1.1 plan:
het bestemmingsplan 'De Hoek 37, Vledder' van de gemeente Westerveld;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1701.Vled2009PHZDHoek37-0003 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.6 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.7 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;
1.10 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.12 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.13 bouwvlakgrens:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
1.14 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.15 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.16 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.17 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.18 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisereing van de bestemming;
1.19 paardrijbak:
een terrein met omheining, ten behoeve van het berijden van paarden;
1.20 peil:
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.21 plattelandswoning:
een agrarische bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die (al dan niet gesplitst) op grond van het bestemmingsplan door een derde bewoond mag worden, zonder dat deze derde een functionele binding met het bijbehorende agrarische bedrijf heeft;
1.22 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.23 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.24 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.25 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Gebouwen en bouwwerken
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- de breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren; - de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; - de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; - de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; - de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstene, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; - de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; - de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- voor lengten in meters (m);
- voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
- voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
- voor verhoudingen in procenten (%);
- voor hoeken/hellingen in graden (°).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- een plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
- daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden.
3.2 Bouwregels
Op de tot 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
3.2.1 Bouwen t.b.v. reëel agrarisch bedrijf
voor alle bouwwerken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'plattelandswoning', waar tevens een plattelandswoning met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is toegestaan;
3.2.2 Gebouwen
De volgende regels gelden voor gebouwen:
- een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'plattelandswoning' is uitsluitend een plattelandswoning met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
- de goothoogte en/of bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte, maximale goothoogte' is aangegeven;
- de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan een kleinere dakhelling aanwezig is, in welk geval die dakhelling als minimum geldt;
- het bouwen van een bedrijfswoning is niet toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De volgende regels gelden voor bouwwerken, geen gebouw zijnde:
- de bouwhoogte van hooibergen, (kunst)mest en/of voedersilo's mag niet meer dan 12 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op de tot 'Waarde - Archeologie' bestemde gronden:
- mag niet worden gebouwd, indien daarvoor dieper dan 0,30 m, te rekenen vanaf het maaiveld, in de bodem zal worden geroerd en de oppervlakte van het nieuwe bouwwerk of de uitbreiding van het bestaande bouwwerk meer dan 50 m2 bedraagt;
- is onderkeldering van gebouwen niet toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 ten behoeve van het bouwen conform de ter plaatse geldende enkelbestemming.
4.3.2 Voorwaarden voor afwijken
De in 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:
- indien de oppervlakte kleiner is dan 500 m2 en is gelegen binnen de aanduidingen van de Indictaieve Kaart Archeologische Waarden;
- indien de oppervlakte kleiner is dan 70 m2 en is gelegen binnen de als monument aangeduide gebieden van de Archeologische Monumenten Kaart;
- indien is gebleken dat er geen archeologische resten in de bodem, waarop wordt gebouwd, aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een door de aanvrager over te leggen rapport van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie;
- voor zover sprake zou kunnen zijn van een verstoring van archeologische resten, indien aan de ontheffing één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om werkzaamheden ten behoeve van de bouw te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg (volgens Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie).
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de ter plaatse van de aanduiding archeologische waarden aangewezen gronden te beroeren dieper dan 0,30 m over een oppervlakte van meer dan 50 m².
4.4.2 Verbod niet van toepassing
Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
die:
- het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- waarin de Momumentenwet 1988 voorziet.
4.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
De in artikel 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend:
- indien is gebleken dat er geen archeologische resten in de bodem die wordt beroerd aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een door de aanvrager over te leggen rapport van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie;
voor zover sprake zou kunnen zijn van een verstoring van archeologische resten, indien aan de ontheffing één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg (volgens Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie).
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud en de bescherming van de archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle essen.
5.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- een op grond van de basisbestemming toelaatbaar gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding of vergroting daarvan, mag slechts worden gebouwd c.q. worden toegestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de hoogte van een es, zoals die bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als gevolg van het gebruik van de gronden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
- het afgraven, mengwoelen, diepploegen of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,3 m;
- niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen), dieper dan 10 cm onder de bouwvoor;
- het graven of vergraven van waterlopen;
- het aanbrengen van drainage;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd.
5.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Ondergeschikte afwijking bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bestemmingen worden overschreden door:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschijding niet meer bedraagt dan 1 m;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1m.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met de bestemming als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruik van de gronden als een paardrijbak;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast.
8.2 Toegestaan gebruik
Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:
- het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend;
het aanleggen of laten aanleggen van kabels en/of leidingen:
- die, voor zover het aardgastransportleidingen betreft, een diameter hebben van minder dan 4" en/of een druk van minder dan 40 bar;
- die, voor zover het transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie betreft, een diameter hebben van minder dan 4";
- waarvoor, indien en voor zover voor de aanleg een aanlegvergunning is vereist, deze is verleend;
- buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
9.1.1 Aanduidingsomschrijving
De voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
9.1.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemmingen, niet hoger worden gebouwd dan:
- binnen een afstand van 100 m van de molen: de hoogte die gelijk is aan de bouwhoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
- binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de hoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
9.1.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 9.1.2 onder b in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
9.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 9.1.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
- het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 9.1.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
- het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 9.1.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
9.1.5 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
9.1.6 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere-bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de andere-bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere-bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
- het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
10.2 Afwegingskader
De in artikel 10.1 bedoelde ontheffing wordt slechts verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het beschermde dorpsgezicht;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie, waaronder begrepen externe veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.1 Afwijken bij omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1 met niet meer dan 10%.
12.1.2 Uitzondering
artikel 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Gebruik
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn inzake het behoud van de vogelstand en de Richtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
12.2.1 Verbod
- Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik te hervatten of te laten hervatten.
12.2.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 12.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'De Hoek 37, Vledder' van de gemeente Westerveld.
Behorend bij het besluit van 19 december 2023.