direct naar inhoud van Artikel 8 Wonen - Voormalige boerderij
Plan: Blankenham - Woningbouw 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.BKHWoningb2012-VA01

Artikel 8 Wonen - Voormalige boerderij

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Voormalige boerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. een agrarisch nevenbedrijf, met uitzondering van veeteelt al dan niet in combinatie met:
      • horeca, voorzover gerelateerd aan de agrarische nevenfunctie;
      • detailhandel, voorzover gerelateerd aan de agrarische nevenfunctie;
    • 2. logiesverstrekking;
    • 3. tuinen;
    • 4. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 5. groenvoorzieningen;
    • 6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 17.2.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Voormalige boerderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. één woning;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
8.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mag zowel de woning als bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. er is maximaal één woning toegestaan;
  • d. de voorgevels van de woning worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
    • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
  • f. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de ter plaatse in de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • g. het hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, waarvan:
    • 1. de dakhelling ten minste 45° bedraagt;
    • 2. de dakhelling ten hoogste zal 60° bedraagt;
    • 3. de nokrichting haaks op de weg ligt.
8.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend bijgebouwen, niet bedoeld carports, worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, niet bedoeld carports, mag maximaal 420 m² bedragen:
  • c. gebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde en carports worden gebouwd;
  • b. carports worden op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van carports maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van carports maximaal 20 m² bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
8.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 8.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de ruimtelijke kwaliteit
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden, anders dan ten behoeve van:
    • 1. een agrarisch nevenbedrijf;
    • 2. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 8.4.2;
    • 3. horeca, voorzover de gezamenlijke horecavloeroppervlakte ten hoogte 100 m² bedraagt;
    • 4. detailhandel, voorzover de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte ten hoogte 75 m² bedraagt;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor (verblijfs)recreatieve doeleinden, met uitzondering van logiesverstrekking, voorzover er ten hoogste 10 slaapplaatsen aanwezig zijn;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de doeleinden genoemd in artikel 8.1sub 1 en 2, indien niet in voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf is voorzien;
  • e. woningsplitsing;
  • f. mantelzorg in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen.
8.4.2 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Een aan huis gebonden beroep of bedrijf, als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden beroepen en bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep of bedrijf mag uitsluitend worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. ten hoogste 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • c. de woonfunctie dient in overwegende mate te worden gehandhaafd en de verschijningsvorm van de woning mag niet wezenlijk worden aangetast;
  • d. ten hoogste 2 personen mogen er werkzaam zijn, waarbij ten minste één persoon tevens bewoner van de woning is;
  • e. er is ten hoogste 1 reclame uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte dient in voldoende mate te worden voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor ten hoogste 10% van de voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van de vestiging van bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 8.4.1 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt voor bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 dan wel naar de aard en de invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen betreft;

8.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van de vestiging van dienstverlening en voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel lid 8.4.1 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. zorgvoorzieningen;
  • c. educatieve voorzieningen;
  • d. dagrecreatieve voorzieningen.
8.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.4.1 onder e, ten behoeve van splitsing van bestaande woningen, met dien verstande dat:

  • a. de te splitsen woning een inhoud heeft van minimaal 600 m³;
  • b. de woningen na splitsing elk afzonderlijk een inhoud hebben van minimaal 250 m³;
  • c. de splitsing vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;
  • e. de inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet worden vergroot;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg in vrijstaande bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.4.1 onder f, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning maximaal 75 m² bedraagt ;
  • b. voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;
    • 1. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in bestaande vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 75 m²;
    • 2. het vrijstaande bijgebouw binnen een afstand van 25 meter van de woning dient te zijn gesitueerd;
  • c. realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;
  • d. de mantelzorgvoorziening qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
  • e. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.