direct naar inhoud van Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
Plan: Sint Jansklooster - Molenkampen III
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.STJMolenkIIIBP-VA01

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'
13.1.1 Aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening.

13.1.2 Verbod

Ter plaatse van 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die noodzakelijk zijn in verband met de drinkwatervoorziening en de bescherming daarvan, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2,50 meter bedraagt, en mogen geen activiteiten plaatsvinden die de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening negatief beïnvloeden.

13.1.3 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.2, met dien verstande dat:

  • a. de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad;
  • b. gebouwd wordt in overeenstemming met de regels van de andere daar voorkomende bestemming.
13.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor '13.1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. werkzaamheden waarbij de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening negatief beïnvloed wordt.

b Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel a is niet van toepassing op:

  • a. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

c Toetsingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.1.4 onder a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in lid 13.1.1 genoemde kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

d Advies

Alvorens de vergunning te verlenen, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betreffende beheerder van de drinkwatervoorziening.

13.2 'vrijwaringszone - molenbiotoop'
13.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mag op of in deze gronden niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. buiten een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
13.2.2 Uitzondering

De regels genoemd in lid 13.2.1 gelden niet voor bestaande gebouwen en bouwwerken.

13.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de in lid 13.2.1 aangegeven toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met opgaande beplanting hoger dan de in lid 13.2.1 aangegeven toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de in lid 13.2.1 aangegeven toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.

b Uitzonderingen

Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.

c Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de molen als landschapselement;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen.