direct naar inhoud van Artikel 11 Maatschappelijk
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1706.BPBG3003-VAST

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke doeleinden in de vorm van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, cultuur, lichamelijke en geestelijke volksgezondheid;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "natuurwaarden" mede voor het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

11.2 Nadere detaillering van de bestemming
11.2.1 Toegestane voorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van maatschappelijke doeleinden:

Aanduiding   Adres   Beb. opp.  
specifieke vorm van maatschappelijk - gilde   Groenstraat 3a   140 m2  
specifieke vorm van maatschappelijk - scouting   Berg 21   200 m2  
specifieke vorm van maatschappelijk - scouting   Broekkant 81   200 m2  
specifieke vorm van maatschappelijk - scouting   De Vloeten ong.   300 m2  
specifieke vorm van maatschappelijk - schutterij   Laarstraat 4   192 m2  
specifieke vorm van maatschappelijk - schutterij   Raadbroekweg ong.   0 m2  
specifieke vorm van maatschappelijk - equitherapie/cursus   De Bult 2   1420 m2  
11.2.2 Aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% voor aan huis verbonden beroepen en 50% voor lichte bedrijvigheid van de vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep of de lichte bedrijvigheid.
  • d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1).
  • e. De woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven.
  • f. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
11.2.3 Paardenbakken

Voor paardenbakken geldt dat bestaande paardenbakken zijn toegestaan.

11.3 Bouwregels
11.3.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van voorzieningen passende bij de in de Staat van maatschappelijke doeleinden opgenomen specifieke aanduidingen.

11.3.2 Gebouwen

Gebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht binnen het betreffende bouwvlak.
  • b. De in de Staat van maatschappelijke doeleinden voor een bestemmingsvlak aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen (excl. bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen) mag niet worden overschreden.
  • c. De goothoogte van gebouwen mag maximaal 4 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 7 m.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c. mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - equitherapie/cursus" de goothoogte van gebouwen maximaal 7 m bedragen, en de bouwhoogte maximaal 10 m.
11.3.3 Bedrijfswoning

Voor de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - equitherapie/cursus";
  • b. de goothoogte van de bedrijfswoning mag maximaal 7 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 10 m;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen.
11.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten maximaal 6 m mag bedragen, en de bouwhoogte van schietbomen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - gilde" en "specifieke vorm van maatschappelijk – schutterij" maximaal 20 m mag bedragen.

11.4 Ontheffing van de bouwregels
11.4.1 Ontheffing oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 11.2.1. opgenomen maximale oppervlakte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 11.2.1. opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
  • b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. het watersysteem ter plaatse mag niet onevenredig worden aangetast; hieromtrent dient aan de waterbeheerder advies te worden gevraagd.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. woondoeleinden;
  • c. een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
11.6 Ontheffing van de gebruiksregels
11.6.1 Ontheffing paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 11.2.3, teneinde paardenbakken toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. Een paardenbak mag uitsluitend worden gerealiseerd op een perceel met een minimale oppervlakte van 2500 m².
  • b. De paardenbak dient landschappelijk ingepast te worden.
  • c. Het watersysteem ter plaatse mag niet onevenredig worden aangetast; hieromtrent dient aan de waterbeheerder advies te worden gevraagd.
11.7 Aanlegvergunning
11.7.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' gelegen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 11.7.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

11.7.2 Uitzonderingen aanlegvergunningplicht

Het onder 11.7.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
  • d. het kappen/vellen van bomen in het kader van de bosbouw en houtproductie, mits vervangende herplant plaatsheeft.
11.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 11.7.1. bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuurwaarden. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 11.7.4. de toetsingscriteria weergegeven.

11.7.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   criteria voor de verlening van de aanlegvergunning  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen   de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
de verhardingen mogen geen blijvende aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden, tenzij natuurcompensatie plaatsvindt voor deze aantasting  
het verwijderen van houtopstanden   er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden, tenzij natuurcompensatie plaatsvindt voor deze aantasting  

11.8 Sloopvergunning
11.8.1 Sloopverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) een in bijlage 2 opgenomen beeldbepalend pand, of delen van het beeldbepalend pand, te slopen.

11.8.2 Uitzonderingen

Het onder 11.8.1. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan sloopvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen sloopvergunning vereist was;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik.
11.8.3 Verlening

De in 11.8.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden. Dienaangaande wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.

11.9 Wijzigingsbevoegdheid
11.9.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat woningsplitsing van een bestaande woning kan worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de wijziging is niet toegestaan binnen de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied";
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden vergroot;
  • c. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • d. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij een in bijlage 2 opgenomen gemeentelijk monument, rijksmonument of beeldbepalend pand, alsmede bij woonboerderijen mits de agrarische verschijningsvorm van de woonboerderij niet wordt aangetast;
  • e. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • f. de splitsing dient te passen binnen de toegestane woningbouwaantallen per stedelijke of landelijke regio;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. de oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 90 m2 per woning;
  • i. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een grotere oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd/ blijven bestaan, tot een totaal maximum aan bijgebouwen, zowel aangebouwd als vrijstaand, van 200 m2;
    • 2. sloop van de in bijlage 2 opgenomen beeldbepalende panden en monumentale panden is niet toegestaan;
    • 3. een grotere oppervlakte kan niet worden toegestaan, indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de regeling "Tegenprestatie Buitengebied in ontwikkeling gemeente Cranendonck", of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
    • 4. de gesloopte oppervlakte mag slechts eenmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • l. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.