direct naar inhoud van Artikel 3 Kantoor
Plan: Vroomshoop Woongebied, Partiële herziening Koningin Beatrixlaan 18
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.BPVH2011PH0015-vas2

Artikel 3 Kantoor

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. kunstwerken;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand tot de niet naar de weg gekeerde perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw, indien deze minder is;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. 100 % van het bouwvlak mag worden bebouwd;
  • e. er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2 m mag bedragen en de hoogte van kunstwerken ten hoogste 3,5 m mag bedragen.

3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
    • 1. de woon- en werksituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen, in die zin dat deze gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen in die zin dat het verschil met de goothoogte niet minder dan 2 m mag bedragen;
  • c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in lid 3.1 gegeven doeleindenomschrijving.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.