direct naar inhoud van Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Ossenzijl Weerribbenland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.OSZWeerribbelandBP-VA01

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor ' Recreatie - Verblijfsrecreatie ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatige verblijfsrecreatie in recreatiewoningen;
  • b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'centrum', centrale voorzieningen bij recreatiewoningen, waaronder begrepen een receptie, een kiosk, een kantoor, één bedrijfswoning, met dien verstande dat een bedrijfswoning niet op de eerste bouwlaag mag worden gerealiseerd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie', een groepsaccommodatie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' danwel op een afstand van ten hoogste 10 m gemeten ter weerszijden van de aangeduide gronden, een externe ontsluiting;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. wegen en paden;
    • 2. speelterreinen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. parkeervoorzieningen;
    • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor ' Recreatie - Verblijfsrecreatie ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming;
  • b. niet meer dan 60 recreatiewoningen;
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • d. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, de bedrijfswoning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' geldt de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte;
  • e. gebouwen zullen met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° worden afgedekt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'centrum' mag een gebouw worden gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 600 m2;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' mag een groepsaccommodatie worden gebouwd met een inhoud van niet meer dan 750 m3;
  • h. voor de maatvoering van de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 3.2.5 ;
  • i. voor de maatvoering van bijgebouwen/bergingen bij een recreatiewoning wordt verwezen naar artikel 3.2.4 ;
  • j. voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 3.2.6 .
3.2.3 Recreatiewoning

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen niet meer dan 20 recreatiewoningen met een inhoud, inclusief berging, van niet meer dan 333 m3 worden gebouwd;
  • b. er mogen niet meer dan 6 recreatiewoningen met een inhoud, inclusief berging, van niet meer dan 378 m3 worden gebouwd;
  • c. er mogen niet meer dan 9 recreatiewoningen met een inhoud, inclusief berging, van niet meer dan 413 m3 worden gebouwd;
  • d. er mogen niet meer dan 19 recreatiewoningen met een inhoud, inclusief berging, van niet meer dan 426 m3 worden gebouwd;
  • e. er mogen niet meer dan 6 recreatiewoningen met een inhoud, inclusief berging, van niet meer dan 453 m3 worden gebouwd.
3.2.4 Berging bij recreatiewoning

Voor het bouwen van een berging bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiewoning mag niet meer dan 1 berging worden gebouwd;
  • b. de berging mag niet vrijstaand worden gebouwd;
  • c. met inachtneming van het bepaalde in 3.2.3 mag de oppervlakte niet meer dan 20 m2 bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.5 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. er is slechts één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - lichtarmaturen' mogen geen lichtmasten of andere verlichtingsarmaturen worden gebouwd;
  • b. buiten het bouwvlak mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
3.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 3.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • i. instandhouding van omliggende waarden.
3.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder d en een hogere goothoogte toestaan, met dien verstande dat dit geldt voor één zijde van het gebouw en over een lengte van maximaal 3 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  • c. bewoning, anders dan de bedrijfswoning;
  • d. minicamping;
  • e. detailhandel;
  • f. horecadoeleinden;
  • g. permanente bewoning.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor ' Recreatie - Verblijfsrecreatie ' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van walbeschoeiingen, niet zijnde een bouwwerk;
  • b. het aanleggen van drainageleidingen.
3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
3.6.3 Toetsingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 3.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.