Plan: | Voormalige woningbouwlocatie Blankenham |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1708.BLHvmlwoningbouw-VA01 |
Het woningbouwplan in de kern Blankenham kent een lange geschiedenis. Al in de Woonvisie 2003 (vastgesteld op 10 maart 2004), werd gesproken over woningbouw in Blankenham, te realiseren vanaf 2007. Na een lang proces en uiteindelijk een procedure bij de Raad van State, is het bestemmingsplan sinds april 2013 onherroepelijk. In de periode 2008-2012 is de woningbouwcrisis uitgebroken en tussen april 2013 en nu is er geen belangstelling meer getoond in het nieuwbouwplan. Tijdens de kaveluitgifte procedure zijn geen inschrijvingen gedaan en ook nadat de beschikbare kavels in de WoonkavelApp waren opgenomen, heeft zich geen belangstellende gemeld.
Op 20 januari 2015 heeft de gemeente Steenwijkerland ingestemd met een drietal adviezen om planschade in het kader van de woningbouwlocatie in Blankenham. Dit besluit heeft de gemeente genoodzaakt na te denken over de toekomst van de woningbouwlocatie in Blankenham. Wanneer de bestemming van het perceel van 'Wonen' weer gewijzigd wordt in 'Agrarisch', is de planschade 'anderszins verzekerd' en hoeft de planschade niet uitbetaald te worden. Voorwaarde hiervoor is dat de raad voor de zomer van 2015 een besluit neemt over het aanpassen van de bestemming.
Inmiddels is de afweging gemaakt om of door te gaan en de planschade uit te betalen of te stoppen en het verlies te nemen. Gelet op het feit dat er de afgelopen jaren zich geen belangstellenden meer hebben gemeld, het fors aantal te koop staande woningen in Blankenham evenals de toekomstige demografische ontwikkelingen, is besloten te stoppen met deze woningbouwlocatie. Naar aanleiding van dat besluit zal tevens de bestemming van dit perceel worden gewijzigd van 'Wonen' naar 'Agrarisch'. Een herziening van het vigerende bestemmingsplan is daarom nodig op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de benodigde ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de herziening, in de vorm van een toelichting. Aan bod komen onder andere:
Naast deze toelichting omvat dit bestemmingsplan 'Voormalige woningbouwlocatie Blankenham' regels en een verbeelding.
Het plangebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft is gelegen in het noordwesten van de kern Blankenham, aan de westzijde van de voormalige Zuiderzeedijk. Aan de zuidoostzijde grenst het gebied aan de bestaande bebouwing van de kern Blankenham. In het noordwesten en zuiswesten grenst het plangebied aan agrarische gronden.
Het plangebied heeft een totale oppervlakte van circa 9.000 m². De betreffende percelen staan kadastraal bekend als gemeente Blankenham, sectie E, nummer 859.
Luchtfoto met afgekaderd plangebied
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Blankenham - Woningbouw 2012
Voor het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Blankenham - Woningbouw 2012', dat d.d. 4 december 2012 door de gemeenteraad van Steenwijkerland. In dit bestemmingsplan is binnen de bestemming 'Wonen' de mogelijkheid geboden voor het oprichten van 9-11 woningen. Voor de voor- en zijtuinen van de nieuwe woningen is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Rondom de woonpercelen is de bestemming 'Groen' opgenomen. De nog aan te leggen weg ter ontsluiting van de buurt heeft de bestemming 'Verkeer'.
Het feitelijk bestaand gebruik van het perceel is agrarisch. Binnen geen enkel van de vigerende bestemmingen is "agrarisch gebruik" opgenomen.
Mede doordat het zeer onwaarschijnlijk is dat de woningen de komende 10 jaar worden gebouwd en om het het huidige agrarisch gebruik van het plangebied voort te kunnen zetten is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
In deze toelichting wordt de herziening van het vigerende bestemmingsplan onderbouwd en worden de mogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan gaat bieden, afgewogen. In dit geval gaat het om het regelen van het bestaand agrarisch gebruik. Een deel van de bestemming 'Verkeer' voor de nog niet aangelegde buurtontsluitingsweg krijgt de bestemming 'Groen' overeenkomstig de aangrenzende gronden achter het dorpshuis. In de regels wordt een gedetailleerde regeling van de nieuwe bestemmingen gegeven en wordt duidelijk wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied zijn. De verbeelding betreft een visuele weergave hiervan.
Het bestemmingsplan 'Voormalige woningbouwlocatie Blankenham' is opgezet conform de eisen die de Wro en de gemeente Steenwijkerland daaraan stellen. De regels zijn opgesteld conform de standaardregels SVBP2012, de verbeelding voldoet aan de meest actuele digitaliseringseisen conform IMRO2012. Bij de opzet en systematiek van het nieuwe bestemmingsplan wordt aangesloten bij de regeling zoals gebruikt bij de beheersverordening 'Buitengebied Steenwijkerland 2014' van de gemeente Steenwijkerland.
Het planvoornemen betreft het wegbestemmen van een woonbestemming waarbinnen maximaal 11 woningen gerealiseerd kunnen worden. Met voorliggend bestemmingsplan worden de gronden weer als landbouwgrond bestemd.
De kern Blankenham is gelegen in het westen van de gemeente Steenwijkerland op de grens van de Noordoostpolder en aan de rand van Nationaal Park De Weerribben. De kern is verder ontwikkeld na de drooglegging van de Noordoostpolder en ligt langs de voormalige Zuiderzeedijk.
Blankenham is gelegen in het zeekleilandschap, aan de slingerende dijk van de voormalige Zuiderzee. Hier liggen voornamelijk zeekleigronden, zandgronden en overslaggronden bij oude dijkdoorbraken. Als kralen aan een snoer liggen de kernen Kuinre, Blankenham, Blokzijl en Vollenhove aan de voormalige Zuiderzeedijk. De ligging van Blankenham langs deze dijk zorgt voor een groot hoogteverschil binnen de kern. De dijk is de scheiding tussen het “oude” hoger gelegen land en het “nieuwe” lager gelegen land (de Noordoostpolder). Het “oude” land is zeer aantrekkelijk door de vele oude dijkdoorbraken, waardoor wielen (kolken) zijn ontstaan. De open ruimten tussen de bebouwing garanderen een visueel contact met het omliggende landschap.
Het plangebied ligt ten noordwesten van de kern, ten westen van de voormalige Zuiderzeedijk. Ook binnen het plangebied is het grote hoogteverschil tussen de dijk en het lager gelegen land duidelijk zichtbaar.
De daadwerkelijke realisatie van de voorgenomen woningbouwplannen in het plangebied is niet uitgevoerd. Het plangebied is dan ook nog steeds in gebruik als weiland.
Het oorspronkelijke plan ging uit van de bouw van 17 woningen. Hiervoor werd in maart 2011 de bestemmingsplanprocedure gestart. Medio 2011 bleek echter dat het ontwikkelde plan een te groot financieel tekort met zich meebracht. De locatie is toen gehalveerd. Ook is toen besloten de feitelijke start van de bouw mogelijk te maken nadat er minimaal 2 kavels verkocht zouden zijn.
Het gehalveerde plan (9-11 woningen) is in maart 2012 in procedure gebracht. Tegelijkertijd is via advertenties in diverse regionale nieuwsbladen, de dorpskrant en met behulp van makelaars de aandacht gevestigd op de locatie met het verzoek aan belangstellenden zich te melden. Dit alles leverde 3 belangstellenden op, allen afkomstig uit of werkzaam in Blankenham.
Uiteindelijk bleef er concreet nog één belangstellende over, waarna het bestemmingsplan voor het gehalveerde plan in december 2012 werd vastgesteld door de gemeenteraad met als voorwaarde dat het bouwrijpmaken niet eerder zou starten dan nadat voor 50% van de te halen verkoopopbrengst zou zijn gehaald.
Na een beroepsprocedure bij de Raad van State is het bestemmingsplan in april 2013 onherroepelijk geworden. Tijdens de kaveluitgifteprocedure zijn er echter geen inschrijvingen geweest. Ook nadat de kavels zijn opgenomen in de WoonkavelApp, hebben zich geen belangstellenden meer gemeld.
Al meer dan 1,5 jaar is er een mogelijkheid om een kavel voor woningbouw te kopen in Blankenham. De afgelopen jaren heeft zich geen belangstellende meer gemeld en op dit moment zijn er ook geen belangstellenden voor de woningbouwlocatie.
Het feit dat er pas wordt gestart met bouwrijpmaken nadat minstens de helft van de in de grondexploitatie geraamde verkoopopbrengsten zou zijn gehaald zou hierbij een (kleine) rol kunnen spelen.
Op basis van de Woonvisie 2007-2010 werd er nog vanuit gegaan dat er voor Blankenham een woningbehoefte van gemiddeld 1,5 woning per jaar was. Momenteel staan er 16 (bestaande) woningen te koop op een totaal van 155 woningen (bron: Funda o.b.v. CBS 2012). Dit betekent dat circa 10% van de woningen te koop staat. Globaal ter vergelijking: in Blokzijl staat circa 6% van de bestaande woningen te koop, in Vollenhove circa 4,5% en in Kuinre circa 7%. Ook deze gegevens zijn gebaseerd op de gegevens van Funda.
Gelet op deze situatie is het niet de verwachting dat de kavels in Blankenham binnen nu en een aantal jaren worden verkocht. Dit gegeven en het feit dat er een viertal planschadeclaims zijn ingediend hebben de gemeente genoodzaakt om over de toekomst van de woningbouwlocatie na te gaan denken. Doordat woningbouw op deze locatie om meerdere redenen niet van de grond komt, heeft de gemeenteraad van Steenwijkerland het besluit genomen te stoppen met de ontwikkeling van deze woningbouwlocatie. In het verlengde daarvan is besloten de locatie te herbestemmen ten behoeve van het bestaande agrarisch gebruik. De bestemming ter plaatse wordt gewijzigd in de voorheen geldende bestemming 'Agrarisch'. Hierdoor is ook de planschade anderszins verzekerd en hoeft de planschade niet te worden uitbetaald.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Dit bestemmingsplan richt zich echter primair op het vastleggen van de feitelijk bestaande situatie. Het nationale ruimtelijke beleid, zoals met name verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), is overwegend van toepassing op nieuwe ontwikkelingen en daardoor slechts zeer beperkt dan wel niet relevant in de onderhavige situatie. Het ruimtelijke beleid van de provincie Overijssel is vervat in de Omgevingsvisie Overijssel (2009) en Omgevingsverordening Overijssel (2009). Uit dit beleid blijkt dat ook de provinciale bemoeienis met het stedelijke gebied gering is. Op het Rijks- en provinciale beleid wordt derhalve in het kader van dit bestemmingsplan niet nader ingegaan.
In paragraaf 2.4 is reeds aangegeven wat de gemeentelijke afwegingen zijn geweest om in onderhavig bestemmingsplan de woonbestemming weg te bestemmen en de agrarische bestemming weer op het perceel op te nemen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de invloed van het planvoornemen op de actuele waarden die aanwezig zijn in het gebied. Het gaat hierbij om de flora en fauna, ecologische structuur, habitat, cultuurhistorie en archeologie.
De soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met soortbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In bestemmingsplannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met gebiedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 2005 zijn hierin ook alle Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijn-gebieden opgenomen als Natura 2000-gebieden.
De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn 'Weerribben' (op ongeveer 1 kilometer afstand), 'Wieden' (op 6 kilometer) en 'Rottige Meenthe en Brandemeer' (op 5 kilometer). De 'Weerribben' liggen het dichtstbij het plangebied. Gezien de afstand tot het plangebied en het feit dat er niks wijzigt ten opzichte van de bestaande situatie, heeft onderhavig bestemmingsplan geen invloed op de natuurwaarden in deze gebieden.
Ten behoeve van de voorheen voorgenomen woningbouw is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen volgens de Flora- en faunawet niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten. Uit dit onderzoek is gebleken dat in het plangebied geen beschermde planten of dieren voorkomen. In de omgeving komt de Rugstreeppad voor. Van alle landschapselementen worden akkers en graslanden door deze pad sterk gemeden. Aangezien er geen bouwactiviteiten plaatsvinden en er niks wijzigt ten opzichte van de feitelijk bestaande situatie heeft onderhavig bestemmingsplan geen invloed op de aanwezige flora en fauna.
De Cultuurhistorische atlas Overijssel biedt informatie over historische landschapsstructuren, bouwkundige monumenten en archeologische vindplaatsen in kaart, foto en toelichting. De gegevens op de kaart zijn afkomstig van de rijksdienst voor monumentenzorg (RDMZ), rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek (ROB), stichting Het Oversticht en de provincie Overijssel.
Het plangebied ligt in het cultuurhistorisch deelgebied Zuiderzeekust. Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de voorheen vigerende en nog steeds feitelijk bestaande situatie. Er wordt aangesloten bij de bestemming van omliggende agrarische percelen. Onderhavig bestemmingsplan heeft dan ook geen gevolgen voor het aanwezige cultuurhistorisch waardevolle landschap.
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van Wamz is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De Wamz verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, moet het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken op te nemen.
De gemeente Steenwijkerland beschikt over een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Op deze kaart is de archeologische verwachtingswaarde van de gronden binnen de gemeente weergegeven. Ook zijn de archeologische monumenten aangeduid. Voor delen van de bebouwde kom kan geen verwachtingswaarde worden gegeven.
Op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart heeft het plangebied deels een lage en deels een hoge verwachtingswaarde. Bij een hoge verwachting geldt een onderzoeksplicht.
Ten behoeve van de voormalig voorgenomen woningbouw is destijds een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat het plangebied geen hoge archeologische verwachtingswaarde kent.
Het onderzoeksgebied bevindt zich aan de buitendijkse kant van de voormalige Zuiderzeedijk en is vermoedelijk niet aantrekkelijk geweest als vestigingsplaats. Hier zijn ook geen aanwijzingen voor gevonden. Vervolgonderzoek wordt niet geadviseerd, aangezien de middelhoge verwachtingswaarde van het plangebied niet in stand gehouden kan worden. Aangezien er geen aanwijzingen zijn gevonden die de hoge archeologische verwachtingswaarde voor het onderzoeksgebied onderschrijven, heeft het plangebied geen dubbelbestemming gekregen. De overige gronden in het plangebied, die niet onderzocht zijn maar waar wel een hoge verwachtingswaarde voor geldt, hebben wel een dubbelbestemming gekregen. Bij bepaalde ingrepen dient eerst een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.
Het onderhavige plangebied is gelegen in het beheergebied van Waterschap Zuiderzeeland en grenst aan een waterkering van Waterschap Reest en Wieden.
Het planvoornemen is in het kader van de Watertoets voorgelegd aan het watertoetsloket van beide waterschappen. De waterschappen hebben aangegeven geen belangen te hebben bij dit bestemmingsplan.
Het plangebied bevindt zich binnen dijkring 7 en kent een overschrijdingskans van 1/4000 jaar. Volgens de risicokaart kent deze locatie bij een eventuele dijkdoorbraak geen overstromingsdiepte. Mocht het vanuit veiligheidsoverwegingen toch noodzakelijk zijn burgers te evacueren, dan kan dat via de aangrenzende primaire waterkering (onderdeel van dijkring 9) richting Kuinre of Blokzijl.
Betreffende waterkering tussen de Noordoostpolder en Overijssel kent drie verbodszones namelijk de kernzone, de beschermingszone en de buitenbeschermingszone. Deze verbodszones betreffen de waterkering zelf en een zone van 100 meter aan weerszijden van de waterkering. Het plangebied ligt dus in de verbodszone.
De keur van Waterschap Reest en Wieden regelt dat het verboden is om in deze zone werkzaamheden uit te voeren. Om bepaalde activiteiten in deze verbodszones wel te mogen uitvoeren, dient op basis van de Waterwet een watervergunning aangevraagd te worden. Deze watervergunning bevat voorschriften waarmee rekening moet worden gehouden bij de werkzaamheden.
Het plangebied ligt aan een hoofdaanvoersloot waarvoor een streefpeil van -1,20 m NAP is vastgesteld. Momenteel kent het gebied een geringe drooglegging.
Momenteel is het plangebied in gebruik als weiland en volledig onverhard. Met dit bestemmingsplan wordt uitsluitend de feitelijk bestaande situatie geregeld. Er wordt geen oppervlakte verhard of bebouwd.
Onderhavig bestemmingsplan heeft dan ook geen gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied.
Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.
Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst.
Het plangebied is gelegen aan de Kerkbuurt, die overgaat in de Hammerdijk. De weg ligt op de voormalige Zuiderzeedijk.
Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de voorheen vigerende en nog steeds feitelijk bestaande situatie. Er wordt aangesloten bij de bestemming van omliggende agrarische percelen. Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige functies voorzien, maar verdwijnt de mogelijkheid tot het realiseren van een geluidgevoelige functie. Ook worden met dit bestemmingsplan geen functies mogelijk gemaakt die geluidoverlast veroorzaken voor de omgeving. Er zijn wat geluid betreft geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Het beleid ten aanzien van de bodem is gebaseerd op de wet Bodembescherming. Uitgangspunt hierbij is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen.
Voor het plangebied is ten behoeve van de voormalig voorgenomen woningbouw in 2006 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor het plangebied. Wel is een lichte verhoging van onder meer cadmium en zink aangetroffen in de grond en het grondwater.
Aangezien het agrarisch gebied is en blijft en met dit bestemmingsplan geen gevoelige bestemming mogelijk wordt gemaakt, vormt het aspect bodem geen belemmering.
Op basis van de Wet luchtkwaliteit, welke onderdeel uitmaakt (hoofdstuk 5) van de Wet Milieubeheer, gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen zijn middels grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingcomponenten stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijnstof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht.
Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
In het geval een planvoornemen strekt tot het realiseren of wijzigen van bronnen van luchtverontreiniging, die leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging, dient onderzoek naar de exacte gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd te worden.
Middels onderhavig bestemmingsplan wordt uitsluitend de feitelijk bestaande situatie geregeld. Het aantal mogelijke verkeersbewegingen zal zelfs, ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan, fors afnemen aangezien de mogelijkheid voor woningbouw in het plangebied wordt verwijderd. Middels onderhavig bestemmingsplan worden geen bronnen mogelijk gemaakt die een bijdrage zouden kunnen leveren aan de toename van de luchtverontreiniging. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen negatief effect op de luchtkwaliteit in Steenwijkerland.
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven (meer) gevestigd, die een zonering conform de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kennen. Voor het agrarisch gebruik dat binnen het plangebied wordt geregeld geldt ook geen zonering op basis van deze publicatie. Daarnaast geldt dat onderhavig bestemmingsplan geen beperkingen oplegt aan bedrijven in de omgeving.
In de Wet geurhinder en veehouderij zijn afstandsnormen opgenomen die moeten worden gehanteerd bij de verlening van een milieuvergunning aan een agrarisch bedrijf waarin vee wordt gehouden. Echter ook in de omgekeerde situatie, waarbij in de omgeving van agrarische bedrijven een nieuw geurgevoelig object wordt gesitueerd of uitgebreid, dient aan de wet te worden getoetst (de zogenoemde 'omgekeerde werking').
Met het wijzigen van de woonbestemming in een agrarische bestemming wordt geen geurgevoelige dan wel geuroverlast-veroorzakende functie mogelijk gemaakt.
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich voor rondom bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt (risicovolle inrichtingen) en transportassen (weg, water, spoor en buisleidingen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In de directe omgeving voor het wijzigen van de woonbestemming in agrarische bestemming te Blankenham zijn geen voor externe veiligheid relevante bedrijven, transportassen en/of hogedruk aardgasleidingen aanwezig. Externe veiligheid speelt hier geen rol.
Binnen of nabij het plangebied zijn geen boven of ondergrondse hoofdtransportleidingen gelegen, die planologische bescherming dan wel zonering behoeven om hun functioneren veilig te stellen.
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.
Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan of beheersverordening. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of de beheersverordening voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.
In dit bestemmingsplan wordt een woonbestemming ten behoeve van nieuwbouw gewijzigd in de voorheen geldende en nog steeds bestaande situatie, zijnde agrarisch gebruik. Gelet op het beheersmatige karakter van dit bestemmingsplan, waarin nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen niet mogelijk zijn, kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.
Voor de woningbouw in het plangebied was een gemeentelijke grondexploitatieopzet opgesteld en vastgesteld. Het woningbouwplan is niet tot uitvoering gekomen wegens gebrek aan belangstelling. Door de bestemming te wijzigen naar 'Agrarisch' ontstaat er een ander financieel beeld. De toekomstige kosten en opbrengsten in de grondexploitatie zijn geschrapt. De gronden die in eigendom zijn van de gemeente zijn afgewaardeerd naar agrarische waarde en zijn overgebracht naar de Materiële Vaste Activa. Hierdoor ontstaat een verlies binnen de grondexploitatie. Dit verlies is gedekt door de Algemene Reserve Grondexploitatie. Hierdoor is er sprake van een sluitende grondexploitatie, welke vervolgens wordt afgesloten. Hiermee is het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.
Zowel met de verkoper van de grond als met Dorpsbelang Blankenham is op bestuurlijk niveau gesproken op 23 april 2014. Zij zijn op de hoogte gebracht van het (toen nog) voornemen om te stoppen met de woningbouwlocatie.
Dorpsbelang Blankenham is de afgelopen jaren nauw betrokken geweest bij de planvorming en de ontwikkeling van het plan. Uiteraard waren zij teleurgesteld om te horen dat het voorstel is om niet door te aan met deze woningbouwlocatie. Aan de andere kant werd er wel begrip getoond. Wat betreft het aantal te koop staande woningen gaven zij aan dat dit vooral woningen zijn die buiten de 'kern' van Blankenham liggen, grotere vrijstaande woningen. Toch zijn 8 van de 16 te koop staande woningen in Blankenham gelegen in de kern van Blankenham (waarvan 6 onder € 200.000,-). Volgens Dorpsbelang is er behoefte aan een rijtje (sociale) huurwoningen.
Het bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen (zie ook Hoofdstuk 9).
Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.
Het wettelijk kader voor de inhoud en de vaststellingsprocedure van een bestemmingsplan wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De Wro, het Bro en de Rsro bevatten regels ten aanzien van de (digitale) vormgeving, inhoud en raadpleegbaarheid van bestemmingsplannen, met als doel bestemmingsplannen uniform vergelijkbaar en uitwisselbaar te maken.
Een bestemmingsplan bestaat in elk geval uit een verbeelding (kaart) en planregels, die samen het juridisch deel van het bestemmingsplan vormen. Daarnaast gaat het bestemmingsplan vergezeld van een toelichting, die voorziet in de motivatie en onderbouwing van en de toelichting op de keuzes die zijn gemaakt om te komen tot de verbeelding en regels. Een bestemmingsplan kan ook bijlagen bevatten. Indien de bijlagen een relatie hebben met de regels worden ze opgenomen als bijlage bij de regels. Indien de bijlagen bijdragen aan de onderbouwing c.q. motivatie van het plan worden ze opgenomen als bijlage bij de toelichting.
Bij het opstellen van de verbeelding en regels van het bestemmingsplan is voldaan aan het bepaalde in de Wro, Bro en de Rsro. Voor het overige is zoveel mogelijk aangesloten bij de gemeentelijke standaarden en plansystematiek. De structuur van het plan is zodanig dat de kaart de primaire informatie geeft over de van toepassing zijnde bestemming. In de regels kan vervolgens worden teruggelezen welke gebruiks- en bouwmogelijkheden voor de betreffende bestemming gelden. Behalve bestemmingen kan de verbeelding onder meer aanduidingen en maatvoeringsvlakken bevatten om binnen een bestemming te kunnen voorzien in maatwerk voor een bepaalde locatie. In dat geval zijn steeds ook regels verbonden aan deze aanduidingen en maatvoeringsvlakken.
De regels zijn conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), welke als bijlage onderdeel uitmaakt van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) opgebouwd en bevatten allereerst begripsomschrijvingen en meetvoorschriften om respectievelijk interpretatie- en meetverschillen uit te sluiten (hoofdstuk 1). Vervolgens zijn in hoofdstuk 2 de regels voor de afzonderlijke bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen, waarbij voor elke bestemming is voorzien in een apart artikel. Voor zover behoefte bestaat aan het opnemen van regels die niet zijn gebonden aan een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele dan wel een gedeelte van het plangebied, dan zijn de betreffende regels opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels. Indien de betreffende regels betrekking hebben op slechts een gedeelte van het plangebied, dan wordt dat op de verbeelding aangegeven door middel van een zogenoemde gebiedsaanduiding.
De bestemmingsregels zijn in beginsel steeds op dezelfde manier opgebouwd:
Hoe gronden met een bepaalde bestemming mogen worden gebruikt is primair beschreven in de bestemmingsomschrijving. Eventuele aanvullingen of uitzonderingen zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels. De bouwregels bevatten de regels ten aanzien van de mogelijkheden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op te richten. Zowel ten aanzien van gebruik als bouwen geldt dat binnen een bepaalde marge kan worden voorzien in mogelijkheden om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Deze mogelijkheden zijn opgenomen onder respectievelijk 'Afwijken van de bouwregels' en 'Afwijken van de gebruiksregels'.
Voor zover gewenst kan in de regels voor een bestemming worden voorzien in een vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden. Deze vergunningstelsels dienen dan veelal ter bescherming van binnen de bestemming voorkomende waarden of ter bescherming van bijvoorbeeld ondergrondse leidingen. Indien gewenst kan ook worden voorzien in een bevoegdheid om een bestemming geheel dan wel gedeeltelijk te wijzigingen in een andere bestemming. Dergelijke bevoegdheden worden opgenomen onder het kopje 'Wijzigingsbevoegdheid'.
Naast voornoemde veel voorkomende onderdelen van bestemmingsregels kan worden voorzien in een vergunningstelsel voor het slopen van bebouwing en specifieke procedureregels.
Het betreft hier een overgangsperceel naar het buitengebied. Het beleid voor deze percelen is primair gericht op:
Het betreft hier de groene dorpsrand bij het dorpshuis. Groen is voor de gemeente een identiteitsbepalend bestemmingsplanelement. De omgevingskwaliteit is van zo'n essentieel belang, dat doorwerking in het bestemmingsplan vereist is, wil de voorsprong in woonomgevingkwaliteit gegarandeerd blijven:
Ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden wordt het volgende gesteld:
De voormalige Zuiderzeedijk heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
a. Ontwerp:
Publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro
Een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad
b. Vaststelling:
Vaststelling door de Raad
Mogelijkheid reactieve aanwijzing
Publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn
c. Inwerkingtreding:
Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)
d. Beroep:
Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.