direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Buitengebied Sint Anthonis, Dorpsstraat 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1702.8BPDorpsstraat10-VA01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met daaraan ondergeschikt:

  • a. aan huis verbonden beroepen of bedrijven, overeenkomstig het bepaalde in 3.4.2;
  • b. de (overige) daarbij behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen, uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaats van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen zowel woningen als bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • d. woningsplitsing is niet toegestaan;
  • e. de voorgevel van de woning wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • f. de voorgevelbreedte van de woning bedraagt ten minste 5,00 meter;
  • g. binnen het bouwvlak wordt in maximaal 2 bouwlagen gebouwd;
  • h. de hoogte van een bouwlaag bedraagt meer dan 2,60 meter en minder dan 3,50 meter;
  • i. het hoofdgebouw wordt afgedekt met een kap waarvan de dakhelling meer bedraagt dan 30° en minder dan 50°;
  • j. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 6,00 meter;
  • k. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 10,00 meter;
  • l. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door:
    • 1. erkers, over een breedte van 70% van de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 meter en de hoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits qua stedenbouwkundig beeld en afmeting van ondergeschikte betekenis.
3.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel maximaal 200 m² aan bebouwing worden opgericht, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak', waar het aangeduide oppervlak aan bebouwing is toegestaan;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • d. bijgebouwen worden plat afgedekt dan wel met een kap, waarvan de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat de nokhoogte van dbijgebouwen niet meer bedraagt dan 6,00 meter en de nok niet in of haaks op de zijdelingse perceelsgrens wordt geplaatst.
3.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  • a. de bouwhoogte van gebouwen wordt niet overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van ondergeschikte onderdelen van het gebouw, zoals schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelinginstallaties;
  • b. kelders mogen uitsluitend worden gebouwd onder gebouwen;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte ten hoogste mag bedragen:
    • 1. 1,00 meter voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 1 m daarachter;
    • 2. 2,00 meter op meer dan 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van bouwwerken;
  • b. de omvang van de tweede bouwlaag.
3.3.2 Toepassingscriteria

De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig, van de verkeersveiligheid en van het uitzicht en de privacy van derden,
  • b. in verband met eisen van duurzaam bouwen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft.

3.4.2 Strijdig gebruik van woningen

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan wordt in ieder geval verstaan het (mede)gebruik van woningen voor andere doeleinden dan wonen alsmede de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf en/of beroep indien die activiteit op andere wijze wordt uitgeoefend dan begrepen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft zowel visueel als qua aard primair en de activiteit leidt niet tot verstoring van het woongenot ter plaatse en in de directe omgeving;
  • b. het voor de activiteit te gebruiken oppervlakte mag maximaal 60 m2 bedragen, tenzij de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 1250 m2. In dat geval geldt een maximale maat van 75 m2;
  • c. de activiteit in of het gebruik van de woning mag niet leiden tot onevenredige publieksaantrekkende werking;
  • d. de activiteit in of het gebruik van de woning mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en op de parkeerbalans.