Inhoudsopgave
Artikel 3 Groen - Laanbeplanting
Artikel 12 Wonen - Karakteristiek
Artikel 13 Wonen - Koloniewoning
Artikel 15 Waarde - Archeologie
Artikel 16 Waarde – Cultuurhistorie
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene gebruiksregels
Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan Hart van Frederiksoord, met identificatienummer NL.IMRO.1701.0000BP000000000575-0003 van de gemeente Westerveld;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
-
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bed and breakfast(eenheid):
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor recreatief nachtverblijf en ontbijt;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
beschermd dorpsgezicht:
het door de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij besluit van 6 november 2009 als beschermd dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord aangewezen gebied;
-
bestaande:
-
het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
-
het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de regels anders is bepaald;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
Commissie van Advies voor wetenschap, educatie en kwaliteit:
een door de stuurgroep in te stellen adviescommissie die advies uit kan brengen aan de stuurgroep en de siteholder op het gebied van erfgoed, cultuur, ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit en natuurwaarden;
-
cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die bedrijfsmatig, dan wel hobbymatig in gebruik zijn;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
-
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
-
horeca:
een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
-
lessenaarsdak:
een dak bestaande uit één hellend dakvlak;
-
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociale, medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
-
nevenactiviteit:
een aan de hoofdfunctie ondergeschikte activiteit;
-
peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
-
voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
-
zorgwoning:
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
lengte, breedte en diepte van gebouwen:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidingsmuren;
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikt bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte van een bouwwerk worden overstekken groter dan 70 cm, dan wel de oppervlakte aan overstekken groter dan 4 m² meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Laanbeplanting
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Laanbeplanting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
laanbeplanting;
-
langzaam verkeersontsluiting, ter plaatse van de aanduiding 'pad';
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.
Artikel 4 Groen - Landschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
cultuurgrond;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
ontsluitingspaden ten dienste van aangrenzende woningen;
-
voet- en fietspaden.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.
Artikel 5 Groen - Park
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
park;
-
langzaam verkeersontsluiting, ter plaatse van de aanduiding 'pad';
-
parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein',
met daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen, bomen, opgaande beplantingen;
-
waterpartijen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
wandelpaden;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
-
Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde zorg in combinatie met de huisvestiging van personen;
-
zaalverhuur ten behoeve van congressen en vergaderingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zaalverhuur';
-
detailhandel met een vloeroppervlak van maximaal 100 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zaalverhuur';
-
horeca met een vloeroppervlak van maximaal 300 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zaalverhuur';
-
ondergeschikte horeca en detailhandel;
-
één dienstwoning in het voorhuis, uitsluitend op het adres Majoor van Swietenlaan 1,
met daarbij behorende:
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
erven, terreinen;
-
parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
-
ontsluitingswegen;
-
water;
-
groenvoorzieningen,
en alsmede voor:
-
de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, de uitwendige hoofdvorm wordt bepaald door de goot- en bouwhoogte, de dakvorm, de dakhelling en de gevelindeling.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
-
voor zover de gebouwen zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' mag in afwijking van het vorenstaande de bestaande uitwendige hoofdvorm, blijkend uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, niet worden veranderd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn bergingen, (fietsen)stallingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen buiten een bouwvlak toegestaan tot een gezamenlijk oppervlakte van 50 m² per bestemmingsvlak en met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;
-
in afwijking van het bepaalde in sub 4 gelden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de volgende regels:
- een bijgebouw wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, met dien verstande dat maximaal 3 bijgebouwen zijn toegestaan, met een maximale gezamenljike oppervlakte van 200 m²;
- de maximale oppervlakte per bijgebouw bedraagt 100 m²;
- de voorgeschreven maximale bebouwingsoppervlak geldt niet voor het vrijstaande bijgebouw (stookhuisje) ter plaaste van de aanduiding 'karakteristiek';
- de goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen voor zover niet voorzien van de aanduiding ‘karakteristiek’ bedragen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 5 m en dienen te worden uitgevoerd met een kap met een dakhelling van minimaal 45°;
-
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan:
-
1 m, indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht;
-
2 m in overige gevallen.
6.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van zorgwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' mits voldaan wordt aan de regeling Toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen van de gemeente Westerveld.
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
7.2 Bouwregels
-
Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden ten behoeve van het parkeren en/of het repareren van motorvoertuigen voor de voorgevel of het verlengde daarvan van een woning.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met een functie voor doorgaand verkeer;
-
ontsluitingswegen;
-
laanbeplanting,
met daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
voet- en fietspaden;
-
bermen;
-
water;
-
bushaltes.
8.2 Bouwregels
-
Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 10 m bedraagt.
Artikel 9 Verkeer - Onverhard
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
onverharde en halfverharde wegen ter ontsluiting van de aanliggende percelen;
-
laanbeplanting,
met daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
-
Voor deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken maximaal 8 m bedraagt.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
kunstwerken, bruggen en duikers,
met daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
-
Voor deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 2 m bedraagt.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de watergang te versmallen of (gedeeltelijk) te dempen.
-
Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
-
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen,
al dan niet in combinatie met:
-
aan huis verbonden beroepen, voor zover wordt voldaan aan de volgende criteria:
-
de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
-
de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
-
het beroep dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
-
het deel van de voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van het hoofd- en bijgebouw met een maximum van 50 m² bedragen;
-
vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel, prostitutie- of seksinrichting plaatsvinden;
-
er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m². Lichtreclame is niet toegestaan;
-
buitenopslag is niet toegestaan,
met daaraan ondergeschikt:
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
water,
met daarbij behorende:
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 8 m en 10,5 m;
-
de dakhelling bedraagt ten minste 30°;
-
van een bouwperceel mag niet meer dan 50% worden bebouwd;
-
het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak.
-
Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
een bijgebouw wordt gebouwd binnen het bouwvlak, dan wel buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
-
de totale oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen per woning bedraagt ten hoogste 80 m²;
-
de hoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw en de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat de hoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
-
de hoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 5 m;
-
de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 5 geldt voor serres dat de afstand vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan ten hoogste 0,5 m bedraagt, met dien verstande dat een dergelijke uitbouw niet meer dan 1 m uit de zijgevel mag steken;
-
de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrenzen dient ten minste 1 m te bedragen tenzij de aanbouw, uitbouw of het bijgebouw in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt niet meer dan 5 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daar achter ten hoogste 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt niet meer dan:
-
1 m indien zij vóór de voorgevel of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw worden opgericht;
-
2 m in overige gevallen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub b, onder 3 voor een hogere bouwhoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw, mits:
-
de hoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw ten minste 15% lager is dan de hoogte van het hoofdgebouw;
-
de hoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw, onverminderd het bepaalde onder 1, ten minste 1 m lager blijft dan de hoogte van het hoofdgebouw;
-
de hoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw ten hoogste 7,5 m bedraagt;
-
de goothoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw ten hoogste 3 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
Artikel 12 Wonen - Karakteristiek
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Karakteristiek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen,
al dan niet in combinatie met:
-
een museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';
-
aan huis verbonden beroepen, voor zover wordt voldaan aan de volgende criteria:
-
de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
-
de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
-
het beroep dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
-
het deel voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van het hoofd- en bijgebouw met een maximum van 50 m² bedragen;
-
vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel, prostitutie- of seksinrichting plaatsvinden;
-
er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m² per woning. Lichtreclame is niet toegestaan;
-
buitenopslag is niet toegestaan,
met daaraan ondergeschikt:
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
water,
met daarbij behorende:
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
met dien verstande dat:
-
de karakteristieke bebouwing en omliggende naar de weg gekeerde open erven behouden blijven.
12.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, dan wel overeenkomstig de bestaande situatie;
-
het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak;
-
de bestaande uitwendige hoofdvorm blijkend uit goot- en bouwhoogte en dakvorm mag niet worden veranderd.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
-
bijgebouwen en aan- of uitbouw mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
-
er is maximaal één vrijstaand bijgebouw per bouwperceel toegestaan;
-
de totale oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen per woning bedraagt ten hoogste 80 m²;
-
de afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 5 m;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
de bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt ten minste 1 m minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de dakhelling bedraagt niet meer dan 45°.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt niet meer dan 5 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan:
-
1 m indien zij vóór de voorgevel of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw worden gebouwd;
-
2 m in overige gevallen.
Artikel 13 Wonen - Koloniewoning
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Koloniewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen,
al dan niet in combinatie met:
-
aan huis verbonden beroepen, voor zover wordt voldaan aan de volgende criteria:
-
de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
-
de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen zowel in het hoofdgebouw, alsmede in het aangebouwde bijgebouw worden verricht;
-
het beroep dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
-
het deel voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van het hoofdgebouw en aangebouwd bijgebouw met een maximum van 50 m² bedragen;
-
vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel, prostitutie- of seksinrichting plaatsvinden;
-
er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m² per woning. Lichtreclame is niet toegestaan;
-
buitenopslag is niet toegestaan,
met daaraan ondergeschikt:
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
water,
met daarbij behorende:
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde'
met dien verstande dat,
-
de karakteristieke bebouwing en omliggende naar de weg gekeerde open erven behouden blijven.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Bestaande en monumentale koloniewoningen
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak;
-
de bestaande uitwendige hoofdvorm blijkend uit goot- en bouwhoogte, breedte van het hoofdgebouw, de nokrichting en dakvorm mag niet worden veranderd.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bestaande woningen gelden de volgende regels:
-
een bijgebouw wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
-
er is maximaal één vrijstaand bijgebouw per bouwperceel toegestaan;
-
de oppervlakte van het bijgebouw bedraagt ten hoogste 50 m² met dien verstande dat de naar de weg gekeerde gevel van het bijgebouw ten hoogste 5 m breed mag zijn;
-
het bijgebouw dient ten minste 7 m achter de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan te worden gebouwd, voor monumentale koloniewoningen bedraagt deze afstand ten minste 9 m;
-
de zijdelingse afstand van het bijgebouw tot het bouwvlak bedraagt ten minste 5 m;
-
een bijgebouw dient te worden uitgevoerd met een lessenaarsdak waarbij de maximale hoogte van de lage zijde 2,1 m bedraagt en de maximale hoogte van de hoge zijde 3 m bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt niet meer dan 5 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan:
-
1 m indien zij vóór de voorgevel of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw worden gebouwd;
-
2 m in overige gevallen.
13.2.2 Nieuwe koloniewoningen
-
Voor het bouwen van nieuwe koloniewoningen ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuwbouwlocatie' gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak;
-
de voorgevel van de woning dient in de dichtst op de weg getekende naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de oppervlakte van de nieuwe koloniewoning bedraagt 76 m2, waarbij de diepte van de woning 15 m bedraagt en de breedte 5,05 m;
-
de bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt 5,6 m;
-
de goothoogte bedraagt aan de kant van het hoofdgebouw waar de gronden zijn aangeduid met ‘bijgebouwen’ 3 m;
-
de dakhelling bedraagt 45°;
-
de nokrichting dient haaks op de doorgaande weg te worden georiënteerd.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
-
een bijgebouw wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
-
er is maximaal één vrijstaand bijgebouw per bouwperceel toegestaan;
-
de oppervlakte van het bijgebouw bedraagt ten hoogste 50 m²;
-
het bijgebouw dient ten minste 9 m achter de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
-
de zijdelingse afstand van het bijgebouw tot het bouwvlak bedraagt ten minste 5 m;
-
een bijgebouw dient te worden uitgevoerd met een lessenaarsdak waarbij de maximale hoogte van de lage zijde 2,1 m bedraagt en de maximale hoogte van de hoge zijde 3 m bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt niet meer dan 5 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan:
-
1 m indien zij vóór de voorgevel of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw worden gebouwd;
-
2 m in overige gevallen.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Nieuwe koloniewoningen
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de bebouwingskarakteristiek van de woning;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
-
lid 13.2.2, sub a, onder 3 en 4:
voor het vergroten van het hoofdgebouw aan de andere kant van de woning dan daar waar de gronden zijn aangeduid met ‘bijgebouwen’, mits:
-
de uitbreiding van het hoofdgebouw wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
-
de uitbreiding van het hoofdgebouw op ten minste 5 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd met doortrekking van de bestaande dakvorm;
-
de breedte van de uitbreiding van het hoofdgebouw 1 m bedraagt en de lengte van de uitbreiding van het hoofdgebouw 10 m bedraagt;
-
lid 13.2.2, sub a, onder 3 en 4:
voor het bouwen van een andere uitbreiding van het hoofdgebouw dan bedoeld onder a, mits:
-
de uitbreiding wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
-
de uitbreiding van het hoofdgebouw uitsluitend door middel van een tussenlid met het hoofdgebouw plaatsvindt;
-
de breedte van het tussenlid niet minder bedraagt dan 1 m en niet meer dan 1,5 m;
-
het tussenlid op minimaal 30 cm achter het verlengde van de voorgevel van de uitbreiding wordt gebouwd en op minimaal 1 m voor het verlengde van de achtergevel van het hoofdgebouw;
-
de uitbreiding op ten minste 7 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw plaatsvindt;
-
de breedte van de uitbreiding 6,05 m bedraagt en de diepte ten hoogste 10 m;
-
de goothoogte van de uitbreiding aan de kant van het hoofdgebouw gelijk is aan de goothoogte van het hoofdgebouw aan de kant van de uitbreiding;
-
de bouwhoogte en de dakhelling gelijk zijn aan bouwhoogte en de dakhelling van het hoofdgebouw.
Artikel 14 Leiding – Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
hoofdwaterleidingen,
met de daar bijbehorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een watertransportleiding.
14.2.2 Gebouwen en overkappingen
Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5 m zal bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
-
het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
-
het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
-
het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
14.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 14.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
-
het normale onderhoud, dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
14.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 70 m2, waarbij de bodem dieper dan 30 cm beneden het maaiveld wordt geroerd, uitsluitend mogen worden gebouwd indien de bouw begeleid wordt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Het uitvoeren van bodemingrepen over een oppervlakte van meer dan 70 m2 en op een grotere diepte dan 30 cm is uitsluitend toegestaan indien de bodemingreep wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
Artikel 16 Waarde – Cultuurhistorie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit d.d. 6 november 2009 tot beschermd dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden en cultuurhistorische waarden, met dien verstande dat de doeleinden van natuurlijke en cultuurhistorische waarden worden nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:
- historisch-ruimtelijke karakteristieke structuur met bebouwing en karakteristieke open ruimte.
Met het oog hierop dient het volgende in acht te worden genomen:
- de situering, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en het aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende koloniewoningen dienen te worden gehandhaafd;
- de karakteristieke beplantingsstructuur dient te worden gehandhaafd;
- de historische structuur van wegen, paden en waterlopen dient te worden gehandhaafd.
Als toetsingscriteria voor het toelaten van nieuwe ontwikkelingen geldt dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.
16.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, indien hierdoor kan worden voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden, nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
-
het aanbrengen of rooien van bomen, houtgewas en laanbeplanting;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
-
het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen;
-
het aanbrengen en verwijderen van funderingen;
-
het aanbrengen van verhardingen op paden en wegen.
-
Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
-
De omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien door het verlenen van de vergunning onevenredige afbreuk zou worden gedaan aan de in lid 16.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden;.
-
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de Monumentencommissie.
-
De omgevingsvergunning voor het rooien van laanbeplanting kan slechts worden verleend indien de garantie bestaat dat de beplanting zal worden herplant binnen een redelijke termijn.
16.4 Omgevingsvergunning voor het slopen
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het slopen van gebouwen of delen daarvan, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
-
het slopen van hoofdgebouwen of delen daarvan binnen de bestemmingen Wonen - Karakteristiek en Wonen - Koloniewoning, voor zover deze geen rijks- dan wel provinciaal monument betreffen.
-
Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
-
De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken. Daarnaast dient vooraf advies worden ingewonnen van de Monumentencommissie.
16.5 Materiaalgebruik en gevelindeling
-
De gebouwen gelegen binnen het in lid 16.1 omschreven beschermde dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord mogen niet anders dan in gebakken steen of hout worden uitgevoerd, dan wel in materiaal dat overeenkomt met de karakteristiek van de omliggende bebouwing.
-
De daken van de onder a bedoelde gebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met gebakken pannen of riet, dan wel met materiaal dat overeenkomt met de karakteristiek van de omliggende bebouwing.
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de toepassing van materialen, hun structuur en hun kleuren, teneinde de onder a bedoelde gebouwen en daken meer in overeenstemming te brengen of te houden met de historische karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord.
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b voor een ander materiaalgebruik en gevelindeling.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene gebruiksregels
18.1 Strijdig gebruik
-
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken ten hoeve van een seksinrichting.
-
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor kan worden volstaan met een melding, dan wel als gevolg van een wettelijk voorschrift, vergunning, vrijstelling of ontheffing is vereist en deze is verleend.
-
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, vrijstelling of ontheffing is verleend.
18.2 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek nieuwbouwlocatie
-
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting' voor het ingebruiknemen van een nieuwe koloniewoning, voordat middels een bodemonderzoek is aangetoond dat de (milieuhygiënische) bodemkwaliteit ter plaatse geschik is voor woningbouw.
Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het plan:
-
ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de in het bestemmingsplan aangegeven afstand tussen enige bouwgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
-
voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel in het bestemmingsplan aangegeven maten;
-
ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
-
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
-
ten aanzien van het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
-
en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbij behorende bouwwerken, mits:
-
de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
-
de afstand tot het hart van de weg ten minste 40 m bedraagt;
-
een minimale afstand van 50 m wordt aangehouden tot woningen van derden en overigens ook geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
-
er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
-
de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5 en 3 m bedraagt;
-
en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor bed and breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
de bed and breakfast dient plaats te vinden binnen de bestaande hoofd- en bijgebouwen;
-
het aantal volwaardige bed and breakfasteenheden bedraagt ten hoogste zes;
-
er mogen geen keukenblokken in de bed and breakfasteenheden worden gemaakt;
-
parkeervoorzieningen dienen op het bijbehorende erf te worden gerealiseerd;
-
er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging
-
en toestaan dat kunstwerken worden gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
-
de verkeersveiligheid.
Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in die zin dat:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 1’ de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen en/of de bestemming Maatschappelijk al dan niet met aanduiding 'zorgwoning' en/of een recreatieve functie in de vorm van 'groen en food' met dien verstande dat:
-
bij het intekenen van een bouwvlak rekening wordt gehouden met de bestaande bebouwingsstructuur en padenstructuur, met dien verstande dat elk bouwvlak maximaal 350 m2 mag bedragen;
-
aan de hand van tuinhistorisch onderzoek wordt onderbouwd dat en op welke wijze rekening is gehouden met de bestaande waarden zoals omschreven in het als bijlage bij de toelichting opgenomen rapport Hart van Frederiksoord, waardenstelling, kaders en ontwerpprincipes;
-
bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid nadere regels worden gesteld omtrent de situering, omvang en de uitwendige hoofdvorm van de gebouwen;
-
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
-
de aanvraag past binnen de geldende woonvisie en woningbouwprogramma van de gemeente Westerveld. Ook kan er ter goedkeuring een ander deskundig onderzoek naar de lokale woonbehoefte worden overlegd;
-
zorgwoningen uitsluitend kunnen worden toegestaan mits voldaan wordt aan de regeling Toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen van de gemeente Westerveld;
-
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de CROW-normen;
-
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Wonen en/of Maatschappelijk de regels van artikel 6 en/of 11 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 2’ de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - Koloniewoning met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuwbouwlocatie' met dien verstande dat:
-
bij het intekenen van een bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' rekening wordt gehouden met de bestaande bebouwingsstructuur;
-
de wijzigingsbevoegdheid alleen wordt toegepast bij een positief advies van de commissie van Advies voor wetenschap, educatie en kwaliteit omtrent de vormgeving en de locatie van de koloniewoning;
-
de voorwaarde onder 2 komt te vervallen indien de voordracht tot Werelderfgoed niet wordt overgenomen door de UNESCO;
-
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
-
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de CROW-normen;
-
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 13 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 3’ de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - Karakteristiek en Tuin met dien verstande dat:
-
aan de hand van tuinhistorisch onderzoek wordt onderbouwd dat en op welke wijze rekening is gehouden met de bestaande waarden zoals omschreven in het als bijlage bij de toelichting opgenomen rapport Hart van Frederiksoord, waardenstelling, kaders en ontwerpprincipes;
-
de aanduiding 'karakteristiek' ter plaatse van het hoofdgebouw dient te worden verwijderd;
-
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
-
de aanvraag past binnen de geldende woonvisie en woningbouwprogramma van de gemeente Westerveld. Ook kan er ter goedkeuring een ander deskundig onderzoek naar de lokale woonbehoefte worden overlegd;
-
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de CROW-normen;
-
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
in afwijking van het bepaalde in artikel 12 geldt ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' op het adres Majoor van Swietenlaan 1 de volgende regels:
- een bijgebouw wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, met dien verstande dat maximaal 3 bijgebouwen zijn toegestaan, met een maximale gezamenljike oppervlakte van 200 m²;
- de maximale oppervlakte per bijgebouw bedraagt 100 m²;
- de voorgeschreven maximale bebouwingsoppervlak geldt niet voor het vrijstaande bijgebouw (stookhuisje) ter plaaste van de aanduiding 'karakteristiek';
- de goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen voor zover niet voorzien van de aanduiding ‘karakteristiek’ bedragen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 5 m en dienen te worden uitgevoerd met een kap met een dakhelling van minimaal 45°;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 21 Overige regels
21.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
21.1.1 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie parkeren
Bij:
-
een feitelijke gebruiksverandering;
-
het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen;
-
het verlenen van een omgevingsvergunning voor de in dit plan opgenomen afwijkingen;
-
het toepassen van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden,
dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen, in voldoende mate ruimte aanwezig te zijn of aangebracht te worden in, op of onder de bij dat gebouw of terrein behorende gronden of bouwwerken, met dien verstande dat:
-
daarbij wordt uitgegaan van de parkeernormen zoals aangegeven in de kencijfers parkeren en verkeersgeneratie van het CROW;
-
de ruimte voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
-
indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
-
indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.
21.1.2 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
21.1.3 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.1.1 en 21.1.2 indien het voldoen aan die bepalingen:
-
op overwegende bezwaren stuit;
-
voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
21.1.4 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van ruimte(n) voor het bepaalde lid 21.1.1 en 21.1.2 anders dan voor parkeren en/of laden en lossen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, als bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hart van Frederiksoord.
