direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Bestemmingsplan Vollenhove - Herontwikkeling Moespot 7
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.VLHMoespot7BP01-VA01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1. tuinen;
  • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • 3. groenvoorzieningen;
  • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen, vrijstaand dan wel twee-aaneen;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding ´bouwvlak´

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen zowel woningen als bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen worden op een afstand van minimaal 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • c. per bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het aangeduide aantal woningen is toegestaan;
  • d. de voorgevels van de woning worden geplaatst haaks op de weg Moespot, met uitzondering van de woning ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' waarvoor geldt dat dient te worden gebouwd met de nokrichting evenwijdig aan de weg Moespot;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt minimaal 3,00 meter;
  • f. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:
  • 1. de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
  • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
  • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
  • g. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • h. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7,50 meter;
  • i. gebouwen zullen met een kap van minimaal 25° en maximaal 60° worden afgedekt;
  • j. voor de maatvoering van bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 3.2.3;
  • k. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 3.2.4.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd achter de achtergevel van de woning en dienen een ruimtelijke eenheid met de woning te vormen;

b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal bedragen:

Oppervlakte bestaand bouwperceel   Toegestane maximale oppervlakte aan bijgebouwen  
Bouwperceel tot 350 m²   50 m²  
Bouwperceel van 350 m² - 700 m²   70 m²  

c. gebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;

d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;

e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde en carports worden gebouwd;
  • b. carports worden op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van carports maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van carports maximaal 20 m² bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfaf-scheidingen en vlaggenmasten;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfaf-scheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.

3.3 Nadere eisen
3.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.

3.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 3.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de ruimtelijke kwaliteit
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 3.4.2 en 3.5.1;
  • d. gastouderopvang;
  • e. woningsplitsing;
  • f. mantelzorg in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen;
  • g. vrijstaande bijgebouwen als logiesruimte;
  • h. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • i. detailhandel.

3.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden beroepen (bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;
  • c. maximaal 100 m² wordt gebruikt voor medische beroepen;
  • d. maximaal 10% wordt gebruikt voor detailhandel, tot een maximum van 10 m²;
  • e. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • f. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • g. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • h. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • i. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • j. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.4, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:

  • a. een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;
  • c. maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, tot een maximum van 25 m²;
  • d. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • e. er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • f. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;
  • g. er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • h. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

3.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel als ondergeschikte activiteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4, ten behoeve van het gebruik voor detailhandel als ondergeschikte activiteit, met dien verstande dat:

  • a. de ondergeschikte detailhandel uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte mag worden gebruikt als verkoopruimte en productieruimte;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • e. de oppervlakte van productiegebonden detailhandel maximaal 10% van het brutovloeroppervlak, tot een maximum van 150 m² mag bedragen;
  • f. etalages niet zijn toegestaan;
  • g. verkoopruimten zijn enkel toegestaan op de begane grond;
  • h. er ten hoogste één gevelreclame-uiting is toegestaan tot een maximum van 20 x 30 centimeter;
  • i. verkoop van producten met veiligheidsrisico's niet zijn toegestaan;
  • j. vrachtverkeer ten behoeve van bevoorrading niet is toegestaan;
  • k. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • l. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • 1. de verkeersveiligheid;
  • 2. het woon- en leefklimaat;
  • 3. de milieusituatie;
  • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg in vrijstaande gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

a. voor mantelzorg in de woning de volgende regels gelden:

  • 1. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning bedraagt maximaal 75 m²;
  • 2. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

b. voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

1. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in bestaande vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 75 m²;

2. het vrijstaande bijgebouw binnen een afstand van 25 meter van de woning dient te zijn gesitueerd;

3. realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

4. de mantelzorgvoorziening qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

5. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de verkeersveiligheid;
  • het woon- en leefklimaat;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4, ten behoeve van een bed en breakfast, met dien verstande dat:

a. er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel worden toegestaan, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;

b. de slaapplaatsen moeten worden gerealiseerd in het hoofdgebouw (de woning);

c. maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor bed- en breakfastactiviteiten mag worden gebruikt;

d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1. de verkeersveiligheid;

2. het woon- en leefklimaat;

3. de milieusituatie;

4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

e. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

f. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);

g. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

h. omliggende functies niet worden gehinderd.