direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied, partiële herziening LOG Gebieden, partiële herziening Oostermaatweg 5-8
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.BPBG2012PH0008-vas1

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. een sierteeltbedrijf niet is toegestaan;
    • 2. intensieve veehouderij alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    • 3. van de bedrijfsgebouwen uitsluitend één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding ten behoeve van het vasthouden, bergen en afvoeren van water;

tevens zijn deze gronden bestemd voor:

  • c. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen uitsluitend binnen het bouwvlak en met dien verstande dat toiletgebouwen voor het kleinschalig kamperen uitsluitend binnen het agrarisch bouwvlak mogen worden opgericht en stacaravans niet zijn toegestaan;
  • d. windmolens;

een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:

  • a. binnen het bouwvlak:
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, met een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 12 m;
    • 2. één dienst- c,q bedrijfswoning met een maximale bouwhoogte van 9 m, een maximale goothoogte van 4,5 m en een maximale inhoud van 1000 m3, dan wel de op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande grotere aantal woningen, hoogte, goothoogte en/of inhoud;
    • 3. ondergeschikte gebouwen zijn toegestaan, op geen grotere afstand dan 25 m van de dienst- c.q. bedrijfswoning, met per dienst- c.q. bedrijfswoning een gezamenlijke maximale oppervlakte van 75 m2 , een maximale hoogte van 6 m en een maximale goothoogte van 3 m;
    • 4. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder sleufsilo's en mestopslagplaatsen met een maximale bouwhoogte van 7 m;
    • 5. windmolens en antennemasten bij dienst- c.q. bedrijfswoningen met een maximale bouwhoogte van 15 m;
  • b. in de gehele bestemming: bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat op gronden gelegen buiten het bouwvlak geen sleufsilo's en mestopslagplaatsen mogen worden opgericht.

3.3 Afwijken van de bouw- en/of gebruiksregels
3.3.1 Tweede dienst- c.q. bedrijfswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 onder a sub 2 voor de bouw van een tweede dienst- c.q. bedrijfswoning met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de maatvoering ten aanzien van de eerste dienst- c.q. bedrijfswoning is van toepassing;
  • b. de tweede dienst- c.q. bedrijfswoning dient uit oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering (het verzorgen van dieren) noodzakelijk te zijn. Die noodzaak wordt geacht te zijn aangetoond indien de arbeidsbehoefte van het bedrijf tenminste 1,75 volwaardige arbeidskracht bedraagt;
  • c. de tweede dienst- c.q. bedrijfswoning dient zodanig te worden gesitueerd dat er sprake is van een duidelijke relatie met het bedrijf. Die relatie is in ieder geval niet aanwezig indien de tweede dienst- c.q. bedrijfswoning aan de overzijde van de weg wordt gebouwd, waaraan het hoofdbedrijfsgebouw zich bevindt.

3.3.2 Bouwhoogte bedrijfsgebouw

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 onder a sub 1 voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 15 m.

3.3.3 Mestopslag buiten bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 onder a sub 4 ten behoeve van het oprichten van mestopslagplaatsen buiten het bouwvlak met een bouwhoogte van maximaal 4 m en een bebouwde oppervlakte van maximaal 750 m2 indien opslag op het bouwvlak feitelijk of vanwege milieuhygiënische redenen onmogelijk is en afvoer naar een centrale c.q. gebundelde mestopslagplaatsen niet tot de reële mogelijkheden behoort.

3.3.4 Sleufsilo's buiten bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 onder a sub 4 voor de bouw van sleufsilo's met een maximale bouwhoogte van 2 m buiten het agrarisch bouwvlak, mits de sleufsilo's aansluitend aan het bouwvlak worden opgericht en de buiten het bouwvlak te realiseren oppervlakte niet meer bedraagt dan 3.000 m2.

3.3.5 Kassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 onder a sub 1 voor de bouw van kassen op agrarische bouwpercelen, met dien verstande dat het gaat om één kas met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2 per agrarisch bouwvlak welke voorzien wordt van een landschappelijke inpassing.

3.3.6 Kleinschalige kamperen buiten bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder c voor het toestaan van kleinschalig kamperen buiten het agrarisch bouwvlak, mits:

  • a. aangetoond wordt dat op het agrarisch bouwvlak onvoldoende ruimte is;
  • b. het kampeerterrein direct aansluitend aan het agrarisch bouwvlak wordt gerealiseerd op een oppervlakte van maximaal 10.000 m2;
  • c. de sanitaire voorzieningen op het agrarisch bouwvlak worden gerealiseerd.

3.3.7 Kampeerboerderij

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder c voor het bieden van gelegenheid tot verblijfsrecreatie in een kampeerboerderij als ondergeschikte nevenactiviteit van een duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf, mits:

  • a. de kampeerboerderij wordt gerealiseerd in een bestaand agrarisch bedrijfsgebouw op het agrarisch bouwvlak, met dien verstande dat (gedeeltelijke) vernieuwing van dat bedrijfsgebouw is toegestaan indien dat om bouwtechnische redenen noodzakelijk is;
  • b. op het agrarisch bedrijf geen boerderijkamers aanwezig zijn of krachtens dit bestemmingsplan kunnen worden gerealiseerd.

3.3.8 Boerderijkamers

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder c voor het bieden van gelegenheid tot verblijfsrecreatie in boerderijkamers als ondergeschikte nevenactiviteit van een duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf, mits:

  • a. de boerderijkamers worden gerealiseerd in een bestaand agrarisch bedrijfsgebouw op het agrarisch bouwvlak, met dien verstande dat (gedeeltelijke) vernieuwing van dat bedrijfsgebouw is toegestaan indien dat om bouwtechnische redenen noodzakelijk is;
  • b. de afstand van het onder a bedoelde bedrijfsgebouw tot de dienst- c.q. bedrijfswoning of het hoofdbedrijfsgebouw maximaal 25 m bedraagt, met dien verstande dat in elk geval sprake dient te zijn van één ruimtelijk geheel met de overige bedrijfsbebouwing;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers maximaal 200 m2 bedraagt, met dien verstande dat de vloeroppervlakte per boerderijkamer maximaal 50 m2 mag bedragen;
  • d. het gezamenlijke aantal slaapplaatsen in de boerderijkamers maximaal 15 bedraagt;
  • e. op het agrarisch bedrijf geen kampeerboerderij aanwezig is of krachtens dit bestemmingsplan kan worden gerealiseerd.

3.3.9 Zorgboerderij

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder c voor de uitoefening van een nevenactiviteit in de vorm van een zorgboerderij, mits de gezamenlijke vloeroppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de zorgboerderij maximaal 50 m2 bedraagt.

3.3.10 Bestaande ondergeschikte gebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 onder a sub 3 ingeval de oppervlakte van de bestaande ondergeschikte gebouwen groter is dan 75 m2, teneinde toe te staan dat de bestaande ondergeschikte gebouwen worden vervangen door maximaal twee vrijstaande ondergeschikte gebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van de ondergeschikte gebouwen na deze vervangende nieuwbouw c.q. verbouw is teruggebracht tot maximaal 75 m2 vermeerderd met 50% van de oppervlakte boven de 75 m2;
  • b. de bouwhoogte respectievelijk de goothoogte van de ondergeschikte gebouwen maximaal 6 m respectievelijk 3 m bedraagt;
  • c. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische- en/of landschaps- en/of natuurwaarden;
  • d. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw ruimtelijk een betere situatie ontstaat.

3.3.11 Ondergeschikte nevenactiviteit

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder a ten behoeve van het gebruik van een agrarisch bouwvlak voor de uitoefening van een ondergeschikte nevenactiviteit in de vorm van natuurvoorlichting en -educatie en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, die zijn gericht op het verstrekken van dranken en voedsel in het kader van extensieve recreatie, zoals een theehuis, een terras, een pannenkoekenrestaurant met een maximale oppervlakte van 100 m2, mits:

  • a. er sprake is van een duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de activiteiten plaatsvinden vanuit de bestaande bedrijfsbebouwing;
  • c. de activiteiten de woonfunctie van nabijgelegen woningen niet wordt beperkt.

3.3.12 Inwoning dienst- c.q. bedrijfswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 en 3.2, onder a, sub 2, ten behoeve van inwoning in de dienst- c.q. bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:

  • a. ruimtelijk gezien sprake te blijft van één dienst- c.q. bedrijfswoning;
  • b. er een rechtstreekse doorgang dient te bestaan tussen de hoofdwoning en het inwoongedeelte, zowel op de begane grond als op de eventueel aanwezige verdieping;
  • c. uitbreiding van ondergeschikte gebouwen niet is toegestaan.

3.3.13 Voorwaarden aan afwijkingen

Aan een afwijking als bedoeld in 3.3.1 t/m 3.3.12 wordt slechts medewerking verleend indien:

  • a. de noodzaak uit oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de landschappelijke inpassing is gewaarborgd;
  • c. nabijgelegen agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • f. de ruimtelijke uitstraling als agrarisch bedrijf is gewaarborgd.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Begrenzing agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van de begrenzingen van het agrarische bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwblok maximaal 1,5 ha bedraagt;
  • b. bij intensieve veehouderijen groter dan 300 NGE een afstand van 500 m aangehouden wordt tot woonkernen en lintbebouwing en andere intensieve veehouderijen gelijk aan of groter dan 300 NGE met een agrarische bouwvlak groter dan 1,5 ha;
  • c. er sprake is van een volwaardig bedrijf waartoe door initiatiefnemer een bedrijfsplan wordt overlegd;
  • d. er sprake is van een landschappelijke inpassing welke past binnen de gebiedskenmerken waarvoor door initiatiefnemer een landschapsplan wordt overlegd;
  • e. ten aanzien van de landschappelijke inpassing door initiatiefnemer het advies van een landschapsdeskundige wordt ingewonnen;
  • f. in het wijzigingsplan de voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen dat het landschapsplan gelijktijdig of direct na realisering van de bouw wordt gerealiseerd;
  • g. wordt aangetoond dat de wijziging niet leidt tot significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied.

3.4.2 Voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft voor het creëren van voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie.

3.4.3 Voorwaarden aan wijzigingen

Voordat een wijzigingsbesluit wordt genomen dient initiatiefnemer aan te tonen dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het aanwezige woon- en leefklimaat.