3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
-
b. per bouwvlak is maximaal één hoofdgebouw toegestaan, uitsluitend in de bouwwijze "vrijstaand";
-
c. de voorgevel mag uitsluitend in de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
-
d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" is aangegeven;
-
e. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 45° bedragen, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op 40% van de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw.
3.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. de bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding "erf" worden gebouwd;
-
b. de minimale afstand uit de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt 3 m¹;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 60 m² op de gronden ter plaatse van de aanduiding "erf", met dien verstande dat:
-
1. bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 60 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 120 m²;
-
2. minimaal 50% van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' onbebouwd dient te blijven;
-
3. ondergrondse bouwwerken, overkappingen en erkers, gelegen buiten het bouwvlak en de aanduiding 'erf' niet meegerekend worden bij de bepaling van het gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen;
-
d. de goothoogte voor met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen mag niet hoger zijn dan de bovenzijde van de eerste volledige bouwlaag van het hoofdgebouw boven het peil;
-
e. de bouwhoogte voor met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen bedraagt maximaal 5,5 m1, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1,5 m¹ onder de nok van het hoofdgebouw gelegen dient te zijn. Doorgetrokken schuintes zijn wel toegestaan;
-
f. de maximale goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt 3,5 m¹ en de maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 m¹.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels
-
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m¹ bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan maximaal 1 m¹ mag bedragen
-
b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bij hoekwoningen, aan de zijde van het zijerf dat grenst aan de openbare weg of het openbaar groen, tot 3 m¹ uit de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan maximaal 1 m¹ bedragen
-
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m¹ bedragen.
3.2.4 Overkappingen
Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
-
a. overkappingen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak en/of de aanduiding "erf";
-
b. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m¹ bedragen
-
c. het bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen
-
d. het bebouwingspercentage van het gehele perceel mag niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat het hoofdgebouw niet meegerekend wordt.