direct naar inhoud van ruimtelijke onderbouwing
Plan: zonnepark Willemsoord
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01

ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens een zonnepark te realiseren op gronden rondom de Helenahoeve in Willemsoord voor een periode van 25 jaar. Het project omvat vijf aaneengesloten percelen met zonnepanelen met een gezamenlijke oppervlakte van bijna 30 ha. De veldopstelling van zonnepanelen heeft een oppervlakte van bijna 19 hectare. 3 ha. is bestaand groen en er wordt 8 ha. nieuw groen toegevoegd.

Het project gaat uit versterking van bestaande houtwal- en laanstructuren en er wordt aan de oostzijde van het zonnepark een nieuw voet-/fietspad aangelegd dat een rondje Willemsoord mogelijk maakt.

Het initiatief wordt ondersteund door de stichting Duurzaam Willemsoord. De initiatiefnemer heeft het plan voor het zonnepark in samenspraak met de Duurzaam Willemsoord vormgegeven. Ook wordt ruimte geboden voor lokale initiatieven. Vanuit Duurzam Willemsoord is een energiecoöperatie opgericht.

De impact van het zonnepark op de omgeving is op deze locatie ruimtelijk gezien gering. De inpassing van het zonnepark binnen de kenmerkende houtwalstructuren van het kolonielandschap, aangevuld met afschermende beplanting langs de overige randen, zorgt ervoor dat het zonnepark straks vanuit de openbare ruimte niet of nauwelijks zichtbaar is. Dit is ook een nadukkelijke wens van de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0001.png"

Luchtfoto met daarop geprojecteerd de globale begrenzing van het projectgebied

1.2 Procedure

De gemeente kan met toepassing van artikel 2.12 lid 1, sub a onder 3 van de Wabo medewerking verlenen aan de aanvraag om omgevingsvergunning ten behoeve van de realisatie van een zonnepark inclusief transformatoren en inkoopstation, en de aanleg van een voet-/fietspad en kabels en leidingen ten behoeve van het zonnepark. De omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een periode van 25 jaar.

In artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 van de Wabo is bepaald dat voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan een omgevingsvergunning kan worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Deze ruimtelijke onderbouwing geeft inzicht in de aard en omvang van het plan en de wijze waarop het ruimtelijk is vormgegeven

1.3 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt in het kort de huidige situatie van het projectgebied uiteengezet en wordt aangegeven hoe de toekomstige situatie er uit zal zien. In hoofdstuk 3 staat beschreven welke beleidsmatige aspecten relevant zijn voor het onderhavig project. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitgevoerde onderzoeken. In laatste hoofdstukken komen tenslotte de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het projectgebied is gelegen ten noordoosten van het dorp Willemsoord, gelegen in de gemeente Steenwijkerland in de provincie Overijssel. De westkant van het projectgebied wordt afgesneden door de A32 met ten noorden en oosten de provinciale grens van Friesland.

Het projectgebied heeft een oppervlakte van bijna 30 hectare en bestaat uit de percelen kadastraal bekend als gemeente Steenwijk, sectie B met nummers 2535, 2696, 2699, 1324 en 2098. Momenteel bestaat het grondgebruik in het projectgebied uit akkerbouwgronden met teelt van aardappelen en een perceel met grasland. In het midden van de percelen staat een boerderij (Helenahoeve, Ronde Blesse 7) terwijl in het projectgebied zelf geen bebouwing aanwezig is. In de directe omgeving van de percelen staan enkele woonboerderijen en agrarische gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0002.png"

Luchtfoto met daarop geprojecteerd de globale begrenzing van het projectgebied

Kolonielandschap

Het projectgebied behoort tot het Kolonielandschap. Voor 1820 groeide er voornamelijk heide op de zandgronden in dit gebied. Op de heide werden de schapen geweid. In 1821-1823 is de kolonie Willemsoord gesticht door de Maatschappij van Weldadigheid. De Maatschappij van Weldadigheid is in 1818 opgericht op initiatief van een groep mensen onder leiding van Johannes van den Bosch en had als doel armoede te bestrijden. De zandgronden werden in cultuur gebracht met als doel ze voor de landbouw te gebruiken. Het gebied maakt onderdeel uit van de Stuwwal de Woldberg. Deze Stuwwal is gevormd in de Saalien-ijstijd, toen over een groot deel van Nederland landijs lag. In het landschap liggen enkel poelen/vennen. Deze zijn waarschijnlijk overblijfselen uit de laatste ijstijd het Wechselien. Tijdens deze periode werden zogenaamde pingoruïnes gevormd. Deze pingoruïnes zijn ontstaan toen een brok ijs dat door lagen aarde was bedekt begon te smelten. Hierdoor ontstond er een kom waarin vanwege de aanwezig keileemlaag water blijft staan. In het zuiden ligt het maaiveld om circa +9,5 m NAP, rond de Helenahoeve ligt het maaiveld op +8,7 m NAP en in het noorden betreft het maaiveld +3,3 m NAP. Ook ligt de snelweg grotendeels lager dan het projectgebied.

De huidige hoofdstructuur van dit landschap is in 1820 aangelegd. Voor die tijd bestond het landschap voornamelijk uit heidevelden die op/aan de rand van de stuwwal De Woldberg waren gelegen. Voor de komst van de kolonisten waren er al verschillende boerderijen in het gebied te vinden.

Op de topografische kaart uit 1725 staan drie boerderijen gecentreerd aangegeven op een hoger gelegen gebied in het landschap. Bij dit gebied staan twee namen geschreven Rondebles en Bles Hal. Het gebied rondom de boerderijen betrof een nat (veen)moeras.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0003.png"

Topografische kaart 1725

Het gebied van de Bles is tijdens de kolonisatie niet ontgonnen en heeft haar vorm en beplantingstructuren behouden. Dit is goed te zien op de topografische kaarten vanaf 1850. De verkaveling van de Kolonie van Weldadigheid begint exact aan de zuidzijde van het projectgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0004.png"

Historische kaart van de provincie Overijssel uit 1865 gemaakt door Kuypers. Binnen het witte kader ligt het projectgebied.

Na een pioniersperiode van de kolonie Willemsoord werden in 1864 drie grote langsboerderijen gesticht, de Hoeve Generaal Van den Bosch (Steenwijkerweg 175), de Hoeve Amsterdam (Amsterdamselaan 6) en de Hoeve Utrecht (Kon. Wilhelminalaan 42). Ze vormden de kern van de kolonie. In 1900 werd de Helenahoeve (Ronde Blesse 7) toegevoegd.

De oude ontginningstructuren versmolten in de daarop volgende jaren met de nieuwe ontginningstructuren. Het kleinschalige landschap met houtsingels en bosschages op De Bles verdwijnt langzaam. Van de op de historische kaart van 1925 vermelde beplantingstructuren, staan slechts nog enkele overeind. Deze beplantingstructuren bepalen vandaag de dag nog steeds het landschap in en rondom het projectgebied. De komst van het spoor en de snelweg vormden na 1925 de grootste landschappelijke impact op de Rondebles. Het gebied wordt door deze twee infrastructuren doorsneden.

In het projectgebied staan lanen en singels. De lanen worden gevormd voornamelijk gevormd door zomereiken. Op sommige plekken liggen ook essen. Verder bestaan de singels vooral uit autochtoon inheems plantmateriaal zoals meidoorn, hazelaar, kamperfoelie, vogelkers, krent, lijsterbes, boswilg, ruwe berk, eik en beuk. In deze singels is vaak opgehoogde grondwal aanwezig. Verder staan er vijf eiken op een rij in het noordelijk deel van het projectgebied. Deze bomen zijn restanten uit een voormalige houtwal horend bij de voormalige beplantingstructuren op de Ronde Blesse. Op het erf van de Helenahoeve staan op het voorerf twee grote linden en op het achtererf staat een opvallende ‘ronde’ groep eiken.

2.2 Toekomstige situatie

Zonnepark

Het zonnepark bestaat uit een veldopstelling van zonnepanelen over een oppervlakte van bijna 19 hectare, waarvan 12 ha daadwerkelijk bedekt is met panelen. Het totale projectgebied heeft een oppervlakte van bijna 30 hectare. De opstelling bestaat uit oostwest-georiënteerde panelen (ten zuiden van de Ronde Blesse) en zuid-georiënteerde panelen (ten noorden van de Ronde Blesse) met een gezamenlijk opgesteld vermogen van circa 23,4 MW (uitgaande van gebruik van 310 Wp-panelen) tot 27,1 MW (uitgaande van gebruik van 360 Wp-panelen). Het zonnepark heeft daarmee een positief effect op elektriciteitsproductie en vermeden emissies. De totale elektriciteitsproductie is gelijk aan het verbruik van circa 7.750-8.250 huishoudens. Een technische tekening van de opstelling van de zonnepanelen is opgenomen als Bijlage 1. Deze technische tekening is leidend voor het ontwerp van de landschappelijke inpassing.

De panelen worden geplaatst op een daarvoor geïnstalleerd frame, ook wel tafel genoemd. Deze tafels hebben een hoogte van 1,45 meter ten zuiden van de Ronde Blesse en een hoogte van 1,80 m ten noorden van de Ronde Blesse. De tafels worden in de bodem verankerd middels palen (tot circa 1 meter diep), zodat slechts zeer beperkte ontgraving nodig is.

Ter beveiliging wordt een omheining met een hoogte van 2 meter geplaatst om elke veldopstelling. Dit hekwerk bestaat uit houten palen (minimale diameter 100 mm) met groot rechthoekig gaas (fauna of wildraster met maaswijdte 15x15cm), om zo aan te sluiten bij de landschappelijke omgeving. Er worden maatregelen getroffen voor de faunapasseerbaarheid van het hekwerk voor kleine zoogdieren. Zoals het niet vastbinden van de onderste paar decimeters zodat kleine zoogdieren er onderdoor kunnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0005.png"

Referentie hekwerk met wildraster

Ten behoeve van toegang tot het zonnepark (beheer, onderhoud en calamiteiten) worden meerdere poorten geplaatst in het hekwerk. Dit betreffen stalen draaipoorten met een breedte van 6 m. Onderstaand is een referentie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0006.png"

Referentie toegangspoort

Het zonnepark wordt ontsloten via de openbare weg Ronde Blesse. Na opening wordt het park incidenteel bezocht in het kader van beheer en onderhoud. Bij de Helenahoeve is voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Ter plaatse van het zonnepark is de Ronde Blesse onverhard, maar wel geschikt voor zware voertuigen (in het verleden gebruikt door landbouwvoertuigen).

Ten behoeve van beheer en onderhoud worden aan de buitenzijde van de veldopstelling en binnen de omheining, werkpaden gerealiseerd. Deze werkpaden worden ingezaaid met gras en hebben een breedte van 4 m.

In verband met de bereikbaarheid voor de brandweer bestaan de werkpaden, die de transformatoren ontsluiten, uit een halfverharding (grasrooster). Deze werkpaden hebben een breedte van 4,5 m en kunnen een aslast van 10 ton aan. Het advies van de brandweer is bijgevoegd als Bijlage 17.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0007.png"

Referentie grasrooster

Tijdelijke bouwweg

Tijdens de aanlegfase zal een tijdelijke bouwweg van stelconplaten worden gerealiseerd op de locatie van een bestaand wandelpad. Dit wandelpad loopt vanaf de Koningin Wilhelminalaan, ter hoogte van de spiltsing met de Kerkhoflaan, richting het zonnepark. Op deze wijze wordt hinder voor omwonenden zoveel mogelijk beperkt en is er sprake van een verkeersveilige situatie.

Ten behoeve van deze tijdelijke bouwweg zal het hekwerk van het naastgelegen weiland worden verwijderd en de entree aan de Koningin Wilhelminalaan worden aangepast. Na realisatie van het zonnepark, wordt de situatie in de oorspronkelijke staat terug gebracht. De gronden van de tijdelijke bouwweg zijn eigendom van de initiatiefnemer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0008.png"

Referentie tijdelijke bouwweg met stelconplaten

Effect op bodem en natuur

De kwaliteit van bodem en natuur onder en rondom de zonnepanelen is onderwerp van studie. Uit het onderzoek Zonneparken natuur en landbouw door Wageningen Environmental Research (Rapport 2945, ISSN 1566-7197, april 2019) blijkt dat de effecten van zonneparken op natuur, landbouw en landschap, afhangen van de uitgangssituatie op de betreffende locatie en van de inrichting en het beheer van het zonnepark. Dit leidt tot minder bloemrijke vegetaties, minder biomassa, minder bodemleven en minder organische koolstof in de bodem. Hierdoor neemt het watervasthoudend en zelfreinigend vermogen van de bodem af. Met de juiste begroeiing bovengronds en en extensieve vorm van beweiden kunnen deze effecten worden verminderd. Deze maatregelen zijn beide onderdeel van het project, zie 2.3 Landschappelijke inpassing en inrichtingsplan.

Een voordelig effect op de bodem, het oppervlaktewater en grondwater kan ontstaan door de afname in gebruik van pesticiden en (kunst)mest, omdat de huidige landbouwkundige functie komt te vervallen.

Een zuidopstelling laat doorgaans meer licht- en waterinval toe dan een oost-westopstelling of een platte opstelling. Dat komt doordat een dakvormige opstelling in een oost-westopstelling meer grond afdekt. Differentiatie in lichtinval (deels beschaduwd door panelen en deels niet beschaduwd) en vochtigheidsgraad (door de lagere verdamping op beschaduwde plekken onder panelen) kan leiden tot meer variatie in de biodiversiteit.

De wetenschappelijke onderzoeken geven aan dat op basis van de huidige kennis het niet mogelijk is om in algemene zin een voorkeursvolgorde aan te geven op grond van te verwachten effecten en kansen voor bodem, natuur en landschap. Dit geldt ook voor verschillen binnen landbouwgebieden in effecten tussen typen graslanden, akkers en tuinbouwgebieden. Hier liggen dan ook nog grote kennisleemtes. Het monitoren van effecten in bestaande zonneparken is een voor de hand liggende eerste stap. Hiermee kunnen meer detail inrichtingsprincipes en randvoorwaarden worden ontwikkeld waarbij er voldoende ruimte blijft voor natuur, landbouw en landschap.

Het te ontwikkelen zonnepark kent zowel een oostwest als een zuid-opstelling en is daarmee zeer geschikt om eventuele verschillen in gevolgen voor bodem, biodiversiteit en landbouw te monitoren. De gedachte is om via de lokale gemeenschap (Duurzaam Willemsoord) samenwerking te zoeken met Wageningen University & Research of Rijksuniversiteit Groningen om zo te participeren in lopend onderzoek naar de ecologische en bodemkundige gevolgen van zonneparken. Na realisatie van het zonnepark zal dit nader worden vorm krijgen.

Inkoopstation, transformatoren en omvormers

Er is voorzien in een middenspanning-inkoopstation van de netwerkbeheerder op het erf van de Helenahoeve. Ruimtelijk heeft het inkoopstation de uitstraling van een grote container. De locatie van het inkoopstation is op de technische tekening en de ontwerptekening weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0009.jpg"

Voorbeeld inkoopstation

Het inkoopstation wordt met een middenspanningsleiding aangesloten op het netwerk van Liander. De definitieve ligging van deze leiding is nog onder voorbehoud van detail engineering. Wel is al duidelijk dat deze leiding aan de noordkant van het zonnepark wordt aangelegd.

De benodigde omvormers worden onder de panelen gehangen. De omvormers zorgen ervoor dat de opgewekte gelijkstroom wordt omgezet in wisselspanning.

Ten behoeve van het zonnepark worden tussen de zonnepanelen circa 10-15 transformatoren (1250 kVA ten zuiden van de Ronde Blesse en 2500 kVA ten noorden van de Ronde Blesse) geplaatst die de wisselstroom naar een aansluiting (inkoopstation) op het net afvoeren. De transformatoren zijn gering in omvang (circa 7 m2 oppervlakte) en met een hoogte van respectievelijk 1,7 m en 2,1 m slechts 25-30 cm hoger dan de tafels met de zonnepanelen. Door de donkere kleurstelling (toe te passen kleur antracietgrijs, Ral 7016) zullen de transformatoren minder aanwezig zijn in het landschap. De locaties van transformatoren zijn op de technische tekening en de ontwerptekening weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0010.png"

Referentiebeeld transformator, Diabolo 5HL bron: alfen.com

Voet-/fietspad

Er wordt aan de oostzijde van het zonnepark een voet-/fietspad aangelegd (wens vanuit bewoners Willemsoord). Hierdoor is het mogelijk om op diverse manieren een rondje te lopen. Het doel is om het pad aan de noordzijde te verbinden met het voet- en fietspadenstelsel in de provincie Friesland. Echter vanwege het ontbreken van toestemming van een van de grondeigenaren is de verbinding momenteel niet te realiseren. Duurzaam Willemsoord blijft samen met initiatiefnemer en grondeigenaren in gesprek om deze aansluiting alsnog te kunnen realiseren.

De exacte situering van voet-/fietspad is opgenomen op de ontwerptekening als 'nieuwe halfverharding'.

Het pad bestaat uit een halfverharding (granulaat 0-10 mm in een lichte of grijze kleurstelling) en heeft een informeel karakter. De halfverharding wordt aangebracht op een verdicht en geëgaliseerd zandcunet. Het pad heeft een lengte van circa 1.500 m en een breedte van 2 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0011.png"

Referentie pad

Boerderij met erf

De Helenahoeve wordt thans bewoond door de vroegere eigenaar van de boerderij en gronden. De stallen zijn deels in gebruik door derden voor agrarische doeleinden.

De initiatiefnemer zal in de toekomst zorg dragen voor een passende herbestemming zodat duurzaam behoud gegarandeerd is (een functie die een plus biedt voor het Kolonielandschap); als richting kan gedacht worden aan boerderijkamers, groepsaccommodatie in combinatie met bijvoorbeeld een werkervaringsplek voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Uit Hoofdstuk 4 Onderzoeken blijkt dat het zonnepark geen belemmering vormt voor de herbestemming. Deze herbestemming maakt geen deel uit van voorliggende aanvraag om omgevingsvergunning.

De boerderij met bestaande bedrijfsbebouwing en erf blijft behouden. De karakteristieke erfbeplanting blijft ook behouden en wordt aan de west- en oostzijde versterkt met esdoorns en lindes. Op het erf van de Helenahoeve en langs het te realiseren rondje Willemsoord wordt een overdekt rust- en informatiepunt (panelen met informatie over het kolonielandschap en het zonnepark) gerealiseerd. Daarnaast worden op de geschikte daken van de boerderij zonnepanelen geplaatst.

Perceel aan Koningin Wilhelminalaan

De bewoners van Willemsoord krijgen het perceel (kadastraal gemeente Steenwijk, sectie B 2098 en een oppervlakte van 1,48 ha) grenzend aan de Koningin Wilhelminalaan voor een periode van vijf jaar om niet in gebruik. Het perceel krijgt een passende koloniale erfinvulling en wordt om niet ter beschikking gesteld aan de inwoners van Willemoord. Op het perceel kunnen initiatieven zoals voedselbos, moestuin, kleinschalige akkers en spel een plek krijgen. De exacte invulling wordt bepaald door de bewoners van Willemsoord (er is een werkgroep opgericht die zich hier mee bezig gaat houden). Het perceel zal niet worden gebruikt voor traditioneel (bedrijfsmatig) agrarisch gebruik en ook de realisatie van gebouwen en vergunningplichtige bouwwerken is uitgesloten.

De invulling is in overeenstemming met de beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland 2014. De geldende bestemming voorziet in bedrijfsmatig en hobbymatig agrarisch gebruik en daaraan ondergeschikt recreatief medegebruik. Agrarisch hobbymatig gebruik heeft betrekking op 'het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet gericht op het voortbrengen van producten ten behoeve van een agrarisch bedrijf'. Een voedselbos, moestuin en kleinschalige akkers zijn hiermee in overeenstemming. Spel valt onder 'ondergeschikt recreatief medegebruik'.

Het perceel is op de ontwerptekening aangeduid als 'kolonie-erf'.

Eigendomsituatie

De gronden waarop het zonnepark wordt gerealiseerd, alsmede het perceel met de Helenahoeve, het perceel aan de Koningin Wilhelminalaan, de voet-/fietspad, de landschappelijke inpassing en de tijdelijke bouwweg zijn eigendom van de initiatiefnemer. Er worden geen werkzaamheden uitgevoerd op gronden van derden en er vinden ook geen verkeersbewegingen plaats in de aanlegfase over gronden van derden.

In de beheerfase wordt het park incidenteel bezocht in het kader van beheer en onderhoud. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de openbare weg Ronde Blesse.

2.3 Landschappelijke inpassing en inrichtingsplan

Ten behoeve van het project is een landschappelijke inpassingsplan Bijlage 2 opgesteld, dat bestaat uit een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheersplan. Dit plan heeft als doel om een goede landschappelijke inpassing te borgen. Het inrichtingsplan is gebaseerd op een ruimtelijke analyse, beleidsanalyse en een programma van eisen. In het navolgende wordt deze kort toegelicht. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar Bijlage 2.

De landschappelijke inpassing is vertaald naar een ontwerptekening (Bijlage 4). Deze ontwerptekening bevat naast het inrichtingsplan ook de belangrijkste aspecten van de technische tekening zoals de opstelling van de zonnepanelen, locatie van het inkoopstation, transformatoren, hekwerk en toegangspoorten.

De landschappelijke inpassing is naar aanleiding van overleg tussen de gemeente en provincie aangepast. Om de noodzkelijke KGO-impuls te bereiken, is afgesproken de volgende aanpassingen door te voeren:

  • De kleinschalige akkercomplexen aan de noordzijde van het plangebied dienen, i.p.v. een kruidenrijk- en bloemrijk grasland, omgevormd te worden tot een structuurrijk bos.
  • Aan de oostzijde dient er een stevigere beplantingsrand te worden gerealiseerd.
  • Door de verbreding aan de oostzijde komen de landschappelijke haag en de bloemrijke graslandstrook aan de westzijde te vervallen.
  • Het Kolonie-Erf wordt groen ingericht, zonder bebouwing.

Deze aanpassingen zijn opgenomen in een oplegnotitie landschappelijke inpassing (Bijlage 3). In deze notitie is opgenomen hoe de bovengenoemde vier punten zijn verwerkt in de ontwerptekening en bijhorende profielen. Voor het nieuwe beplantingselement 'structuurrijk bos' is een aanvullende beheerparagraaf opgesteld.

Landschapstructuur van de Bles herstellen

Het projectgebied maakt grotendeels uit van het voormalige gebied de Bles. De aanwezige beplantingstructuren maakten vroeger onderdeel uit van een kleinschaliger landschap bestaande uit akkers, singels, houtwallen en bosschages. Deels zijn deze oude beplantingstructuren verdwenen door de ontginningen vanuit de Kolonie van Weldadigheid Willemsoord. Bij de contouren van het projectgebied komen zowel het kleinschalige landschap als het koloniale ontginningslandschap samen.

In en rondom het projectgebied worden alle huidige beplantingselementen behouden en waar mogelijk versterkt. Zo worden de bestaande singels verbreed door middel van struweel. Bij deze versterking van de bestaande singels zal het aanwezige prikkeldraad worden verwijderd.

De verbreding en aanplant van nieuw struweel rondom het zonnepark ontneemt het zicht op de panelen vanuit de woningen ten oosten en ten zuiden van het projectgebied. Het zonnepark heeft hierdoor ook geen negatieve invloed op de aangrenzende Kolonie van Weldadigheid Willemsoord.

Door het herstellen van de singels en de aanplant van hagen wordt een deel van de oorspronkelijke beplantingstructuur hersteld en de kleinschaligheid weer teruggebracht in het landschap. Het toevoegen van struweel en hagen draagt ook bij aan het fragmenteren van het zonnepark in meerdere kleinere velden van enkele hectaren groot. Hierdoor krijgt het zonnepark een menselijke maat en past de ontwikkeling beter bij de schaal van het landschap. Het bestaande pad dat momenteel dwars door het projectgebied loopt zal verplaatst worden naar de oostelijke rand van het projectgebied. Zo ontstaat ruimte om de zonnepanelen zo efficiënt mogelijk te plaatsen binnen de kavelstructuur en de opstelling altijd de contouren van het kavel volgt. Met deze indeling wordt de bestaande kavelstructuur extra benadrukt.

Binnen het projectgebied worden twee typen panelen toegepast. Ten zuiden van de Ronde Blesse komt een oostwest-opstelling van 1,45 meter hoog ten opzichte van het maaiveld. Het laag plaatsen van de panelen in het zuidelijk deel van het projectgebied betreft een extra maatregel om het zicht op de panelen vanuit de kolonie te minimaliseren. Ten noorden van de Ronde Blesse worden de panelen in een zuid-opstelling geplaatst met een hoogte van 1,80 meter ten opzichte van het maaiveld. Deze opstelling geeft meer ruimte aan licht en water om een goede vegetatie onder de panelen te laten ontwikkelen. Met deze opstelling wordt een bijdrage geleverd aan de biodiversiteit en natuur in het gebied. Na de ontmanteling van het zonnepark (na 25 jaar) zal de aangebrachte beplanting van het zonnepark worden behouden (met name gelegen aan de oostzijde van het zonnepark, bestaande uit zoomvegetatie en struweel). Deze nieuwe beplantingselementen dragen dan ook bij aan een blijvende toename van biodiversiteit in het landschap.

Directe omgeving

De zonnepanelen worden geplaatst op circa 290 meter vanuit de Koningin Wilhelminalaan, achter een bestaande singel. Met uitzondering van de westzijde liggen bij overige zijden van het plangebied een aantal erven. Het zicht vanaf de erven op het projectgebied wordt grotendeels beperkt door de reeds aanwezige beplanting. Door de aanplant van struweel met wintergroene soorten en toepassing van lage panelen zal er geen zicht zijn vanaf de woningen op het zonnepark. De kavel tussen het zonneveld en de Koningin Wilhelminalaan zal worden vrijgehouden van zonnepanelen.

Het zonnepark wordt ontsloten vanaf de Koningin Wilhelminalaan, via de Ronde Blesse. Vanaf deze weg loopte een aftakking naar het noorden tot aan de transformatoren in het veld. Ook het zuidelijke deel is vanaf de Ronde Blesse goed bereikbaar via werkpaden. De objecten dienen goed toegankelijk te zijn voor beheer en onderhoud maar vooral in het geval van calamiteiten. Voor de ontsluiting van het zonnepark is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande verharding. De nieuwe verharding ten behoeve van beheer en onderhoud en het voet-/fietspad betreft een halfverharding.

Beplantings- en beheersplan

In het gebied staat nu een diversiteit aan boom- en struiksoorten. De beplanting, zowel binnen als buiten het projectgebied, blijft behouden en wordt niet aangetast tijdens de werkzaamheden. Daarnaast wordt er op een aantal plekken nieuwe beplanting toegepast. Hierdoor worden delen van de oorspronkelijke beplantingstructuren herstelt en versterkt. Voor alle beplantingselementen binnen de plangrenzen is ook een bijhorend beheerplan opgesteld. Dit beheerplan wordt gevolgd gedurende de aanwezigheid van het zonneveld. Tijdens het beheer en onderhoud worden geen bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruikt.

Initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beheer. Waar mogelijk worden lokale partijen en/of personen met een afstand tot de arbeidsmarkt ingezet voor het beheer.

De ontwikkeling van het zonneveld biedt ruimte om met behulp van verschillende beplantingselementen zowel landschappelijk als ecologisch waarde te versterken ten opzichte van de bestaande structuren. Zo worden nieuwe elementen als hagen en kruiden- en bloemrijke grasvegetaties toegevoegd aan het huidige landschap. Hiermee wordt de diversiteit in beplanting en daarmee het voedselaanbod voor diverse diersoorten vergroot.

Rondom het zonneveld wordt op meerdere plekken struweel aangeplant. Aan de oostzijde heeft het struweel een breedte van tenminste 14 m. Dit struweel zal bestaan uit autochtoon inheems plantmateriaal dat van nature op deze plek voorkomt en waarvan de soorten staan beschreven in Bijlage 2 en Bijlage 3. Er is voor gekozen een zo breed mogelijk palet aan soorten te kiezen om zo de verscheidenheid aan bloemen en vruchten voor de dieren in het gebied te vergroten. Gezien de wens vanuit de gemeente en omwonenden om het zonneveld zoveel mogelijk uit het zicht te houden zal het aandeel wintergroene beplanting groter zijn dan in een natuurlijk mengsel.

In het zuidelijk deel zal een oude singel worden hersteld door de aanplant van een zestal bomen. Zolang het zonneveld aanwezig is zullen deze bomen zich ontwikkelen tot volwassen exemplaren. De schaduwvorming van deze bomen zal pas in de laatste jaren van het zonneveld van invloed zijn op een deel van de panelen. Rondom de Helenahoeve worden twee oorspronkelijke bomenrijen herstelt. Hiermee krijgt het erf weer een duidelijke landschappelijke afbakening. Daarnaast wordt aan de oostzijde een losse haag geplant. Hiermee wordt het zicht op de panelen vanuit de woning beperkt.

In het noordelijke gedeelte van het plangebied zullen de bestaande kleinschalige akkers worden omgevormd tot structuurrijk bos. Op deze locatie is de ontwikkeling van een berken-zomereikenbos het meest kansrijk, gezien de bodemsamenstelling en de grondwaterstand. De huidige akkers zullen worden ingeplant met inheems autochtoon plantmateriaal waarbij de aanplantmaten binnen de soorten dienen te variëren. Een structuurrijk bos bestaat uit verschillende tijdlagen waarin groei, sterfte en verjonging van plantmateriaal optreedt. Daarnaast is er sprake van open plekken, deze zorgen voor diverse verticale lagen in het bos. Dit is gunstig voor diverse diersoorten. Per akker dienen er daarom tenminste twee plekken van 400m2 onbeplant te blijven.

Aan de westzijde zal het zonneveld gedeeltelijk zichtbaar zijn voor de automobilisten op de A32. Langs het meeste westelijk gelegen panelenvelden worden brede stroken bloemrijk grasland ingezaaid om gedurende het hele jaar een kleurrijke uitstraling aan het zonneveld te geven. Daarnaast leveren deze bloemrijke stroken een belangrijke bijdrage voor onder andere insecten en vlinders. Daarbij is het van belang dat er sprake is van een extensief maaibeheer. Door laat in het voorjaar en najaar te maaien krijgen de bloemen volop de ruimte om diverse fauna soorten van voedsel te voorzien.

Onder de panelen blijft een groot deel van de bodem beheerd als grasland. Door een extensief beheer zal verschraling optreden waardoor een kruidenrijk grasland zich kan gaan ontwikkelen. Dit levert ecologisch een meerwaarde aan het landschap. Rondom de panelen en vooral aan de westzijde van het zonnepark worden brede stroken bloemrijk grasland ingezaaid. Hierdoor wordt de diversiteit aan bloemen versterkt wat op korte termijn meer variatie en kansen biedt voor insecten en vlinders om zich te vestigen.

Het gebied zal één à twee keer per jaar gemaaid worden, waarbij het de voorkeur heeft om in september te maaien, en eventueel ook na 21 juni. Het maaisel zal na een korte droogperiode afgevoerd worden, waarbij de zaden achterblijven. Hierbij is het wenselijk de percelen alternerend te maaien en per perceel de fauna een uitweg te geven naar de randen. Klepelen en het gebruik van een maai-zuigmachine zijn in het plangebied vanwege de ecologische potentie van de grasvegetatie niet toegestaan.

Een alternatief voor machinaal maaien is drukbegrazing. Dit is een mogelijkheid indien er een lokale schaapherder beschikbaar is. Drukbegrazing houdt in dat schapen een paar keer per jaar, voor slechts een aantal dagen achtereen, op hetzelfde perceel grazen. Hierdoor ontstaat structuurvariatie in de vegetatie en kunnen bloemen tot bloei komen. De vele aanwezige insecten profiteren van deze natuurlijke vorm van beheer.

Onderstaande tabel bevat een oppervlakteanalyse van het zonnepark en verhouding tussen bestaande landschapselementen en nieuw te realiseren struweel, singels en bloemrijk grasland. Hieruit blijkt dat circa 25% aan nieuwe beplanting aan het projectgebied wordt toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0012.png"

2.4 Maatschappelijke bijdrage

De initiatiefnemer van het zonnepark werkt samen met Duurzaam Willemsoord. Duurzaam Willemsoord is een burgerinitiatief met als doel om Willemsoord duurzamer en energieneutraal te maken. Vanuit Duurzaam Willemsoord is een energiecoöperatie opgericht.

De initiatiefnemer stelt een zonneveld van circa 2 ha (veld 5) om niet ter beschikking aan de energiecoöperatie. Met deze twee hectare (2.58 MWp) wordt voorzien in groene elektriciteit voor circa 750 huishoudens. Willemsoord heeft 235 huishoudens. De opbrengst van de verkoop van groene elektriciteit door de coöperatie wordt vervolgens aangewend voor de realisatie van duurzame maatregelen in het dorp en omgeving.

Het bestuur van Duurzaam Willemsoord heeft een keukentafelgesprek gehad met alle omwonenden (Koningin Wilhelminalaan en Ronde Blesse) en het bestuur Dorpsbelang Willemsoord geïnformeerd. De omwonenden hebben een positief-kritische houding. Aan hun grootste belang (zicht op het zonnepark), is tegemoet gekomen door een ruime afstand tussen het zonnepark en de woningen aan te houden, de hoogte te beperken en landschapselementen toe te passen die het zicht op het zonnepark weg nemen.

De bewoners van Willemsoord krijgen het perceel (kadastraal gemeente Steenwijk, sectie B 2098 en een oppervlakte van 1,48 ha) grenzend aan de Koningin Wilhelminalaan in gebruik. Het perceel krijgt een passende koloniale erfinvulling, en wordt om niet ter beschikking gesteld aan de inwoners van Willemoord. Op het perceel kunnen initiatieven zoals voedselbos, moestuin, kleinschalige akkers en spel een plek krijgen. De exacte invulling wordt bepaald door de bewoners van Willemsoord (er is een werkgroep opgericht die zich hier mee bezig gaat houden). De invulling is in overeenstemming met de beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland 2014. De geldende bestemming voorziet in bedrijfsmatig en hobbymatig agrarisch gebruik en daaraan ondergeschikt recreatief medegebruik.

Er wordt aan de oostzijde van het zonnepark een voet-/fietspad aangelegd (wens vanuit bewoners Willemsoord). Hierdoor is het mogelijk om op diverse manieren een rondje te lopen. Dit is ook een vorm van meervoudig grondgebruik. Het doel is om het pad aan de noordzijde te verbinden met het voet- en fietspadenstelsel in de provincie Friesland. Echter vanwege het ontbreken van toestemming van een van de grondeigenaren is de verbinding momenteel niet te realiseren. Duurzaam Willemsoord blijft samen met initiatiefnemer en grondeigenaren in gesprek om deze aansluiting alsnog te kunnen realiseren. De Helenahoeve zal langs deze route een rol gaan spelen als overdekt rust- en informatiepunt (panelen met informatie over het kolonielandschap en het zonnepark).

Er wordt samenwerking gezocht met Wageningen University & Research of onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen om te participeren in lopend onderzoek naar de ecologische en bodemkundige gevolgen van zonneparken. Aangezien op het zonnepark zowel een oostwest als een zuid-opstelling wordt gerealiseerd, is het zonnepark zeer geschikt om eventuele verschillen in gevolgen voor bodem, biodiversiteit en landbouw te monitoren.

2.5 Opruimfase

Na 25 jaar gebruik als zonnepark, worden de gronden die behoren tot het zonnepark weer in de oorspronkelijke staat terug gebracht. Zowel panelen, transformatoren, werkpaden, kabels als hekwerken worden verwijderd. In de exploitatie van het zonnepark wordt een deel van de opbrengst hiervoor gereserveerd.

De nieuwe beplanting vormt ook na de ontmanteling van het zonneveld een blijvende landschappelijke structuur in het landschap en levert een bijdrage in de biodiversiteit van het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en Ruimte en Barro

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De rol van de rijksoverheid in het ruimtelijke beleid voor nationale elektriciteitsvoorziening is gelegen in het zorgen voor voldoende ruimte voor een adequate infrastructuur. Energiezekerheid is een belangrijk economisch goed. De verdere integratie van de Europese energiemarkt maakt dat er een steeds groter beroep op internationale verbindingen wordt gedaan en hoogspanningsverbindingen mogelijk om uitbreiding vragen. Het Rijk wijst daarbij de tracés van hoogspanningsverbindingen (vanaf 220 kV) en locaties voor de opwekking van elektriciteit (vanaf 500 MW) aan en zorgt voor de inpassing hiervan.

Het Rijk zet in op een transitie naar een duurzame, hernieuwbare energievoorziening en het geschikt maken van de elektriciteitsinfrastructuur op de langere termijn voor meer decentrale opwekking van elektriciteit.

In de Structuurvisie wordt aangegeven dat het aandeel van duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie in de totale energievoorziening omhoog moet. De ambitie is dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en dat de energietransitie ver gevorderd is.

Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig, naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.

Voorliggend plan moet ruimte gaan bieden aan een zonnepark. Het project levert daarmee een bijdrage aan de doelstelling uit het rijksbeleid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De borging van de uitspraken uit de SVIR heeft in juridische zin plaatsgevonden in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn de verschillende nationale belangen vastgelegd die doorwerking moeten krijgen bij lagere overheden. Het gaat om de volgende nationale belangen: rijksvaarwegen, project Mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, defensie, Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur), erfgoederen van universele waarden, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.

Het onderhavige project heeft geen betrekking op de voornoemde rijksbelangen. Het project is in overeenstemming met het rijksbeleid, zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (hierna: Ladder) geïntroduceerd. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.

Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten.

Volgend uit jurisprudentie (zie onder andere de uitspraak Raad van State d.d. 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724), wordt een zonnepark niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling beschouwd. Derhalve is toepassing van de Ladder niet aan de orde.

3.1.4 Klimaatakkoord

Het Klimaatakkoord omvat een samenhangend pakket van meer dan 600 afspraken om de komende jaren te verduurzamen en zo in 2050 te kunnen voldoen aan de afspraken die zijn vastgelegd in het internationale Klimaatverdrag van Parijs. In het Klimaatakkoord is de ambitie verwoord om in 2030 in Nederland bijna de helft (49%) minder CO2 uit te stoten dan we in 1990 deden. In 2050 moet de CO2- uitstoot met 95% zijn verminderd ten opzichte van 1990.

Nederland heeft in het Klimaatakkoord afgesproken dat in 2030 minimaal 70% van alle energie van hernieuwbare bronnen komt. Daarbij gaat het om windenergie, zonne-energie en warmte. De vraag naar elektriciteit zal groeien. Omdat de elektriciteitsvoorziening meer en meer afhankelijk wordt van het weer (schijnt de zon, is er wind) zijn veel maatregelen nodig voor een betrouwbare elektriciteitslevering.

In 2050 moeten 7 miljoen woningen en 1 miljoen gebouwen van het aardgas af. Als eerste stap moeten in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd zijn. Ook moeten gemeenten in 2021 een 'Transitievisie Warmte' ontwikkelen over hoe wijken en dorpen van het aardgas af gaan. Voor wijken en dorpen die voor 2030 al aardgasvrij worden moeten uitvoeringsplannen worden opgesteld

Op dit moment is er geen rijksbeleid dat voorwaarden stelt aan de realisatie van zonneparken. Naar aanleiding van de maatschappelijke discussie over (de impact van) zonneparken op natuur- en landbouwgrond en het grote aantal daken dat tegelijkertijd onbenut blijft, heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin het kabinet gevraagd wordt een zonneladder op te stellen. Deze zonneladder kan als nationaal afwegingskader worden benut bij het opstellen van Regionale Energie Strategieën (RES). Daarnaast heeft de Tweede Kamer gevraagd de sturingsinstrumenten voor ruimtelijke inpassing en participatie conform de systematiek van de Omgevingswet te verankeren in rijksbeleid, bijvoorbeeld de in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), en waar nodig ook regelingen aan te passen die belemmerend werken.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel 2017

De 'Omgevingsvisie Overijssel 2017' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. Deze visie gaat over de inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in de provincie. De bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 is een vertaling van de Omgevingsvisie in bindende regels voor derden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.WLOzonparkblesseOV-VA01_0013.png"

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Uitvoeringsmodel (of, waar, hoe)

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan haar ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, et cetera kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

Of – generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties - en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten - te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes vastgelegd.

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema's en locaties. Dit zijn:

  • integraliteit;
  • toekomstbestendigheid ;
  • concentratiebeleid;
  • (boven)regionale afstemming;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Samen geven deze beleidskeuzes invulling aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking. Deze Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking geeft een nadere invulling aan de stappen die gemeenten in de onderbouwing van nieuwe stedelijke ontwikkelingen op grond van de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening) moeten doorlopen. De Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking geeft een nadere invulling aan de vraag hoe de behoefte moet worden bepaald, zowel in de stedelijke als in de groene omgeving, en op welke wijze de regionale afstemming vorm gegeven moet worden.

Waar – ontwikkelingsperspectieven

In de visie op de ruimte in Overijssel worden zes ontwikkelingsperspectieven onderscheiden; drie voor de Groene Omgeving en drie voor de Stedelijke Omgeving. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

Het projectgebied bevindt zich in de Groene Omgeving. In de Groene Omgeving gaat het vooral om: behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap, het realiseren van een samenhangend netwerk van gebieden met natuur- en waterkwaliteit, ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, het toerisme en andere economische dragers, realisatie van waterkwaliteitsdoelen, het duurzaam beheer van drinkwatervoorraden én het opwekken van hernieuwbare energie. De ondergrond speelt hierbij een belangrijke rol; bijvoorbeeld bij de voedselproductie in de landbouw, de (drink)watervoorziening of als mogelijke bron of buffer voor duurzame energie.

'Groene' functies hebben prioriteit in de Groene Omgeving. Ontwikkelingen die hier niet primair thuishoren, zoals woningbouw, worden alleen toegestaan als zij een meerwaarde opleveren voor de kwaliteit van landschap, cultuurhistorie, water- en natuuropgaven.

Voor de Groene Omgeving gelden de volgende ruimtelijke kwaliteitsambities:

  • een zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • voortbouwen aan de kenmerkende structuren van het agrarisch cultuurlandschap;
  • natuur als ruggengraat;
  • een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel;
  • het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken.

Binnen de Groene Omgeving geldt voor het projectgebied het ontwikkelingsperspectief 'agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'. Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in dit ontwikkelingsperspectief de ambitie 'voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop.

Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw in combinatie met verduurzaming de ruimte krijgt. Die ruimte kan verdiend worden door te investeren in kwaliteitsvoorwaarden. Onder verduurzaming wordt verstaan: realisatie van de waterkwaliteitsdoelen, gezondheid en welzijn van mens en dier, bijdrage aan de energietransitie, klimaatbestendigheid en ketenoptimalisatie, en ontwikkelen met aandacht voor – en waar mogelijk in dialoog met – omwonenden. Agrarische ondernemers staan voor de uitdaging om hun – vaak grote – gebouwen en erven zo vorm te geven dat ze passen bij maat en schaal van het landschap en de ruimtelijke en milieukwaliteit versterken.

Het ontwikkelingsperspectief biedt ruimte aan concurrerende en innovatieve vormen van landbouw en aan opwekking van hernieuwbare energie. Hierbij wordt gedacht aan zonnepanelen, maar ook aan windenergie en biovergisters.

Initiatieven binnen het ontwikkelingsperspectief mogen de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw in principe niet beperken en dienen aan te sluiten bij de bestaande bebouwing, weginfrastructuur en openbaar vervoer (ov)-routes. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de landbouw, rekening houdend met specifieke omstandigheden en de grenzen aan de mogelijkheden van het waterbeheer (onder andere door de klimaatverandering).

Hoe – gebiedskenmerken

Nieuwe ruimtelijke opgaven wil de provincie verbinden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype verstaan die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. De gebiedskenmerken worden in vier lagen onderscheiden: de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van de beleving.

Natuurlijke laag - dekzandvlakten en ruggen

In de natuurlijke laag is ter hoogte van het projectgebied sprake van dekzandvlakten en ruggen. Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap - jonge heide- en broekontginningslandschap

Het projectgebied ligt in het jonge heide- en broekontginningslandschap. Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Stedelijke laag - verspreide bebouwing

In de stedelijke laag behoort het projectgebied tot de verspreide bebouwing. Sturing heeft hier in hoofdzaak betrekking op de ontwikkeling van of op erven. Voor het project is deze laag niet direct relevant. Weliswaar wordt een passende invulling van de Helenahoeve beoogd, echter dit maakt geen onderdeel uit van de omgevingsvergunning.

Laag van de beleving

De laag van de beleving benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen, maar voegt ook eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes. Sturing heeft hier in hoofdzaak betrekking op de continuïteit van routes. In het projectgebied is een nieuwe recreatieve route opgenomen in de vorm van een voet-/fietspad. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2.

Het projectgebied is op de gebiedskenmerkenkaart ‘Laag van de beleving’ aangeduid met 'donkerte'. Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, op zijn minst zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, woon- en werkfuncties e.d. en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief.

Bij deze ontwikkeling zullen er geen veranderingen ten aanzien van kunstlicht plaatsvinden.

Zonne-energie

De provincie zet in op een innovatieve en duurzame energievoorziening waarbij in 2023 een aandeel van 20% duurzame energie is gerealiseerd. In Overijssel ziet de provincie de volgende mogelijkheden voor zonne-energie:

  • 1. In bestaand bebouwd gebied op daken, dan wel;
  • 2. In bestaand bebouwd gebied op bedrijventerreinen en braakliggende gronden, dan wel;
  • 3. In de groene omgeving op bestaande bouwvlakken.

Nu is al te voorzien dat daarmee op korte termijn - gelet op technische en fiscale beperkingen - slechts in een deel van de opgave voor zonne-energie kan worden voorzien. Daarom biedt de provincie de mogelijkheid om in de Groene Omgeving tijdelijke zelfstandige opstellingen van zonnepanelen te realiseren. Het gaat daarbij om opstellingen van zonnepanelen voor een periode van circa 25 jaar op een wijze die omkeerbaar is en waarbij de oorspronkelijke bestemming gehandhaafd blijft.

Gelet op de impact die (ook tijdelijke) veldopstellingen van zonnepanelen kunnen hebben op hun omgeving, zal niet alleen de maatschappelijke meerwaarde van het initiatief moeten worden aangetoond, maar zal er doorgaans ook compensatie moeten plaatsvinden door extra te investeren in de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Het aantonen van de maatschappelijke meerwaarde van een initiatief voor zonnevelden in de Groene Omgeving kan door:

  • a. de mate waarin sprake is van meervoudig ruimtegebruik;
  • b. maatregelen die getroffen worden om de impact te beperken en/of te compenseren (bijvoorbeeld verlaagd aanleggen of met een houtwal of wal eromheen);
  • c. de mate waarin wordt aangesloten op de karakteristieken van het gebied;
  • d. bijdrage aan maatschappelijke doelen (in ieder geval aan de provinciale doelen ten aanzien van duurzaamheid, maar ook aan andere maatschappelijke opgaven).

De Overijsselse zonneladder geeft de voorkeursvolgorde aan voor het opwekken van zonne-energie:

  • Trede 1: in bestaand bebouwd gebied op daken, dan wel in bestaand bebouwd gebied op bedrijventerreinen en braakliggende gronden, dan wel in de Groene Omgeving op bestaande bouwvlakken;
  • Trede 2: aanvullend in de Groene Omgeving, niet zijnde natuur.

Van gemeenten wordt gevraagd zich maximaal in te spannen om initiatieven voor zonne-energie zoveel mogelijk te integreren met bebouwing (trede 1 van de zonneladder). Bij het monitoren van de effectiviteit van de Omgevingsvisie wordt hier aandacht aan besteed.

In het beleid van de gemeente (zie 3.3.2) is een opgave voor zonnepanelen op daken en voor zonnepanelen op land opgenomen. Voorliggend initiatief past binnen de geformuleerde opgave voor op land. Dit komt overeen met trede 2.

3.2.2 Handreiking Kwaliteitsimpuls Zonnevelden

In de Handreiking Kwaliteitsimpuls Zonnevelden is uitgewerkt waaraan een ruimtelijk ontwerp voor een zonnepark moet voldoen. De provincie maakt hierbij onderscheid naar drie schaalniveaus. Het eerste schaalniveau betreft het omringende landschap. Een zonneveld moet passen binnen de maat en schaal van het landschap waar het onderdeel van is. De bovengenoemde gebiedskenmerken zijn leidend voor de beoordeling op dit punt. Het tweede schaalniveau is de directe omgeving. Een zonnepark dient zich op logische wijze in de plaatselijke ruimtelijke structuur te voegen. Vooral de randen van het park (hek, haag of sloot) dienen op kwalitatief hoogwaardige wijze te worden vormgegeven. Het derde schaalniveau is het zonnepark zelf. Eenvoudige hekwerken/poorten en (transformator)gebouwtjes en een logische opstelling van de panelen - geen zicht op de achterkanten - hebben de voorkeur van de provincie.

3.2.3 Contouren Programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023

In 2016 is de provincie Overijssel samen met kernpartners van start gegaan met de ontwikkeling van het Programma Nieuwe Energie Overijssel. Dit programma heeft als doel om in 2023 20% hernieuwbare energie te realiseren en besparings- en efficiencymaatregelen in verschillende sectoren te stimuleren. Het tussenresultaat bestaat uit vijf thematische contouren (hernieuwbare energie, gebouwde omgeving, industrie en bedrijven, duurzame mobiliteit, lokale initiatieven) met daarin een eerste inventarisatie van ideeën en projecten.

Met betrekking tot zonne-energie is de doelstelling 2-3 petajoule (PJ) in 2023. Dit is ongeveer 1.000 hectare aan panelen (ofwel minder dan 1% van het oppervlak van Overijssel). Als indicatieve verdeling is 40% op daken aangehouden en 60% in veldopstellingen. De doelstelling van 600 hectare aan veldopstellingen in 2023 lijkt realiseerbaar met een 100-200 hectare momenteel in de pijp- lijn, maar de eerste projecten moeten nog wel gerealiseerd worden. Van groot belang is het verkrijgen van een breed gedragen maatschappelijk en politiek draagvlak. Daarnaast is het tijdig betrekken van stakeholders en een transparante communicatie van belang om vertragingen te voorkomen, aldus de provincie.

3.2.4 Conclusie

Voorliggend project past binnen de provinciale doelstellingen zoals omschreven in het Programma Nieuwe Energie Overijssel om in 2023 20% hernieuwbare energie te realiseren, waarvan 2-3 PJ zonne-energie.

Er wordt met de landschappelijke inpassing aangesloten bij de Gebiedskenmerken en de Kwaliteitsimpuls Zonnevelden. Deze inpassing is in overleg met de omgeving, provincie en gemeente tot stand gekomen; hierdoor wordt de ruimtelijke impact van het zonnepark beperkt en wordt door versterking van de bestaande beplantingstructuur, terugbrengen van de kleinschaligheid in het landschap en het gebruik van onder andere gebiedseigen beplanting aangesloten bij de karakteristieken van het gebied (zie paragraaf 2.2 en 2.3).

Communicatie

Initiatiefnemer heeft vanaf het begin contact gezocht met Duurzaam Willemsoord en Dorpsbelang Willemsoord. Deze partijen hebben diverse overleggen gevoerd, zowel in de vorm van individuele keukentafelgesprekken met omwonenden als ook in centraal georganiseerd overleg. Dit heeft duidelijk bijgedragen aan draagvlak in het dorp en bij omwonenden.

In het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving kan de basisinspanning als volgt worden omschreven:

  • bestaande beplantingsstructuren worden behouden, waar mogelijk hersteld en ook uitgebreid;
  • inheemse autochtone beplanting wordt toegepast bij de landschappelijke inpassing;
  • onder de panelen blijft een groot deel van de bodem beheerd als grasland. Door een extensief beheer zal verschraling optreden waardoor een kruidenrijk grasland zich kan gaan ontwikkelen. Dit levert ecologisch een meerwaarde aan het landschap. Rondom de panelen en vooral aan de westzijde van het zonneveld worden brede stroken bloemrijk grasland ingezaaid. Hierdoor wordt de diversiteit aan bloemen versterkt wat op korte termijn meer variatie en kansen biedt voor insecten en vlinders om zich te vestigen;
  • nieuwe beplanting vormt ook na de ontmanteling van het zonneveld een blijvende landschappelijke structuur in het landschap en levert een bijdrage in de biodiversiteit van het gebied;
  • zicht op het zonneveld wordt zoveel mogelijk voorkomen door het behouden van afstand tot de omliggende erven, de toepassing van beplantingselementen en het laag houden van de paneelhoogte.

De Kwaliteitsimpuls bestaat uit de volgende maatschappelijke doelen:

  • Er wordt aan de oostzijde van het zonnepark een voet-/fietspad aangelegd (wens vanuit bewoners Willemsoord). Hierdoor is het mogelijk om op diverse manieren een rondje Willemsoord te lopen. Het doel is om het pad aan de noordzijde te verbinden met het voet- en fietspadenstelsel in de provincie Friesland. Echter vanwege het ontbreken van toestemming van een van de grondeigenaren is de verbinding momenteel niet te realiseren. Duurzaam Willemsoord blijft samen met initiatiefnemer en grondeigenaren in gesprek om deze aansluiting alsnog te kunnen realiseren. De Helenahoeve zal langs deze route een rol gaan spelen als overdekt rust- en informatiepunt (panelen met informatie kolonielandschap en zonnepark);
  • De initiatiefnemer van het zonnepark werkt samen met Duurzaam Willemsoord. Duurzaam Willemsoord is een burgerinitiatief met als doel om Willemsoord duurzamer en energieneutraal te maken. Vanuit Duurzaam Willemsoord is een energiecoöperatie opgericht. De initiatiefnemer stelt een zonneveld van circa 2,18 ha om niet ter beschikking aan de energiecoöperatie. Met deze twee hectare wordt voorzien in groene elektriciteit voor circa 675 huishoudens (Willemsoord heeft 235 huishoudens). De opbrengst van de verkoop van groene elektriciteit door de coöperatie wordt vervolgens aangewend voor de realisatie van duurzame maatregelen in het dorp en omgeving.
  • De kavel tussen het zonnepark en de Koningin Wilhelminalaan (circa 1,4 ha) krijgt een passende koloniale erfinvulling, en wordt om niet ter beschikking gesteld aan de inwoners van Willemoord. Op het perceel kunnen initiatieven zoals voedselbos, moestuin, kleinschalige akkers en spel een plek krijgen. De exacte invulling wordt bepaald door de bewoners van Willemsoord (er is een werkgroep opgericht die zich hier mee bezig gaat houden).
  • Er wordt samenwerking gezocht met Wageningen University & Research of onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen om te participeren in lopend onderzoek naar de ecologische en bodemkundige gevolgen van zonneparken. Aangezien op het zonnepark zowel een oostwest als een zuid-opstelling wordt gerealiseerd, is het zonnepark zeer geschikt om eventuele verschillen in gevolgen voor bodem, biodiversiteit en landbouw te monitoren.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Coalitieakkoord 2018-2022

Steenwijkerland kiest voor een duurzame ontwikkeling van de woon-, leef-, en werkomgeving van de huidige en toekomstige generaties. De gemeente zet in op een energieneutraal Steenwijkerland. Daarvoor is het nodig om lokaal meer duurzame energie op te wekken.

De gemeente Steenwijkerland zorgt er graag voor dat er initiatieven van de grond komen die bijdragen aan het streven naar een energieneutraal Steenwijkerland, maar dan wel zonder de kwaliteit van de leefomgeving geweld aan te doen. Kwaliteit die van grote betekenis is voor het vestigingsklimaat (wonen en werken) en de toeristisch-recreatieve mogelijkheden binnen de gemeente. En daarmee ook voor de werkgelegenheid en economie.

In het programma Duurzaam is onder andere opgenomen dat particulieren en bedrijven in staat worden gesteld om lokaal meer energie op te wekken en grootschalige opwekking van energie mogelijk wordt gemaakt. Uitgangspunt daarbij is dat de lasten en lusten eerlijk worden verdeeld. Dat betekent onder andere dat inwoners en ondernemers in de gemeente moeten kunnen meeprofiteren van de opbrengsten van energieopwekking en dat draagvlak en inpassing in de omgeving zwaar zal wegen.

3.3.2 Beleidskader Ruimte voor zonnepanelen op land

Op 21 mei 2019 is het beleidskader Ruimte voor zonnepanelen op (Steenwijker)land vastgesteld. Dit beleidskader geeft invulling aan het gemeentelijk beleid voor zonne-energie, meer specifiek zonnepanelen op land, conform het Burgerbesluit ten aanzien van het onderwerp Energieneutraliteit (G1000 Burgerraad 7 april 2018). Het beleidskader geeft onder andere de ruimtelijke kaders aan en omvat een beschrijving van de lusten en lasten.

Het totale energieverbruik in Steenwijkerland is 3500 TJ (komt overeen met circa 1070 ha zonnepanelen), waarbinnen het totale elektriciteitsverbruik 617 TJ is (overige is warmte en mobiliteit). Hiervan is het huishoudelijke elektriciteitsverbruik 196 TJ (60 ha zonnepanelen). Op dit moment wordt er op daken ongeveer voor 10 ha elektriciteit duurzaam opgewekt. Op land is echter nog geen elektriciteit duurzaam op te wekken omdat het beleidskader hiervoor ontbreekt.

De kwantitatieve opgave zonnepanelen op land is voorlopig vastgesteld op maximaal 125 ha (406 TJ) zodat het mogelijk is om op relatief korte termijn een groot deel van elektriciteitsgebruik duurzaam op te wekken.

Bij uitvoering van het beleid wordt de. 'zonneladder' gehanteerd. Deze geeft de voorkeursvolgorde aan voor het opwekken van zonne-energie, te weten:

  • Trede 1: in bestaand bebouwd gebied op daken dan wel in de groene omgeving op bestaande bouwvlakken;
  • Trede 2: in bestaand bebouwd gebied op bedrijventerreinen en braakliggende gronden;
  • Trede 3: aanvullend in de groene omgeving, niet zijnde natuur.

Voorliggend initiatief valt onder trede 3.

Het beleidskader bevat ook de kaart ‘Ruimte voor zonnepanelen op (Steenwijker)land’ – die antwoord geeft op de vraag WAAR een initiatief mogelijk is – en de kaart ‘Landschapstypen’ – die van belang is voor de vraag HOE een initiatief uitgevoerd kan worden.

Een ander belangrijk onderdeel van het beleidskader is de verplichte afdracht naar de omgeving. Een initiatiefnemer is verplicht per MWpiek (nominaal DC vermogen) € 1.000 per jaar (gedurende een periode van 15 jaar) af te dragen aan het omliggende gebied. Deze afdracht dient te worden ingezet met als doel zo breed mogelijk draagvlak te verkrijgen voor het plan. Een calculatie met een bijbehorend plan waaruit blijkt hoe deze middelen lokaal worden ingezet dient onderdeel te zijn van de vergunningaanvraag. De motivering van de afdracht is als Bijlage 5 toegevoegd.

Het zonnepark in Willemsoord heeft een omvang van circa 19 ha, zodat voldaan wordt aan de kwantitatieve opgave. Het projectgebied ligt in deelgebied 'Overig gebied' en het landschapstype 'Kolonielandschap Willemsoord'. In paragraaf 2.3 is aangegeven op elke wijze het project landschappelijk is ingepast. De kenmerken van het landschapstype 'Kolonielandschap Willemsoord' zijn hierbij betrokken.

Conform het beleidskader worden de geschikte daken van de Helenahoeve ook benut voor de opwekking van zonne-energie.

3.3.3 Beheersverordening Buitengebied 2014

Op 9 december 2014 is een beheersverordening voor het buitengebied van de gemeente Steenwijkerland vastgesteld. In deze beheersverordening is het projectgebied bestemd voor:

  • Agrarisch met waarden (artikel 6);
  • Agrarisch - agrarisch bedrijf 1 (artikel 4);
  • Waarde - Archeologie 2 (artikel 38);
  • gebiedsaanduiding 'geluidzone -spoor' (artikel 44).

Het project is op de volgende onderdelen strijdig met de beheersverordening:

  • artikel 4.1.1, de zonnepanelen met onderconstructie en bijbehorende bouwwerken zijn niet passend binnen de bestemmingsomschrijving;
  • artikel 6.1.1, de zonnepanelen met onderconstructie en bijbehorende bouwwerken zijn niet passend binnen de bestemmingsomschrijving;
  • artikel 6.2.1, de transformatorstations behorende bij de zonnepanelen vallen niet onder de uitzondering voor het plaatsen van gebouwen binnen deze bestemming;
  • artikel 6.2.2, de onderconstructie van de zonnepanelen en de bijbehorende bouwwerken vallen niet onder de uitzondering voor het plaatsen van bouwwerken binnen deze bestemming.

Voor het aanleggen van het voet-/fietspad en het aanbrengen van ondergrondse leidingen, de tafels met zonnepanelen en installaties zoals de transformatoren is op grond van artikel 6.6.1 onder a en c een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van en werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien de mogelijkheden voor herstel van de aanwezige natuurlijke en/of landschappelijke waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Met de aanleg van het zonnepark worden bestaande natuur- en landschapselementen in stand gehouden en versterkt door nieuwe aanplant. Het nieuwe fiets- en wandelpad vormt een ondergeschikte voorziening die niet leidt tot aantasting van bestaande landschapselementen aangezien deze in de nieuwe aanplantzones wordt aangelegd. Bovendien zal dit recreatief medegebruik geen verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. De aanleg van de zonnepark heeft geen effecten op water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

In het kader van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Er wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening omgevingsvergunning bouwen en omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De gebiedsaanduiding 'geluidzone -spoor' is niet relevant voor het project.

Het plaatsen van een inkoopstation nabij de Helenahoeve is niet in overeenstemming met de bestemmingsomschrijving van artikel 4. Het inkoopstation voldoet aan de regels ten aanzien van bouwen binnen het bouwvlak en ook aan de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Voor het plaatsen van zonnepanelen op de daken van de Helenahoeve is geen omgevingsvergunning vereist.

3.3.4 Bestemmingsplan Modificaties gastransportnet Zwolle- Heerenveen

Op 13 december 2016 is het bestemmingsplan Modificaties transportnet Zwolle-Heerenveen vastgesteld. In dit bestemmingsplan is het projectgebied bestemd voor:

  • Agrarisch met waarden (artikel 4).
  • Waarde Archeologie 2 (artikel 13) .
  • gebiedsaanduidingen ‘vrijwaringszone – weg 50-100 meter’ (artikel 18.5) en ‘geluidszone-spoor’ (artikel 18.2).

Het project is op de volgende onderdelen strijdig met de beheersverordening:

  • artikel 4.1.1, de zonnepanelen met onderconstructie en bijbehorende bouwwerken zijn niet passend binnen de bestemmingsomschrijving;
  • artikel 4.2.2, de onderconstructie van de zonnepanelen en de bijbehorende bouwwerken vallen niet onder de uitzondering voor het plaatsen van bouwwerken binnen deze bestemming.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Milieuzonering

Wettelijk kader

Milieuaspecten worden geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan om de situering van milieugevoelige objecten ten opzichte van milieuhinderlijke elementen. De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Afweging

Het projectgebied is in agrarisch gebruik. Het project maakt geen nieuwe milieugevoelige functies mogelijk die een grotere bescherming dan ten opzichte van die functie noodzakelijk maken. Zonneparken zijn niet opgenomen in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Van zonnepanelen is geen milieuhinder te verwachten. Dat geldt wel voor de bijbehorende transformators en omvormers, die overdag (enig) geluid produceren. Het is gebruikelijk om aansluiting te zoeken bij de enigzins verglijkbare functie 'elektriciteitsdistributiebedrijven met een transformatorvermogen tot 10 MVA’. Op het zonnepark staan verspreid 10-15 transformatoren met ieder een vermogen van 1,25 of 2,5 MVA. Een inkoopstation is wat betreft milieuaspecten vergelijkbaar met een transformator.

Een transformator met een vermogen < 10 MVA heeft een richtafstand van 30 m ten opzichte van gevoelige functies. Geluid is hierbij de bepalende factor. Deze afstand hoort bij het omgevingstype rustige woonwijk. Voor het omgevingstype gemengd gebied geldt een kleinere richtafstand, in dit geval 10 m. In dit geval kan het plangebied worden beschouwd als gemengd gebied vanwege de agrarische bedrijvigheid en ligging nabij een drukke weg (A32). Hierdoor kent het gebied een hogere milieubelasting. Voor het aspect geluid wordt ook verwezen naar paragraaf 4.4.

Zoals blijkt uit de ontwerptekening (Bijlage 4), liggen alle omliggende woonpercelen, waaronder de Helenahoeve, op een afstand van meer dan 10 m van een transformator, omvormer of het inkoopstation. Het zonnepark leidt derhalve niet tot een milieu hygiënisch conflict op dit punt.

4.2 Veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden.

Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas en vloeibare brandstof).

Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.

Afweging

Het zonnepark is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); er zijn sporadisch personen aanwezig. Het zonnepark is geen inrichting als bedoeld in het Bevi.

Uit de risicokaart (riscokaart.nl) blijkt dat in of nabij het projectgebied geen risicovolle inrichtingen, aanwezig zijn. Wel liggen aan de oostzijde van het zonnepark een transportroute voor gevaarlijke stoffen (A32) en een aardgastransportleiding. Het project houdt rekening met de belemmerde strook van deze buisleiding, in die zin dat er geen werkzaamheden worden uitgevoerd en/of bouwwerken worden opgericht in deze strook. Gasunie heeft aangegeven( Bijlage 6) in te stemmen met het project onder voorwaarde dat de voorzorgsmaatregelen zoals opgenomen in het document 'Uitgangspunten ter voorkoming van beïnvloeding van gasleidingen door nabijgelegen zonneparken (06/01/2020 versie 4)'Bijlage 7 in acht worden genomen door de initiatiefnemer. Initiatiefnemer zal deze voorzorgsmaatregelen treffen. Deze maatregelen zien voornamelijk op het voorkomen van negatieve effecten op de kathodische bescherming van gasleidingen.

Aangezien als gevolg van het project het aantal personen binnen het invloedsgebied van de transportroute en buisleiding niet toeneemt, zijn er geen effecten op de externe veiligheidssituatie. Met betrekking tot externe veiligheid zijn dan ook geen belemmeringen aan de orde en kan aanvullend onderzoek achterwege blijven.

4.3 Elektromagnetische straling

Wettelijk kader

Waar sprake is van de productie van stroom is tevens sprake van elektromagnetische straling in een elektromagnetisch veld. Straling en elektromagnetische velden zijn overal om ons heen als gevolg van de straling die als gevolg van de grootste bron, de zon, de aarde bereikt en door de aarde deels wordt gereflecteerd.

Rond elektrische leidingen zoals hoogspanningsverbindingen is sprake van Extreem Laag Frequente Elektromagnetische Velden (ELF-EMV). Bij het versturen van draadloze informatie, zoals rond UMTS-masten en Wifi-verbindingen, is sprake van Radio Frequente Elektromagnetische Velden (RF-EMV). Sinds de introductie van de mobiele telefoon is aandacht geweest voor gezondheidseffecten van UMTS masten.

Afweging

Voor de bekabeling van het zonnepark, de omvormers en de transformatoren geldt dat sprake is van ELF-EMV. Langdurig contact met straling, bijvoorbeeld in de directe omgeving van transformatoren (binnen enkele meters), moet worden vermeden.In het geval van het zonnepark geldt dat binnen enkele meters van installatie geen personen verblijven. Op enkele meters afstand van de afstand van de installatie is geen sprake meer van waarneembare invloed. Er bestaat geen aanleiding voor nader onderzoek naar gezondheidseffecten.

4.4 Geluid

Wettelijk kader

Binnen het projectgebied wordt geen geluidsgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder opgericht.

Het zonnepark vormt wel een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het zonnepark is een type A-inrichting. De inrichting valt daarmee onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit Wet Milieubeheer. Op grond van artikel 2.17 van dit besluit gelden de onderstaande geluideisen:

Op de gevel van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAR, LT op de gevel niet hoger zijn dan:

  • 50 dB(A) tussen 07:00 en 19:00 uur (dagperiode)
  • 45 dB(A) tussen 19:00 en 23:00 uur (avondperiode)
  • 40 dB (A) tussen 23:00 en 07:00 uur (nachtperiode)

Afweging

De omvormers en transformatoren kunnen geluid produceren; er moet worden voldaan aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. In het kader van deze aanvraag omgevingsvergunning is een melding Activiteitenbesluit gedaan. Vanuit het Activiteitenbesluit bestaat voor een type A inrichting geen noodzaak voor een akoestisch onderzoek.

Het zonnepark zorgt ook niet voor een substantiële verkeersaantrekkende werking, waardoor omliggende woningen hinder zouden kunnen ondervinden. Voor het onderhouden van het park zijn hooguit enkele tientallen verkeersbewegingen per jaar nodig, wat een te verwaarlozen effect heeft op de gevelbelasting van woningen nabij het projectgebied. Wel kan tijdelijk hinder ontstaan in de aanleg- en opruimfase. Tijdens de aanlegfase zal een tijdelijke bouwweg worden gerealiseerd vanaf de Koningin Wilhelminalaan, ter hoogte van de spiltsing met de Kerkhoflaan.

4.5 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van 'niet in betekende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Afweging

Op grond van de nibm-tool is een project pas in betekenende mate bij een toename van het aantal verkeersbewegingen met ruim 800 per dag (met 5% aandeel vrachtverkeer). Tijdens de aanleg zal er tijdelijk sprake zijn van een relatief grote toename van het aantal verkeersbewegingen.

In beide perioden zal het aantal verkeersbewegingen zeer ruim onder het genoemde aantal van 800 per dag blijven. Het project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit met 3% en kan als 'niet in betekenende mate' worden beschouwd. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de uitvoerbaarheid van het project.

4.6 Water

Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie, dat wil zeggen voor het grondwater en het oppervlaktewater.

Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'. Het projectgebied valt binnen het beheergebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta.

Afweging

Ten behoeve van het zonnepark wordt geen gesloten verharding aangelegd, afgezien van bouwwerken met technische installaties (inkoopstation en transformatoren). Het regenwater stroomt van de panelen naar de grond, waar het onbelemmerd kan infiltreren. De panelen en de constructie wordt uitgevoerd van niet-uitloogbare materialen.

De onderhoudsstroken zijn onverhard of bestaande uit een waterdoorlatende halfverharding.. Het aan te leggen voet-/fietspad zal worden uitgevoerd in een halfverharding dat waterdoorlatend is.

Het zonnepark wordt niet gerealiseerd in, op of nabij een waterstaatswerk. Voorts worden geen oppervlaktewaterlichamen gegraven of gedmept. De Keur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta is niet van toepassing. Derhalve is er ook geen vergunning- of meldingsplicht.

Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). Het waterschap heeft aangegeven dat de korte procedure van de watertoets moet worden doorlopen. De reactie van het waterschap is opgenomen als Bijlage 8. Het waterschap heeft geen bezwaar tegen de aanvraag omgevingsvergunning.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

Wettelijk kader

Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Erfgoedwet is geregeld hoe met archeologische vindplaatsen en zichtbare monumenten moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij de planvorming te betrekken.

Afweging

Op grond van de archeologische beleidskaart van de gemeente Steenwijkerland geldt voor het projectgebied een hoge verwachting ten aanzien van het voorkomen van archeologische waarden. Daarnaast is er sprake van twee aandachtzones. Het beleid voor deze zone schrijft voor dat er bij bodemingrepen groter dan 2500 m2 en dieper dan 50 cm -mv een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Deze voorschriften zijn verankerd in de beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland 2014. De omvang van de bodemingrepen bedraagt circa 30 ha en is groter dan de vrijstellingsgrens. Een archeologische onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is daarom verplicht conform het vigerend beleid.

Om die reden is in juli 2018 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als Bijlage 9 opgenomen. In het navolgende is de conclusie weergegeven.

In het projectgebied zijn geen relevante intacte archeologische lagen waargenomen: de podzolgronden bleken, waarschijnlijk als gevolg van het ploegen ten behoeve van de aardappelteelt, verstoord. De archeologische verwachting is binnen het projectgebied dan ook laag. Er zijn ook geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op (grotere) archeologische nederzettingen. Ongeacht de diepte van de ingrepen in het gebied is de verwachting dat er geen intacte archeologische waarden worden verstoord. Archeologisch vervolgonderzoek is daarom niet noodzakelijk.

De gemeente neemt het advies van het archeologisch adviesbureau over. Het projectgebied wordt, op archeologische gronden, vrijgegeven. Mocht er tijdens werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, geldt volgens de Erfgoedwet art. 5.10, een meldingsplicht bij het bevoegd gezag. Dit kan bij de gemeente Steenwijkerland.

4.7.2 Cultuurhistorie

Wettelijk kader

Cultuurhistorie gaat over de geschiedenis van de gebouwde omgeving, de landschappen, tradities en de verhalen die erbij horen. Sinds 1 januari 2012 is de gemeente wettelijk verplicht om cultuurhistorische belangen mee te wegen in ruimtelijke vraagstukken.

Afweging

Zoals reeds omschreven in hoofdstuk 2 maakt de kern Willemsoord onderdeel uit van de Koloniën van Weldadigheid. Deze kolonie is in 1821-1823 opgericht als een vrije kolonie met een eigen structuur. Deze structuur is nog deels zichtbaar in het huidige landschap.

Centraal in het projectgebied staat Helenahoeve (bouwjaar 1900, Ronde Blesse 7). Deze boederij heeft een architectonische kwaliteit, maar is niet aangewezen als beeldbepalend pand of monument.

Er zijn geen monumentale panden binnen het projectgebied gelegen. Ook beïnvloeding van beschermde gezichten is vanwege de grote afstand tussen de zonnepark en bebouwing niet aan de orde. Er is wel sprake van cultuurhistorische waarden voor het landschap (zie paragraaf 2.1) waar het projectgebied onderdeel van uitmaakt. Zoals aangegeven in paragraaf 2.3 is voor het project een landschappelijke onderbouwing met inrichtingsplan opgesteld. Dit inrichtingsplan gaat uit het behouden bestaande beplantingsstructuren in verband met hun cultuurhistorische waarde en het herstellen van de landschapsstructuur.

4.8 Flora en fauna

Wettelijk kader

Om de uitvoerbaarheid van het project te toetsen, is in januari 2018 een globaal ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Het onderzoeksrapport is als Bijlage 10 opgenomen.

Eind 2019 heeft de provincie Overijssel de beleidsregels Natuur gewijzigd. Hierin is de provinciale vrijstellingslijst voor beschermde soorten aangepast. Ook heeft de provincie Overijssel een aangepaste lijst met jaarrond beschermde vogelsoorten vastgesteld. Derhalve is het ecologisch onderzoek geactualiseerd in de vorm van een oplegnotitie. Deze is als Bijlage 11 opgenomen.

In het navolgende is de conclusie weergegeven. De oplegnotitie bevestigd deze conclusie. In paragraaf 2.2 wordt nader ingegaan op de mogelijke effecten van zonneparken op natuur, landbouw en landschap.

Afweging

4.8.1 Soortenbescherming

Het projectgebied biedt een potentieel habitat voor een aantal beschermde soorten. Hoewel er geen gerichte en uitgebreide veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en eenmalig veldbezoek vastgesteld dat het terrein mogelijk van belang is voor enkele algemeen beschermde soorten met een landelijke vrijstelling en voor enkele soorten zonder deze vrijstelling. Het projectgebied is (onderdeel) van het leefgebied vormt voor enkele algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren, steenmarter, das, vleermuizen en broedvogels. Dit betreft echter geen essentieel onderdeel en is ook na de ontwikkeling nog steeds voorhanden als leefgebied. Verblijfplaatsen van deze soorten zijn echter niet te verwachten door het ongeschikte aanwezige biotoop, zoals voor boommarter en waterspitsmuis. Negatieve effecten op deze soorten worden niet verwacht. Dit is echter niet van toepassing op broedende vogels. Voor alle beschermde inheemse (ook algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. In onderhavige situatie zullen werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd.

Er worden binnen het projectgebied geen bomen gekapt. Een nadere toetsing van houtopstanden is daarom niet noodzakelijk.

4.8.2 Gebiedsbescherming

In de directe omgeving van het projectgebied liggen geen Natura 2000-gebieden. De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maakt dat de effecten uitsluitend tot het projectgebied of de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Het projectgebied en omgeving maken geen onderdeel uit van de NNN. Met de voorgenomen werkzaamheden worden geen negatieve effecten verwacht op de wezenlijke waarden en kenmerken van de NNN. Van afname van areaal is geen sprake, tevens worden geen effecten verwacht die de wezenlijke waarden en kenmerken van de NNN significant aantasten. Een toetsing aan het NNN-beleid wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

4.8.3 Stikstof

De uitspraak (zaaknummer 201600614/3) van de Raad van State d.d. 29 mei 2019 heeft tot gevolg dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer als basis voor toestemming voor activiteiten worden gebruikt. Onder het PAS gold voor ontwikkelingen onder de grenswaarde van 1 mol/ha/jaar (dan wel 0,05 mol/ha/jaar) een vrijstelling van de Wnb-vergunningplicht.

De mogelijke bedrage van het project (in zowel de aanleg-, gebruiks- als opruimfase) aan stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden is berekend met het programma AERIUS Calculator. Het rapport van deze berekening Bijlage 12 is als opgenomen. De berekening geeft aan dat er geen rekenresultaten zijn die hoger zijn aan 0,00 mol/ha/jaar. Dit houdt in dat er geen sprake is van een negatieve effecten op verzuringsgevoelige Natura 2000-gebieden.

4.8.4 Conclusie

Vanuit de eisen van het natuurbeleid NNN en vanuit de Wet natuurbescherming, onderdelen houtopstanden, gebiedsbescherming en soortenbescherming is het plan uitvoerbaar. In het projectgebied zijn geen beschermde natuurwaarden aangetroffen. Verwacht wordt dat de met voorgenomen ontwikkeling juist geschikter biotoop ontstaat voor grondgebonden zoogdieren, landbiotoop voor amfibieën en foerageergebied voor vogels met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen. Het huidige agrarische gebruik (aardappelteelt) wordt namelijk beëindigd en er wordt circa 8 ha aan nieuwe beplanting toegevoegd. Vanuit de eisen van de natuurbescherming is het plan derhalve uitvoerbaar.

4.9 Bodem

Wettelijk kader

Bodemvervuiling kan een rol spelen bij de totstandkoming van nieuwe ontwikkelingen. De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt, ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu.

Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten 'ernstige vervuilingen' in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie. Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

Over PFAS en het Tijdelijk Handelingskader

PFAS betreft een grote groep stoffen waarvan een aantal stoffen op de lijst met (potentieel) zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) staat. Door de specifieke eigenschappen die PFAS hebben, worden ze al decennialang gebruikt in industriële processen en veel alledaagse producten Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat deze stoffen biologisch slecht tot niet afbreekbaar zijn en zich kunnen verplaatsen. Ze zijn schadelijk voor de gezondheid van mensen en dieren en ze komen door onder andere lozingen en verplaatsingen via de lucht inmiddels wijdverspreid in het milieu voor.

Sinds juli 2019 gelden tijdelijke regels voor de hoeveelheden PFAS in de grond, het Tijdelijk Handelingskader. Binnen dit Handelingskader werd ook heel Nederland als verdacht aangemerkt op de aanwezigheid van PFAS. Omgevingsdienst IJsselland heeft voor een aantal gemeenten in de regio IJsselland, waaronder Steenwijkerland, een regionale achtergrondwaarde voor de stoffengroep PFAS vastgesteld. Door de norm aan te passen, kan het grondverzet in de regio worden hervat.

Omgevingsdienst IJsselland liet in opdracht van de gemeenten onderzoek uitvoeren om te bepalen hoe het met PFAS in de regio IJsselland in de bodem is gesteld. Per gemeente is de grond binnen de bebouwde kom met woon- en industriefunctie en de grond in het buitengebied, onderzocht. Het onderzoek richtte zich vooral op de stoffen PFOS en PFOA uit de PFAS-stoffengroep. In de bovengrond is in 80% van de gevallen de gemeten waarde van beide stoffen lager dan of gelijk aan 0,7 microgram per kilogram (Voor PFOS adviseert het RIVM een tijdelijke achtergrondwaarde van 0,9 microgram per kilogram grond. Voor PFOA 0,8 microgram per kilogram grond). Uit het onderzoek blijkt dat de waarden in de ondergrond (vanaf 0,5 meter onder de grond en dieper) lager zijn dan in de bovengrond (0 tot 0,5 meter diepte). Er is geen verschil in de waarden tussen landelijk en bebouwd gebied. Ook de stof GenX is onderzocht. In geen van de geanalyseerde monsters is GenX aangetroffen.

Afweging

Raadpleging van het provinciale bodeminformatiesysteem wijst uit dat ter plaatse van het projectgebied geen (potentiële) bodemverontreinigingslocaties aanwezig zijn. Er wordt niet langdurig verbleven in het projectgebied en er vindt geen aan- en afvoer plaats van grond. De aanleg van het zonnepark vormt geen bodembedreigende activiteit.

Doordat er geen hergebruik plaatsvindt van grond of bagger is geen nader onderzoek naar PFAS noodzakelijk.

De kwaliteit van de bodem staat de uitvoerbaarheid van het project niet in de weg.

4.10 Vormvrije mer-beoordeling

Wettelijk kader

Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen van het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:

  • 1. Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten plan-m.e.r.-plichtig, Besluit m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor ruimtelijke plannen en besluiten dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. In het geval de activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar die onder de drempelwaarden vallen, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig. Bij de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect). Zijn belangrijke nadelige milieugevolgen uitgesloten, dan is niet alsnog een (plan)m.e.r. (-beoordeling) op grond van het Besluit m.e.r. noodzakelijk.
  • 2. In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten.
  • 3. Wanneer Provinciale Staten in de Provinciale Milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

Afweging

Realisatie van projecten met zonne-energie worden niet in het Besluit milieu-effectrapportage genoemd. Volgend uit jurisprudentie (uitspraak Raad van State d.d. 14 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2770), kan een zonnepark niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling (categorie D11.2) en/of industriële installaties voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water (categorie D22.1) worden beschouwd.

Voorts dient beoordeeld te worden of het project onder categorie D9 valt. Categorie D 9 betreft: een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.

In voorgenoemde uitspraak heeft de Raad van State tevens geoordeeld dat van een landinrichtingsproject als bedoeld in categorie D9, alleen sprake kan zijn indien het grootschalige ontwikkeling in het buitengebied (oppervlakte meer dan 125 ha) betreft. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat onder landinrichting projecten vallen zoals:

  • het gebruik van niet in cultuur gebrachte gronden of semi-natuurlijke gebieden voor intensieve landbouw;
  • de omzetting van landbouw naar waterberging.

Hieruit volgt dat een zonnepak geen landinrichtingsproject is. Voorliggend project omvat ook de aanleg van circa 8 ha aan nieuwe beplantingsstructuren en bloemrijk grasland. Echter dit heeft onvoldoende substantieel karakter om aangemerkt te kunnen worden als een landinrichtingsproject.

Gelet op de kenmerken van het project, en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Eén en ander blijkt uit dit hoofdstuk waarbij uitgebreid is ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten.

Het uitvoeren van een mer-beoordeling en/of het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) zijn derhalve niet aan de orde.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de voorbereiding van het project is een Klic-melding uitgevoerd vanwege de aanwezigheid van diverse kabels en leidingen in en nabij het projectgebied.

Ten westen van het zonnepark ligt een aardgastransportleiding van Gasunie. In paragraaf 4.2 Veiligheid wordt nader ingegaan op de onderlinge effecten van zonnepark en gasleiding.

Ter plaatse van het meest westelijke zonneveld ligt een waterleiding van Vitens. Deze leiding wordt vervangen en is ten allen tijde bereikbaar voor onderhoud.

Er heeft afstemming plaatsgevonden met de leidingbeheerders Vitens en Gasunie. In hun reacties Bijlage 6 en Bijlage 13 hebben zij aangegeven te kunnen instemmen met voorliggend project.

Om de omvormers, transformatoren en inkoopstation met elkaar te verbinden wordt binnen het zonnepark bekabeling aangelegd. Deze bekabeling voldoet aan NEN-normering en heeft geen negatieve invloed op de omgeving en bodem.

Daarnaast wordt voor het zonnepark een middenspanningsleiding aangelegd. Het zonnepark wordt aangesloten op het netwerk van Liander. Dit geschiedt vanaf de noordkant van het zonnepark, grenzend aan Weststellingwerf en via gronden liggend buiten de gemeente Steenwijjkerland.

De middenspanningsleiding kruist de weg Ronde Blesse. Deze weg is eigendom van de stichting
Het Heideveld. De stichting kan instemmen met de ondergrondse kruising.

De definitieve ligging van deze leiding is nog onder voorbehoud van detail engineering. Voor de kruisingen van de middenspanningsleiding met de bestaande ondergrondse infrastructuur zal bij de eigenaren om toestemming worden gevraagd.

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor het project.

4.12 Lichthinder

Een specifieke vorm van mogelijke hinder door zonnevelden is die van lichtschittering. Lichtschittering op de panelen kan hinder veroorzaken voor automobilisten, omwonenden, maar ook het vliegverkeer.

De reflecties (voor zover aanwezig) hangen af van de locatie (stand en hoogte spiegelend vlak) en de stand van de zon. Hinder wordt zo veel mogelijk voorkomen door de eigenschap van zonnepanelen om zonlicht te absorberen, de stand van de panelen en het landschappelijk inpassen van het zonnepark. De huidige generatie zonnepanelen zijn voorts voorzien van een anti-reflectie coating of folie. De zonnepanelen in het projectgebied worden gerealiseerd in een hellingshoek van 10 graden. Hinder door reflectie is bij de gekozen opstelling daarom niet te verwachten. Rijkswaterstaat bevestigd deze conclusie in haar brief (Bijlage 14).

Ook wordt geen hinder verwacht op (toekomstige) naderingsroutes voor Lelystad Airport.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer heeft vanaf het begin contact gezocht met Duurzaam Willemsoord en Dorpsbelang Willemsoord. Deze partijen hebben diverse overleggen gevoerd, zowel in de vorm van individuele keukentafelgesprekken met omwonenden (Koningin Wilhelminalaan en Ronde Blesse) als ook in centraal georganiseerd overleg. Een verslag van dit participatieproces is als Bijlage 15 toegevoegd.

Via de procedure van de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan (uitgebreide procedure) kan de maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit project worden aangetoond. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop gereageerd kan worden op de plannen.

Vooroverleg

Op grond van artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is de ontwikkeling voorgelegd aan de betrokken overlegpartners.

De landschappelijke inrichting en de ontwerptekening zijn in nauw overleg met de provincie Overijssel tot stand gekomen. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft aangegeven dat er geen waterschapsbelang is. Gasunie, Vitens en Rijkswaterstaat hebben ieder aangegeven in te stemmen met het project. Daarmee heeft het vooroverleg in voldoende mate plaatsgevonden.

Zienswijzen

De ontwerpomgevingsvergunning met bijbehorende stukken heeft gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode bestond de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Een ieder is zo in de gelegenheid gesteld om bedenkingen tegen het initiatief kenbaar te maken.

De ingekomen zienswijzen zijn door de gemeente beantwoord en meegewogen in de besluitvorming over het verlenen van de omgevingsvergunning. Tegen dit besluit bestond de mogelijkheid voor beroep. De genoemde procedure toont de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het project aan. De reactienota is bijgevoegd als Bijlage 18.

Bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning is het college van Burgemeester en wethouders. De gemeenteraad heeft echter een toetsende rol en dient voorafgaand aan de besluitvorming een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af te geven. Het bevoegd gezag heeft een omgevingsvergunning afgegeven, deze is bijgevoegd als Bijlage 16.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Wanneer er sprake is van een bouwplan als bepaald in artikel 6.12 Wro en 6.2.1 Bro moet hiervoor in beginsel een exploitatieplan worden vastgesteld. Hiervan kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. De realisatie van een zonnepark is geen bouwplan als bepaald in de genoemde artikelen.

Daarnaast wordt er een overeenkomst gesloten tussen gemeente en ontwikkelende partij, waarin het kostenverhaal, waaronder planschade, is geregeld. De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit projectvoornemen niet nodig.

Voor de totstandkoming van het zonnepark wordt een subsidie op grond van de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE+) aangevraagd. Deze subsidie is in de exploitatie noodzakelijk voor de bedrijfseconomische haalbaarheid.