direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein - Molenveld
Plan: Molenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1702.2BPmolenveld-VA01

Artikel 3 Bedrijventerrein - Molenveld

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijventerrein - Molenveld” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 2 tot en met 3.2 van de in de bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': maximaal 1 bedrijfswoning;
  • c. ontsluiting van bedrijfspercelen met niet meer dan 2 rijstroken;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 14.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven, met dien verstande dat nieuwe bouwpercelen niet kleiner zijn dan 1.500 m2 en niet groter dan 3.500 m2.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • e. indien in aanvulling op bovenstaande maatvoeringsaanduidingen nog een maatvoeringsaanduiding is opgenomen geldt ook het bepaalde ter plaatse van die maatvoeringsaanduiding.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouwmaximaal 2 m en erachter maximaal 6 m.
3.2.3 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent hoofdgebouwen

Indien op de plankaart de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen mag een bedrijfswoning worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak tot maximaal 600 m3;
  • b. als deze bedrijfswoning al buiten een van de gebouwen uit artikel 3.2.1 is gebouwd (niet inpandig) mag deze niet inpandig worden herbouwd;
  • c. in geval van nieuwe situaties is de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan beide zijden minimaal 3 m tenzij de verschijningsvorm van de bedrijfswoning 'twee-aaneen' dan wel 'aaneengebouwd' is in welk geval de afstand aan één zijde 3 m is, respectievelijk aan beide zijde 0 m,
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.
3.2.4 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Indien op de plankaart de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen mogen bij die bedrijfswoning aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd tot een maximaal oppervlakte van 100 m². Voor die aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen die niet inpandig worden gebouwd, of worden herbouwd, in een van de gebouwen als bedoeld in artikel 3.2.1 gelden de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goothoogte maximaal 3 m met dien verstande dat bij het uitbouwen van / aanbouwen aan een hoofdgebouw de goothoogte in elk geval ook net zo hoog mag zijn als de hoogte van de eerste bouwlaag + 25 cm;
  • c. bouwhoogte maximaal 5,5 m met dien verstande dat:
    • 1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 3,5 m bedraagt, en
    • 2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4,5 m bedraagt;
  • d. minimaal 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw met dien verstande dat:
    • 1. aanbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de:
      a. bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      b. horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. aanbouwen in de vorm van een erker ook voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd als ook buiten het bouwvlak mits:
      a. ligging vóór de voorgevel maximaal 1,5 m bedraagt;
      b. ligging uit de voorste perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
      c. breedte niet groter is dan 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
      d. bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
    • 3. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. risicovolle bedrijven zoals bedrijven die vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven;
  • b. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • c. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • d. buitenopslag:
    • 1. aan een openbaar zichtbare zijde van het bedrijf;
    • 2. buiten het bouwvlak;
    • 3. ten behoeve van een ander dan het eigen bedrijf;
    • 4. met een grotere hoogte dan 4 m.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor:

  • a. het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan;
  • b. een kleiner of groter bouwperceel tot minimaal 1.000 m2 respectievelijk 5.000 m2, voor de nieuwvestiging van een bedrijf, mits in voldoende mate kan worden aangetoond dat dit vanwege bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;
  • c. het herbouwen van een bedrijfswoning op een andere locatie dan ter plaatse is toegestaan.
3.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 3.4.1 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij het milieueffect van het beoogde bedrijf nadrukkelijk wordt meegewogen en waarbij bijlage 1 staat van bedrijfsactiviteiten mede betrokken wordt;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.