direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen
Plan: Kom Bemmel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.21-VG01

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met kamerbewoning en/of de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 45 m²;
  • b. inwoning met dien verstande dat maximaal 60 m² van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', zorgwoningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’, dienstverlening, met dien verstande dat de dienstverlening ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’, detailhandel, met dien verstande dat de detailhandel ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan met maximaal 10% mag worden uitgebreid;

ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’, het bestaande type bedrijf, alsmede een bedrijf die staat vermeld in de categorie 1 of 2 van Bijlage 1 Lijst van bedrijven, met dien verstande dat de bedrijvigheid ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan met maximaal 10% mag worden uitgebreid;

  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1’, horeca in categorie 1 van Bijlage 2 Lijst van horeca-activiteiten, met dien verstande dat de horeca-activiteiten ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
  • g. ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’, een kantoor, met dien verstande dat het kantoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
  • h. ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’, een maatschappelijke functie, met dien verstande dat de maatschappelijke functie ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
  • i. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - showroom’, een showroom', met dien verstande dat de showroom ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
  • j. ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’, detailhandel, dienstverlening, kantoor, bedrijf die staat vermeld in de categorie 1 of 2 van Bijlage 1 Lijst van bedrijven of maatschappelijk, met dien verstande dat de omvang van de functies ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
  • k. ter plaatse van de aanduiding ‘sport', een sportfunctie, met dien verstande dat de maatschappelijke functie ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
  • l. een ondergrondse parkeergarage voor gemeenschappelijk gebruik is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

met de daarbij behorende:

  • m. tuinen;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. waterlopen en waterpartijen;
  • p. duikers.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de onderstaand opgesomde aanduidingen mogen uitsluitend de woningtypen worden gebouwd zoals aangegeven in onderstaand schema:
      • vrij: vrijstaand;
      • tae: twee-aaneen;
      • gs: gestapeld;
      • aeg: aaneengebouwd;
  • c. splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
  • d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 m¹ aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aangebouwde woningen 3 m¹ aan één zijde;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' met deze aanduiding is aangeduid;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangeduid;
  • g. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangeduid;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - terugliggende bouwlaag' wordt de derde bouwlaag aan minimaal twee gevels minimaal 2,5 m terugliggend gesitueerd ten opzichte van de buitengevel van de bouwlaag eronder.
18.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ worden gebouwd;
  • b. de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 m¹;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 60 m² ter plaatse van de aanduiding ‘erf’, met dien verstande dat:
    • 1. bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 60 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 120 m²;
    • 2. minimaal 50% ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ onbebouwd dient te blijven;
    • 3. ondergrondse bouwwerken, overkappingen en erkers, gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding ‘erf’ niet meegerekend worden bij de bepaling van het gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub c mag de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf', overschreden worden, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande bijgebouwen meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, zoals bepaald in sub c aanhef (60 m²) dan wel sub c onder 1;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen na sloop en herbouw niet meer bedraagt dan 60 m² vermeerderd met 50% van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande oppervlakte boven 60 m² met een maximum van 100 m²;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen na sloop en herbouw niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, zoals bepaald in sub c onder 1, vermeerderd met 50% van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande oppervlakte boven de toegestane oppervlakte zoals bepaald in sub c eerste gedachtestreep, met een maximum van 200 m²;
  • e. de goothoogte voor met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen mag niet hoger zijn dan de eerste volledige bouwlaag boven het peil;
  • f. de bouwhoogte voor met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen bedraagt maximaal 5,5 m1, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1,5 m¹ onder de nok van het hoofdgebouw gelegen dient te zijn. Doorgetrokken schuintes zijn wel toegestaan;
  • g. de maximale goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt 3,5 m¹ en de maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 m;
  • h. in afwijking van het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de bestaande maatvoering als maximum.
18.2.3 Erkers buiten aanduiding 'bouwvlak' en 'erf'

Voor het bouwen van erkers op de gronden, die niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zijn uitsluitend erkers toegestaan;
  • b. de breedte van een erker bedraagt aan de voorzijde maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en aan de zijgevel maximaal 50% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de maximale hoogte van een erker bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de maximale diepte van de erker bedraagt 25% van de diepte van de gronden, met een maximum van 1,5 m¹;
  • e. erkers op hoeken van een hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
  • f. in afwijking van het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de bestaande maatvoering als maximum.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m¹ bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m¹ mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bij hoekwoningen, aan de zijde van het zijerf dat grenst aan de openbare weg of het openbaar groen, tot 3 m¹ uit de voorgevellijn maximaal 1 m¹ bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m¹ bedragen.
18.2.5 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m¹ bedragen;
  • b. het bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage van het gehele perceel mag niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat het hoofdgebouw niet meegerekend wordt;
  • d. de overschrijding van de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1,5 m¹.
18.2.6 Bestaande bebouwing

In aanvulling op het bepaalde in 18.2.2 t/m 18.2.5 mag de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande bebouwing ten behoeve van de in 18.1, sub c t/m h genoemde bedrijven en instellingen met maximaal 20% worden uitgebreid ten behoeve van de uitoefening van deze bedrijven en/of instellingen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘erf’;
  • b. de minimale afstand tot de bouwperceelgrens bedraagt 3 m1;
  • c. de maximale bouwhoogte van de gebouwen bedraagt 4 m1, met dien verstande, dat indien de maximale bouwhoogte van de in de aanhef bedoelde bebouwing minder bedraagt dan 4 m1, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. kamerbewoning;
  • c. seksinrichtingen.
18.4 Afwijken van de gebruiksregels
18.4.1 Omgevingsvergunning beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.1 sub a voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die valt in categorie 1 of 2 van Bijlage 1 Lijst van bedrijven;
  • b. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • c. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • d. maximaal 40% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 45 m²;
  • e. een seksinrichting niet toegestaan is.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen als bedoeld in 18.1 sub c tot en met h van de verbeelding te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

18.5.2 Wijzigingsbevoegdheid 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming te wijzigen teneinde één nieuwe woning extra toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning mag uitsluitend in de bouwwijze vrijstaand worden gerealiseerd;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m;
  • c. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • e. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning;
  • f. de woning vormt geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving;
  • g. ten behoeve van het bepaalde onder e en f geldt in ieder geval het volgende:
    • 1. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij;
    • 2. de situering vindt plaats op een afstand van minimaal 50 m ten opzichte van fruitboomgaarden;
    • 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende of te ontheffen voorkeursgrenswaarde;
    • 4. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • i. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  • j. op de verbeelding worden de aanduidingen “bouwvlak", “erf" en de aanduiding 'vrijstaand' opgenomen;
  • k. de woning dient direct vanaf de openbare weg ontsloten te worden en dient zich op diezelfde weg te oriënteren;
  • l. de afstand van de woning tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 8 m te bedragen;
  • m. de bepalingen in Artikel 18 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing