In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan:
het bestemmingsplan Monnikenweg - Vossenkamp te Sint Jansklooster met
identificatienummer NL.IMRO.1708.STJMonnikenweg52BP-ON;
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen;
1.3
aanbouw/uitbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee
het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat
hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;
1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6
aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen
wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt
en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in
overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel,
behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de
activiteiten;
1.7
aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende
bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar
woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke
uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde
detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende
met de activiteiten;
1.8
ambacht(elijk):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-
/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren,
als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of
bewerkt, ondergeschikt aan de woonfunctie. Wanneer deze activiteit in een woning en
de daarbij behorende bijgebouwen plaatsvindt, dient de omvang van de activiteit
zodanig te zijn dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
1.9
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende
overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;
1.10
bebouwde kom in verband met archeologie:
voor het bepalen van de bebouwde kom als genoemd in artikel 40 en artikel 41 wordt
aangesloten bij de bebouwde kom volgens de Wegenwet;
1.11
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12
bed & breakfast
het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen
bestaande gebouwen gericht op kortdurend verblijf, niet zijnde de uitoefening van een
hotel, pension of ander bedrijf. Hieronder wordt niet verstaan het overnachten,
noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden
werkzaamheden en/of arbeid;
1.13
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen,
bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig
verlenen van diensten. Aan huis verbonden beroepen en bedrijven niet daaronder
begrepen;
1.14
bedrijfsmatig:
via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon deelnemen aan het economisch
verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en
regelmaat zijn gelijk te stellen;
1.15
begane grond:
het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein,
zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen
in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de
gemiddelde hoogte daarvan;
1.16
bestaand:
situatie ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.17
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19
bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.20
bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
1.21
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen van een standplaats;
1.22
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
1.24
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.25
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond;
1.27
carport:
een bouwwerk met tenminste een dak en niet, of aan maximaal twee zijden van wanden
voorzien, inclusief bestaande wanden;
1.28
consument verzorgend ambacht/consument verzorgende ambachtelijke
bedrijfsactiviteiten:
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het
aan huis verbonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend
door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat als
deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de
woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
1.29
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat
ontstaan is door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat
bouwwerk of gebied heeft gemaakt;
1.30
dak:
een uitwendige scheidingsconstructie als bovenafsluiting van een bouwwerk;
1.31
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren,
van goederen aan diegenen die, die goederen kopen respectievelijk huren, voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
1.32
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet
verbieden;
1.33
erfafscheiding:
afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst;
1.34
erker:
een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter
vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte en zorgt voor
een verbijzondering van de voor- of zijgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te
tasten. Een erker heeft een diepte van maximaal 1,00 meter en is aan drie zijden
geheel of gedeeltelijk voorzien van glas;
1.35
evenement:
een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht
op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve,
culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden;
1.36
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.37
herdenkingsmonument:
een gedenkteken ter nagedachtenis van een gebeurtenis;
1.38
hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op
het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.39
horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies;
1.40
kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is. Eén en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.41
karakteristieke bebouwing:
te handhaven gebouw of bouwwerk, dat vanwege zijn architectonische vormgeving,
schaal en cultuurhistorische waarde als kenmerkend voor een gebied kan worden
beschouwd;
1.42
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van
het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding
van de levende en niet-levende natuur;
1.43
maaiveld:
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, zonder enige
kunstmatige verhoging c.q. verlaging;
1.44
mantelzorg:
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een
hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de
zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;
1.45
nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en
inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit
bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een perceel;
1.46
nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening,
het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.47
omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht;
1.48
Ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op
ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.49
Ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde:
werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.
1.50
onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen,
waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans,
kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve
van een recreatief verblijf;
1.51
opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de
productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
1.52
parkeervoorzieningen:
een al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van
gemotoriseerd verkeer:
- openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
- particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein;
1.53
parkeren:
het gedurende een aaneengesloten periode plaatsen van een voertuig, anders dan
gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of
uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen;
1.54
peil:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP) of het ter plaatse geldende waterpeil;
1.55
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding;
1.56
recreatie:
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding;
1.57
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie
waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden;
1.58
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang
alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk
geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotischemassagesalon,
een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al
dan niet in combinatie met elkaar;
1.59
sociale veiligheid:
een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
1.60
stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld
inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens
aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte;
1.61
straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden,
brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, oplaadpunten voor
elektrische auto's, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere
inzamelbakken, kunstobjecten, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen,
abri's, openbaar urinoir, en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken;
1.62
terras:
een plek van een horecagelegenheid waar men buiten kan zitten;
1.63
vaartuig:
alle soorten van varende en drijvende voorwerpen welke gebezigd kunnen worden e/of
ingericht zijn voor vervoer te water van personen en /of goederen waaronder mede
vaartuigen dienende tot beoefening van de watersport of in gebruik ten behoeve van de
sportvisserij, evenals vaartuigen dienende tot uitvoering van werkzaamheden onder in
of boven water zoals baggermolens, zandbakken,vlotten en drijvende inrichtingen,
elevators, dokken, sleepboten, duwboten en daarmee gelijk te stellen vaartuigen
alsmede woonschepen;
1.64
verkeersveiligheid:
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en
vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten
van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van
verkeersdeelnemers;
1.65
vloeroppervlak:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijgebouwen op de begane grond;
1.66
voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg of het water en die in
ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt;
1.67
voorgevelrooilijn:
Een voorgevelrooilijn is een denkbeeldige lijn waarvan de ligging is vastgelegd in het
bestemmingsplan. De voorgevelrooilijn is de lijn waarop doorgaans de voorgevel van de
woning is geplaatst.
1.68
waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,
waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen,
infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
1.69
weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen
de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en
zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide
parkeerplaatsen;
1.70
wonen:
het wonen in een woning.
1.71
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan
één huishouden
1.72
woningsplitsing:
het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer
zelfstandige woningen.