1.1 plan
het bestemmingsplan "Wanroij, RvR Hapseweg ong., kavel 1-2-3" met identificatienummer
NL.IMRO.1702.2BPrvrhapseweg-VA01 van de gemeente Sint Anthonis.
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen
1.3 de verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in of bij (een gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.8 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, vastgesteldtechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft in of bij de woning die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.
1.9 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.10 afwijking
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.11 archeologische deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie
1.12 archeologische verwachtingwaarde
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bed en breakfast
een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij de gasten een door de ondernemer bereid ontbijt kunnen nuttigen.
1.16 bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.
1.17 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.22 bodemingreep
grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
- het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van grond;
- het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
- waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
- het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
- het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bouwvolume wordt afgevoerd, waaronder boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,5 m bedraagt;
- het slopen van gebouwen en verwijderingen van funderingen, waarbij grondroering plaats vindt;
- het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
- het aanleggen van drainagestelsel en beregeningsinstallatie.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 Bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.30 carport
een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.
1.31 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.32 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.33 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.34 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.37 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.
1.38 huishouden
één, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn.
1.39 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde openbare dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.40 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65° niet zijnde een lessenaarsdak tenzij in de regels en / of de plankaart een andere regeling is opgenomen in welk geval die regeling geldt.
1.41 lessenaarsdak
een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.
1.41 logies
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende verhuurder het hoofdverblijf elders heeft.
1.43 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.
1.44 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.45 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.46 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.47 oprit
het gedeelte van het bouwperceel voor het bereiken van de bij het bouwperceel behorende garage en/of carport en/of andere bij de desbetreffende bestemming behorende gebouwen waar verkeer over rijdt. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg.
1.48 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.49 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geld dat, indien vóór dan wel achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:
- vóór: het moet een open constructie zijn;
- achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.50 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.51 Peil
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 20 cm;
- in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd met 2 cm per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed gemeten);
- deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld;
1.52 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.53 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.54 staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze planregels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen en bedrijfsactiviteiten.
1.55 supermarkt
detailhandelsbedrijf met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 500 m2 en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door de klanten.
1.56 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.57 voorgevel
de naar de weg toe gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
1.58 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.59 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.60 zij- en achtererf
- voor Wonen: het gebied van het bouwperceel bij een woning met de bestemming Wonen waarbij de gronden vallende onder het bouwvlak uitgezonderd zijn;
- voor niet-Wonen: het gebied van het bouwperceel bij de niet-woonfunctie, waarbij:
- het zijerf wordt vormgegeven door de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel;
- het achtererf wordt vormgegeven door de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.61 zijdelingse bouwperceelgrens
een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.