Artikel 2 Agrarisch - 1
Afwijken van de gebruiksregels
In lid 3.6. worden de letters van de leden a t/m g gewijzigd in a t/m h.
Wijzigingsregels
In lid 3.8. onder 'Vergroten agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden
bedrijf' komt sublid 1 te vervallen en wordt vervangen door:
-
1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2 hectare, met dien verstande dat de agrarische bedrijfskavel mag worden vergroot tot ten hoogste 3 ha, uitsluitend ten behoeve van de aanleg van waterhuishoudkundige, ecologische of aanvullende landschappelijke voorzieningen.
Aan lid 3.8. wordt de volgende wijzigingsbevoegdheid toegevoegd:
Wijziging situering agrarische bedrijfskavel
l. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf”, “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak” of “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden bedrijf”, qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok, mits:
-
1. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van de agrarische bedrijfskavel/het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok bij gelijkblijvende oppervlakte te wijzigen;
-
2. bij gelijktijdige toepassing van de wijziging om de bedrijfskavel en het aaneengesloten bouwblok te vergroten, deze wijziging tevens wordt toegepast om de situering van de agrarische bedrijfskavel/het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok te wijzigen;
-
3. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zoals opgenomen in bijlage 8 van het bestemmingsplan Buitengebied 2012, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
-
4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.