direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen - Landhuis
Plan: Buitengebied, herziening 2005, partiële herziening Lindrot 10
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.BPBG2010PH0002-ont2

Artikel 5 Wonen - Landhuis

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Wonen - Landhuis´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende tuinen en erven;
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, mits de woonfunctie als overwegende functie blijft gehandhaafd en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;

een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

5.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak één woning met daarbijbehorende ondergeschikte gebouwen is toegestaan, waarbij:
    • 1. een totale maximale inhoud van 2000 m3, exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn, is toegestaan;
    • 2. een maximale bouwhoogte van 10 m en een goothoogte van 6 m voor het hoofdgebouw is toegestaan;
    • 3. de woning binnen een bouwvlak moet worden gebouwd;
    • 4. een maximale bouwhoogte van 6 m en een goothoogte van 3 m voor ondergeschikte gebouwen is toegestaan;
    • 5. de afstand van ondergeschikte gebouwen tot het hoofdgebouw maximaal 25 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van antennemasten maximaal 15 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een bouwvergunning ten behoeve van een ondergeschikt gebouw, kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing, indien en voor zover dat nodig is om te voorkomen dat ondergeschikte gebouwen tussen de woning en de openbare weg worden geplaatst.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.1opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 6 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.