direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Paasloo - Paasloërweg 22a, Hooiweg 7
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.PSLPSLWG22AHW7-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het landelijk gebied nabij Paasloo staat een oude agrarische schuur, naast een woonboerderij. De eigenaar van deze schuur heeft het plan opgevat om deze te slopen en hiervoor een woonhuis terug te bouwen. Hiervoor wordt tevens een in verval geraakte ligboxenstal aan de Hooiweg 7 gesloopt. Er kan gebruik worden gemaakt van de in 2015 beëindigde regeling 'rood voor rood, met gesloten beurs' (hierna: regeling), omdat het verzoek om medewerking hieraan al in 2013 is ingediend.

De gewenste situatie kan niet op basis van de geldende beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland worden gerealiseerd. Vanwege de kwaliteitsverbetering die de ontwikkeling met zich meebrengt, verleent de gemeente Steenwijkerland medewerking aan het initiatief. Voor de toekomstige situatie is op basis van een advies van de ervenconsulent van Het Oversticht een erfinrichtingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de gewenste inrichting mogelijk is.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat twee locaties, namelijk het perceel Paasloërweg 22a, waarop de oude agrarisch schuur staat en het naastgelegen perceel Paasloërweg 24. Dat perceel is meegenomen omdat het nog een agrarische bedrijfsbestemming heeft. Daarnaast valt het perceel Hooiweg 7 binnen het plangebied. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.PSLPSLWG22AHW7-VA01_0001.png"

Figuur 1.1. De ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in de beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland die op 9 december 2014 is vastgesteld en op 24 december 2014 in werking is getreden. De percelen aan de Paasloërweg hebben hierin de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2'. Het perceel aan de Hooiweg heeft de bestemming 'Wonen - Buitengebied'. De omliggende gronden hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden'.

Binnen de agrarische bedrijfsbestemming is het wonen alleen toegestaan als onderdeel van het agrarisch bedrijf. Ook worden er geen mogelijkheden geboden voor het bouwen van een nieuwe woning.

Over het plangebied ligt verder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', waarbinnen bij ingrepen groter dan 2.500 m2 (in het buitengebied) en dieper dan 50 cm een archeologisch onderzoek wordt gevraagd.

1.4 Leeswijzer

In de toelichting van het bestemmingsplan zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten van het gemeentelijk beleid weergegeven en is de regeling van het plan gemotiveerd. De toelichting van het plan bestaat uit een onderzoeksgedeelte en een beschrijving van het juridisch deel van het plan. Het eerstgenoemde onderdeel bevat het onderzoek naar de huidige gebruiks- en bebouwingssituatie en de randvoorwaarden en belemmeringen. Het tweede onderdeel omvat de verantwoording van het juridisch deel van het plan, te weten de verbeelding en de regels.

De toelichting is als volgt opgezet:

Na het inleidende Hoofdstuk 1 worden in Hoofdstuk 2 de huidige situatie en de voorgenomen plannen beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het, voor het plan relevante, beleid. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de actuele waarden in het plangebied. De waterparagraaf is opgenomen in Hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 gaat in op de van belang zijnde milieuaspecten. In Hoofdstuk 7 wordt een uitleg en verantwoording gegeven van de planologische regeling (de plankaart, de regels met de gebruiks- en bebouwingsregeling). Hoofdstuk 8 geeft een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen

2.1 Ruimtelijk-functionele structuur

Paasloo is een klein dorp dat in het noorden van de gemeente Steenwijkerland ligt. Rondom Paasloo ligt een waardevol kleinschalig en reliëfrijk zandlandschap. Dit landelijk gebied heeft door de vele houtwallen en bospercelen een besloten karakter. De agrarische gronden binnen deze structuur van houtwallen hebben een afwisselend gebruik als akkerbouw- en landbouwgrond.

Verspreid in het landschap liggen overwegend agrarische bedrijfspercelen. Nabij het plangebied hebben een aantal van deze percelen geen agrarische bedrijfsfunctie meer. Deze worden vooral bewoond. Door de bijzondere kwaliteiten van het gebied en de ligging nabij verschillende natuurgebieden zijn er ook verschillende recreatieve functies aanwezig.

De belangrijkste verkeersroute door het gebied is de provinciale weg N761, plaatselijk bekend als de Paasloërweg. Vanaf deze weg leiden velen smalle zijwegen, waaronder de Hooiweg, het landschap in. Deze wegen hebben een organisch beloop die de structuren van het landschap volgt.

Een luchtfoto van de omgeving van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.PSLPSLWG22AHW7-VA01_0002.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto omgeving

2.2 Huidige situatie plangebied

Het plangebied bestaat uit twee locaties, namelijk de percelen Paasloërweg 22a/24 en het perceel Hooiweg 7. Beide betreffen percelen waarop in het verleden agrarische bedrijfsvoering heeft plaatsgevonden, maar waarop de boerderijen nu als woning in gebruik zijn.

Locatie Paasloërweg

De locatie aan de Paasloërweg ligt op korte afstand ten oosten van het dorp. Hier staan een woonboerderij en een oude stal op aparte percelen en met elk een eigen inrit. Ten westen van de schuur staat een korte houtwal. De stal heeft een oppervlakte van 393 m2 en verkeerd bouwkundig in slechte staat. Een luchtfoto van de locatie met daarop de globale begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 2.2. Het grasland achter de bebouwing is meegenomen, omdat hier momenteel bouwmogelijkheden voor agrarische bedrijfsvoering gelden. Een aanzicht op de bebouwing is weergegeven in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.PSLPSLWG22AHW7-VA01_0003.png"

Figuur 2.2 Luchtfoto locatie Paasloërweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.PSLPSLWG22AHW7-VA01_0004.png"

Figuur 2.3 Aanzicht op de bebouwing

Locatie Hooiweg

De Hooiweg is een smalle landweg met weinig aangelegen percelen. Nabij de aansluiting met de Paasloërweg ligt een cluster van woningen en een relatief grootschalige varkenshouderij en ongeveer halverwege de weg ligt een cluster van vier woonpercelen, waaronder het perceel Hooiweg 7. Dit perceel is niet georiënteerd op de Hooiweg, het ligt op ongeveer 175 meter vanaf deze weg. Op het perceel Hooiweg 7 staat een onlangs tot woning verbouwde boerderij op een ruim perceel. Ten noorden van de boerderij staat een in verval geraakte ligboxenstal met een oppervlakte van 584 m2, waarvan het asbestdak inmiddels is verwijderd. Op het noordelijk deel van het perceel staat nog een kapschuur. Het perceel ligt ingesloten in houtwallen. Langs de zuidzijde ligt een in cultuur gebrachte beekloop. Een luchtfoto van de locatie aan de Hooiweg is weergegeven in figuur 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.PSLPSLWG22AHW7-VA01_0005.png"

Figuur 2.4 Luchtfoto locatie Hooiweg

2.3 Beschrijving initiatief

Het initiatief omvat de bouw van een woning op de locatie van de oude schuur aan de Paasloërweg, in samenhang met een kwaliteitsverbetering voor de omgeving. De kwaliteitsverbetering ligt hoofdzakelijk in de sloop van de twee in verval geraakte stallen op de beide locaties en in de landschappelijke inpassing van de locatie aan de Paasloërweg. In dit kader is een advies ingewonnen bij de ervenconsulent van Het Oversticht. Dit advies is opgenomen in Bijlage 1.

Locatie Paasloërweg

De conclusie luidt dat de sloop van de schuur op het erf Paaslooerweg 22a de mogelijkheid geeft voor het herstel van de ruimtelijke kwaliteit van het erf en het landschap. Een verdichting van het lint is niet wenselijk vanwege het behoud van zichtlijnen en open ruimtes aan de rand van Paasloo. Het is daarom een voorwaarden om de bouwkavel te situeren op de locatie van de te slopen schuur, zodanig dat er met de te behouden woning een erfensemble kan ontstaan. Voorwaarden hierbij zijn dat de vormgeving van de woning gebaseerd is op het type 'erfwoning'. Dit is een volume dat in architectuur en oriëntatie ondergeschikt is aan het hoofdvolume, zijnde de boerderij op het naastgelegen perceel. Bij voorkeur de nok gericht op de weg. Voor het landschap wordt als voorwaarde gesteld dat de bestaande singel wordt verlengd, de steilrand wordt hersteld en dat een doorzicht wordt gecreëerd.

Locatie Hooiweg

Voor de locatie aan de Hooiweg geldt dat de sloop van de stallen en het gebruik als woonerf mogelijkheden geeft voor herstel van de ruimtelijke en ecologische kwaliteit van landschap en het erf aan de Hooiweg 7. De houten kapschuur aan de rand van de singel zou behouden kunnen worden als volume en opgeknapt met streekeigen materialen. Voorwaarden voor herstel van kwaliteit zijn behoud en beheer van de bestaande singel en de laan, aanplant van erfbeplanting. Een vernatting kan plaatsvinden in de zone nabij de sloot.

2.4 Landschappelijke inpassing

Locatie Paasloërweg

Op de locatie aan de Paasloërweg wordt de oude ontsierende stal gesloopt. Hier komt een zogenaamde erfwoning voor terug. Deze gaat, tezamen met de woonboerderij op huisnummer 24, een erfensemble vormen. Op basis van het advies van de ervenconsulent is voor de locatie aan de Paasloërweg een inrichtingsplan met landschappelijke inpassing opgesteld. Dit is weergegeven in figuur 2.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.PSLPSLWG22AHW7-VA01_0006.png"

Figuur 2.5 Nieuwe erfinrichting locatie Paasloërweg

Als landschappelijke inpassing wordt de bestaande singel van 50 meter verlengt richting de oostzijde met een lengte van 20 meter. In het landschappelijk inpassingsplan, zoals ter waarborging opgenomen als bijlage bij de regels (Bijlage 2) is aangegeven welke beplanting behouden moet blijven en wat hieraan moet worden toegevoegd. Zo worden een vijftal overstaanders gehandhaafd. Deze zijn karakteristiek en beelbepalend in de omgeving. Aan het uiteinde van de wal aan de westzijde staat een meerstammige eik. Op de wal zijn twee doorgeschoten eikenhakhout stobben aanwezig. Deze moeten worden afgezet, waarna die opnieuw kunnen uitlopen. Centraal op de wal is nog een inheemse hulst aanwezig. Deze elementen moeten behouden blijven en de overige soorten moeten worden verwijderd. De huidige wal moet daarna opnieuw worden geprofileerd en de steilrand moet worden hersteld. Het wallichaam moet een minimale breedte van vijf meter krijgen over de gehele lengte.

Zoals eerder beschreven moet het wallichaam 20 meter in oostelijke richting worden doorgetrokken. Bovenop de gehele wal wordt extra bosplantsoen ingeplant. Deze wordt geplant in driehoekverband op het 70 meter geprofileerde wallichaam met een plantafstand van 1,5 - 2 meter. Het toe te voegen bosplantsoen zijn streekeigen inheemse soorten. Er is gekozen voor groter plantmateriaal.

Door het uitvoeren van de bovengenoemde werkzaamheden is het landschappelijk kararkter van de houtwal hersteld en vergroot. Door het toevoegen van de inheemse onderbeplanting wordt een landschappelijke kwaliteitsslag behaald.

Locatie Hooiweg

De kwaliteitsslag aan de Hooiweg wordt behaald door het verwijderen van de ontsierende ligboxenstal en het opknappen van de kapschuur. Dit laatste is inmiddels gebeurd. Verder worden aan de hand van het advies van de ervenconsultent een aantal kwaliteitsverbeteringen op het erf toegepast. Dit is gevisualiseerd in figuur 2.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.PSLPSLWG22AHW7-VA01_0007.png"

Figuur 2.6 Erfschets Hooiweg 7

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden relevante planologische beleidskaders op provinciaal en gemeentelijk niveau beschreven. Deze beleidskaders zijn richtinggevend voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan. Het rijksbeleid is gezien de aard en omvang van het plan niet relevant.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel

In de Omgevingsvisie Overijssel (2009) wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel geschetst. De visie is daarbij gericht op 2030. Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening (2009) opgesteld. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang. De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Deze leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie willen ondernemen.

In de omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. In dit model draait het om drie vragen die antwoord geven op of, waar en hoe ontwikkelingen uitgevoerd worden. Bij de eerste vraag zijn generieke beleidskeuzes van belang. Bij de tweede vraag zijn ontwikkelingsperspectieven richtinggevend en bij de derde vraag gaat het om de inpassing in de kenmerken van het gebied.

Generieke beleidskeuzes

Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkeling nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor onder andere voorzieningen in het stedelijk gebied hanteert de provincie de SER-ladder. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt.

De ontwikkeling sluit aan op de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, waarin de voormalige provinciale rood-voor-rood-regeling is opgenomen. Zie hiervoor het kopje 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving'. De ontwikkeling is dan ook niet strijdig met generieke beleidskeuzes.

Ontwikkelingsperspectieven

Voor het perceel geldt het ontwikkelingsperspectief 'mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren'. Hier is ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid. De voorgestelde woonfunctie in samenhang een kwaliteitsverbetering voor het landschap past goed in dit ontwikkelingsperspectief.

Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. In de lagenbenadering zijn per laag de daarbij horende gebiedskenmerken genoemd. Voor het plangebied zien de gebiedskenmerken van de verschillende lagen er als volgt uit:

natuurlijke laag: dekzandvlakten en -ruggen en in cultuur gebrachte laagveengebieden

De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. De locatie aan de Paasloërweg ligt in een klein stukje laagveengebied, dat verder is omsloten door de dekzandruggen.

Dit project stelt een perceelsgebonden ontwikkeling voor. De zichtbare glooiingen in het landschap worden gehandhaafd.

laag van het agrarisch cultuurlandschap: ouden hoevenlandschap

Kenmerkend aan het oude hoevenlandschap is een kleinschalig landschappelijk raamwerk van landschapselementen zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen.

De kenmerken van dit in cultuur gebrachte landschap worden gerespecteerd en waar mogelijk versterkt, door het toevoegen en herstellen van houtwallen.

stedelijke laag:

Niet van toepassing.

lust- en leisurelaag: donkerte

De bouw van een woning doet geen afbreuk aan de donkerte in het gebied.

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Het plangebied ligt in de 'groene omgeving'. Met de groene omgeving wordt het grondgebied buiten steden, dorpen en hoofdinfrastructuur bedoeld. In de groene omgeving staat het behoud en de versterking van het landschap en het realiseren van de groenblauwe hoofdstructuur in combinatie met ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers centraal.

De kwaliteitsimpuls vormt een nieuw beleidskader voor de voormalige rood-voor-rood-regeling. Centraal staat de balans tussen ontwikkelingsruimte en tegenprestatie in de vorm van investeringen in maatwerk met andere kwaliteitsprestaties, zoals landschap en natuur.

Aan de zijde van de investering worden de bouw- en gebruiksmogelijkheid ingeperkt. Het agrarisch bouwvlak van het voormalig bedrijf aan de Paasloërweg wordt weggenomen en het woonperceel aan de Hooiweg wordt verkleind. De oude en in verval geraakte schuren worden gesloopt (totaal ongeveer 977 m2). De ruimtelijke kwaliteitsinvesteringen zijn geborgd met een voorwaardelijke verplichting. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingsruimte en de tegenprestatie met elkaar in balans zijn.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maken, passen binnen de beleidskeuzes van de provincie en aansluiten op het ontwikkelingsperspectief dat op het plangebied van toepassing is. Voorts wordt er geen afbreuk gedaan aan de kenmerken van het gebied. Het project voldoet aan de criteria voor de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, categorie Rood-voor-rood.

Omgevingsverordening Overijssel (2009)

De uitgangspunten uit de omgevingsvisie zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de Omgevingsvisie Overijssel. Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Strategische Toekomstvisie Steenwijkerland 2030

De gemeente Steenwijkerland heeft de Strategische Toekomstvisie Steenwijkerland 2030 (2009) ontwikkeld. Deze visie bevat een integrale visie op de ontwikkeling van de gehele gemeente tot 2030. De visie gaat uit van het koesteren en versterken van bestaande kwaliteiten. Daarbij gaat het om de kwaliteiten van de landschappen, de stad en de overige kernen en de potenties van het gebied.

In de visie wordt gesteld dat Steenwijkerland een streekfunctie voor wonen, werken en voorzieningen heeft. Voor het ontwikkelen van woon- en zorgvoorzieningen en voor het plangebied worden geen specifieke uitspraken gedaan. De ontwikkeling is in elk geval niet strijdig met het gemeentelijk beleid.

Visie op wonen en leefbaarheid, vitaal duurzaam

Op 29 mei 2012 heeft de gemeenteraad het rapport 'Visie op wonen en leefbaarheid, vitaal duurzaam' vastgesteld. In deze visie is een indicatie voor de lokale woningbehoefte opgenomen op basis van de vraag in de periode 2011-2020. De visie heeft betrekking op de woningbouwlocaties binnen de kernen van de gemeente Steenwijkerland en doet geen uitspraken over woningbouw in het buitengebied. Dit omdat woningbouw in het buitengebied alleen middels toepassing van de regeling rood voor rood toegestaan is.

Er wordt één nieuwe woning toegevoegd in ruil voor een kwaliteitsverbetering van de omgeving (rood voor rood). Hiervoor is ruimte beschikbaar in het woningbouwprogramma. De ontwikkeling is dan ook in lijn met de uitgangspunten van de Woonvisie.

Rood voor Rood met gesloten beurs

Om leegstand, verval en verpaupering in het landelijk gebied, als gevolg van een toenemend aantal vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen te voorkomen, heeft de gemeente Steenwijkerland in 2007 de regeling “Rood voor Rood met gesloten beurs” vastgesteld. De realisatie van dit doel vindt plaats door het afbreken van landschapsontsierende bedrijfsbebouwing en door het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn het gemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan, het bestemmingsplan Buitengebied en de Welstandsnota. Het beleidskader geeft duidelijkheid over de mogelijkheden voor Rood voor Rood. De gesloten beurs betekent dat de overheid hier niet financieel aan bijdraagt.

In 2015 heeft de gemeente besloten deze regeling te beëindigen omdat er behoefte is aan een meer robuuste regeling, die breder kijkt, zoals de KGO. Hierbij is tevens besloten om de regeling twee jaar in stand te laten voor de gevallen waar al is besloten is om in principe mee te werken aan de Regeling en in procedure te brengen. Het principeverzoek is begin 2013 binnengekomen en beoordeeld op basis van de regeling Rood voor Rood met gesloten beurs. Er is voor gekozen om de kavel eerst te koop te zetten en daarna het formele bestemmingsplanproces te doorlopen.

Conform de regeling dient minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen gesloopt te worden. Ter compensatie kan onder voorwaarden één bouwkavel voor een woonhuis worden toegekend. De bouwkavel mag een maximale oppervlakte van 1.000 m2 hebben. Het woonhuis heeft een maximaal bouwvolume van 750 m3. Voor erfbebouwing geldt een maximale oppervlaktemaat van 75 m2. Een deel van de meerwaarde van de bouwkavel dient te worden geïnvesteerd in de kwaliteit van het platteland, bijvoorbeeld door de aanleg van landschapselementen en nieuw groen.

De ontwikkeling is passend in de regeling. De melkstal met een oppervlakte van 584 m2 aan de Hooiweg en dat de kippenstal met een oppervlakte van 393 m2 aan de Paasloërweg worden gesloopt. De sloop van in totaal 977 m2 aan ontsierende gebouwen en de voorgestelde investering is voldoende om een woning te mogen bouwen.

In het advies van Het Oversticht is opgenomen welke mogelijkheden er zijn voor de investering in de ruimtelijke kwaliteit. Aan de Paasloërweg wordt een houtwal versterkt. Daarnaast is aan de Hooiweg een kapschuur in dit kader opknapt, waarmee deze beter past in de kwaliteiten van het landschap. Ook wordt hier de woonbestemming verkleind, twee houtwallen worden versterkt en er wordt een fruitboomgaard aangelegd. Het plan voldoet aan de voorwaarden uit de beleidsregel “regeling Rood voor Rood met gesloten beurs”.

Beleidsnotitie Buitengebied

In de Beleidsnotitie bestemmingsplan Buitengebied, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 27 maart 2012, wordt weergegeven waar de gemeente Steenwijkerland zich op richt bij de verdere ontwikkeling van haar buitengebied. Vanwege mogelijke verschillen in interpretatie, is er aanvullend op 6 november 2012 door de gemeenteraad ten aanzien van de bijgebouwen een nader aanvulling vastgesteld.

Op basis van de beleidsnotitie bestemmingsplan Buitengebied is de beheersverordening Buitengebied vastgesteld als planologisch kader voor het buitengebied. De regeling voor dit bestemmingsplan is afgestemd op de regels uit de beheersverordening en sluit zo aan bij de beleidsnotitie.

Van specifiek belang is dat is bepaald dat een woning bij recht 600 m3 mag bedragen. Met een goede stedenbouwkundige onderbouwing is het mogelijk om een woning te vergroten tot 750 m3. Hier wordt het 'ja, mits' principe toegepast. Voor een woning groter dan 750 m3 wordt het 'nee, tenzij' principe toegepast. Op basis van de Rood voor Rood regeling wordt in dit geval een woning van 750 m3 toegestaan.'

Een bijgebouw mag - gelet op de voorwaarden van de regeling Rood voor rood - 75 m2 bedragen. In de beheersverordening is een binnenplanse afwijking opgenomen waardoor het mogelijk is om de oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen te vergroten tot 150 m2. Voor deze afwijking wordt het 'ja, mits' principe toegepast.

Landschapsontwikkelingsplan (LOP)

In het Landschapsontwikkelingsplan, dat in 2005 is vastgesteld, is het landschapsbeleid voor het buitengebied van de gemeente vastgelegd. Het dient als instrument waarmee richting wordt gegeven aan nieuwe ontwikkelingen.

Op basis van een landschapsanalyse zijn verschillende cultuurhistorische landschapstypen aangewezen. Het plangebied ligt in het 'Kampen- en essenlandschap'. Dit landschapstype heeft zich ontwikkeld in de drie genoemde gebieden op de overgang van hoog naar laag en van droog naar nat. Ze worden gekenmerkt door het naast elkaar voorkomen van onregelmatige blokvormige percelen op de hoger gelegen delen. De vele houtwallen, singels, bosjes en steilranden maken het landschap kleinschalig en gevarieerd. Hier en daar duiken uit de beslotenheid boerderijen op.

Het inrichtingsplan zoals beschreven in paragraaf 2.3 is binnen de kwaliteiten van dit landschap tot stand gekomen. In paragraaf 2.4 wordt ingegaan op de inpassing in het landschap en op de kwaliteitsaspecten.

Welstandsnota Steenwijkerland

De gemeente Steenwijkerland heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota. Deze geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Hiertoe zijn onder andere voor het plangebied van dit bestemmingsplan een aantal welstandscriteria opgesteld, waaraan het bouwplan zal moeten voldoen. Het uitgangspunt is dat het bouwplan een definitief positief welstandsadvies krijgt.

Het plangebied ligt in het welstandsgebied 'Stuwwallenlandschap tussen Oldemarkt en De Eese', deelgebied 'Kampenlandschap'. In dit gebied zijn de oorspronkelijke boerderijen overheersend. Veel oorspronkelijke boerderijen en bijbehorende erven zijn ook nog gaaf in situering, hoofdvorm en gevelindeling. De bebouwingskarakteristieken van deze gebouwen zijn dan ook bepalend voor het aanzien van dit gebied waarmee het historische karakter van het gebied nog goed afleesbaar is. Het beleid is er dan ook op gericht het oorspronkelijke karakter van het gebied te bewaren en bij nieuwe ontwikkelingen voorzichtigheid te betrachten. Bij nieuwbouw, vervanging en grote uitbreidingen aan andere bestaande gebouwen dienen de bebouwingskarakteristieken te worden gerespecteerd.

Extern veiligheidsbeleid 2015-2018

De gemeente stelt in haar extern veiligheidsbeleid het principe van deregulering voor. De gemeente stelt bij voorkeur geen aanvullende eisen, maar focust op het vroegtijdig (vooroverleg) in beeld krijgen van de juiste informatie.

Ter plaatse van het plangebied is sprake van een beperkt extern risico, als gevolg van incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen over de Paasloërweg en de opslag van gevaarlijke stoffen bij het zwembad Tolhekke. Hierop wordt in paragraaf 6.6.

Hoofdstuk 4 Actuele waarden

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de actuele waarden in het plangebied. Daarbij wordt ingegaan op de flora en fauna, archeologie en cultuurhistorie.

4.2 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogel- en habitatrichtlijngebieden) en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Het plangebied ligt niet in een beschermd gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Weerribben, dat op 2 kilometer afstand van de nieuw te bouwen woning ligt. Het perceel Hooiweg 7 ligt op ongeveer één kilometer afstand. De Weerribben is tevens het dichtstbijzijnde EHS-gebied.

Het toevoegen van een woning heeft geen verrijkende effecten op natuurgebieden. Het wegvallen van de mogelijkheden voor een agrarisch bedrijf op de locatie heeft theoretisch een positief effect op natuurgebieden, gelet op de potentiële reductie van stikstofemissie. Het uitvoeren van onderzoek naar de effecten van dit bestemmingsplan op beschermde natuurwaarden is gelet op de aard van het project en de afstand tot beschermde natuurgebieden niet noodzakelijk.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het plangebied ligt niet in een omgeving met hoge natuurwaarden. Er kan echter niet worden uitgesloten dat in het plangebied beschermde soorten voorkomen. Het zal vooral gaan om algemeen beschermde soorten, waarvoor de zorgplicht geldt. Dit betekent dat alles gedaan moet worden, of juist moet worden gelaten, om schade aan deze soorten te voorkomen. Tevens is het te verwachten dat in de beplantingen vogels broeden. Conflicten met de Flora- en faunawet op dit punt worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Vaste verblijfplaatsen van zwaar beschermde soorten worden niet verwacht.

Beide locaties betreffen percelen van voormalige agrarische bedrijven, die niet meer als zodanig in gebruik zijn. Het plan is gericht op het bouwen van een woning en het versterken van de landschappelijke waarden. Deze ontwikkelingen hebben geen potentiële effecten op (verblijfplaatsen van) beschermde soorten. Voor de uitvoering van het plan worden wel twee gebouwen gesloopt. In de omgeving van het plangebied komen verschillende gebouwbewonende soorten voor. Op basis van verspreidingsgegevens gaat het met name om de steenmarter, gierzwaluwen en algemeen voorkomende vleermuizen, zoals dwergvleermuizen, laatvliegers en meervleermuizen. Deze laatste soort komt vooral in de omgeving van open water voor.

De steenmarter rukt op in Nederland en is middelzwaar beschermd. De soort is een cultuurvolger en leeft veelal op plaatsen waar mensen zijn en daarmee voedsel voorhanden is. Deze soort verblijft vooral in spouwmuren, funderingen en op zolders en kelders. De soort komt ook in schuren voor. De gierzwaluw heeft bovenal verblijfplaatsen in meer stedelijk gebied, dus in grotere bebouwingsconcentraties. Nestplaatsen komen vooral voor onder dakpannen, dakranden en in stenige holtes. De potentieel voorkomende soorten vleermuizen kiezen als onderkomen bij voorkeur spouwmuren van gebruikte (verwarmde) gebouwen. Verblijfplaatsen van deze soorten komen ook voor onder dakpannen en gesloten dakgootconstructies.

De ligboxenstal aan de Hooiweg is al gedeeltelijk gesloopt. Er staan alleen nog enkele wanden. Door een volledig gebrek aan enige schuilmogelijkheid kan het voorkomen van verblijfplaatsen van gebouwbewonende soorten worden uitgesloten. De schuur aan de Paasloërweg betreft een eenvoudig bouwwerk. De gevels zijn opgebouwd uit enkelsteens onderbouw met houten boutenbouw en gedeeltelijk uit plaatstaal. Er ligt een enkel golfplaten dak op en dakgoten ontbreken. De vloer bestaat uit een gesloten verharding die direct op de ondergrond is aangebracht. Enkele foto's van de schuur in de huidige staat zijn weergegeven in figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.PSLPSLWG22AHW7-VA01_0008.png"

Figuur 4.1 Enkele foto's van de schuur aan de Paasloërweg

De schuur is niet geschikt voor verblijfplaatsen van vleermuizen en zwaluwen. Een steenmarter kan in de schuur voorkomen. Echter, de schuur biedt in de huidige staat weinig beschutting en schuilplaatsen in de schuur ontbreken. In de omgeving zijn betere onderkomens beschikbaar, waar meer voedsel en beschutting is. Het kans dat de schuur wordt gebruikt als vaste verblijfplaats van een steenmarter is daarom zeer gering. Als deze soort voorkomt dan is er geen gevaar voor de positieve instandhouding van de populatie, aangezien er een ruim aanbod aan alternatieve verblijfplaatsen voorhanden is.

Het plan is dus uitvoerbaar binnen de kaders van de Flora- en faunawet. In het kader van de sloopmelding kan nog worden gevraagd om een ecologische verkenning van de schuur aan de Paasloërweg.

4.3 Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 is artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ingrijpend gewijzigd. Niet alleen archeologische waarden, maar ook gebouwd erfgoed en landschappelijke historische waarden moeten een vaste plek krijgen in gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke beschermde cultuurhistorische waarden. Wel zijn de kleinschalige verkavelingstructuren, gemarkeerd door houtwallen, en het reliëf van cultuurhistorische waarde. Deze waarden zijn bij de totstandkoming van het inrichtings- en inpassingsplan als uitgangspunt gehanteerd. In dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die regelt dat, wanneer het inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels niet binnen een jaar is gerealiseerd en in stand is gehouden, het gebruik van de woning strijdig is met de bestemming.

4.4 Archeologie

In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen waaronder ook Nederland, is de veiligstelling van het Europese archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de gewijzigde Monumentenwet. De kern van de Wamz is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

De gemeente Steenwijkerland heeft een gemeentelijke archeologische beleidskaart. Op die kaart heeft het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde. Figuur 4.2 geeft een fragment van de beleidskaart weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.PSLPSLWG22AHW7-VA01_0009.png"

Figuur 4.2 Fragment archeologische beleidskaart Steenwijkerland

Voor gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt dat, in het buitengebied, een archeologisch onderzoek moet plaatsvinden bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 centimeter.

Ingrepen in de bodem als gevolg van de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn kleiner dan 2.500 m2. Het bouwvlak voor de nieuwe woning heeft een oppervlakte van 180 m2 en is bovendien op dezelfde plek als de huidige schuur gesitueerd. De archeologische verwachtingswaarde vormt geen belemmering voor het plan.

Voor het plangebied wordt, in overeenstemming met het archeologiebeleid, een beschermende regeling opgenomen. Indien grotere bodemingrepen aan de orde zijn, dan wordt per geval beoordeeld of archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op deze manier worden de archeologische waarden adequaat beschermd.

Indien bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingsplicht.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Een belangrijk onderdeel van de planvorming is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Het onderhavige plan is gelegen in het beheersgebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater.

5.2 Watertoets

De plannen zijn aan het waterschap kenbaar gemaakt. Vanwege de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding geldt de korte procedure voor de watertoets. Volstaan wordt met het opnemen van een standaard waterparagraaf.

De uitgangspunten voor het plan zijn in de volgende paragraaf opgenomen. Daarnaast wordt onder waterveiligheid ingegaan op het overstromingsrisico, zoals bedoeld in de omgevingsverordening van Provincie Overijssel.

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. Hierop gaat paragraaf 5.3 nader in.

Het verhard oppervlak neemt in de nieuwe situatie niet toe. Het plan veroorzaakt daardoor ook geen versnelde afvoer van hemelwater op het oppervlaktewater. Verder heeft het plan geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Er worden geen bedrijfsmatige activiteiten uitgevoerd die mogelijk leiden tot schadelijke lozingen op het oppervlaktewater. Indien uitlogende bouwmaterialen, zoals zink, worden toegepast, wordt dit voorzien van een coating.

Hemelwaterafvoer

Schoon hemelwater wordt afgevoerd op de watergangen in de omgeving. Dit gebeurd via de sloot aan de zuidzijde van het perceel. Deze sloot komt uit op de hoofdafwatering richting Eesveen (schouwsloot). Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. Dit wordt onder andere gedaan door het materiaalgebruik (massiefhoutbouw).

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). In dit geval wordt de bebouwing op hetzelfde peil als de monumentale grote landbouwschuur gebouwd. Wel wordt een kelder gerealiseerd. Hierbij is aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Afvalwaterzorgplicht

Er komt een woning bij, dus er zal afvalwater geproduceerd worden. Het afvalwater van de nieuwe woning wordt aangesloten op het rioleringsstelsel langs de Paasloërweg.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het het waterschap geinformeerd over het plan. Dit heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.

De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies.

5.3 Waterveiligheid

Landelijk zijn risiconormen opgesteld voor wateroverlast. Deze geven aan hoe vaak een perceel mag inunderen. Het waterschap heeft daarom bij haar Waterbeheerplan een kaart 'Vertrekpunt inrichtingsnormen voorkomen wateroverlast' vastgesteld. Het plangebied ligt hierop in een gebied waar geen norm is vastgesteld.

In bijlage 1 van de Waterwet is het dijkringgebied weergegeven. Het plangebied ligt in Dijkring 9. Er is een beperkt overstromingsrisico van 1 op 1.250 per jaar. Van belang is dat vitale functies en vitale infrastructuur waterrobuust worden gemaakt. Het plan maakt een woning mogelijk. Conform de risicokaart van de provincie Overijssel is bij een eventuele dijkdoorbraak op deze locatie geen overstromingsrisico. Er is daarom geen belemmering voor het bouwen van een woning op deze locatie.

Hoofdstuk 6 Milieuparagraaf

6.1 Inleiding

In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan relevante milieuaspecten.

6.2 Geluidhinder

In de Wgh is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waarbinnen aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Dit geldt niet voor:

  • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

Hierbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Als geluidsgevoelige functies binnen een zone behorend bij een zoneplichtige weg worden geprojecteerd bij een ruimtelijke procedure, dient door middel van akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien hier niet aan wordt voldaan kan een hogere waarde van ten hoogste 53 dB (buitengebied) worden vastgesteld.

Het plangebied ligt in de geluidszone van de Paasloërweg (N761). Dit betreft een relatief drukke weg, bedoeld voor doorgaand verkeer. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in Bijlage 2.

De geluidsbelasting op de woning is bepaald op basis van de verkeersgegevens, wegdek, maximumsnelheid en de afstand van de woning tot de weg. Geconcludeerd is dat niet wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. De geluidsbelasting bedraagt ten hoogste 56 dB. Overeenkomstig artikel 110g Wgh kan hier 3 dB van worden afgetrokken. Omdat maatregelen ter beperking van de geluidsbelasting niet doelmatig zijn, moet er een hogere waarde van 53 dB worden vastgesteld. Het Bouwbesluit waarborgt dat er wordt voldaan aan het maximaal binnenniveau van 33 dB.

6.3 Bodem

Het uitgangspunt voor wat betreft de bodem in het plangebied, is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied voor het wonen of een andere functie.

De bouwlocatie voor de woning is lange tijd in gebruik geweest ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering. Het ligt niet in de rede dat de locatie ernstig vervuild is. Plaatselijke verontreiniging als gevolg van een lekkend voertuig of een opslagtank kan niet worden uitgesloten. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt daarom een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In geval van een verontreiniging boven de grenswaarden vindt sanering plaats. Op die manier worden risico's voor de volksgezondheid uitgesloten.

6.4 Luchtkwaliteit en het besluit NIBM

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 17 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 9 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus goed.

Er wordt slechts één woning mogelijk gemaakt. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

6.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Risicobronnen

Over de N761 vindt beperkt - met ontheffing - vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Dit vervoer betreft transport van vuurwerk, lpg en propaan. Aangezien het hier om een beperkt aantal transporten gaat (bestemmingsverkeer) en er een beperkte uitbreiding in het aantal personen gaat plaatsvinden heeft dit geen gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico. Ook is er geen sprake van een plaatsgebonden risico. Wel ligt het plangebied, voor zover het betreft de percelen Paasloërweg 22A en 24, binnen het invloedsgebied van 200 meter, waarbinnen het groepsrisico moet worden verantwoord.

Verder ligt de locatie in het invloedsgebied van het zwembad Tolhekke, dat op ongeveer 550 meter ten oosten ligt. Ter plaatse vindt opslag van chloor en zoutzuur plaats. Het effectgebied is van belang voor de brandweer en andere hulpdiensten omdat hier nog gewonden kunnen vallen bij een incident met de gevaarlijke stoffen welke bij het zwembad worden opgeslagen. Ook voor deze risicobron geldt dat het toevoegen van één woning op de voorgestelde locatie geen relevant effect op het groepsrisico heeft, omdat er geen gebouwen waarin veel mensen verblijven mogelijk worden gemaakt. Wel moet ook hier het risico verantwoord worden.

Verantwoording groepsrisico

Op basis van het voorgaande moet de gemeente Steenwijkerland het groepsrisico verantwoorden. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de brandweer. Deze adviseert over het beperken en bestrijden van calamiteiten en over de zelfredzaamheid.

Gelet op de hoogte van het groepsrisico en het beperkte effect van dit bestemmingsplan op het groepsrisico bestaan er vanuit dit aspect geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Bij de besluitvorming ten aanzien van dit bestemmingsplan wordt het advies van de brandweer betrokken.

6.6 Milieuhindercontouren

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Dit bestemmingsplan maakt het bouwen van een nieuwe woning mogelijk. Rondom de locatie aan de Paasloërweg liggen hoofdzakelijk andere woningen. De functiewijziging van agrarisch bedrijf naar wonen vormt daardoor een verbetering van de milieusituatie.

Wel zijn er enkele relevante bedrijven aanwezig. Het gaat om enkele veehouderijbedrijven, waaronder een varkenshouderij. De veehouderijen valt onder milieucategorie 3.2, waarbij een richtafstand van 100 meter geldt. De varkenshouderij is een bedrijf uit milieucategorie 4.1, waarbij een richtafstand van 200 meter geldt. De contouren rondom de agrarische bedrijven in relatie tot het plangebied zijn weergegeven in figuur 6.1. De bestaande woonbebouwing is hierop in geel aangegeven. De nieuwe woning is donkergeel aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.PSLPSLWG22AHW7-VA01_0010.png"

Figuur 6.1 Milieuhindercontouren agrarische bedrijven

Uit figuur 6.1 blijkt dat de nieuwe woning net in de contour van het noordoostelijk gelegen veehouderijbedrijf (Paasloërweg 47A) ligt. De woning staat op ongeveer 80 meter vanaf het bedrijfsperceel van dit bedrijf. Tussen de nieuwe woning en het bedrijf liggen verschillende bestaande woonpercelen. Deze bedrijven worden als gevolg van de ontwikkeling dus nooit in hun bedrijfsvoering beperkt.

Wel moeten beoordeeld worden of ter plaatse van de nieuwe woning sprake is van een aanvaardbaar woonklimaat, als gevolg van het bedrijf aan de Paasloërweg 47A. De stallen en mestopslag op het bedrijf zijn op meer dan 100 meter afstand gesitueerd. Als gevolg van de aanwezigheid van de veehouderij ontstaat ter plaatse van de nieuwe woning dus geen onevenredige hinder. Het ligt ook niet in de rede dat het bedrijf zich in deze richting zal uitbreiden, gelet op de aanwezigheid van verschillende andere woningen aan deze zijde.

Voor het varkensbedrijf aan de Hooiweg 3a is een omgevingsvergunningaanvraag gedaan voor bedrijfsuitbreiding,. Voor wat betreft de specifieke geurbelasting van dit varkensbedrijf op de te realiseren woning aan de Paasloërweg 22a, geldt dat voldaan kan worden aan de wettelijke geurnorm van 8,0 odour units per kubieke meter lucht. Dit blijkt uit de geurberekening van dit varkensbedrijf, welke bij de lopende wabo-aanvraag van dit bedrijf is gevoegd. In de gewenste situatie van dit bedrijf wordt zelfs nog ruimer aan de geurnorm voldaan (i.v.m. geurreducerende maatregelen).

Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een verantwoorde milieuzonering.

6.7 Kabels, leidingen en overige zones

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling. Ook ligt het plangebied niet in een beschermingszone.

Hoofdstuk 7 Juridische opzet

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

7.2 Toelichting op de bestemmingen

De bestemmingen die in dit bestemmingsplan voorkomen zijn afgestemd op de regeling uit de beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland. Hierbij geldt dat de regeling voor het woonperceel is toegespitst op dit initiatief, waarbij de randvoorwaarden uit het beleidskader, de actuele waarden, de waterparagraaf en de milieuparagraaf als uitgangspunt gelden.

Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

Agrarisch met waarden

De gronden rondom het bedrijfsperceel hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Deze bestemming is gericht op agrarisch grondgebruik in combinatie met het respecteren en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden. In ondergeschikte mate is het gebruik als tuin bij de nieuwe woning mogelijk.

De houtwallen zijn beschermd binnen de aanduiding 'houtwal'. Het is in strijd met de bestemming op deze geheel of gedeeltelijk te verwijderen.

Binnen de aanduiding 'vijver' is het mogelijk om onder voorwaarden een vijver aan te leggen. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

Wonen

De compensatiekavel valt onder de bestemming 'Wonen'. Deze bestemming heeft een oppervlakte van 1.000 m2. Binnen deze bestemming is het wonen, eventueel in combinatie met een beroep aan huis, mogelijk.

Er wordt in de bouwregels onderscheid gemaakt tussen de woning (hoofdgebouw) en de bijgebouwen. De woning moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. Bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak als binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd. Dit bouwvlak is afgestemd op het inrichtingsplan zoals beschreven in paragraaf 2.3. Op grond van het beleid is een woning met een maximale inhoud van 750 m3 toegestaan. Voor woning geldt een maximale goothoogte van 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 8 meter. Voor de bestaande woningen geldt de bestaande hoogten, indien deze groter zijn, als maxima.

In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze regelt dat de nieuwe woning niet gebruikt mag worden wanneer het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels, niet binnen een jaar is gerealiseerd.

Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de sloop van de ligboxenstal op het perceel Hooiweg 7. De nieuwe woning mag pas worden gebouwd wanneer de gebouwen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting'. Deze aanduiding is niet van toepassing op de kippenschuur aan de Paasloërweg 22A, omdat woning hier praktisch niet gebouwd kan worden zonder de sloop van deze schuur.

Waarde - Archeologie 2

De bescherming van eventuele archeologische waarden, conform de beheersverordening, is geregeld in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Deze bestemming is op het gehele plangebied van toepassing. Bij ingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm moet aangetoond worden dat er geen archeologische resten worden verstoord.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Inleiding

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Deze is gedeeltelijk aangetoond in de voorgaande paragrafen. Ook spelen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid een rol.

8.2 Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden gedragen door de aanvrager. In dit geval worden de kosten voor de investering in de ruimtelijke kwaliteit (waaronder de sloop) gedragen uit de verkoop van de bouwkavel. De aanvrager heeft hiervoor een taxatie aan de gemeente overhandigd. Deze is akkoord bevonden. Hiermee is aan de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan voldaan.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor zijn tussen de gemeente en de initiatiefnemers overeenkomsten gesloten. Hierin is onder andere het verhaal van eventuele planschade geregeld. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.

8.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De resultaten uit de bestemmingsplanprocedure geven inzicht in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan zijn overigens geen grote maatschappelijke belangen gemoeid.

Inspraak

De gemeente hecht grote waarde aan het vinden van (maatschappelijk) draagvlak voor ruimtelijke plannen. Dit draagvlak is ook voor initiatiefnemer van groot belang. Immers, wanneer er weerstand ontstaat tegen een plan dan kan dit van grote invloed zijn op de voortgang van de planvorming en het kan zelfs leiden tot een aantasting van het plan als gevolg van een uitspraak van een bestuursrechter.

Initiatiefnemers hebben een informatiemiddag georganiseerd voor de directe omgeving. De informatiemiddag is middels een brief aan iedereen bekend gemaakt. Verschillende mensen hebben de middag bijgewoond. Een vertegenwoordiger van de gemeente was bij de middag aanwezig. Het plan is gepresenteerd aan de hand van de landschappelijke inpassing en tekeningen. Het plan is positief ontvangen.

Overleg

Het wettelijk vooroverleg is afgerond. Provincie Overijssel heeft op 29 april 2016 positief op het plan gereageerd, met de opmerking dat in de regels geborgd moet worden dat er een erfwoning/schuurwoning moet worden gebouwd. Om dat dit juridisch niet mogelijk is, aangezien de vormgeving van de woning een welstandsaspect is, is ervoor gekozen om het advies van Het Oversticht aan de welstandsnota te koppelen. Het bestemmingsplan borgt de positie en omvang van de woning via het bouwvlak en de bouwregels.

Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft op 25 april 2016 laten weten geen bezwaren te hebben.

Ontwerpbestemmingsplan

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan van 29 juni tot en met 9 augustus 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Tijdens de ter inzage legging is geconstateerd dat het bijgebouwengebied niet op de verbeelding is opgenomen en dat het beter is om het bouwvlak voor de woning twee meter richting het westen op te schuiven. Deze punten zijn aangepast. Het bestemmingsplan is op 8 november 2016 met inachtneming van deze ambtshalve wijzigingen vastgesteld. Het vaststellingsbesluit is als los onderdeel bij het digitale bestemmingsplan gevoegd. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.