6.1 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen met maximaal 5 m ten opzichte van hetgeen ter plaatse is aangeduid onder voorwaarde dat deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein, dan wel uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond zijn gewenst;
b. het bepaalde in het plan voor het bouwen van kunstwerken, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
6.2 De omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de verkeersveiligheid;
c. de milieusituatie;
d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
e. de verschijningsvorm van de gebouwen.
