Plan: | Klein - Schoot 9 te Budel-Schoot |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1706.BPBG3101-VAS1 |
In deze regels wordt verstaan onder:
Het bestemmingsplan Klein - Schoot 9 te Budel-Schoot met identificatienummer NL.IMRO.1706.BPBG3101-VAS1 van de gemeente Cranendonck.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
De uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan logerende gasten.
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
De grens van een bestemmingsvlak.
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
De grens van een bouwperceel.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning (bijvoorbeeld een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep);
het bedrijfsmatig vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;
het bewaren van goederen;
een aaneengesloten samenhangend stuk grond;
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
De naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse / voorste/ achterste bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a. teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten het bouwvlak een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Burgemeester en wethouders kunnen buiten het bouwvlak bouwwerken toe te staan in de vorm van schuilhutten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals in het schema onder 3.5.3 zijn opgenomen.
Het onder 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
Vergunningplichtige werken/ werkzaamheden | Criteria voor vergunningverlening |
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen | 1. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen; 2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; |
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m² | 1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; 2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; |
het vellen of rooien van houtgewas | er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; dit houdt in dat de aanwezige landschapselementen niet onevenredig mogen worden aangetast. |
De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander zoals weergegeven in het landschappelijk inpassingsplan, Bijlage 2 bij deze regels en met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten.
Op de tot 'Groen - Landschappelijke inpassing' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van een erfafscheiding worden gebouwd.
De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van een erfafscheiding bedraagt 1 meter.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.4.4 omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang | 1. de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming; 2. de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing; 3. het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming. |
het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang | het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 2 |
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en erven.
Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, dient aan het volgende te worden voldaan:
Hoofdgebouw van de woning | Minimaal | Maximaal |
het hoofdgebouw dient te worden opgericht binnen het bouwvlak | - | - |
goothoogte | niet van toepassing | 7 meter |
bouwhoogte | niet van toepassing | 10 meter |
inhoud | niet van toepassing | 600 m³; voor zover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum |
dakhelling | 12° | 45° |
Bijbehorende bouwwerken | Minimaal | Maximaal |
afstand tot de zijdelingse, voorste en achterste perceelsgrens | 3 meter; voor bijbehorende bouwwerken geldt dat de afstand tot een van de zijdelingse bouwperceelsgrenzen minder dan 3 meter mag bedragen | niet van toepassing |
gezamenlijke oppervlakte per woning | n.v.t. | de ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlak bijgebouwen (m2)' aangegeven oppervlakte. Het al dan niet vergunningsvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken, waarbij de bedoelde oppervlakte wordt overschreden, is niet toegestaan. |
goothoogte | niet van toepassing | 4 meter |
bouwhoogte | niet van toepassing | 5,5 meter |
afstand bijbehorende bouwwerken tot voorgevel woning of verlengde daarvan | minimaal 3 meter achter voorgevel woning of verlengde daarvan | niet van toepassing |
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot achtergevel woning of verlengde daarvan | niet van toepassing | 15 meter |
dakhelling | 12° | 45° |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | |
hoogte erfafscheidingen | vóór voorgevel woning of verlengde daarvan: 1 meter; overige: 2 meter |
|
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2,5 meter | |
gezamenlijke oppervlakte per woning | 30 m², waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken tezamen, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlak bijgebouwen (m2)' aangegeven oppervlakte mag bedragen. |
Hierbij geldt dat, indien de bestaande (legale) afstand of goot- of bouwhoogte, voorzover opgericht in overeenstemming met de Woningwet, afwijkt van onderstaande maten, de bestaande afstand respectievelijk goot- of bouwhoogte als minimum/ maximum geldt.
Het verbouwen van de bouwwerken met de aanduiding 'karakteristiek' conform de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsbeschrijving, is alleen toegestaan als ter plaatse een bouwhistorisch onderzoek onder supervisie van een gecertifieerde instantie heeft plaatsgevonden, welk proces en onderzoeksrapport door de erfgoedcommissie van gemeente zijn goedgekeurd en waarbij de aanbevelingen/resultaten uit het rapport opgevolgd en duurzaam in stand gehouden moeten worden.
Voor (ver)bouwwerkzaamheden van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlak bijgebouwen: 90 m2' gelden de volgende aanvullende bouwregels:
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en van lichte bedrijvigheid is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De gronden en de gebouwen mogen uitsluitend conform het bepaalde in 5.1 in gebruik genomen worden mits:
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de bouwwerken en gronden van het perceel Klein-Schoot 9 te Budel-Schoot, conform de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsbeschrijving is alleen toegestaan als ter plaatse van de functieaanduiding 'Groen - Landschappelijke inpassing' de landschappelijke inpassing, overeenkomstig het landschappelijke inpassingsplan dat als Bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan is gevoegd, binnen 12 maanden na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan is uitgevoerd en vervolgens in stand wordt gehouden en onderhouden.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat er voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden een actueel bodemonderzoek dat voldoet aan de NEN 5740 en indien van toepassing ook aan de NEN 5707 moet worden ingediend.
Het bouwen van gebouwen en het gebruik de voor 'Wonen' aangewezen gronden, zoals bedoeld in artikel 5.1, is uitsluitend toegestaan nadat de ter plaatse aanwezige asbestverdachte materialen zijn verwijderd / gesaneerd en de zwakke bijmenging met zinkassen met een omvang van circa 153 m² geheel is verwijderd / gesaneerd conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan of BUS-melding.
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de bouwwerken en gronden van het perceel Klein-Schoot 9 te Budel-Schoot conform de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsbeschrijving is alleen toegestaan als ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding -sloop' zoals opgenomen in het sloopoverzicht dat als Bijlage 2 bij de regels van het onderhavige bestemmingsplan zit, de sloop binnen 6 maanden na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan is uitgevoerd en gestand houdt.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.4 indien een minimaal gelijk te stellen maatregel wordt getroffen om te komen tot een goede landschappelijke inpassing. Vooraf kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een deskundige op het gebied van landschappelijke inpassing.
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het bepaalde in artikel 5.5.1 is niet van toepassing:
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager is aangetoond dat er geen sprake is van archeologische waarden ter plaatse dan wel een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de in dit artikel bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 6.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bevoegd gezag kan het plan zodanig wijzigen dat, als gevolg van de specifieke archeologische waardering op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' deels wordt verwijderd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager is aangetoond dat er geen sprake is van archeologische waarden ter plaatse dan wel een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de in dit artikel bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 7.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bevoegd gezag kan het plan zodanig wijzigen dat, als gevolg van de specifieke archeologische waardering op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' deels wordt verwijderd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan.
Uitbreidingen van verhard oppervlak vinden plaats volgens het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Om de aard en omvang van de benodigde maatregelen vast te stellen, dient advies te worden ingewonnen bij het Waterschap De Dommel.
De voor 'overige zone - waardevolle boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en instandhouding van de bestaande waardevolle boom ter plaatse.
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen op de in 10.1.1 bedoelde gronden, dient aan te tonen dat ten gevolge van de aanvraag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in 10.1.1 bedoelde waarden.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren op de gronden als bedoeld in lid 10.1.1:
Het in lid 10.1.3 opgenomen verbod geldt niet voor:
De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.1.3 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de in lid 10.1.1 genoemde waarden dan wel de mogelijkheden tot herstel van die waarden niet onaanvaardbaar verkleint of kan verkleinen.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor bed & breakfast-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels bij de diverse enkelbestemmingen door af te wijken van de vereiste landschappelijke inpassing, zoals bepaald in een landschappelijk inpassingsplan dat onderdeel is van de planregels (bijlage bij de regels) of een verleende omgevingsvergunning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Klein - Schoot 9 te Budel-Schoot te Budel-Schoot.