Plan: | Buitengebied herziening 2005, partiële herziening Veenmuseum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1700.BPBG2011PH0014-vas1 |
het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2005, partiële herziening Veenmuseum" met identificatienummer NL.IMRO.1700.BPBG2011PH0014-vas1 van de gemeente Twenterand;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch gebied en/of bossen en natuurterreinen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
kamperen op een kleinschalig kampeerterrein, een verenigingskampeerterrein of een natuurkampeerterrein;
een kampeerterrein voor ten hoogste 35 kampeermiddelen;
de aan een gebied toegekende waarden in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden die tot de betreffende bestemming behoren;
horeca die gerelateerd is aan een ander nader in de regels omschreven (hoofd-)functie, welke tevens ruimtelijk gezien in ondergeschikte vorm zelfstandig functioneert, en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en niet- of zwakalcoholische dranken;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
een kampeerterrein dat wordt gehouden door een organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard ten behoeve van eigen doeleinden;
Bij de toepassing van de regels van het plan wordt als volgt gemeten:
2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.4 De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.5 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
De voor ´Natuur´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tevens zijn deze gronden bestemd voor:
een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt mede verstaan:
De voor 'Waarde - EHS' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming 'Natuur', mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van landschappelijke en ecologische waarden.
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe bouwwerken binnen de bestemming 'Waarde - EHS' zonder de uitvoering van de kwalitatieve compensatie in de vorm van verschralingsbeheer op de graslandjes, conform de in Bijlage 2 opgenomen memo compensatie EHS.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het toestaan van bebouwing beperkt zich tot die bebouwing, welke behoort bij de functies zoals omschreven in de bij de bestemming gegeven bestemmingsomschrijving.
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen:
Alvorens een wijzigingsbesluit te nemen als bedoeld in artikel 9.1, dienen burgemeester en wethouders aan te tonen dat de waarden en functies alsmede de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de nabijgelegen gronden en agrarische bedrijven niet onevenredig worden geschaad.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1.1 met maximaal 10%.
Lid 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2.1 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2005, partiële herziening Veenmuseum".