Inhoudsopgave
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan Recreatiepark Landgoed ’t Wildryck te Diever van de gemeente Westerveld;
-
het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1701.0000BP000000000532-0003 met de bijbehorende regels;
-
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bebouwingspercentage:
een in een bestemmingsplan aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
-
bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig complexmatige beheerexploitatie dat in de recreatiewoningen recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestaand:
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
-
bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf:
een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, met een aan de grond verbonden constructie van enige omvang met een plaatsgebonden karakter;
-
(extensief) dagrecreatief medegebruik:
een (extensief) dagrecreatief medegebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vissteiger of een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
-
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geomorfologische waarde:
waarden in de vorm van lage landduinen, ontstaan als gevolg van ontbossing en zandverstuiving, waardoor sprake is van een sterk geaccidenteerd terrein; de hoogte varieert van 9 m +N.A.P. tot ruim 12,5 m +N.A.P.;
-
kampeermiddel:
een onderkomen dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter;
-
landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;
-
natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
-
normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
-
overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand;
-
peil:
indien op het land wordt gebouwd:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
-
prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
-
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
-
recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
-
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij de toepassing hiervan zal gebruik worden gemaakt van NEN 2580;
-
de afstand tot de (bouw)perceelgrens:
tussen de grenzen van een agrarische bedrijfskavel en een bepaald punt van het op dat agrarische bedrijfskavel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
-
de onderlinge afstand:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bosbeheer en houtproductie;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden en de structuurbepalende boombeplanting, alsmede de geomorfologische waarde;
met daaraan ondergeschikt:
-
het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van natuurobservatie of de jacht zal ten hoogste 15 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in elk geval gerekend:
-
het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
-
het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
-
het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden;
-
het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende natuurgronden onevenredig wordt geschaad.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het af- en/of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden;
-
het verwijderen van bomen en/of houtgewas;
-
het graven, dempen, baggeren en/of verbreden van beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen;
-
het wijzigen en/of aanbrengen van kunstwerken, zoals stuwen, dammen en/of duikers;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen al dan niet ten behoeve van parkeervoorzieningen;
-
het verwijderen en/of verleggen van bestaande zand-, fiets- en voetpaden ten behoeve van de verbetering van de natuurwaarden vanuit beheerinrichting;
-
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
3.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, het normale bos- en/of natuurbeheer en/of de kap ten gevolge van de houtproductie betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
worden uitgevoerd in overeenstemming met het beheer- en inrichtingsplan, mits dit plan door middel van een openbare planologische procedure als een algemeen verbindend voorschrift is vastgelegd.
3.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke waarden, het beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning wordt verleend voor inrichtingsmaatregelen die de landschappelijke kenmerken wezenlijk doen veranderen of die gevolgen hebben voor de waterhuishouding buiten het natuurgebied.
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen, waaronder overkappingen en gebouwen in de vorm van een receptie, restaurant, kampwinkel, zwembad, vergaderruimte, bedrijfswoning, gebouwen ten behoeve van beheer en sport- en speelvoorzieningen;
-
landschappelijke en geomorfologische waarden;
-
kleinschalige duurzame energiewinning;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
parkeerterreinen;
-
beplanting en bebossing;
-
sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van de in lid 4.1, onder a genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’;
-
de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 12 m bedragen;
-
per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.
4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van de perceelsafscheidingen ten hoogste 1 m mag bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in elk geval gerekend:
-
het gebruik van gebouwen voor bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning.
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden, alsmede geomorfologische waarden;
-
beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
-
het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in elk geval gerekend:
-
het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
-
het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
-
het verharden van paden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het af- en/of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden, alsmede het wijzigen van het bodemprofiel;
-
het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
-
het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
-
het graven, dempen, baggeren en/of verbreden van beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
-
het wijzigen en/of aanbrengen van kunstwerken, zoals stuwen, dammen en/of duikers;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen van fiets- en voetpaden;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
5.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing van werken en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Toetsingscriteria
De in lid 5.4.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het natuurterrein.
Artikel 6 Recreatie - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘recreatie – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
standplaatsen voor kampeermiddelen en/of bouwwerken voor recreatief nachtverblijf in de vorm van stacaravans en/of boschalets en naar de aard, omvang en constructie vergelijkbare bouwwerken voor recreatief nachtverblijf. Het aantal standplaatsen en/of bouwwerken voor recreatief nachtverblijf bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, met dien verstande dat bij toepassing van het bepaalde in artikel 6 lid 2 onder 6.2.3 het aantal standplaatsen en/of bouwwerken voor recreatief nachtverblijf in samenhang met de realisatie van recreatiewoningen afneemt;
-
recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
-
bergingen bij bouwwerken voor recreatief nachtverblijf en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het landschappelijk waardevolle karakter van het recreatieterrein, alsmede geomorfologische waarden.
In de bestemming is randbeplanting met een breedte van ten minste 10 m opgenomen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf
Voor het bouwen van de in lid 6.1, onder a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf zal ten hoogste 70 m2 bedragen;
-
de bouwhoogte van een recreatief nachtverblijf zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
-
de onderlinge afstand tussen de bouwwerken voor recreatief nachtverblijf zal ten minste 3 m bedragen.
6.2.2 Bergingen bij bouwwerken voor recreatief nachtverblijf
Voor het bouwen van bergingen bij bouwwerken voor recreatief nachtverblijf gelden de volgende regels:
-
per bouwwerk voor recreatief nachtverblijf zal ten hoogste één berging worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een berging zal ten hoogste 6 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van een berging zal ten hoogste 2,5 m bedragen;
-
de dakhelling van een berging zal ten hoogste 25◦ bedragen.
6.2.3 Bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf in de vorm van recreatiewoningen
Op de gronden mogen recreatiewoningen worden gebouwd die kunnen worden ingezet voor zowel particulier gebruik als voor verhuurdoeleinden.
Hierbij gelden de volgende regels:
-
voor recreatiewoningen zijn de regels van artikel 7 van toepassing;
-
het maximum aantal recreatiewoningen bedraagt 42.
-
Van deze recreatiewoningen mogen maximaal 15 recreatiewoningen worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 100 m², die als één complex moeten worden gebouwd; daarnaast gelden hiervoor de volgende aanvullende voorwaarden:
-
uitgangspunt is dat in samenhang met het bouwen van deze recreatiewoningen, per woning steeds drie standplaatsen voor kampeermiddelen en/of bouwwerken voor recreatief nachtverblijf, als bedoeld in 6.1 onder a, worden opgeheven. Na realisatie van de recreatiewoningen mogen er geen standplaatsen of bouwwerken voor recreatief nachtverblijf als bedoeld in 6.1 onder a (meer) aanwezig zijn ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
-
de recreatiewoningen zullen gedifferentieerd worden gebouwd, in die zin dat zij qua aard en omvang verschillend zullen zijn;
-
het ontwikkelen en bouwen van nieuwe 4- en 6-persoons recreatiewoningen is verboden;
-
voordat met de bouw van de recreatiewoningen een aanvang kan worden genomen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - aandachtsgebied archeologie’ dient tijdens graafwerkzaamheden, indien archeologische resten worden aangetroffen, overleg te worden gevoerd met de gemeente Westerveld;
-
de situering van de recreatiewoningen dient zodanig plaats te vinden dat geen onevenredige aantasting van het bodemreliëf plaatsvindt;
-
voor alle recreatiewoningen is het beeldkwaliteitsplan als bedoeld in artikel 11 toetsingskader.
6.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in elk geval gerekend:
-
het gebruik van bouwwerken voor permanente bewoning;
-
het verwijderen van terreinafschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
-
het gebruik van bergingen voor bewoning;
-
niet-bedrijfsmatige exploitatie en/of verhuur van de onder 6.2.3 sub c genoemde 15 grote recreatiewoningen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
-
het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.4.3 Toetsingscriteria
De in lid 6.4.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het landschappelijk waardevolle karakter van het recreatieterrein en de landschappelijke inpassing van de recreatiewoningen en waarbij het beeldkwaliteitsplan eveneens toetsingskader is, mits is verzekerd dat aan de compensatieverplichting als bedoeld in artikel 11, lid 4 wordt voldaan. Voor het kappen van bomen geldt dat de door Boot organiserend ingenieursbureau opgestelde boominventarisatie d.d. 23 december 2011 uitgangspunt is.
Artikel 7 Recreatie - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘recreatie – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
recreatief nachtverblijf in de vorm van recreatiewoningen, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
-
vrijstaande bijgebouwen bij recreatiewoningen;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het landschappelijk waardevolle karakter van het recreatieterrein, alsmede geomorfologische waarden;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
parkeervoorzieningen;
-
beplanting en bebossing;
-
wegen en paden;
-
sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
kleinschalige duurzame energiewinning.
In de bestemming is randbeplanting met een breedte van ten minste 10 m begrepen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 7.1, onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
het aantal recreatiewoningen zal ten hoogste het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding ‘aantal’ bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning al dan niet in combinatie met een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw zal ten hoogste 80 m2 bedragen;
-
de goothoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de dakhelling van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen zal ten hoogste 60º bedragen;
-
de bouwhoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen zal ten hoogste 7 m bedragen;
-
de recreatiewoningen worden vrijstaand gebouwd met een onderlinge afstand van ten minste 8 m.
7.2.2 Vrijstaande bijgebouwen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij recreatiewoningen gelden de volgende regels:
-
per recreatiewoning zal ten hoogste één vrijstaand bijgebouw worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 10 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3 m bedragen.
7.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de recreatiewoning(en) ten hoogste 2 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en mits een landschappelijk verantwoorde inpassing wordt gewaarborgd, worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 7.2.1, onder b:
voor toepassing van een aangebouwde overkapping met inachtneming van de toegestane oppervlakte van 80 m2.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in elk geval gerekend:
-
het gebruik van gebouwen voor permanente bewoning;
-
het verwijderen van terreinafschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
-
het gebruik van een aanbouw of bijgebouw voor bewoning.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
-
het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
7.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.5.3 Toetsingscriteria
De in lid 7.5.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het landschappelijk waardevolle karakter van het recreatieterrein en de landschappelijke inpassing van de recreatiewoningen.
Voor het kappen van bomen geldt dat de door Boot organiserend ingenieursburo opgestelde boominventarisatie d.d. 23 december 2011 uitgangspunt is.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de bestemming, wordt in elk geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
het storten van puin en afvalstoffen;
-
de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten en aantallen recreatiewoningen, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Aanvullende werking welstandscriteria
De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria en het in bijlage 1 van de regels opgenomen Beeldkwaliteitsplan recreatiewoningen.
11.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
11.3 Natura 2000
Burgemeester en wethouders zullen bij het toestaan van bouwwerken en werken en werkzaamheden rekening houden met de specifieke bescherming en instandhouding van de Natura 2000-gebieden door het voorkómen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van de gebieden, zodanig dat er geen strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 zal zijn.
11.4 Voorwaardelijke bepaling
Het gebruik van recreatiewoningen voor recreatief nachtverblijf is eerst toegestaan indien de recreatiewoningen zijn voorzien van een grindbak, waarin het hemelwater ter plaatse moet worden opgevangen zodat het daarna in de bodem kan worden geïnfiltreerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan Recreatiepark Landgoed ’t Wildryck te Diever.
