direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Lingewaard, Mekrisveld 1, Gendt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.290-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard, Mekrisveld 1, Gendt" van de gemeente Lingewaard.

1.1 Aanleiding en doel

Waterschap Rivierenland (WSRL) heeft als doel om in 2030 energieneutraal te zijn. Als grootverbruiker in de regio is dit een ambitieus doel. 75% van de benodigde energie wordt door het waterschap in de zuiveringsketen gebruikt. Vanuit haar taakstelling 'doelmatig zuiveren' investeert het Waterschap in zonnepanelen op rioolwaterzuiveringsterreinen (RWZI). Dit past binnen haar taakstelling omdat:

  • dit bijdraagt een aan energieneutraliteit;
  • dit project zorgt voor een daling van de energielasten;
  • het risico van stijgende energielasten verminderd;
  • het energiegebruik direct koppelt aan het eigen gebruik op locatie;
  • het vrije ruimte op en naast RWZI-terreinen benut ten dienste van de zuivering.

In 2016 is een scan gedaan van de gronden die het waterschap bezit waarbij is gekeken welke gronden niet in gebruik zijn voor de huidige bedrijfsvoering, of gereserveerd voor de toekomstige bedrijfsvoering. Uit deze scan is gebleken dat het perceel naast de zuivering Gendt aan de Mekrisveld 1 te Gendt geschikt is voor de aanleg van een zonnepark.

De voorgenomen ontwikkeling is niet toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan. In overleg met de gemeente Lingewaard is gekozen om het beoogde zonnepark middels een nieuw bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk te maken.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

De RWZI is gelegen ten westen van Gendt aan het Mekrisveld 1, in de buurt van het industrieterrein van Gendt. Voor een goede landschappelijke inpassing van het zonnepark en de RWZI wordt tevens het naastgelegen perceel, kadastraal bekend als GEN00, sectie E, perceel 292, betrokken bij de ontwikkeling. Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0001.png"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Gendt, sectie E, nummers 290, 291 en 292.

De totale oppervlakte van perceel bedraagt ca. 2 ha. Hiervan is ca. 7.000 m2 beschikbaar voor het plaatsen van zonnepanelen op het perceel direct ten noorden van de RWZI. Dit perceel is nu in gebruik als weiland. Deze grond is in eigendom van het waterschap en wordt jaarlijks verpacht. Met het inrichten van het perceel met zonnepanelen zal het verpachten beëindigd worden. Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0002.png"

KADASTRALE SITUATIE

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van de locatie gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard', vastgesteld op 31 oktober 2013;
  • Bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard, eerste herziening', vastgesteld op 18 mei 2017;
  • Bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard, 2e herziening', vastgesteld op 13 december 2018.
  • Bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard, 3e herziening', vastgesteld op 24 mei 2022.

Het eerstgenoemde bestemmingsplan is het vigerende bestemmingsplan, waarbij de herzieningen enkel tekstuele wijzigingen en aanvullingen bevatten.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0003.png"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN 'BUITENGEBIED LINGEWAARD'

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0004.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN 'BUITENGEBIED LINGEWAARD 2e HERZIENING'

De volgende enkelbestemmingen zijn relevant voor onderhavig plan:

  • 'Agrarisch met waarden – Dijkzone'
  • 'Water'
  • 'Bedrijf'.

Tevens gelden de dubbelbestemmingen

  • 'Leiding – Riool'
  • 'Waarde – Archeologie 4'
  • 'Waarde – Archeologie 5'
  • 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'
  • 'Waterstaat - Waterkering'

en de aanduidingen

  • 'specifieke vorm van bedrijf – 23'
  • 'specifieke vorm van verkeer – erftoegangsweg'
  • 'vrijwaringszone – dijk' .

Toetsing van het plan aan het vigerende bestemmingsplan

De voorgenomen ontwikkeling van een zonneweide is niet toegestaan binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden -Dijkzone'.

Het op 18 mei 2017 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard eerste herziening' betreft een facetvoorziening waarbij diverse kleine aanpassingen gedaan worden aan het eerder genoemde bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard'. De wijzigingen hebben geen invloed op voorliggend initiatief, en er is geen sprake van strijdigheid met dit bestemmingsplan.

Het op 13 mei 2018 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard 2e herziening' betreft ook een facetvoorziening waarbij diverse kleine aanpassingen gedaan worden aan het eerder genoemde bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard'. Bij de wijzigingen is de bestemming van de westelijke hoek van het plangebied gewijzigd van 'Verkeer' naar 'Agrarisch met waarde - Dijkzone. De wijzigingen hebben geen invloed op voorliggend initiatief, en er is geen sprake van strijdigheid met dit bestemmingsplan.

Conclusie

Voorliggend initiatief voor het oprichten van een zonneweide is strijdig met het vigerende bestemmingsplan. Derhalve zal middels een bestemmingsplanherziening de voorliggende ontwikkeling mogelijk worden gemaakt.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

De locatie is gelegen ten westen van Gendt aan het Mekrisveld 1, ten zuiden van het industrieterrein van Gendt. De RWZI is bereikbaar vanaf de Mekrisveld via de Henri Dunantstraat naar de N839 tussen Gendt en Bemmel. Aan de noord-, oost- en westzijde van het projectgebied ligt grond met een agrarische bestemming. Aan de zuidzijde ligt de rivier de Waal. Het perceel tussen de Mekrisveld, de dijk en de RWZI wordt tevens betrokken bij de aanvraag om plaats te bieden voor de landschappelijke inpassing. Op de navolgende afbeelding is het huidige aanzicht van de RWZI weergegeven. De huidige beplanting rondom de RWZI zorgt dat de bebouwing volledig uit het zicht is genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0005.png"

Huidig aanzicht RWZI vanuit het Mekrisveld. Het perceel op de voorgrond is het terrein waar de zonnepanelen zijn voorzien.

Op de navolgende luchtfoto is de exacte begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0006.png"

Uitsnede luchtfoto RWZI

Hoofdstuk 3 Plan

3.1 De zonneweide

Het voornemen bestaat om op het perceel van het waterschap ten noorden van de RWZI een zonneweide te realiseren. De zonnepanelen zijn voorzien op de niet in gebruik zijnde gronden van de RWZI. De RWZI zelf, ten zuiden van de ontwikkellocatie (zie onderstaande afbeelding) blijft in gebruik.

Het waterschap Rivierenland (WSRL) heeft het plan om de RWZI Gendt te voorzien van een zonneweide ten behoeve van de energievoorziening voor eigen gebruik. Indien het park in haar geheel wordt gerealiseerd, kan deze voorziening voorzien in de energiebehoefte tot ruim 100% van het gebruik in de bestaande rioolwaterzuivering.

Op de navolgende afbeeldingen is de beoogde situering en opstelling van de zonnepanelen weergegeven. Voor de volledige tekeningen op schaal wordt verwezen naar bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0007.png"

inrichtingstekening van de voorgenomen ontwikkeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0008.png"

Voorlopig Ontwerp RWZI Gendt-dwarsdoorsneden

Het zonnepark is voor onderhoudsdiensten bereikbaar via de huidige toegangsweg van de RWZI. De toegang splitst zicht voor de bebouwing waarbij één deel in zuidelijke richting doorgaat en het deel in oostenlijke richting relevant is voor de bereikbaarheid van het zonnepark. Met betrekking tot brandveiligheid is een zonnepark in combinatie met begroeiing onder de panelen een mogelijk risico. De toegangsweg van de RWZI voldoet aan de eisen voor bereikbaarheid van hulpdiensten. In het beheer en onderhoudsplan is rekening gehouden met het beperkten van begroeiing onder de panelen. Ter plaatse van de ingang staat een bord met contactgegevens voor betreding van het terrein (de RWZI wordt op afstand bediend namelijk).

3.2 Landschappelijke inpassing

Inrichting terrein

Wat betreft de inrichting van het terrein van de RWZI Gendt is WSRL voornemens om het terrein ten noorden van de zuivering geschikt te maken om als zonnepark te dienen. Voor de benodigde panelen is effectief een oppervlak van ca 3.300 m2 nodig, dat is ca. 47% van het terrein ten noorden van de zuivering (zie bovenstaande afbeelding). Ten behoeve van de realisatie van het zonnepark is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Onderstaand een samenvatting van het inpassingsplan, voor het volledige plan wordt verwezen naar de bijlage bij de regels.

Onderstaand een luchtfoto met daarin de begrenzing van het plangebied en de zichtbare huidige houtwal tussen de RWZI en het agrarische perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0009.png"

Uitsnede luchtfoto RWZI

Inpassingsplan

De huidige inrichting is door een houtwal volledig uit het zicht, maar om het zonnepark te kunnen realiseren wordt het noordelijke deel van deze houtwal gekapt. Deze houtwal kan ook niet behouden worden in verband met schaduwval op het zonnepark. Deze houtwal wordt herplant aan de noord- en westzijde van het zonnepark(1). Aan de oost- en westzijde wordt struweel aangeplant wat maximaal 2-3 meter hoog mag worden. Op basis van voorgaande worden de zonnepanelen deels uit het zicht verdwijnen en het huidige karakter deels hersteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0010.png"

Plattegrond inrichting en doorsnede vanaf de Waal tot aan het zonnepark (zie tekst voor uitleg bij nummers)

De dijk is een belangrijke recreatieve verbinding. Door een stuk met bloemrijkgrasland, enkele fruitbomen, een notenboom, een bankje en een informatiebord(2) in te richten ontstaat er een kleine maar groene verblijfplaats voor hongerige voorbijgangers en geinteresseerden.

Doordat het zonnepark ervoor zorgt dat de waterzuivering ruimtelijk op de schop gaat(3) is ervoor gekozen om de hele locatie optimaal in te richten. Hierdoor is ervoor gekozen om op het centrale deel de beplantingsvakken in te planten met vaste planten en meerstammige berken. De wat grotere zonnige grasvelden worden ingezaaid met bloemrijk grasland en fruitbomen. Er zijn al enkele bijenkasten op de locatie aanwezig. Verder krijgt het gazon een ruigere uitstraling door het beheer aan te passen. Hierdoor krijgt de hele waterzuivering een natuurlijk karakter en zorgen nieuwe en reeds genomen maatregelen voor meer biodiversiteit.

Tegen de Waaldijk bevindt zich een klein weiland(4). Door deze in te planten met hoogstamfruitbomen en in te zaaien, noten bomen te planten en deze met bloemrijk grasland in te zaaien sluit het geheel mooi op elkaar aan.

Biodiversiteit

Zoals eerder gesteld is bij de inrichting en de keuzes van beplanting rekening gehouden met het in stand houden en verhogen van de biodiversiteit. De aanplant zorgt voor één deel van de biodiversiteit, het beheer voor het andere deel. Het beheer van de landschappelijke inpassing heeft als doel verhouting of vergrassing te voorkomen. Ook wordt onderhoud uitsluitend gepleegd indien functieverlies of achteruitgang van biodiversiteit dreigt te ontstaan. Het onderhoudsschema is verder toegelicht in het bijgevoegde inpassingsplan.

Ondergrond en fundatie

Door de onderhoudspaden te laten begroeien met grasmengsels, zal er onder de zonnepanelen een waterdoorlatend oppervlak ontstaan. Hierdoor hoeft voor de aanleg van het zonnepark geen watercompensatie plaats te vinden. De constructie zal conform alle geldende NEN-eisen voor o.a. windbelasting, sneeuwbelasting en vorstopdrukking gebouwd worden. De exacte wijze van fundatie wordt bepaald door de aanbiedende partij, op basis van een nog uit te voeren bodemonderzoek.

Hekwerk

Het zonnepark wordt afgesloten met een open hekwerk van 2 m hoog, dat aansluit op het bestaande hekwerk van de zuivering. Om het perceel van het zonnepark toegankelijk te houden voor kleine zoogdieren, wordt een ruimte van ca. 15-20 cm vrijgelaten tussen het maaiveld en de onderkant van het hekwerk.

Beheer

Het onderhoud en beheer van het terrein en de landschappelijke inpassing wordt door het Waterschap zelf geregeld. In het bijgevoegde inpassingsplan is tevens een beheersplan opgenomen waarin de wijze van het beheer is beschreven.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Rijksoverheid werkt aan een nieuwe Omgevingswet. De Omgevingswet, die in principe per 1-1-2023 van kracht wordt, bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook 1 rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie(NOVI). Op 11 september 2020 is de NOVI vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 komt te vervallen, met uitzondering van paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen we in gebieden komen tot betere, meer geïntegreerde keuzes. De opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk zijn vertaald in vier integrale prioriteiten:

  • Ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • Duurzaam economisch groeipotentieel
  • Sterke en gezonde steden en regio's
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

In deze prioriteiten komen complexe, omvangrijke en dringende opgaven samen, die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Om de verschillende belangen bij deze prioriteiten goed af te kunnen wegen is een zorgvuldig afwegingsproces een vereiste. Om richting te geven aan het afwegingsproces zijn in de NOVI drie afwegingsprincipes opgenomen:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Conclusie

Voorliggende ontwikkeling van een zonneweide op het terrein van de RWZI Gendt betreft een lokaal initiatief waarbij geen nationale belangen in het geding zijn. Wel kan gesteld worden dat sprake is van een initiatief wat voldoet aan de prioriteit 'ruimte maken voor klimaat adaptatie en energietransitie'. Bovendien wordt voldaan aan het afwegingsprincipe 'combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies': er is immers sprake van een combinatie van zuiveren met de productie van zonne-energie. De opwekking van zonne-energie bij een RWZI is aan te merken als een taak die dienstbaar is aan de uitvoering van een wettelijke taak door het waterschap, te weten het zuiveren van afvalwater. Geconcludeerd wordt dat voorliggend initiatief past in de kaders van de NOVI.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Per 1 juli 2017 luidt het tweede lid van art. 3.1.6 als volgt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

De eerste vraag die zich hierbij aandient is of een zonneweide dient te worden gezien als 'stedelijke ontwikkeling'. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, is een zonneweide niet aan te merken als stedelijke ontwikkeling in de zin van de zogenaamde 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit betekent dat een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

Desalniettemin is sprake van een aantoonbare behoefte aan duurzame energievoorzieningen, waaronder zonneweides. De Rijksoverheid wil dat in 2020 14% van alle gebruikte energie in Nederland uit duurzame bronnen komt en in 2030 is dat minimaal 27%. In 2050 moet de energievoorziening bijna helemaal duurzaam zijn. Een overgang naar een duurzame energievoorziening is van groot belang, vanwege het tegengaan van de klimaatverandering en vanwege de afnemende beschikbaarheid van fossiele brandstoffen en de afhankelijkheid van internationale energieleveranciers. Ook waterschap Rivierenland onderschrijft deze landelijke doelstellingen.

Om ervoor te zorgen dat Nederland in 2050 een duurzaam energiesysteem heeft, speelt zonne-energie een grote rol. Zonnepanelen zetten de straling van de zon om in elektriciteit zonder dat er CO2 bij vrijkomt. Zonne-energie vormt samen met windenergie de belangrijkste vorm van energie die Nederland wil inzetten om een duurzaam energiesysteem te krijgen. Om tijdig voldoende duurzame energie op te wekken, zijn zowel zonnepanelen op daken als op de grond (zonneparken) nodig. Met het voorliggende initiatief wordt hieraan bijgedragen. Het initiatief past ook in het beleid van het waterschap Rivierenland om in 2030 energieneutraal te worden. Deze ambitie is o.a. vastgelegd in het Nationaal Klimaat Akkoord en het Waterbeheerprogramma 2016-2021 en het (concept) waterbeheerprogramma 2022-2027 van het Waterschap Rivierenland. (zie ook paragraaf 5.3.2)

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, waardoor toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde is. Ondanks dat geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling', wordt toch voldaan aan principes van de ladder voor duurzame verstedelijking. Er bestaat namelijk een concrete behoefte aan het opwekken van duurzame energie, waaraan de beoogde zonneweide een bijdrage levert.

4.1.3 Energieakkoord voor duurzame groei

Op 6 september 2013 hebben Ruim veertig organisaties, waaronder de overheid, werkgevers, vakbeweging, natuur- en milieuorganisaties, maatschappelijke organisaties en financiële instellingen, zich aan het Energieakkoord voor duurzame groei verbonden. De partijen leggen in het Energieakkoord voor duurzame groei de basis voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid.

Partijen zetten zich in dit verband in om de volgende doelen te realiseren:

  • Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5 procent per jaar.
  • 100 petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020.
  • Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking (nu ruim 4 procent) naar 14 procent in 2020.
  • Een verdere stijging van dit aandeel naar 16 procent in 2023.
  • Ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de doelstellingen uit het Energieakkoord voor duurzame groei, doordat er hernieuwbare energie wordt opgewekt met de zonnepanelen.

4.1.4 Klimaatakkoord 2019

Op 28 juni 2019 is het ondertekende Klimaatakkoord gepresenteerd. Het centrale doel van dit Klimaatakkoord is "het terugdringen van de nationale broeikasgasuitstoot in 2030 met 49% ten opzichte van 1990". Het Klimaatakkoord bevat afspraken voor vijf sectoren: elektriciteit, gebouwde omgeving, industrie, landbouw en landgebruik, mobiliteit. Voor elektriciteit is afgesproken dat in 2030 70% van het totale gebruik uit hernieuwbare bronnen afkomstig moet zijn. Daarbij wordt, zoals gezegd, uitgegaan van 35 TWh hernieuwbaar opgewekte stroom op land. Bij 'stroom op land' krijgt de regio een grote rol. Er zijn dertig regio's benoemd die elk uiterlijk eind 2021 een Regionale Energie Strategie (RES) moeten opstellen. De gemeente Lingewaard maakt samen met 16 gemeenten onderdeel uit van de Regio Arnhem Nijmegen. Inmiddels is de RES 1.0 vastgesteld door regiogemeenten, provincie en waterschap Rivierenland. De gemeente Lingewaard heeft eerder al vastgelegd waar er binnen de gemeente ruimte is voor het opwekken van grootschalige energie, zoals met windmolens en zonneparken. Dit staat in het beleidskader zonne-energie en het beleidskader windenergie. In navolging van het ondertekenen van het Gelderse Energie Akkoord (zie paragraaf 3.2.3) en voorafgaand aan de RES is de gemeente Lingewaard met het beleidskader zonne-energie (zie paragraaf 3.3.1) voortvarend van start gegaan met het toepassen van de klimaatambities. De kaart uit het gemeentelijke beleidskader is geïntegreerd in de RES.

Conclusie

Het initiatief past binnen het vastgestelde RES 1.0 van de regio Arnhem Nijmegen, waardoor het tevens aansluit op het klimaatakkoord 2019.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Gaaf Gelderland;
  • Omgevingsverordening Gelderland.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

In de omgevingsvisie Gaaf Gelderland (vastgesteld op 19 december 2018) wordt beschreven wat er moet veranderen en ontwikkelen om Gelderland door te geven aan de volgende generaties. In Gelderland wordt er elke dag samen met partners gewerkt aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Bij het uitvoeren van dagelijkse taken wordt er gericht op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met hulp van 7 onderwerpen wordt hier richting aan gegeven:

  • Energietransitie;
  • Klimaatadaptatie;
  • circulaire economie;
  • biodiversiteit;
  • bereikbaarheid;
  • economisch vestigingsklimaat;
  • woon- en leefklimaat.

De ambitie van de provincie Gelderland is om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Dit wil Gelderland bereiken door grootschalige besparing en opwekking uit verschillende duurzame bronnen van energie, zoals wind, zon, waterkracht, biomassa en bodemenergie. Ook moet innovatie en het uitrollen van bewezen technieken gestimuleerd worden. Als tussendoel realiseren we in 2030 55% broeikasgasreductie in Gelderland.

Die visie is zelfbindend, dat wil zeggen dat een overheidslaag zich aan haar eigen visie moet houden. Een overheid kan de keuzes uit de Omgevingsvisie vastleggen in regels, de Omgevingsverordening. Aan die regels moeten overheden, bedrijven en burgers zich houden.

Biodiversiteit is één van de ontwerpen van de omgevingsvisie. Met het zonnepark dient de huidige landschappelijke inpassing van de RWZI aangepast te worden. De vereiste nieuwe landschappelijke inpassing is dan ook aangegrepen om de plaatselijke biodiversiteit te verbeteren. Voor de nieuwe beplanting is gekozen voor een specifiek mengsel aan soorten ter verbetering van de biodiversiteit. Het beheersplan heeft als doel om verhouting en vergrassing tegen te gaan. In het als bijlage bij de regels toegevoegde inpassingsplan staat verder uitgewerkt welke positieve effecten de landschappelijke inpassing hebben op de biodiversiteit.

Conclusie

Het realiseren van een zonneweide ter plaatse van de RWZI Gendt draagt bij aan het doel om in 2050 klimaatneutraal te zijn en past binnen de omgevingsvisie.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

In december 2018 is de omgevingsverordening Gelderland opgesteld in het kader van de invoering van de omgevingswet. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen. Alleen de Waterverordeningen (per waterschap) en de Gelderse Vaarwegverordening 2009 zijn (nog) niet in de Omgevingsverordening opgenomen.

De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening:
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2 Wet Milieubeheer:
  • Natuurverordening in de zin van de Wet Natuurbescherming;
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet;
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2 A van de Wegenverkeerswet.

Deze wetten worden opgenomen in de Omgevingswet, die op 1 januari 2023 in werking treedt. Door de provinciale verordeningen die gebaseerd zijn op deze wetten al vast op te nemen in één provinciale Omgevingsverordening, anticipeert de provincie op de situatie onder de Omgevingswet.

De provincie Gelderland actualiseert de omgevingsverordening middels een actualisatieplan. In december 2021 is actualisatieplan 8 vastgesteld en de geconsolideerde versie van de omgevingsverordening is in werking getreden op 1 februari 2022.

Aanduidingen projectgebied in omgevingsverordening (december 2018 en geconsolideerd in Omgevingsverordening december 2021)

Het projectgebied is gelegen binnen de volgende structuren:

  • Verwevingsgebied - niet - grondgebonden veehouderij;
  • Nationaal landschap (Gelderse Poort) buiten GNN, GO en NHW;
  • Overig gebied glastuinbouw;
  • Tijdelijk verbodsgebied uitbreiding bestaande glastuinbouw (vervallen in Actualisatieplan 8);
  • Tijdelijk verbodsgebied nieuwvestiging glastuinbouw (vervallen in Actualisatieplan 8);
  • Tijdelijk verbodsgebied hervestiging glastuinbouw (vervallen in Actualisatieplan 8).

Binnen de aanduidingen omtrent glastuinbouw wordt specifiek ruimte gegeven aan ontwikkelingen omtrent zonnepanelen en zonneweides. De regels omtrent verwevingsgebied hebben betrekking op intensieve veehouderij en zijn derhalve niet van toepassing voor onderhavig project.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0011.png"

De projectlocatie is gelegen in Nationaal landschap de Gelderse Poort, deelgebied Ooijpolder en Rijnstrangen. Voor ontwikkelingen, zoals het voorgenomen zonnepark, in Nationaal landschap buiten GNN, GO en NHW gelden de volgende regels:

“Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap, bedoeld in bijlage 6 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen, niet aantasten.

In afwijking van het eerste lid zijn activiteiten die deze kernkwaliteiten aantasten alleen mogelijk als:

  • a. er geen reële alternatieven zijn;
  • b. er sprake is van redenen van groot openbaar belang;
  • c. compenserende maatregelen plaatsvinden ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zoals vastgelegd in bijlage 6.”

In de bijlagen bij de omgevingsverordening is een document opgenomen waarin de kernkwaliteiten van de Nationale landschappen in Gelderland zijn benoemd. Voor deelgebied Ooijpolder en Rijnstrangen gelden de volgende kernkwaliteiten:

  • 1. Gave gradiënten van kom-oeverwal-uiterwaard-rivier en dynamiek van de rivieren
  • 2. Overwegend open landschap met in de kom afwisseling van weidebouw, oude strangen en kleiputten met ooibos; oeverwal afwisselend open en kleinschalig met afwisseling van bouwland, grasland, boomgaard
  • 3. Vrij uitzicht vanaf de dijk over het binnendijkse landschap, over de rivieren, en naar de stuwwallen van Nijmegen en Montferland.
  • 4. Cultuurhistorische kwaliteiten verweven in het landschap, zoals talrijke historische boerderijen, plaatselijk op terpen, en relicten van de IJssellinie.
  • 5. Bebouwing overwegend geconcentreerd in dorpen en (dijk)linten
  • 6. Dorpen en gehuchten op oeverwallen (vele), pleistocene zandopduikingen (donk van Persingen), boerderijen op terpen, hier ‘pollen’ geheten. Bewoning langs de dijken bestaat uit voormalige boerderijen, vooral kleinere, en voormalige steenfabriekswoningen. Steenfabriekswoningen zijn in veel gevallen in kleine en grotere complexen gebouwd door de fabrikanten. De eigenlijke steenfabrieksterreinen zijn karakteristieke in de uiterwaard verhoogde terreinen, de meeste al relict, een enkele nog met productiebedrijf.
  • 7. Sterk contrast met besloten stuwwal
  • 8. Rust, ruimte, donkerte

Het doel van de landschappelijke inpassing (zie ook paragraaf 2.2.2) is om vooral geen negatieve effecten te hebben op de directe omgeving, waarmee ook de kernkwaliteiten van het gebied mee in het gedrang komen. Ter plaatse van het plangebied zijn kernkwaliteiten 1,3,5 en 8 hoofdzakelijk van toepassing. Onderstaand wordt per kernkwaliteit benoemd wat de effecten zijn van het plan:

1: het plangebied ligt direct tegen de huidige bandijk (winterdijk). De ontwikkeling is echter gericht aan de zijde die het verst van de bandijk is gelegen en de huidige RWZI ligt tussen de locatie en de bandijk. Derhalve wordt het karakter en de uitstraling van de bandijk niet aangetast.

3: Het vrije uitzicht is door de huidige landschappelijke inpassing rondom de RWZI beperkt. Doordat het zonnepark, vanaf de bandijk gezien, achter de huidige RWZI wordt gerealiseerd blijft de beperking van het vrije uitzicht vanaf de dijk gelijk en is per saldo geen sprake van een verslechtering.

5: Door het zonnepark direct aansluitend op de inrichting van de RWZI te plaatsen is sprake van concentratie.

8: Het zonnepark is een vorm van energieopwekking die uitermate goed past bij de kernkwaliteit rust, ruimte en donkerte. Sprake is van dubbelgebruik/concentratie van bebouwing, waardoor het open ruimtelijke karakter zo veel mogelijk behouden blijft. Het zonnepark is een 'stille' en niet verlichte inrichting, waardoor ook concreet aan de andere twee punten van de kernkwaliteit wordt voldaan.

Voorliggend document betreft een bestemmingsplan, waardoor toetsing van het initiatief aan de geldende regels noodzakelijk is. Het zonnepark is ten behoeve van de RWZI, waardoor het eigen terrein bij de RWZI het enige alternatief vormt. Klimaatverandering en de verschuiving van fossiele naar duurzame vormen van energieopwekking is een groot openbaar belang, zoals onderkent in het energieakkoord 2013 en klimaatakkoord 2019 (paragrafen 3.1.4 en 3.1.5).

De beoogde ontwikkeling van een zonneweide op het perceel nast de RWZI te Gendt, is in lijn met bovenstaande gebiedsaanduidingen die voortkomen uit de omgevingsvisie van de provincie Gelderland.

Conclusie

Met de realisatie van een zonneweide zijn geen regels zoals opgenomen in de omgevingsverordening in het geding.

4.2.3 Gelderse Energie Akkoord (GEA)

In het netwerk van het Gelders Energieakkoord werken bijna 250 Gelderse organisaties, waaronder de gemeente Lingewaard, samen. De inzet van het akkoord is 55% minder CO2-uitstoot in 2030 en een klimaatneutrale provincie in 2050. De partners binnen het GEA initiëren, programmeren, begeleiden en stimuleren. Het doel van deze samenwerkingen is om de inzet van het akkoord te behalen. Op basis van het GEA heeft de gemeente Lingewaard onder andere het beleidskader zonne-energie opgesteld, zie paragraaf 4.3.1.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Beleidsakkoord zonne-energie

Op 11 december 2019 heeft gemeente Lingewaard het beleidskader zonne-energie vastgesteld. Deze beleidsnotitie geeft aan waar de gemeente de opwekking van zonne-energie in de vorm van zonneparken mogelijk wil maken. Via randvoorwaarden en aandachtspunten in deze beleidsnotitie wordt sturing gegeven aan initiatiefnemers om te komen tot kwalitatief hoogwaardige zonneparken, die op zorgvuldige wijze in het landschap zijn ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0012.png"

uitsnede visiekaart met ligging projectgebied in blauw

Voorgenomen project betreft een zonnepark buiten de zoekzone voor zonneparken. De gemeente is terughoudend in het verlenen van medewerking aan de ontwikkeling van zonneparken buiten de zoekzone. Buiten de zoekzone wordt alleen mee gewerkt aan een initiatief als het aan de volgende voorwaarden voldoet, met dien verstande dat er maximaal 3 initiatieven voor 'grondgebonden zonneparken overig buitengebied' kunnen worden toegestaan in de komende twee jaar:

  • Het initiatief door de bewoners zelf ontwikkeld is om in hun eigen energievoorziening te voorzien;
  • De locatie ruimtelijk gekoppeld is aan de gebruikers van de opgewekte energie;
  • Het initiatief een breed draagvlak in de omgeving heeft;
  • De opbrengsten naar de lokale samenleving (door middel van financiële participatie, compensatieregelingen voor omwonenden of een lokaal gebieds- of duurzaamheidsfonds) gaan;
  • De locatie en omvang van het zonnepark ruimtelijk aanvaardbaar zijn, met een maximale grootte van 3 hectare;
  • De initiatiefnemer een plan heeft voor na de technische levensduur van installatie en gronden van het zonnepark;
  • De gronden van het zonnepark bijdragen aan de biodiversiteit.

Onderhavig zonnepark is een initiatief van het waterschap Rivierenland om te voorzien in de eigen energievoorziening ten behoeve van de RWZI (waar het terrein van het zonnepark onderdeel van maakt). Vanuit het landelijk Klimaatakkoord 2019 zijn de waterschappen vrijgesteld van het streven naar 50% financiele particpatie van de loklale bevolking.
Ruimtelijk is het plan gekoppeld aan de RWZI, waar de opgewekte duurzame energie gebruikt wordt in het zuiveringsproces. De omgeving is betrokken geweest bij de planvorming en het inpassingsplan. Op basis van de memo wordt geconcludeerd dat het plan voldoet aan de gestelde voorwaarden.

Conclusie

Het voorgenomen zonnepark voldoet aan de gestelde regels in het beleidskader zonne-energie.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

In het kader van gebruikswijzigingen dient aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Een zonneweide is echter geen gevoelige functie en daarnaast is slechts sprake van het plaatsen van zonnepanelen op een constructie die middels palen in de grond verankerd wordt. Verder is geen sprake van afvoer van grond vanuit het plangebied. Het uitvoeren van een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is kortom niet noodzakelijk.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van hinder en gevaar. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) kan goede ruimtelijke ordening gewaarborgd worden. Het is aan de ene kant zaak om te voorkomen dat er hinder en gevaar voor gevoelige bestemmingen ontstaat en aan de andere kant dient aan bedrijven voldoende zekerheid te worden geboden dat zij niet in hun activiteiten worden beperkt door nieuwe gevoelige functies. Om te bepalen of tussen de milieubelastende activiteiten en de gevoelige functies voldoende afstand in acht wordt genomen, is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009. In deze publicatie worden de richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning (of andere milieugevoelige functie) die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn.

5.1.2.2 Analyse

Voor een zonneweide geldt dat dit volgens de (indicatieve) brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' geen milieubelastende functie betreft. De nieuwe zonneweide wordt aangesloten op een bestaand transformatorstation, centraal op het terrein. De huidige transformator in het station heeft een vermogen van 315kVA en wordt vervangen door een nieuwe van 630kVA. Voor een transformatorstation tot 10 mVA geldt een richtafstand van 30 meter. De wijziging in vermogen heeft geen invloed op de bedrijfscategorie. De afstand van het transformatorstation op de meest nabij gelegen woning is meer dan 30 meter, waardoor dit geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling.

5.1.2.3 Conclusie

Als gevolg van de realisatie van de zonneweide wordt het woon- en leefklimaat van in de omgeving gelegen milieugevoelige functies niet negatief beïnvloed. Evenmin worden omliggende bedrijven in hun functioneren belemmerd. Vanuit het aspect milieuzonering bestaan er kortom geen belemmeringen.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

Hoewel het plan geen nieuwe kwetsbare objecten bevat en het aantal personen dat binnen het plangebied verblijft niet toeneemt, is het noodzakelijk nader in te gaan op het aspect externe veiligheid.

5.1.3.2 Beoordelingskader

Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.

Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:

  • Plaatsgebonden risico:
    Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, van overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico kan op een kaart worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten met eenzelfde plaatsgebonden risico verbinden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is de risicocontour van 10-6/jaar het meest relevant. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze contour niet als grenswaarde, maar als richtwaarde.
  • Groepsrisico:
    Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= '1'). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

Bron   Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico  
Inrichtingen (Bevi)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen.  
Buisleidingen (Bevb)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  
Transportroutes (Bevt)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  

Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

5.1.3.3 Analyse

Een zonneweide is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object en is ook geen risicovolle inrichting als bedoeld in het Bevi. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is daarom niet noodzakelijk.

5.1.3.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder veehouderijen in werking getreden. In deze wet zijn normen opgenomen die moeten worden gehanteerd bij de verlening van een milieuvergunning aan een agrarisch bedrijf waar vee wordt gehouden. Echter ook in de omgekeerde situatie, waarbij in de omgeving van agrarische bedrijven een nieuw geurgevoelig object wordt gesitueerd of uitgebreid, dient aan de wet te worden getoetst (de zogenoemde 'omgekeerde werking').

5.1.4.2 Analyse

Een zonneweide betreft geen geurgevoelig object of een geurhinder veroorzakende inrichting. Nadere toetsing aan het aspect geurhinder is kortom niet aan de orde.

5.1.4.3 Conclusie

Vanuit het aspect geurhinder bestaan er geen belemmeringen.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Analyse

Op basis van de Wet geluidhinder dient bij de realisatie van geluidgevoelige objecten akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden indien sprake is van de ligging binnen een geluidzone van een weg, spoorweg of geluidgezoneerd industrieterrein. Een zonneweide is echter geen geluidgevoelig object. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar verkeerslawaai of industrielawaai is daarom niet noodzakelijk.

Daarnaast is als gevolg van de aanleg en het onderhouden slechts sprake van een zeer beperkte verkeersaantrekkende werking. In de praktijk zullen onderhoudswerkzaamheden aan de zonnepanelen samenvallen met reguliere werkzaamheden op het terrein van de zuivering en is er dus geen sprake van een verkeersaantrekkende werking. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in verband met indirecte hinder als gevolg van de verkeersaantrekkende werking is kortom evenmin noodzakelijk.

5.1.5.2 Conclusie

Vanuit het aspect geluid bestaan er geen belemmeringen.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen. Indien met een ruimtelijk besluit ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dienen de effecten daarvan op de luchtkwaliteit inzichtelijk gemaakt te worden. Als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan dan vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering:

  • Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • Een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • Een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In het voorliggende geval zal het project niet leiden tot een toename van de verkeersaantrekkende werking en daarmee dus niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Milieueffectrapportage
5.1.7.1 Inleiding

Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) in werking getreden, waarin een nieuwe procedure voor de m.e.r.-beoordeling is opgenomen. Om te bepalen of een m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is dient bepaald te worden of een ontwikkeling voorkomt in onderdeel C of onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, of de drempelwaarden worden overschreden, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn. Onderdeel C bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het doorlopen van een m.e.r. verplicht is. Onderdeel D bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is.

5.1.7.2 Analyse

De realisatie van een zonneweide komt niet voor in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Er is dus geen sprake van de verplichting om een m.e.r.-procedure te doorlopen. Evenmin wordt een zonneweide genoemd in onderdeel D. Dit betekent dat een m.e.r.- beoordeling niet noodzakelijk is. Één en ander is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die in haar uitspraak van 14 augustus 2019 heeft aangegeven dat een zonnepark niet onder de reikwijdte van het Besluit milieueffectrapportage valt.

5.1.7.3 Conclusie

Een zonnepark valt niet onder de reikwijdte van het Besluit milieueffectrapportage. Er is geen sprake van de verplichting om een m.e.r.-procedure te doorlopen en evenmin is een m.e.r.- beoordeling noodzakelijk.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Op basis van de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart ligt het in te richten perceel met zonnepanelen volledig binnen een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde. Uitgaande van het beleid dat voor gebieden met een middelmatige verwachting geldt, is archeologisch onderzoek nodig bij het roeren van de bodem vanaf een oppervlakte van 1.000m2. Wanneer de grens van 1.000m2 niet wordt overschreden, is het uitvoeren van archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De totale bodemverstoring naar aanleiding van de realisatie van het zonnepark is minder dan 1.000m2. Archeologisch onderzoek ten behoeve van de realisatie van het zonnepark is niet noodzakelijk.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Binnen het projectgebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan. (Eventueel noodzakelijke vervolgonderzoeken noemen.)

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

In het kader van de voorgenomen realisatie van de zonneweide is een quickscan ecologie uitgevoerd. De rapportage hiervan is als bijlage 2 bij dit plan opgenomen. Onderstaand wordt kort ingegaan op de conclusies. Voor meer informatie wordt verwezen naar de volledige rapportage.

5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming

Natura2000 gebieden

Alle werkzaamheden zullen buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied worden uitgevoerd. Er zijn mogelijk wel negatieve effecten te verwachten van de werkzaamheden door externe werking op de aangewezen habitattypen en -soorten en de instandhoudingsdoelstellingen.

De 'Rijntakken' is een langgerekt Natura 2000-gebied, dat de grote rivieren volgt. De uiterwaarden van de Waal, Neder-Rijn en IJssel en de binnendijkse moerasbossen van de Gelderse Poort zijn hier onderdeel van. Het Natura 2000-gebied bestaat uit vier deelgebieden:

  • 1. Uiterwaarden IJssel;
  • 2. Uiterwaarden Neder-Rijn;
  • 3. Gelderse Poort;
  • 4. Uiterwaarden Waal.

Voor de geplande ontwikkeling is het deelgebied 'Gelderse poort' van belang. Het deelgebied Gelderse Poort is het begin van de Rijndelta, de Rijn stroomt hier door een stuwwal Nederland binnen.

Uit het uitgevoerde stikstofdepositieonderzoek (bijlage 4) komt naar voren dat sprake is van een stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/jaar. Het onderzoek en het voornemen is getoetst door de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA).

Voor de bouwfase geldt dat door de uitspraak van de Raad van State van 2 november 2022 alle daar voor uitgevoerde berekeningen opnieuw tegen het licht gehouden moeten worden. Het eerder getoetste onderzoek is uit 2020 en verouderd, waardoor de ODRA een eigen nieuwe berekening hebben uitgevoerd in de toen geldende versie. De uitkomst van de door ODRA uitgevoerde herberekening is 0,01mol/ha/jaar. Hier is echter de achtergronddepositie in de betrokken hexagonen ruim lager dan de kritische depositiewaarde van dit habitattype. Significante effecten door de tijdelijke uitstoot tijdens de aanleg van het zonnepark zijn hierdoor uit te sluiten. ODRA heeft daarom besloten dat het aanleveren van een passende beoordeling niet noodzakelijk is. Geconcludeerd wordt dan ook dat de berekening in het stikstofdepositierapport en herberekening voldoende zekerheid geven dat er geen significant effect optreedt in Natura 2000-gebieden. In het kader van gebiedsbescherming is er geen aanvullende toestemming benodigd op grond van de Wet natuurbescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0013.png"

Ligging Natura 2000-gebieden, project locatie in rood aangegeven (bron: Natura2000)

Soortenbescherming
Ten aanzien van beschermde soorten wordt geconcludeerd dat de werkzaamheden rondom de plaatsing van de zonnepanelen negatieve effecten kunnen veroorzaken op beschermde diersoorten en algemeen voorkomende broedvogels en zoogdieren. Voor overige beschermde soorten worden negatieve effecten als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden en het toekomstige gebruik van het projectgebied niet verwacht. Onderstaand wordt hier nader op ingegaan:

Broedvogels – rekening houden met broedseizoen

De herinrichting van het plangebied leidt mogelijk tot negatieve effecten op algemene broedvogels, zoals het doden of verwonden van vogels (Wnb artikel 3.1 lid1) en het vernielen van nesten of eieren (Wnb artikel 3.1 lid 2). Het is hiernaast mogelijk dat als gevolg van de werkzaamheden vogels verstoord worden (Wnb artikel 3.1 lid 4). Doordat de staat van instandhouding van de te verwachten vogelsoorten binnen het projectgebied gunstig is, als gevolg van een grote hoeveelheid geschikt leefgebied in de omgeving, leidt het verstoren van vogels niet tot een overtreding van de Wet natuurbescherming.

In gebruik zijnde nesten zijn streng beschermd en mogen daarom niet worden vernield ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor is geen ontheffing van de Wet natuurbescherming mogelijk. Er dient daarom voorkomen te worden dat nesten van vogels vernield worden bij de werkzaamheden. De werkzaamheden dienen daarom uitgevoerd of op zijn minst aangevangen te worden buiten het broedseizoen van in de omgeving voorkomende broedvogels. Het broedseizoen duurt globaal van half maart tot half juli. Deze periode is echter afhankelijk van de weersomstandigheden en de betreffende vogelsoort, waardoor het mogelijk kan zijn dat vogelsoorten eerder tot broeden komen binnen het projectgebied of langer broeden dan half juli. Als broedtijd van vogels wordt de periode tussen de bouw van het nest en het uitvliegen van de jongen beschouwd.

Indien het niet mogelijk is om de werkzaamheden uit te voeren of aan te vangen buiten het broedseizoen, kan middels een broedvogelschouw onderzocht worden of in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn in het projectgebied. Indien nesten afwezig zijn, kunnen deze locaties vrijgegeven worden voor de werkzaamheden.

Vleermuizen

In het plangebied zijn verblijfplaatsen voor zowel gebouw als boombewonende vleermuizen uitgesloten. Omdat er geen doorlopende lijnvormige elementen worden aangetast is het uitgesloten dat de werkzaamheden negatieve effecten hebben op vaste vliegroutes van vleermuizen. Ook maakt het plangebied geen onderdeel uit van essentieel foerageergebied. Negatieve effecten op foerageergebied van vleermuizen zijn uitgesloten.

Houtopstanden

Om de realisatie van het zonnepark mogelijk te maken wordt een deel van de houtopstand rondom de RWZI gekapt. Deze houtopstand voldoet niet aan de drempelwaarden voor de meldingsplicht zoals opgenomen in de Wnb. Geconcludeerd wordt dat het vellen van de houtopstand niet meldingsplichtig is.

5.2.3.3 Conclusie

Negatieve effecten op het nabij gelegen Natura 2000-gebied 'Rijntakken' kunnen voor zowel stikstofdepositie (gebruiksfase) als directe negatieve effecten worden uitgesloten. Vrijkomende stikstofdepositie tijdens de aanlegfase is conform de Wet stikstofreductie en natuurverbetering vrijgesteld.

Wanneer rekening wordt gehouden met de algemene zorgplicht, vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.3 Waterhuishouding

5.3.1 Inleiding

Bij ieder ruimtelijk plan dient in beeld te worden gebracht op welke wijze rekening is gehouden met de ruimtelijk relevante aspecten van duurzaam waterbeheer. In deze paragraaf wordt daarom allereerst kort ingegaan op de beleidsmatige aspecten van duurzaam waterbeheer. Vervolgens wordt ingegaan op wateraspecten binnen het plangebied en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan duurzaam waterbeheer.

5.3.2 Beleid

Vanuit beleidsmatig oogpunt heeft het aspect water een steeds belangrijkere rol gekregen. Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Regionaal Waterprogramma Gelderland van de provincie Gelderland, het Nationaal Waterprogramma 2022-2027, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:

  • Vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
  • Voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).

De Europeese, Nationale en provinciale beleidsdocumenten werken door in de beleidskader van Waterschap Rivierenland. Momenteel bevindt het Waterschap zich op de scheidslijn tussen het oude waterbeheerprogramma met een horizon van 2021 en het nieuwe waterbeheerprogramma dat in gaat in 2022. Op 26 november 2021 is het nieuwe Waterbeheerprogramma 2022-2027 goedgekeurd door het algemeen bestuur.

Watervisie 2050

Het waterschap heeft hun visie voor de lange termijn vastgelegd in de Watervisie 2050. In de watervisie worden een 7-tal principes benoemd waarmee het waterschap belangen af weegt, opgaven prioriteert en heldere beleidskeuze maakt:

1. De natuurlijke kenmerken van de ondergrond vormen het uitgangspunt voor ons werk.

2. Water is bepalend voor de inrichting van het gebied.

3. We zijn zuinig op water en grondstoffen.

4. Bescherming van het gebied tegen overstromingen is onze focus.

5. We pakken uitdagingen op binnen deze generatie en wentelen niet af.

6. Waterbeheer van de toekomst: we maken maatschappelijk verantwoorde keuzes.

7. Met elkaar zorgen we voor een toekomstbestendig rivierengebied.


Specifiek in de watervisie wordt ingegaan op klimaat- en energieneutraliteit. Het doel is om vanaf 2030 energieneutraal te werken. Het plaatsen van zonnepanelen op terreinen en daken in eigendom van het waterschap is onderdeel van dit doel.

Waterbeheerprogramma 2022-2027 "Versterken. Verbinden. Vergroenen."

Dit waterbeheerprogramma (WBP) beschrijft wat het waterschap in de planperiode (2022-2027) wil bereiken, met wie, hoe zij dat willen doen en waarom. In het WBP zijn voor het waterbeheer in het beheergebied de kaders gegeven en de opgaven gedefinieerd. Ook geeft het waterschap aan hoe zij deze opgaven samen met anderen willen oppakken en inspelen op initiatieven van derden.

De ambitie voor de klimaat- en energieneutraliteit is tevens opgenomen in het waterbeheerprogramma. Het plaatsen van zonneparken bij RWZI's is onderdeel van de aanpak om te komen tot een energieneutrale organisatie.

Conclusie

Het voorgenomen zonnepark past binnen het geldende waterbeleid.

5.3.3 Analyse

Grondwater

Het plangebied is niet gelegen binnen een grondwater gerelateerde aanduiding.

Hemelwater

De zonnepanelen worden op een constructie geplaatst, waarbij de ondergrond overeenkomstig de huidige situatie onverhard blijft (zie ook paragraaf 2.2.2). Als gevolg van de plaatsing van de zonnepanelen worden geen volledig gesloten grondoppervlakten gerealiseerd. Het hemelwater kan tussen de panelen door overeenkomstig de huidige situatie ter plaatse in de bodem infiltreren. De onderhoudspaden zullen onverhard en dus waterdoorlatend worden uitgevoerd en daarmee evenmin leiden tot gesloten grondoppervlakten. Het treffen van hemelwaterbergende voorzieningen is kortom niet noodzakelijk. Overlast voor derden wordt niet verwacht.

Waterkering en oppervlaktewater

De RWZI Gendt ligt in de beschermingszones van de primaire waterkering van de Waal, waarbij de beoogde locatie voor het zonnepark deels in de buitenste beschermingszone van de primaire waterkering ligt. Gesteld wordt dat het zonnepark geen noemenswaardige negatieve effecten heeft op de primaire waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0014.png"

Uitsnede legger Waterschap Rivierenland

Afvalwater

Van afvalwater als gevolg van de zonneweide is geen sprake.

Overleg waterbeheerders

Voorliggend initiatief is in opdracht van Waterschap Rivierenland.

5.3.4 Conclusie

De realisatie van de zonneweide levert vanuit waterhuishoudkundig oogpunt geen belemmeringen op.

5.4 Kabels en leidingen

5.4.1 Analyse

Aangezien de voorgenomen ontwikkeling is voorzien op het terrein van de rioolwater zuiveringsinstallatie, moet er rekening worden gehouden met een rioolwater leiding in het westelijke deel van het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling zal echter niet plaats gaan vinden ter hoogte van de aanduiding 'Leiding – Riool'. Deze dubbelbestemming vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling van de zonneweide.

Op ca. 70 meter van het plangebied ligt een aardgastransportleiding. De planlocatie ligt voor een deel binnen het aandachtsgebied. De beoogde locatie van het nieuwe zonnepark ligt echter buiten het aandachtsgebied. De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in een nieuw gebouw of bouwwerken met verblijfsruimte of gericht op het verblijven door personen. Verder onderzoek of maatregelen in het kader van het plaatsgebonden risico zijn daarom niet aan de orde (zie ook paragraaf 5.1.3).

Een deel van de nieuwe beplanting komt wel binnen het aandachtsgebied. Derhalve is de beplanting aangepast zodat hier geen mogelijke gevolgen zijn op de nabij gelegen aardgastransportleiding. Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels waarin bepaald is dat schriftelijke akkoord noodzakelijk is voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.290-VG01_0015.png" Uitsnede Atlas Leefomgeving met ligging aardgastransportleiding en begrenzing plangebied in rood

5.4.2 Conclusie

Vanuit het aspect kabels en leidingen bestaan er geen belemmeringen voor de realisatie van de zonneweide.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Financieel

Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is, indien de grondverkoop plaatsvindt voor de vaststelling van voorliggend bestemings, derhalve niet verplicht.

Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De aanleg van het zonnepark Gendt is opgenomen in de meerjarenbegroting van het waterschap, de vastgestelde strategienotitie energie en het uitvoeringsprogramma zonne-energie. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.2 Maatschappelijk

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Buitengebied Lingewaard, Mekrisveld 1, Gendt’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties.

Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zullen te zijner tijd in deze toelichting worden vermeld.

Hoofdstuk 7 Procedure

In dit hoofdstuk worden de doorlopen procedurele stappen beschreven en toegelicht.

7.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Ten behoeve van voorliggend initiatief is gekozen om geen voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen. Wel zijn enkele partijen, waaronder de gemeente en Lingewaard Natuurlijk betrokken in het vooroverleg. Derhalve wordt voldaan aan het overleg ex artkel 3.1.1 Bro.

7.2 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard, Mekrisveld 1, Gendt' heeft op grond van artikel 3.8, lid 1 Wro met ingang van 21 december 2023 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn er drie zienswijzen ingediend.

De ingediende zienswijzen geven aanleiding tot aanpassing van de volgende onderdelen:

  • Bijlage 1 bij de regels Inpassingsplan: Er zijn lagere boomsoorten toegepast en een alternatief voor de gewone esdoorn.
  • Regels: Het toevoegen van een voorwaardelijke verplichting, waarbij schriftelijk akkoord nodig is voordat een omgevingsvergunning voor een zonnepark wordt verleend.
  • Toelichting: Paragraaf 5.4 wordt aangevuld, met een beschrijving van de gasleiding.