Plan: | Partiële herziening 1 PIP De Wieden |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1708.BLZph1PIPDeWieden-on01 |
Het Provinciaal inpassingsplan De Wieden (hierna verder het 'PIP') is op 9 december 2020 door Provinciale Staten van Overijssel vastgesteld en op 31 augustus 2022 onherroepelijk geworden.
Na vaststelling van het PIP is het bijbehorende inrichtingsplan technische uitgewerkt tot een Definitief Ontwerp voor de uitvoering, wat gevolgen had voor de locatie van de waterkerende kades in de omgeving van de Duinigermeerweg (zie paragraaf 2.1).
In de tussenliggende periode is met twee eigenaren van in het PIP opgenomen gronden aan de Duinigermeerweg gesproken over de ontwikkelingsmogelijkheden van hun huiskavels die buiten het PIP zijn gebleven. Zij hebben daarvoor hun wensen kenbaar gemaakt (zie subparagraaf 2.2.1 en subparagraaf 2.2.2). Ook met de eigenaar van Camping Muggenbeet is contact geweest over de aanleg van een kade over zijn grond, al dan niet in combinatie met een grondruil. Daarbij is ook gesproken over de standplaatsen binnen het PIP (zie subparagraaf 2.2.3).
Deze wensen zijn in deze paragraaf beoordeeld op de effecten en de doelstellingen in dit gebied van het PIP. Deze beoordelingen zijn opgenomen in subparagraaf 2.2.4.
Nu het PIP De Wieden onherroepelijk is, wordt gestart met de uitvoering van de maatregelen. Nog niet met iedere bij dit plan betrokken eigenaar is al tot een afgeronde overeenstemming gekomen en zijn nog onderhandelingen gaande.
De in paragraaf 2.2 verwoorde wensen van de eigenaren aan de Duinigermeerweg zijn, naast de technisch gewenste aanpassingen, mede aanleiding zijn tot de verschuiving van de kades. De wens van Camping Muggenbeet is onderdeel van de te maken afspraken over de aanleg van de kade op het eigendom van Camping Muggenbeet. Uit die paragraaf blijkt dat er vanuit de natuurdoelstellingen geen overwegende bezwaren bestaan voor de benodigde planologische aanpassingen van het PIP om aan de wensen tegemoet te komen.
Om de samenhang van de maatregelen en de onderhandelingen in beeld te brengen is ervoor gekozen om alles in één herziening mee te nemen en niet twee separate procedures te doorlopen.
Voor het plangebied zijn de volgende ruimtelijke plannen van toepassing:
In de volgende subparagrafen wordt per onderdeel gedetailleerder ingegaan op de geldende bestemmingen.
De nieuw aan te leggen kades hebben in het geldende PIP De Wieden de bestemming 'Natuur' (art. 3) en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' (art. 6). Omdat er ook bestaande waterkeringen zijn is de functieaanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - waterkering nieuw' opgenomen. Verder zijn er twee gebiedsaanduidingen opgenomen; 'vrijwaringszone - luchtverkeer' en 'wetgevingszone - overgangsrecht'.
In artikel 6.5 lid 1 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming voor de kades te verleggen voor als blijkt dat om technische redenen een andere ligging beter is dan voorzien. Dat laatste is hier het geval.
Algemeen
Beide locaties liggen in de Beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland 2014 en hebben daarin de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' met een bouwvlak. De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' aangewezen gronden zijn o.a. bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven en diverse specifieke functies waarvoor een specifieke aanduiding moet zijn opgenomen. Daarnaast geldt er een wetgevingszone 'wro-zone - natura 2000'. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden.
Toetsing: Nu het PIP 'De Wieden' onherroepelijk is, is de wetgevingszone overbodig geworden. Voor zover er nog sprake moet zijn van bescherming buiten het PIP De Wieden is dat geregeld in de Wet natuurbescherming. De gemeente kan die te zijner tijd verwijderen.
Figuur 13: Beheerplan en PIP locatie Duinigermeerweg 3
Toetsing:
Bedrijfsomvang: Nu de gronden van het bedrijf zijn omgezet naar de bestemming 'Natuur' is de vraag gesteld of de bestemming nog passend is voor het bedrijf. Overeengekomen is dat de eigenaar de gronden in het PIP niet verkoopt, maar overgaat tot zelfrealisatie en zelf het beheer gaat uitvoeren. Daarvoor past hij ook extensieve beweiding met rundvee toe. Daarnaast houdt hij jongvee voor het bedrijf van zijn zoon in de Noordoostpolder.
Op basis van de onderstaande NGE-VAK-berekening blijkt dat er op basis daarvan sprake blijft van een reële agrarisch functie (±1,25 VAK) en is de geldende bestemming nog passend.
Figuur 14: NGE-VAK-berekening (NGE-A = per bedrijfstype, NGE-B = per NGE-groep)
Minicamping: De minicamping past niet binnen de bestemming 'Natuur' van het PIP en daarvoor is een herziening nodig naar de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' of de bestemming 'Agrarisch'. De oorspronkelijke bestemming 'Agrarisch met waarden' is niet toepasbaar, omdat de daarin opgenomen afwijking voor een minicamping alleen toegepast kan worden bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' en die bestemming ligt alleen in het gebied van de voormalige gemeente IJsselham gelegen grofweg ten noorden van de Blokzijlerweg (N333). Zoals in subparagraaf 3.4.5 is te lezen past de minicamping nu niet binnen de randvoorwaarden van de afwijkingsbevoegdheid.
De eigenaar heeft de wens bij zijn erf schapen te kunnen houden. De grens van het PIP ligt om de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf 1' en de kades liggen daar strak omheen. Het deel buiten het daadwerkelijke erf (hieronder herkenbaar door de kadastrale grens) binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' is daarvoor te klein als de kades aangelegd worden zoals die waren voorzien.
Figuur 15: Locatie Duinigermeerweg 5
ToetsingBinnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' is het weiden van dieren niet uitgesloten. Binnen de bestemming 'Natuur' is alleen extensieve beweiding toegestaan voor natuurbeheer. Daarvan is in dit geval geen sprake, omdat de norm van 1,5 GVE/ha zal worden overschreden, Daarom moet de bestemming 'Natuur' herzien worden in 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden'.
Voor de camping Muggenbeet gelden twee ruimtelijke plannen:
De exploitant van de camping Muggenbeet constateerde, nadat de procedures voor het PIP al afgerond waren, dat een deel van de camping niet goed in het PIP zou zijn geregeld. Op Figuur 17 is een uitsnede van het PIP te zien. Het is met de locatieaanduiding gemarkeerd. De linker helft van het perceel is in gebruik voor standplaatsen en die zijn nu niet positief bestemd. Nu de gesprekken over de aanleg van de kade om het bedrijf nog gaande zijn heeft hij in dat kader gevraagd of het niet bestemde deel alsnog positief bestemd kan worden.
Figuur 16: Geldend bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen
Figuur 17: Geldend PIP De Wieden
Figuur 18: Alle vigerende bestemmingen
Toetsing: De in het bestemmingsplan 'Verblijfsrecreatieterreinen Steenwijkerland' voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor verblijfsrecreatie in tenten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – tenten’ (de lange, smalle met een streeplijn omrande stroken op Figuur 11 met locatiesymbool) en een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' (het met een streeplijn omrande deel langs de weg Muggenbeet).
Op Figuur 19, zijn de luchtfoto's van respectievelijk 2007, 2012 en 2018 opgenomen. Daarop is te zien dat het perceel binnen het PIP al (gedeeltelijk) voor recreatie gebruikt wordt. Het gebruik valt nu mogelijk onder het overgangsrecht, maar dat is afhankelijk van het in 2007 geldende bestemmingsplan Buitengebied Noord-Oost uit 1995 van de gemeente Brederwiede. Daarin was alleen het deel dat nu bestemd is tot 'Recreatie - Recreatieterrein 1' en 'Groen' positief bestemd voor 'Verblijfsrecreatieve doeleinden'.
Het gebruik was in elk geval aanwezig tijdens de voorbereiding en de vaststelling van het bestemmingsplan 'Verblijfsrecreatieterreinen Steenwijkerland' op 18-06-2013 en van de vaststelling op diezelfde datum van de Beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland.
Beheersverordening 2014
In de toelichting van de Beheersverordening 2014 staat: "Na de vaststelling van de beheersverordening is een aantal omissies geconstateerd. In de beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland 2014 worden deze omissies hersteld". In paragraaf 10.2 van de toelichting staat het volgende aangegeven:
"De Inhoudelijke afweging" (om geen inspraak toe te passen: Red.)
"De reden dat wij geen inspraak organiseren is dat de beheersverordening zoals deze is opgesteld, een verlenging is van de vigerende planologisch-juridische situatie en voor enkele percelen een vastlegging van de feitelijke situatie betreft".
Volgens de publicatie was er ook geen beroep mogelijk. Mogelijk dat de eigenaar ervan uitgegaan is dat ook zijn "feitelijke situatié" zou zijn vastgelegd. Diezelfde tekst is immers in de publicatie van het plan op 16-12-2014 opgenomen. Op de Beheersverordening Steenwijkerland 2014 heeft de eigenaar dus niet (in een vroegtijdig stadium) kunnen reageren.
Verblijfsrecreatieterreinen Steenwijkerland
De eigenaar heeft (zover uit de geanonimiseerde Reactienota zienswijzen is te herleiden) geen zienswijze ingediend op het ontwerpbestemmingsplan 'Verblijfsrecreatieterreinen Steenwijkerland'. De strook langs het water is binnen de bestemming 'Natuur' van het bestemmingsplan voor de camping wel aangewezen voor standplaatsen voor tenten. Volgens de toelichting van het bestemmingsplan is die "conform de daarvoor in het verleden verleende toestemming in het plan opgenomen". Voor dit plan is geen uitgebreide inventarisatie gemaakt, maar is uitgegaan van de vigerende planologische regelingen. Er is dus bij de voorbereiding van het bestemmingsplan blijkbaar geen rekening gehouden met de feitelijke situatie, zoals die bestond ten tijde van de opstelling van het plan. Duidelijk is wel dat de nu op de verbeelding opgenomen stroken gebaseerd zijn op de (enigszins aangepaste) stroken voor tenten uit het bestemmingsplan Buitengebied Noord-Oost van de voormalige gemeente Brederwiede.
2007
2012
2018
Figuur 19: Luchtfoto's gebruik
Een onderzoek via de luchtfoto's die beschikbaar zijn via www.topotijdreis.nl (zie Figuur 19) laat zien dat het gebruik van het terrein in elk geval van voor 2008 bestaat. Op Figuur 16 waarop het bestemmingsplan voor de camping is weergegeven, is het gebruik ter breedte van ±16 m ook te zien (actuele ondergrond PDOK). Overigens wordt het terrein niet alleen voor tenten, maar ook voor caravans en campers gebruikt.
De bestemming 'Natuur' binnen het PIP laat het recreatieve gebruik niet toe, maar de natuurdoelstellingen verzetten zich er niet tegen, niet inhoudelijk en niet regeltechnisch als het gebruik onder het overgangsrecht zou vallen. Het heeft immers geen negatieve gevolgen voor de natuurdoelstellingen van het PIP.
Ook de voorheen geldende bestemming 'Natuur' uit de Beheersverordening Steenwijkerland 2014 liet het gebruik niet toe.
Het gebruik valt niet onder het overgangsrecht. Een onderzoek in de gemeentelijke archieven heeft geen vergunning of 'toestemming' opgeleverd en het was strijdig met het voorgaande bestemmingsplan van de gemeente Brederwiede uit 1995.
Het toekennen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - tenten' is een bevoegdheid van de gemeente Steenwijkerland en niet van de provincie.
De betrokken locaties liggen ten oosten van Blokzijl aan de Duinigermeerweg en in/aan Muggenbeet. De ligging is op Figuur 1 weergegeven.
Figuur 1: Ligging van het project.
Het bestemmingsplan “Partiële herziening 1 PIP De Wieden” bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting, met bijlagen, geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Bij het uitwerken van het inrichtingsplan van het PIP tot een uitvoeringsontwerp kwam naar voren dat het wenselijk is de geprojecteerde, nieuwe waterkerende kades langs de Duinigermeerweg qua ligging enigszins aan te passen ten opzichte van de in het PIP opgenomen dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De wensen van de eigenaren van de Duinigermeerweg 3 en 5 en de effectbeoordeling uit het MER op die locaties speelden daar ook een rol in.
Op Figuur 2 is het aan te passen deel van de betrokken kade in rood weergegeven.
Figuur 2: Planologisch te verleggen kades
Verlegging kade langs de Duinigermeerweg
De kade langs de weg wordt aangepast omdat één maaiselverzamelplaats niet nodig is.
Overige verschuivingen
De verschuivingen rondom de erven aan de Duinigermeerweg worden in de volgende paragrafen beschreven en in detail weergegeven.
De eigenaar wil graag een perceel ten oosten van zijn bouwvlak vrij houden voor een toekomstige ontwikkeling. De kade is op zijn verzoek verschoven tot buiten dat perceel. Zie verder subparagraaf 2.2.1 voor de wensen van de eigenaar. De maaiverzamelplaats langs de weg bleek hier uiteindelijk niet noodzakelijk en is komen te vervallen. Op Figuur 3 zijn de planologisch geregelde kades in rood weergegeven. De nieuwe kades met golflijntjes aangegeven.
Figuur 3: Verlegging kade bij Duinigermeerweg 3
Natschadebeperking
Volgens bijlage 7 van het MER voor het PIP De Wieden bestaat er een risico op vernattingsschade voor twee locaties in dit gebied. De locatie op Figuur 4 met nr. 1 betreft Duinigermeerweg 5.
Figuur 4: Kaart met bebouwing met vernattingsschade (Bron: MER)
In het huidige inpassingsplan ligt de kade redelijk dicht bij de woning. Volgens het MER is de kans op natschade aan de bebouwing aanwezig. Dit erf is het meest kritische punt in het inpassingsplan om het droog te houden. In overleg met de eigenaar is de oplossing gekozen om de kades verder bij zijn erf vandaan te leggen en dat de gronden grenzen aan zijn erf op het bestaande polderpeil blijven. Hij blijft deze gronden zelf beheren op de wijze zoals verwoord in subparagraaf 2.2.2.
De kade is aan de westkant verschoven tot over de sloot/perceelsgrens met de naastliggende eigenaar (waarmee deze heeft ingestemd), zodat deze aan de binnenzijde van de kade als kwelsloot kan functioneren.
Detaillering
Bij deze locatie is de kade aan de oost- en westzijde van het erf verschoven zodat de afstand van de kade tot de bebouwing wordt vergroot en daarmee het risico op natschade evenredig wordt verminderd. Aan de binnenzijde van de kade wordt aanvullend nog een kwelsloot aangelegd. Op Figuur 5 zijn de planologisch geregelde kades in rood weergegeven. De nieuwe kades zijn met golflijntjes aangegeven.
Figuur 5: Verlegging kade bij Duinigermeerweg 5
De wensen van de eigenaren voor de verlegging van de kades zijn afgewogen tegen de effecten op de doelstellingen in het omliggende gebied. De doelstellingen betreffen verbeteringen voor de leefomstandigheden van met name de Grote Vuurvlinder. Nu de zone tussen de kade en het Noorderdiep niet of nauwelijks smaller wordt bestaan geen overwegende bezwaren tegen de verlegging, omdat die geen effect heeft op de doelstellingen.
Agrarisch bedrijf en natuurbeheer
De eigenaar van deze locatie heeft er voor gekozen zelf de natuur te gaan realiseren en beheren. Dit betekent dat hij meer ruimte op zijn erf nodig heeft om maaisel op te slaan. De bij het bedrijf horende ±30 ha grond blijft daarom zijn eigendom, maar is wel bestemd tot 'Natuur'. Op deze gronden in het mogelijk om in het kader van natuurbeheer dieren te weiden. Met een norm van 1,5 GVE/ha kunnen nog 45 stuks rundvee geweid worden. De beoogde opvolger van het bedrijf (zoon) is een maatschap aangegaan met een bedrijf in de Noordoostpolder. Op de locatie aan de Duinigermeerweg 3 wordt voor dat bedrijf het jongvee opgefokt, een rol die de huidige eigenaar op zich genomen heeft. Om deze reden wil de eigenaar de geldende bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' behouden.
Kleinschalig kamperen (minicamping)
Naast het agrarisch bedrijf wil de eigenaar een terrein inrichten voor een minicamping voor kleinschalig kamperen om daarmee een goed bedrijfseconomisch model te hebben. Daarvoor is verzocht om de kade wat verder naar het oosten te projecteren dan nu planologisch geregeld is, zodat het beter aansluit bij zijn fysieke erf.
De eigenaar en zijn vrouw willen 'Kamperen bij de Boer' realiseren, maar wel back to basic en geen luxe aangelegenheid. Ze willen een goedkopere overnachting aanbieden, maar wel omringd door een prachtig natuurgebied waarin de natuur zijn gang mag gaan, kamperen in stilte.
Mede aanleiding voor deze wens is dat er in de omgeving inmiddels diverse (mini)campings zijn gestopt of worden doorontwikkeld richting bungalowpark waardoor het aanbod in dit segment steeds kleiner wordt. Zo noemen zij:
Het toekennen van deze functie is echter geen onderdeel van dit plan en een onderdeel dat zij bij de gemeente in een later stadium bij de gemeente moeten aanvragen die daarvoor het bevoegd gezag is.
Agrarische activiteiten
De eigenaar heeft aangegeven schapen te willen houden rondom zijn erf en daarvoor wil hij meer ruimte rondom zijn erf. Hier bestaan op basis van voorgaande afwegingen ten aanzien van natschade dan ook geen bezwaren tegen. De verminderde oppervlakte aan natuur gaat niet ten koste van de doelstellingen in het gebied. Om een aanvaardbare oppervlakte binnen de kade te behouden moet ook de oostelijke kade verschoven worden. Deze is ook zover verschoven dat hij aan de andere zijde van een bestaande sloot komt te liggen en deze ook als kwelsloot kan functioneren. Beide sloten zullen aan de binnenkant van de noordelijke kade met elkaar verbonden worden zodat het hele erf aan de kant waar de natuur vernat wordt, omsloten wordt door kwelsloten.
De exploitant van de Camping Muggenbeet constateerde, nadat de procedures van het inpassingsplan (PIP) al afgerond waren, dat een deel van de camping niet goed in het PIP was geregeld. In het kader van de onderhandelingen over de aanleg van de kade ten noorden van het bedrijf over zijn grond heeft hij verzocht de situatie alsnog planologisch te regelen.
Figuur 6: Situering Camping Muggenbeet en horecabedrijf Geertien.
Op de plaats van het locatiesymbool zijn standplaatsen voor tenten ingericht.
Duinigermeerweg 3
Het behoud van de agrarische bestemming en de wens om een minicamping bij het bedrijf te gaan exploiteren hebben geen effecten op de natuurdoelstellingen in het omliggende gebied. Het agrarisch bedrijf is nodig voor het natuurbeheer met vee en een minicamping zal geen verstorende en/of beperkende effecten hebben op de Grote Vuurvlinder.
Duinigermeerweg 5
Het houden van schapen op en rondom het erf heeft geen effecten op de natuurdoelstellingen in het omliggende gebied.
Camping Muggenbeet
De standplaatsen die in het PIP gelegen zijn bestaand en hebben geen effecten op de natuurdoelstellingen in het omliggende gebied.
Om de biodiversiteit in Europa te behouden en te vergroten is op Europees niveau de Vogel- en Habitatrichtlijn opgesteld.
De Vogelrichtlijn heeft tot doel alle wilde vogels en hun belangrijkste habitats in de hele EU te beschermen. De richtlijn verplicht de lidstaten bovendien tot de bescherming van gebieden die uitermate belangrijk zijn voor alle trekvogelsoorten en meer dan 190 bijzonder bedreigde soorten. Hierbij moet speciale aandacht worden besteed aan waterrijke gebieden van internationaal belang (Wetlands). De Habitatrichtlijn is vergelijkbaar met de Vogelrichtlijn maar heeft betrekking op een veel groter aantal zeldzame, bedreigde of inheemse soorten, inclusief meer dan duizend dieren- en plantensoorten.
Naast de bescherming van specifieke flora en fauna, hebben de Vogel- en Habitatrichtlijn eveneens als doel om de leefgebieden van deze soorten te behouden, te herstellen of uit te breiden. Dit wordt beoogd door de aanwijzing van beschermde gebieden, die samen het Europees ecologisch netwerk van beschermde natuurgebieden vormen: Natura 2000. Binnen dit Europees netwerk komen natuurgebieden voor waarin belangrijke flora en fauna aanwezig zijn, gezien vanuit een Europees perspectief. Met de aanwijzing van Natura 2000-gebieden kunnen flora en fauna duurzaam beschermd worden (http://www.natura2000.nl/). Binnen de Ontwikkelopgave Natura 2000 van de provincie Overijssel gaat het om 24 Natura 2000-gebieden. Alle Nederlandse Natura 2000-gebieden moeten bijdragen aan het behoud en indien van toepassing het herstel van:
Naast internationale afspraken over natuur is ook het Europese beleid voor de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater van belang voor de Ontwikkelopgave Natura 2000. Deze afspraken zijn vastgesteld in de Kaderrichtlijn Water (KRW). Sinds eind 2000 zorgt de KRW voor een goede kwaliteit van oppervlakte- en grondwater. Om dit te bereiken moeten de landen van de Europese Unie een groot aantal maatregelen nemen. Enerzijds om de kwaliteit van de 'eigen' wateren op peil te brengen, anderzijds om ervoor te zorgen dat andere landen geen last meer hebben van de verontreinigingen die hun buurlanden veroorzaken. De KRW beschermt alle grote wateren: rivieren, meren, kustwateren en grondwateren.
Een goede kwaliteit van oppervlakte- en grondwater draagt bij aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden, waaronder die in de provincie Overijssel. Naast een goede kwaliteit wordt met de Kaderrichtlijn Water ook verdroging tegengegaan. Verdroging kan in natuurgebieden de kwaliteit aantasten en bodemdaling, bijvoorbeeld in veengebieden, veroorzaken.
Het plangebied ligt in het Natura 2000-gebied De Wieden. De kades zijn onderdeel van de maatregelen die genomen worden in het kader van Natura 2000 en de KRW. De wensen van de eigenaren conflicteren niet met dit beleid, omdat er geen negatieve effecten vanuit gaan.
Op Figuur 7 is het plangebied in rood aangegeven. Alleen de erven met bebouwing zijn geëxclaveerd, overige delen die een daadwerkelijk of planologisch toegestaan gebruik kennen dat afwijkt van de N2000-doelstellingen zijn dat niet. De begrenzing kan op dit moment niet aangepast worden. Daarvoor is een ministerieel besluit nodig.
Figuur 7: Uitsnede Natura 2000-gebied De Wieden (Bron: www.natura2000.nl)
De ontwikkelingen die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk moeten worden gemaakt/gelegaliseerd staan niet op gespannen voet met het hier van toepassing zijnde Europees beleid.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de structuurvisie op landelijk niveau en geeft een visie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland (als de Omgevingswet in werking is getreden heet dit een Omgevingsvisie). De NOVI biedt een perspectief om grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw aan te pakken, om samen het land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.
De NOVI stelt vier prioriteiten. Voor de Natura 2000-opgave is met name de prioriteit 4. 'een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied’' van belang. Hierin wordt aangegeven dat het landgebruik meer in balans moet zijn met de natuurlijke systemen, dat het landschap beschermt moet worden en dat de biodiversiteit beschermt en versterkt moet worden. Natuurgebieden moeten bijvoorbeeld robuuster worden en er moeten meer maatregelen getroffen worden om de biodiversiteit te verbeteren. In sommige gebieden kan dat een aanpassing in het gebruik van landbouwgrond met zich meebrengen, in andere gevallen kan een andere bestemming van de grond aan de orde zijn.
Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het Natuurnetwerk Nederland liggen bestaande natuurgebieden, gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd, landbouwgebieden welke worden beheerd volgens agrarisch natuurbeheer, wateren en kustzones, en alle Natura 2000-gebieden.
De Wet natuurbescherming is per 1 januari 2017 in werking getreden. In deze wet zijn de oude Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en Boswet opgenomen. De wet voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en in een goede aansluiting op het omgevingsrecht.
In de wet worden 945 soorten actief beschermd (planten en dieren). Alles wat schadelijk is voor beschermde soorten, is verboden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het plukken van bepaalde planten en het verstoren, verjagen of doden van dieren. In bepaalde situaties mag dit wel, maar daarvoor is dan een ontheffing of vrijstelling nodig. De wet gaat daarmee uit van het 'nee, tenzij' principe.
Ten behoeve van gebiedsbescherming geldt dat voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor beschermde natuur een vergunning nodig is. De wet vormt de wettelijke basis voor de aanwijzing van alle Natura 2000-gebieden en het opstellen van Natura 2000-beheerplannen. Het Natura 2000-gebied “De Wieden” is op 4 juli 2013 door de staatssecretaris van het Ministerie van Economische Zaken aangewezen als Natura 2000-gebied.
Bossen worden in de Wet natuurbescherming beschermd, met name de oppervlakte. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde plaats kan, dan moet dit op een andere locatie plaats vinden (compensatie). Dit geldt ook bij het rooien en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben. Voor bos dat gekapt wordt ten behoeve van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden geldt geen herplantplicht. Wel kan er een meldingsplicht gelden of een kapvergunning nodig zijn voor de kap van bomen.
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet is gericht op integraal waterbeheer, met de volgende doelstellingen:
De Waterwet bestaat uit een Waterbesluit en een Waterregeling. Hierin worden o.a. de begrenzing en de toedeling van oppervlaktewaterlichamen beschreven, de procedurele en inhoudelijke aspecten van/voor:
Andere aspecten die de Waterwet regelt zijn: vergunningplicht en algemene regels voor het gebruik van rijkswaterstaatswerken, het onttrekken van grondwater, voor het lozen of onttrekken van water aan oppervlaktewater, de wijze waarop een aanvraag om een watervergunning moet worden gedaan, e.d..
Het Nationaal Waterplan wordt op basis van de Waterwet eens per 6 jaar opgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegenover overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water en vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen.
Het plan raakt geen andere aspecten van de NOVI dan het Natuurnetwerk Nederland. Het plangebied ligt deels in het Natuurnetwerk Nederland, omdat dat de begrenzing van de Natura 2000-gebieden volgt.
Aspecten uit de andere wet- en regelgeving en/of beleid zijn al in het PIP De Wieden afgewogen, daar heeft dit plan geen effecten op die tot heroverweging zouden moeten leiden.
De ontwikkelingen die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk moeten worden gemaakt/gelegaliseerd staan niet op gespannen voet met het hier van toepassing zijnde rijksbeleid.
De Omgevingsvisie Overijssel presenteert het provinciaal belang en beleid in de fysieke leefomgeving. Hierin staan de ambities en doelstellingen voor de lange termijn. Ook is beschreven op welke wijze de provincie Overijssel haar rol in de ruimtelijke ordening vervult. Om de omgevingsvisie uit te kunnen voeren, hebben Provinciale Staten op 12 april 2017 behalve de Omgevingsvisie ook een Omgevingsverordening vastgesteld. De Omgevingsverordening bevat o.a. regels voor gemeentelijke ruimtelijke plannen, grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen, kwantitatief en kwalitatief waterbeheer en verkeer (provinciale wegen en scheepvaartwegen).
Eind 2021 is van beide een tussentijdse actualisatie vastgesteld, die geen inhoudelijke gevolgen heeft voor dit plan. De verbeeldingen zijn wel aangepast, waarbij de 'Zone ondernemen met natuur en water buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN)' verplaatst is van de Omgevingsverordening naar de Omgevingsvisie. De zone komt nog wel tekstueel voor in de Omgevingsverordening.
In de Omgevingsvisie is de visie van de Provincie Overijssel weergegeven voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. In de visie wordt het provinciale ruimtelijk ordeningsbeleid op het gebied van de natuur, landschap, wonen en werken beschreven. De Omgevingsvisie is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van Overijssel van juli 2017 en wordt sindsdien jaarlijks herzien.
De Omgevingsvisie heeft de status van:
Als rode draad lopen ‘Duurzaamheid’ en ‘Ruimtelijke Kwaliteit’ door de Omgevingsvisie.
Duurzaamheid wordt als volgt gedefinieerd: ‘duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities’
Ruimtelijke kwaliteit wordt als volgt gedefinieerd: ‘ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd.
In onderstaande Figuur 9 worden de rode draden door middel van het Uitvoeringsmodel schematisch weergegeven. De stappen van het Uitvoeringsmodel moeten doorlopen worden.
Figuur 9: Uitvoeringsmodel.
OF: de generieke beleidskeuze
Voor specifieke gebieden in Overijssel geldt dat niet alle initiatieven mogelijk zijn. Dit heeft te maken met zwaarwegende publieke belangen. Het gaat dan bijvoorbeeld om:
Gebiedsspecifieke beleidskeuzes om deze zwaarwegende publieke belangen te borgen, zijn:
Het gaat hier om Natuurnetwerk Nederland (land) ERBIJ (zie lichtgroen op Figuur 10)
Figuur 10: Gebiedsspecifieke beleidskeuzes (Of) (Bron: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/)
Planspecifiek:
Het OF is hier geen vraagstuk, omdat het plan ondergeschikte aanpassingen betreft van een PIP en vooral bestaande situaties en aanpassingen betreft die, zoals in subparagraaf 2.2.4 is aangegeven, geen effecten hebben op de doelstellingen van het Natura 2000-gebied te realiseren. Dus is het plan niet strijdig met het beleid.
WAAR: de ontwikkelingsperspectieven
Voor dit plan zijn de Ontwikkelingsperspectieven voor de Groene Omgeving van belang.
In de Groene Omgeving gaat het wat ons betreft vooral om: behoud en versterking van de kwaliteit van natuur en landschap, het realiseren van een samenhangend netwerk van gebieden met natuur- en waterkwaliteit, ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, het toerisme en andere economische dragers, realisatie van waterkwaliteitsdoelen, het duurzaam beheer van drinkwatervoorraden én het opwekken van hernieuwbare energie. De ondergrond speelt hierbij een belangrijke rol; bijvoorbeeld bij de voedselproductie in de landbouw, de (drink)watervoorziening of als mogelijke bron of buffer voor duurzame energie.
‘Groene’ functies hebben prioriteit in de Groene Omgeving. Ontwikkelingen die hier niet primair thuishoren, zoals woningbouw, worden alleen toegestaan als zij een meerwaarde opleveren voor de kwaliteit van landschap, cultuurhistorie, water- en natuuropgaven. Op (voormalige) agrarische erven is – onder voorwaarden – ruimte voor aanvullende woon- en werkmilieus waarvoor aantoonbaar een marktvraag is en de Stedelijke Omgeving geen ruimte biedt. Ook hier geldt dat deze actief moeten bijdragen aan behoud en versterking van natuur, landschap, cultuurhistorie en andere opgaven in de Groene Omgeving.
Aanpassing aan de klimaatverandering is bij dit alles een belangrijke overkoepelende opgave. Dat geldt overigens voor alle kwaliteitsambities die we voor de rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit hebben benoemd. Het accent kan daarbij wel verschillen.
Voor de Groene Omgeving gelden de volgende ruimtelijke kwaliteitsambities:
Figuur 11: Ontwikkelingsperspectieven (Waar) (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Drie ontwikkelingsperspectieven voor de Groene Omgeving
We onderscheiden in de Groene Omgeving drie ontwikkelingsperspectieven, ieder met een eigen accent. het betreft de zones:
Op Figuur 11 zijn de drie ontwikkelingsperspectieven voor de Groene Omgeving globaal weergegeven.
Ontwikkelingsperspectief Zone ondernemen met natuur en water (ONW)
Het ontwikkelingsperspectief Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) bestaat uit:
Ruimtelijke kwaliteitsambities:
Strekking van het beleid:
Het ontwikkelingsperspectief Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) richt zich op het realiseren van een robuust en samenhangend netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit. Het accent ligt op natuur die, naast biodiversiteit, betekenis heeft voor mensen en bijdraagt aan hun welzijn en welvaart. Om dit mogelijk te maken, bieden we ruimte aan de groeiende groep betrokken ondernemers en bewoners die zelf willen ondernemen met natuur en water.
Toelichting (waarom?):
Door het realiseren van een robuust en samenhangend netwerk van gebieden met natuurkwaliteit:
In samenhang met het versterken van de landschappelijke kwaliteit en beleefbaarheid levert dit bovendien aantrekkelijke landschappen op waar het goed toeven is.
Natuurnetwerk Nederland
Binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) staan in Overijssel de kwaliteitsambities Natuur als ruggengraat en Continu en Beleefbaar watersysteem voorop (zie paragraaf 4.1.2 van de Omgevingsvisie). Behoud en versterking van de natuurkwaliteit staat centraal binnen de bestaande natuur van het natuurnetwerk. Voor initiatieven die niet passen binnen de doelstelling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is binnen het natuurnetwerk geen ruimte, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang waar niet op een andere manier aan voldaan kan worden (het ‘nee, tenzij’-principe). Daarbij hanteren we zogenaamde NNN-spelregels. Binnen de gebieden waar de komende jaren natuurrealisatie plaatsvindt, is medegebruik mogelijk. Voorwaarde is wel dat initiatieven actief bijdragen aan realisatie van het robuuste en samenhangende netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit.
Ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, willen we in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.
Het Watersysteem
Het watersysteem - waaronder de waterlopen uit de Kaderrichtlijn Water en de waardevolle kleine wateren - vormt de blauwe ruggengraat van de Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) en draagt bij aan de samenhang in het natuurnetwerk. De kwaliteitsambitie Continu en beleefbaar watersysteem staat hier centraal.
Planspecifiek:
Het plan heeft betrekking op .
HOE: de Gebiedskenmerken
Deze lagen zijn zo onderscheiden omdat de ingrepen in de fysieke leefomgeving in elke laag volgens eigen principes en processen verlopen. Uiteraard staan ze niet los van elkaar, maar zijn ze altijd met elkaar verbonden. Immers, plekken die eerst natuurlijk waren, zijn nu bebouwd en in een enkel geval andersom. Vaak liggen ze over elkaar heen en hebben we op één plek te maken met kenmerken van verschillende lagen. Op andere plekken is dat niet zo en domineert een bepaalde laag.
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier ‘van nature’ op vestigt. Deze natuurlijke laag is het resultaat van de wisselwerking tussen abiotische (fysische) en biotische factoren en processen6. Zo zorgden ijs-, wind- en waterstromen in Overijssel voor het ontstaan van een afwisselend landschap van stuwwallen, dekzandgronden, beekdalen en natte laagtes en bepaalden de stroomsnelheden van IJssel, Vecht, Regge of Dinkel waar het fijne (komgronden) en waar het grovere sediment (oeverwallen) werd afgezet en ontwikkelde veen zich daar, waar het water maar moeilijk weg kon.
Figuur 12: Gebiedskenmerken Natuurlijke laag (Hoe) (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Twee gebiedskenmerken Natuurlijke laag
Zeekleigebied en randmeren
Ambitie
De ambitie is de stoerheid en het open karakter van deze landschappen te bewaren en versterken. Langs de waterrijke randen, wielen en kwelplekken zijn kansen voor natuurontwikkeling, als herinnering aan de herkomst van dit landschapstype benutten.
Sturing
Laagveenrestanten
Ambitie
Ambitie is de Wieden en Weerribben als grootste laagveenmoeras van Europa, aan elkaar verbinden via een brede overgangszone en ontwikkelen als een groot aaneengesloten (half) natuurlijk vaar- en recreatielandschap, met hoge biodiversiteit, met aanliggende kernen als poorten naar de natuur. Ook in de overige veenweidelandschappen is een hoog waterpeil van belang om inklinking tegen te gaan. Het open karakter is zowel ruimtelijk waardevol, als voor weidevogels en ganzen.
Sturing
Planspecifiek
Het plangebied ligt niet op locaties waar invulling gegeven kan worden aan de ambitie voor deze lagen, maar doet ook geen afbreuk aan die ambities of de mogelijkheden om die elders in te vullen.
Op 16 november 2022 is de laatste actualisatie van de Omgevingsverordening vastgesteld. Sinds 06-06-2023 ligt de Actualisatie 2021 ter inzage. Daarin wordt het onherroepelijk worden van het PIP De Wieden verwerkt in de Omgevingsverordening. Voor het plangebied geldt de NNN met de aanduidingen 'Bestaande natuur' (Groen) en 'Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000' (Okergeel). De laatste gebieden zijn de delen die niet in het PIP zijn opgenomen en dus geen natuur worden. Zie ook subsubparagraaf 3.3.1.3. De bestemming 'Natuur' zoals die is opgenomen in het bestemmingsplannen 'Verblijfsrecreatiegebieden Steenwijkerland' voor Camping Muggenbeet en het bestemmingsplan 'Blokzijl - Muggenbeet 3' voor het horecabedrijf, is daarin nog niet verwerkt.
NNN Muggenbeet e.o.
NNN Duinigermeerweg e.o.
Figuur 8: Omgevingsverordening (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Gebiedscategorieën Natuurnetwerk Nederland: Binnen het gebied dat aangewezen is als NNN worden gebiedscategorieën onderscheiden waarvoor een verschil in bestemmingsregime geldt. Het gaat om de volgende gebiedscategorieën:
Bestaand: De categorie ‘Bestaand' is van toepassing op gebieden waar de beoogde natuurwaarden aanwezig zijn zoals bestaande wateren, natuur - en bosgebieden. Verder vallen binnen deze categorie de gronden die zijn aangekocht en/of afgewaardeerd en ingericht zijn conform de natuurdoelen als omschreven in bijlage 1b Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. Die gebieden moeten als natuur worden bestemd.
Te realiseren: De categorie ‘Te realiseren' is van toepassing op gebieden waar de beoogde natuurwaarden nog niet of niet geheel zijn gerealiseerd. Deze gebieden kunnen al wel zijn aangekocht en/of afgewaardeerd en deels zijn ingericht. Wanneer gronden zijn aangekocht, kan nog niet in alle gevallen worden overgegaan tot inrichting omdat in sommige gevallen de gronden nog niet beschikbaar zijn voor de realisatie van de beoogde natuurwaarden.
Voor gebieden met de aanduiding ‘Te realiseren’ geldt dat wanneer de gronden nog niet zijn aangekocht en/of afgewaardeerd, de huidige bestemming vooralsnog gehandhaafd kan blijven. Op het moment dat de gronden worden aangekocht en/of afgewaardeerd ten dienste van het NNN en ook beschikbaar zijn voor het realiseren van de beoogde natuurdoelen, moeten de gronden bestemd worden als natuur. Voor de inrichting van natuurgebieden is doorgaans een bestemmingsplanwijziging nodig. Artikel 2.7.3 lid 3 sub b is een vangnetbepaling op grond waarvan zo nodig de planologische medewerking van de gemeenten aan de inrichting van natuurgebieden binnen het NNN kan worden afgedwongen. Binnen deze gebiedscategorie ‘Te realiseren’ zijn drie subcategorieën te onderscheiden:
Subcategorie Uitwerkingsgebied Ontwikkelingsopgave Natura 2000: Binnen de NNN-begrenzing ligt het "Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000". In deze gebieden neemt de provincie (herstel)maatregelen om de juiste terreincondities voor de gestelde Natura 2000-doelen te realiseren. Als bij de uitwerking van de doelen en de benodigde maatregelen blijkt dat deze alleen kunnen worden gerealiseerd door de bestemming van gebieden te veranderen, dan zullen de gebieden een passende bestemming krijgen en hiervoor ingericht worden. De overige hectares blijven agrarisch en worden uit het NNN gehaald wanneer duidelijk is dat ook na het nemen van maatregelen ten behoeve van nabijgelegen Natura 2000-gebieden landbouwkundig gebruik mogelijk is. De omvang en het tempo waarin deze bestemmingswijziging en inrichting plaats vinden zijn bepaald in de beheerplannen Natura 2000. Om de maatregelen tijdig te realiseren, worden de beschikbare instrumenten maximaal ingezet. In de Omgevingsverordening wordt voor het NNN het volgende beschermingsregime beschreven:
Voor het realiseren van peilaanpassingen zullen we met de waterschappen bezien waar en hoe het instrument van peilbesluiten ingezet zal worden. Zolang gronden binnen de Uitwerkingsgebieden Ontwikkelopgave Natura 2000 niet zijn ingericht, blijft agrarisch gebruik mogelijk binnen gebiedskenmerken en binnen overige vigerende regelgeving.
De in het PIP toegekende bestemming 'Natuur' worden na het onherroepelijk worden van het PIP door de provincie opgenomen in de Omgevingsvisie en -verordening als 'Bestaande natuur' ter vervanging van 'Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000' (gele gebieden). Overbodige restdelen worden uit de (provinciale) NNN geschrapt. Dit wordt in de Omgevingsvisie aangegeven met de teksten "(ERBIJ)" of "(ERAF)". Dit laatste betreft restanten van de 'gele gebieden' maar ook gronden waarvoor (achteraf gezien) geen planologische bescherming nodig is. Voor zover van belang blijft de Wet natuurbescherming nog van kracht om de externe werking van die gebieden te regelen. Zie Figuur 11 in de vorige paragraaf.
Zoals al in subparagraaf 2.2.4 bij de beoordeling is weergegeven bestaan er vanuit natuurbelangen geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling van de drie betrokken eigenaren.
De ontwikkelingen die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk moeten worden gemaakt/gelegaliseerd staan niet op gespannen voet met het hier van toepassing zijnde provinciale beleid.
In deze paragraaf worden een aantal teksten uit de Omgevingsvisie Steenwijkerland geciteerd die relevant zijn voor dit plan.
Algemeen
De Omgevingsvisie richt zich op de fysieke omgeving: de ruimte waarin bewoners, bezoekers, instellingen en ondernemingen van de gemeente zich bevinden en het leefgebied van mensen, planten en dieren.
De gemeente Steenwijkerland wil met de Omgevingsvisie de omgevingskwaliteit van Steenwijkerland naar een hoger plan tillen. Omgevingskwaliteit definiëren we als de integrale kwaliteit van ruimtes; het gaat er niet alleen om hoe deze ruimtes eruitzien, maar ook waartoe en op welke manier ze functioneren, hoe ze gebruikt worden en hoe de (functies van de) ruimtes met elkaar samenhangen en bijdragen aan het beter functioneren van de samenleving.
Met het behouden van de aanwezige waarden als basis, willen we investeren in de omgevingskwaliteit.
Opgaven voor het landelijk gebied
Meer hoogwaardige verblijfsrecreatie
Veel dagjesmensen weten de gemeente Steenwijkerland, en dan vooral Giethoorn, te vinden. Maar om toeristen langer laten verblijven, mist Steenwijkerland kwalitatief hoogwaardige hotels en recreatieparken met een gevarieerd aanbod. Er zijn wel campings maar andere typen aanbod trekken ook een ander soort publiek.
Grootschaligere nieuwe initiatieven passen eigenlijk alleen in de daarvoor geëigende gele gebieden, met name bij Giethoorn (ten noorden van Bodelaeke). Er is een aantal initiatieven in Steenwijkerland voor wellness- en recreatieontwikkelingen. Een grote kans ligt er ook in het kwalitatief opschalen van huidige accommodaties die nu -door veroudering en achterstallig onderhoud- achterblijven bij de moderne wensen van toeristen. Om daarbij aan te sluiten, moeten ze passen in het landschap, duurzaam en authentiek zijn.
Agrarische ontwikkeling in harmonie met omgevingswaarden
De ontwikkelingen van de agrarische sector zullen een stevig stempel drukken op het buitengebied. Het gaat om de ontwikkeling van grotere bedrijfsgebouwen, de behoefte aan meer ruimte voor verbreding en om de verandering van de erfinrichting, de inrichting van gebieden (verkaveling) en ontsluiting. Grootschaligheid kan botsen met landschappelijke en recreatieve waarden. Toch moet er ruimte zijn voor de ontwikkeling van de agrarische sector. We willen binnen de kaders van omgevingswaarden (geur, geluid, gezondheid, landschap) agrarische ontwikkelingen ruimte bieden. De verschillende landschapstypen hebben elk hun eigen draagvermogen. Dit draagvermogen bepaalt wat mogelijk is qua schaalvergroting. De mogelijkheid en de voorwaarden om door te groeien, worden gebiedsafhankelijk bepaald. De omgevingswaarden worden in het traject Omgevingsplan Buitengebied concreet en kader stellend geformuleerd en gaan daarna onderdeel uitmaken van de Omgevingsvisie.
Versterking van het laagveenmoeras
De natuurgebieden Weerribben en De Wieden zijn samen het grootste laagveenmoeras van Noordwest Europa en aangewezen als Natura 2000-gebieden. In dit gebied ligt een grote opgave om de bijzondere plant- en diersoorten te beschermen en het gebied weerbaar te maken tegen de uitstoot van stikstof. Dit kan door het laagveenmoeras te versterken. Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Provincie Overijssel zijn verantwoordelijk voor het nemen van verschillende maatregelen. Samen met andere partners denken we mee over wat nodig is om de doelen zo effectief mogelijk te realiseren.
Nevenactiviteiten agrarische bedrijven
Behalve een volledige omschakeling van de bedrijfsvoering, zoeken agrarische bedrijven vaak ook naar mogelijkheden om hun bedrijf uit te breiden met andere activiteiten. Aan de activiteiten als genoemd in paragraaf 5.2 kan in beginsel ook medewerking worden verleend als nevenactiviteit. In dat geval moet er wel een goede balans zijn tussen de agrarische bedrijfsvoering en de overige nevenactiviteiten. Het agrarisch bedrijf is te allen tijde de hoofdactiviteit, de nevenactiviteiten zijn daaraan ondergeschikt.
Om de ‘ondergeschiktheid’ te kunnen waarborgen wordt veelal gewerkt met oppervlaktecriteria, aangezien dat objectief en eenvoudig is en goed aansluit bij de ruimtelijke afweging. Andere methodes, zoals arbeidsproductiviteit, financiële opbrengst of milieuhinder komen ook voor, maar zijn in de praktijk lastiger te toetsen en te handhaven.
De betreffende activiteiten zijn mogelijk na afwijking van de gebruiksregels van het bestemmingsplan door middel van een omgevingsvergunning.
Verblijfsrecreatie
In het buitengebied van de gemeente zijn een aantal locaties aangewezen waar grootschalige recreatie kan worden ontwikkeld. Dit zijn de in het kader van het gebiedsgericht beleid aangewezen gele vlekken waar maatwerk geleverd wordt ten behoeve van de gewenste ontwikkelingen.
Verder is het van belang om het toeristisch aanbod te versterken door kleinschalige initiatieven positief te benaderen (zie hoofdstuk 5). Kleinschaligheid en kwaliteit zijn aspecten die bij uitstek passen bij de ontwikkeling van toerisme in het buitengebied. Daarom moet het mogelijk zijn om binnen het bestemmingsplan kleinschalige verblijfsrecreatie de ruimte te geven. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het mogelijk maken van nieuwe verblijfsaccommodaties binnen de huidige bebouwing en bestemming tot maximaal 10 bedden (bijv. bed & breakfast, opkamers, kleine groepsaccommodatie etc.).
Ook aan grootschaligere voorzieningen, zoals een hotel met een (middelgrote) omvang van bijvoorbeeld 50 bedden, kan behoefte bestaan. Hierop gerichte initiatieven worden, mits van hoogwaardige kwaliteit en qua aard en schaal op een passende locatie, ook positief benaderd. Vanwege de omvang dient voor dergelijke initiatieven een bestemmingsplanherziening plaats te vinden.
Het Toeristisch Recreatief Actieplan richt zich op de positionering van Weerribben-Wieden als een duurzame erfgoedbestemming met een Nationaal Park. De concurrentie specifiek binnen het segment voor erfgoed toerisme groeit. Daarom wil gemeente Steenwijkerland uitblinken en ons prachtige erfgoed laten zien en ontwikkelen. Daarnaast willen we dat toeristen meerdere dagen blijven. Dit betekent dat er voldoende interessant aanbod voor hen moet zijn. De acties die de gemeente onderneemt dragen zoveel mogelijk bij aan het zichtbaar maken van de identiteit van Weerribben-Wieden. Daarmee wordt het authentieke karakter versterkt en kunnen we vooral 'waardevolle' bezoekers trekken. Dit zijn geïnteresseerde bezoekers die liefhebbers zijn van cultuur, oude landschappen, natuur en de achtergronden daarbij. Deze bezoekers beschouwt de gemeente als de belangrijkste doelgroep.
In de geldende regels van de voor dit plan relevante bestemmingen 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' (artikel 4) en 'Agrarisch met waarden' (artikel 6) staan de volgende afwijkingsregels ten aanzien van het toestaan van minicampings:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4 (6.4.1), ten behoeve van een minicamping, met dien verstande dat:
Het plan betreft de vanuit het Definitief Ontwerp van het Inrichtingsplan technisch noodzakelijke en wenselijke aanpassing van de kade langs de Duinigermeerweg. Daarnaast betreft het ook aanpassingen betreffende recreatieve ontwikkelingen van grondeigenaren die bij de aanleg van de kades betrokken zijn.
Het betreft de legalisering van een al jaren bestaand recreatief gebruik van in het PIP De Wieden tot 'Natuur' bestemde gronden van Camping Muggenbeet aan Muggenbeet 3. Camping Muggenbeet is een kleinschalige low-budget-camping waar de kwaliteit bestaat uit de rust, de natuurwaarden op het terrein en in de omgeving, maar met de hoogwaardige kwaliteit van Hotel-restaurant Geertien naast de deur. De camping is een tegenhanger van de hoogwaardige verblijfsrecreatie en zorgt voor de balans op recreatief niveau en hier gaat het om het behoud van de huidige kwaliteit.
De eigenaar van het bedrijf aan de Duinigermeerweg 3 zoekt een compensatie voor de inkrimping van het bedrijf als gevolg van de vrijwillige medewerking aan natuurontwikkeling. Hij denkt dat te kunnen vinden in kleinschalige verblijfsrecreatie, hetgeen passend is binnen de hiervoor benoemde Beleidsnotitie ten aanzien van nevenactiviteiten. Het plan creëert slechts de planologische ruimte voor de door de eigenaar gewenste nieuwe minicamping, waarvoor te zijner tijd een aanvraag zal worden ingediend. Er wordt in dit plan geen regeling voor opgenomen, het levert slechts argumenten aan op basis waarvan de gemeente een afweging kan maken.
De gemeente zet volgens haar beleid in op de positionering van de Wieden-Weerribben in het toerisme, de ontwikkeling van hoogwaardige verblijfsrecreatie en het opschalen van de kwaliteit van de bestaande voorzieningen.
De afwegingen als benoemd in subparagraaf 3.4.4 van de genoemde afwijkingsbevoegdheid zijn hier van belang. Nu dit plan geen concreet verzoek voor de minicamping inhoudt, is voor dit bestemmingsplan alleen van belang vanwege de natuurbelangen waarvoor de provincie het bevoegd gezag is.
Ad sub b: Volgens deze regel is de afwijking niet mogelijk in de 'wro-zone natura 2000'. Op basis van de Beheersverordening zou de realisatie van een minicamping aan de Duinigermeerweg niet mogelijk zijn. Het gehele gebied is immers aangeduid als 'wro-zone natura 2000' en het beoogde perceel ligt in de NNN. Dit laatste geldt niet voor het erf zelf.
Nu dit plan er op ziet dat de bestemming 'Natuur' wordt gewijzigd in 'Agrarisch' (zie subparagraaf 5.3.1) betekent dit dat, als het plan onherroepelijk is, de NNN ook aangepast zal worden en hier van het perceel zal worden verwijderd.
De ontwikkelingen waarvoor met het voorliggende bestemmingsplan planologische ruimte moet worden gemaakt staan niet op gespannen voet met het hier van toepassing zijnde gemeentelijke beleid.
Voor wet- en regelgeving en beleid op het gebied van milieu (MER, bodemkwaliteit, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en overige aspecten), archeologie, cultuurhistorie en landschap en explosieven wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Overige beleids- en onderzoeksaspecten van het PIP De Wieden.
Het voorliggende plan geeft geen aanleiding deze onderzoeksaspecten opnieuw in ogenschouw te nemen, omdat er niet wezenlijk iets veranderd ten opzichte van de eerder onderzochte situatie.
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Aan alle gronden worden ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening bestemmingen toegewezen. Aan deze bestemmingen worden regels gekoppeld omtrent het gebruik van de gronden en van de zich daarop bevindende opstallen. Naast de (enkel)bestemmingen kunnen ook dubbelbestemmingen voorkomen. Deze overlappen de 'gewone' bestemmingen en geven eigen regels, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. Bij bestemmingen kunnen aanduidingen voorkomen met als doel bepaalde zaken nader of specifieker te regelen.
De (dubbel)bestemmingen en de aanduidingen staan ook op de verbeelding en worden beschreven in dit bestemmingsplan.
SVBP 2012
Het inpassingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan en voldoet aan de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). In deze standaard staan normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding. Het Besluit ruimtelijke ordening stelt de SVBP verplicht als standaard systematiek. Op deze manier is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen gewaarborgd. De SVBP heeft geen betrekking op de toelichting van het plan en ook niet op de inhoud.
Naast een digitale versie kan er ook een papieren versie van het inpassingsplan gebruikt worden. Indien er verschillen zijn tussen de digitale en analoge versie is de digitale versie leidend.
De regels kennen een vaste volgorde en indeling:
Vervolgens kennen de bestemmingsregels ook een vaste opbouw:
Er wordt aangesloten bij de regels zoals die vastgesteld zijn in volgende relevante ruimtelijke plannen:
De afwijkingsregels voor minicampings in de bestemmingen 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' en 'Agrarisch met waarden' vergen wel een aanpassing, omdat daarin staat opgenomen dat de afwijkingsbevoegdheid niet kan toegepast worden in het Natura 2000-gebied en het Natuurnetwerk Nederland. In de geldende regels de bestemmingen 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' en 'Agrarisch met waarden' staat immers:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4 (6.4.1), ten behoeve van een minicamping, met dien verstande dat:
Volgens de regels mogen er niet meer dan 50 in het buitengebied zijn. Of het aantal nog 50 bedraagt is onbekend, maar volgens info van de eigenaar is er in elk geval na die tijd één in de omgeving verdwenen.
Enkelbestemmingen
De bestemming:
Dubbelbestemmingen
De dubbelbestemming:
De afwijkingsbevoegdheid in van de regels van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 wordt aangepast. Nu luidt de regel in de Beheersverordening:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4, ten behoeve van een minicamping, met dien verstande dat:
De aangepaste regel in dit plan luidt:
De tussen ( ) geplaatste tekst is overbodig, omdat de aanduiding is geschrapt. De EHS (Ecologische Hoofdstructuur) heet tegenwoordig NNN (Nederlands Natuurnetwerk). Door de vetgedrukte toevoeging aan de regel is het voor de gemeente mogelijk de omgevingsvergunning te verlenen, omdat de provincie voor zowel het Natura 2000-gebied als de NNN het bevoegd gezag is. Dit is ongeacht of de provincie de NNN aanpast zoals in subsubparagraaf 3.3.1.3 is aangegeven of niet. Per definitie hebben ze die verklaring dan ontvangen, omdat de provincie mede namens hen de herziening aanvragen en in daarin verwoordt dat de ontwikkelingen niet in strijd zijn met het provinciaal beleid en de natuurbescherming.
Uit het PIP worden de bestaande aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - waterkering nieuw' en de zone 'vrijwaringszone - luchtverkeer' overgenomen. De laatste ook op de sloot bij de locatie Duinigermeerweg 3, waar die in de Beheersverordening niet op ligt.
De aanduiding 'wro-zone - natura 2000' is, zoals in subparagraaf 1.3.2 is verantwoord, niet meer noodzakelijk voor de natuurbescherming en wordt niet overgenomen op de verbeelding en artikel 11, de 'Algemene aanduidingsregels'.
De zone 'wetgevingszone - overgangsrecht' wordt niet overgenomen, omdat deze achterhaald is door de aktepassering van de landinrichting.
De ontwikkelingskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer en de gemeentelijke kosten worden verhaald middels de legesverordening. Het plan is daarmee uitvoerbaar.
In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12) wordt voorgeschreven dat tegelijk met het vaststellen van een bestemmingsplan een exploitatieplan vastgesteld moet worden voor het plangebied of delen ervan, tenzij:
Zoals hiervoor aangegeven zijn er voor de gemeente geen kosten. Er is daardoor geen noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan.
PM