natuur- en landschapselementen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2,00 meter bedraagt;
  4. bestaande bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal de bestaande bouwhoogte bedraagt.
 
8.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
8.4.1 Teeltondersteunende voorzieningen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen te plaatsen.
 
8.4.2. Paardenbak
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een paardenbak te realiseren.
 
8.5 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit
8.5.1 Paardenbak
Een omgevingsvergunning kan worden verleend uitsluitend worden verleend indien:
  1. De volledige paardenbak dient te worden gerealiseerd binnen een straal van 70 meter, gemeten vanaf het aangrenzende en bij de functie behorende hoofdgebouw;
  2. De paardenbak dient op minimaal 50 meter afstand van de woning van derden te worden aangelegd;
  3. De paardenbak heeft een maximale afmeting van 20 x 40 meter;
  4. De paardenbak dient in het achtererf gerealiseerd te worden;
  5. Er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;
  6. De bouwhoogte van de omheining rond een paardenbak is maximaal 1,50 meter, met dien verstande dat de lichtmasten ten hoogste 5,50 meter mogen bedragen;
  7. De plaatsing van lichtmasten bij de paardenbak is uitsluitend toegestaan indien dit geen lichthinder tot gevolg heeft.
 
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.6.1 Regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden, met de functie ‘Agrarisch met waarden’, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen, met dien verstande, dat ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde' voor het aanleggen van containervelden geen vergunning kan worden verleend;
  2. het scheuren van grasland en/of rietland;
  3. het aanbrengen van (bovengrondse) leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  4. het verrichten van exploitatieboringen;
  5. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  6. het wijzigen van de bodemstructuur, het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem met meer dan 0,20 meter;
  7. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
  8. het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  9. het dempen van oppervlaktewater;
  10. het vergraven van oevers;
  11. het verleggen van watergangen.
 
8.6.2. Uitzonderingen
Het verbod in artikel 8.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die;
  1. Het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  2. Worden verricht in het kader van normaal bodemgebruik;
  3. Reeds in uitvoering zijn, of beschikken over een vergunning, op het moment van inwerkingtreding van dit plan;
  4. Deel uitmaken van activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan, zoals bedoeld in de Omgevingswet.
 
8.6.3. Voorwaarden
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien;
  1. De werken of werkzaamheden de waarden en doeleinden genoemd in artikel 8.1 niet onevenredig aantasten.
  2. De gevolgen van de werken of werkzaamheden, direct of indirect, de waarden en doeleinden genoemd in artikel 8.1 niet onevenredig aantasten.
  3. De mogelijkheden voor herstel van de waarden niet wezenlijk worden verkleind.
 
8.6.4. Advies
Het bevoegd gezag vraagt advies aan het bevoegde waterschapsgezag, alvorens een vergunning verleend kan worden in de volgende gevallen:
  1. Indien er meer dan 750 m2 extra verhard oppervlakte gerealiseerd wordt;
  2. Gronden worden afgegraven met als doel meer dan 750 m2 oppervlaktewater te realiseren.
 
Artikel 9 Groen
 
9.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als ‘Groen’.
 
9.2 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als ‘Groen’ heeft de volgende functies:
  1. Groenvoorzieningen, structurele beplantingen en plantsoenen;
  2. Recreatief medegebruik;
  3. Watervoorzieningen;
 
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om, zonder toestemming van het bevoegd gezag, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. Het vellen en/of rooien van houtgewas;
  2. Het verrichten van werkzaamheden die de dood of ernstige beschadiging van houtgewas kunnen veroorzaken.
 
9.3.2. Uitzonderingen
Het verbod in artikel 9.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die;
  1. Het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  2. Worden verricht in het kader van normaal bodemgebruik;
  3. Reeds in uitvoering zijn, of beschikken over een vergunning, op het moment van inwerkingtreding van dit plan;
 
9.3.3. Voorwaarden
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien;
  1. De werken of werkzaamheden de waarden en doeleinden genoemd in artikel 9.1 niet onevenredig aantasten.
  2. De gevolgen van de werken of werkzaamheden, direct of indirect, de waarden en doeleinden genoemd in artikel 9.1 niet onevenredig aantasten.
  3. De mogelijkheden voor herstel van de waarden niet wezenlijk worden verkleind.
 
Artikel 10 Tuin
 
10.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als ‘Tuin’
 
10.2 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als ‘tuin’ heeft de volgende functies:
  1. Tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen (hoofd)gebouwen
met de daarbij behorende:
  1. Erven;
  2. Watervoorzieningen;
  3. Ontsluitings- en parkeervoorzieningen.
 
10.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
10.3.1 Algemeen
Op de voor de functie ‘Tuin’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, ten dienste van de functie ‘tuin’, danwel de aangrenzende functie ‘wonen’, met dien verstande dat:
  1. Erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt;
  2. Vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter bedraagt;
  3. Erkers, luifels, balkons en dergelijke mits;
    1. De diepte gemeten vanaf de bouwgrens van de woning maximaal 1,00 meter bedraagt;
    2. De breedte niet meer bedraagt dan 2/3e van de breedte van de woning;
    3. De goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter.
 
Artikel 11 Wonen - Buitengebied
 
11.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op gronden met de functie Wonen - Buitengebied
 
11.2 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als ‘Wonen-Buitengebied’ heeft de volgende functies:
  1. Wonen in een woning;
  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘paardenbak’ is een paardenbak toegestaan;
  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van het houden van jongvee’ is het houden van maximaal 20 stuks jongvee toegestaan;
  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘wonen - boerderij’ is de welstandsnota van toepassing volgens bijlage 22H.1, zoals deze is opgenomen als bijlage 3 van de regels van dit TAM Omgevingsplan;
  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ is de welstandsnota van toepassing volgens bijlage 22H.2, zoals deze is opgenomen als bijlage 4 van de regels van dit TAM Omgevingsplan;
  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘wonen – nieuwe woning’ is de welstandsnota van toepassing volgens bijlage 22H.2, zoals deze is opgenomen als bijlage 5 van de regels van dit TAM Omgevingsplan;
Met de daarbij behorende:
  1. Tuinen en erven;
  2. Ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  3. Watervoorzieningen.
 
11.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
11.3.1 Algemeen
Op de gronden met de functie Wonen-Buitengebied mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd:
  1. Woningen, uitsluitend binnen de functieaanduiding ‘bouwvlak’; (11.3.2)
  2. Bijbehorende bouwwerken uitsluitend binnen de aanduiding ‘bouwvlak’; (11.3.3)
  3. Bouwwerken geen gebouw zijnde, uitgezonderd vlaggenmasten en erfafscheidingen, uitsluitend binnen de aanduiding ‘bouwvlak’ (11.3.4)
               
11.3.2 – Woningen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' maximaal het aangeduide aantal woningen is toegestaan;
  2. Woningen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
  3. De voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  4. De inhoud van een woning bedraagt maximaal 750 m3, of de bestaande legale maximale inhoud indien deze groter is;
  5. De goothoogte van een woning bedraagt maximaal 5,5 meter;
  6. De bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 9 meter;
  7. De woningen worden voorzien met een kap met een dakhelling van minimaal 30* en maximaal 60* graden.
 
11.3.3. – Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken behorende bij de woning gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijbehorende bouwwerken dienen in het achtererfgebied te worden gebouwd;
  2. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal de oppervlakte zoals weergegeven ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding maximum oppervlakte bijgebouwen (m2)‘;
  3. Maximaal 60% van het achtererf mag bebouwd worden;
  4. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  5. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 80% van de bouwhoogte van de woning;
  6. Bijbehorende bouwwerken worden met een kap van minimaal 300 en maximaal 600 afgedekt.
 
11.3.4 – Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. Bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en een vlaggenmast;
  2. De hoogte van een vlaggenmast mag maximaal 6,00 meter bedragen;
  3. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met uitzondering van de erfafscheidingen die zich in het voorerfgebied bevinden, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
  4. Een carport wordt op een afstand van minimaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘paardenbak’ een paardenbak is toegestaan met de afmeting van 20 x 40 meter, de bouwhoogte van de afrastering rond de paardenbak bedraagt maximaal 1,50 meter met uitzondering van de hoogte van de lichtmasten die maximaal 5 meter bedraagt.
   
11.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
11.4.1. Dakhelling woning
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een andere dakhelling te realiseren dan gesteld in 11.3.2
 
11.4.2. Bewoning van een woning door meer dan één huishouden
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning een woning te bewonen met meer dan één huishouden
 
11.4.3. Groter oppervlakte van bijbehorend bouwwerken na sanering
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken te realiseren dan gesteld in 11.3.3.
 
11.4.4. Vergroten van de inhoud van de woning en gedeeltelijk bouwen buiten het bouwvlak
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning met een grotere inhoud te realiseren dan het maximum dat gesteld is in 11.3.2.
 
11.4.5. Vergroten van de goothoogte van de woning
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning met een hogere goothoogte te realiseren dan het maximum dat gesteld is in 11.3.2.
 
11.4.6. Samenvoegen van woningen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning woningen samen te voegen.
 
11.4.7. Woningsplitsing
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een bestaande woning te splitsen naar meerdere wooneenheden.
 
11.4.8. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit uit te oefenen.
 
11.4.9. Complementaire daghoreca
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning complementaire daghoreca als ondergeschikte nevenactiviteit uit te oefenen.
 
11.4.10. Bed & Breakfast
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een gelegenheid ten behoeve van het verlenen van bed & breakfast aan te bieden.
 
11.4.11. Paardenbak
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een paardenbak te realiseren.
       
11.5 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit
Elke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit dient ten minste te voldoen aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en dient er onevenredige aantasting plaats te vinden van
  1. De verkeersveiligheid;
  2. Het woon- en leefklimaat;
  3. De milieusituatie;
  4. De gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
  5. Er dient sprake te zijn van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein
 
11.5.1. Groter oppervlakte van bijbehorende bouwwerken na sanering
Een omgevingsvergunning kan worden verleend met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. Er dient sprake te zijn van sloop en maximaal 75% van de gesloopte bebouwing mag terug worden gebouwd.
 
11.5.3. Samenvoegen van woningen
Een omgevingsvergunning kan worden verleend met dien verstande dat:
  1. De woningsplitsing vanuit stedenbouwkundigoogpunt aanvaardbaar is;
  2. De inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mag worden vergroot.
 
11.5.4. Woningsplitsing
Een omgevingsvergunning kan worden verleend met dien verstande dat:
  1. De te splitsen woning heeft ten minste een inhoud van 600 m3;
  2. Na splitsing heeft elke woning ten minste een inhoud van 250 m3;
  3. De woningsplitsing vanuit stedenbouwkundigoogpunt aanvaardbaar is;
  4. samenvoeging van woningen in een rij aaneengesloten soortgelijke woningen is niet toegestaan;
  5. De inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mag worden vergroot.
 
11.5.5. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit
Een omgevingsvergunning kan worden verleend met dien verstande dat:
  1. De ruimtes welke worden gebruikt ten behoeve van ondergeschikte detailhandel bevinden zich op de begane grond van de woning of een bijbehorend bouwwerk;
  2. Maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor een nevenactiviteit, zoals bedoeld in 11.5.5., 11.5.6, 11.5.7 en 11.6.1.;
  3. Er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarvan minstens één de bewoner is;
  4. De oppervlakte van productiegebonden detailhandel mag maximaal 10% van het brutovloeroppervlakte, tot een maximum van 150 m2 bedragen;
  5. Etalages zijn niet toegestaan;
  6. Er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan, van maximaal 20x30 cm;
  7. Verkoop van producten met veiligheidsrisico niet zijn toegestaan;
  8. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform de Nota parkeernormen Steenwijkerland.
  9. Er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
 
11.5.6. Complementaire daghoreca als ondergeschikte nevenactiviteit
Een omgevingsvergunning kan worden verleend met dien verstande dat:
  1. De ruimtes welke toegankelijk zijn voor bezoekers bevinden zich op de begane grond van de woning of een bijbehorend bouwwerk;
  2. Maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor een nevenactiviteit, zoals bedoeld in 11.5.5., 11.5.6, 11.5.7 en 11.6.1.;
  3. De totale oppervlakte van de daghoreca beslaat, inclusief terras, maximaal 100 m2
  4. Minimaal 1 bewoner dient werkzaam te zijn in het horecabedrijf;
  5. Er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan, van maximaal 20x30 cm;
  6. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform de Nota parkeernormen Steenwijkerland.
 
11.5.7. Bed & breakfast
Een omgevingsvergunning kan worden verleend met dien verstande dat:
  1. Er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel gerealiseerd mogen worden, ten behoeve van gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;
  2. Maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor een nevenactiviteit, zoals bedoeld in 11.5.5., 11.5.6, 11.5.7 en 11.6.1.;
  3. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform de Nota parkeernormen Steenwijkerland;
  4. Er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.
 
11.6 Specifieke functieregels
11.6.1. Beroep of bedrijf aan huis
Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, zoals benoemd in bijlage 2 bij de regels, is toegestaan, mits:
  1. Een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt uitsluitend uitgeoefend in de bedrijfswoning of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  2. Maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  3. De verschijningsvorm als woning mag niet wezenlijk worden aangetast;
  4. Er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens 1 persoon tevens de bewoner van de woning is;
  5. Er is maximaal één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20x30 cm;
  6. Er wordt in voldoende mate voorzien in de parkeerbehoefte, overeenkomstig met de Nota parkeernormen Steenwijkerland, of diens rechtsopvolger;
  7. Er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop van aan het betreffende beroep/bedrijf aan huis gerelateerde producten. Met dien verstande dat maximaal 10% van de vloeroppervlakte waar een beroep/bedrijf aan huis uitgeoefend mag worden gebruikt mag worden voor detailhandel;
  8. Er geen buitenopslag plaatsvindt;
  9. Er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  10. Er geen onevenredige aantasting plaats vindt van het woon- en leefklimaat.
 
Artikel 12 Waarde - Archeologie 2
 
12.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op gronden met de gebiedsaanwijzing ‘Waarde – Archeologie 2’.
 
12.2 Functieomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede aangewezen voor bescherming van de aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
 
12.3 Omgevingsvergunning voor het bouwen op een locatie met de waarde Archeologie 2
12.3.1. Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Ter plaatse van gronden met de ‘waarde – Archeologie 2’ is het niet toegestaan om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen, indien;
  1. De oppervlakte groter is dan 250 m2 en de locatie is gelegen binnen de bebouwde kom;
  2. De oppervlakte groter is dan 2500 m2 en de locatie is gelegen buiten de bebouwde kom.
 
12.3.2. Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
  1. Een aanvullend en/of een definitief archeologisch rapport waarin, naar oordeel van het bevoegd gezag, de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld.
 
12.3.3. Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het bouwen
De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien en voor zover uit het archeologisch rapport blijkt dat:
  1. De archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en;
  2. In voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard of gedocumenteerd, dan wel:
  3. In voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
 
12.3.4. Aanvullende beoordelingsregel omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in 12.3.2. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de onderstaande voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1. Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 12.4.2., zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren;
  1. Over een oppervlakte groter dan 250m2 binnen de bebouwde kom en voor zover het dieper gaat dan 50 cm beneden het maaiveld;
  2. Over een oppervlakte groter dan 2500m2 buiten de bebouwde kom en voor zover het dieper gaat dan 50 cm beneden het maaiveld.
  3. Voor zover het gaat over:
    1. Het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. Het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
    3. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
12.4.2. Uitzondering vergunningplichtige gevallen
Het bepaalde in lid 12.4.1 is niet van toepassing bij werkzaamheden indien:
  1. Door middel van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn;
  2. Het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  3. Werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
  4. De werken en werkzaamheden worden verricht in het kader van een aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.
 
12.4.3. Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
  1. Een aanvullend en/of een definitief archeologisch rapport waarin, naar oordeel van het bevoegd gezag, de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld.
        
12.4.4. Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:
  1. De archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en;
  2. In voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard of gedocumenteerd, dan wel:
  3. In voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
 
12.4.5. Aanvullende beoordelingsregel omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Indien uit het in 12.3.2. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de onderstaande voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene bouwregels
 
14.1 Parkeernormen
In het geval er nieuwe ontwikkelingen worden gerealiseerd binnen het plangebied dient de Nota Parkeernormen Steenwijkerland te worden gehanteerd. Parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd.
 
14.2 Ondergrond bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding ‘bouwvlak’;
  2. De oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  3. De ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen;
  4. Om het ondergrondse bouwwerk toegankelijk te maken is overschrijding van het bouwvlak toegestaan, mits niet ter plekke van het voorerf wordt gebouwd;
  5. De regels van de desbetreffende functie zijn overeenkomstig van toepassing.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
 
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Buurtsteeg 3 en 3a te Blankenham' aanwezig of in uitvoering is, of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit 'TAM-omgevingsplan Buursteeg 3 en 3a te Blankenham’, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Buurtsteeg 3 en 3a te Blankenham', maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende omgevingsplan van rechtswege, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.
 
15.2 Overgangsrecht functioneel gebruik
  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van de functie (of andere gebiedsaanwijzing) als bedoeld in hoofdstuk 2 dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Buursteeg 3 en 3a te Blankenham' en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met dit 'TAM-omgevingsplan Buurststeeg 3 en 3a te Blankenham' strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit 'TAM-omgevingsplan Buursteeg 3 en 3a te Blankenham' strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Buursteeg 3 en 3a te Blankenham' voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat al in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan van rechtswege voor die locatie, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.