direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied 2005, partiële herziening Zomerweg 56 Den Ham
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.BPBG2009PH0021-0401

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor ´Agrarisch´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. een sierteeltbedrijf niet is toegestaan;
    • 2. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' en ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • b. voorzieningen ten behoeve van de ter plaatse aanwezige boerderijcamping met de daarbij behorende bebouwing, paden en groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - recreatie' ;
  • c. watergangen ten behoeve van de waterhuishouding;

tevens zijn deze gronden bestemd voor:

  • d. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen uitsluitend binnen het bouwvlak en met dien verstande dat toiletgebouwen voor het kleinschalig kamperen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht en stacaravans niet zijn toegestaan;
  • e. windmolens;
  • f. het vasthouden, bergen en afvoeren van water voor bestaande watergangen;

een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

3.2 bouwregels

Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:

  • a. binnen het bouwvlak echter met uitzondering van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - recreatie':
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, met een maximale bouwhoogte van 12 m;
    • 2. één bedrijfswoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', met een maximale bouwhoogte van 9 m, een maximale goothoogte van 4,5 m en een maximale inhoud van 750 m3, dan wel de op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande grotere hoogte, goothoogte en/of inhoud;
    • 3. ondergeschikte gebouwen zijn toegestaan, op geen grotere afstand dan 25 m van de bedrijfswoning, met bedrijfswoning een gezamenlijke maximale oppervlakte van 75 m2 , een maximale bouwhoogte van 6 m en een maximale goothoogte van 3 m;
    • 4. bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder sleufsilo's en mestopslagplaatsen met een maximale bouwhoogte van 7 m;
    • 5. windmolens en antennemasten bij bedrijfswoningen met een maximale bouwhoogte van 15 m;
  • b. binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - recreatie':
    • 1. gebouwen ten behoeve van de ter plaatse aanwezige boerderijcamping met dien verstande dat:
      • de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
      • de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
  • c. in de gehele bestemming: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat op gronden gelegen buiten het bouwvlak geen sleufsilo's en mestopslagplaatsen mogen worden opgericht.

3.3 ontheffing van de bouwregels
3.3.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:

  • a. van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 15 m;
  • b. ten behoeve van het oprichten van mestopslagplaatsen buiten het bouwvlak met een bouwhoogte van maximaal 4 m en een bebouwde oppervlakte van maximaal 750 m2 indien opslag binnen het bouwvlak feitelijk of vanwege milieuhygiënische redenen onmogelijk is en afvoer naar een centrale c.q. gebundelde mestopslagplaatsen niet tot de reële mogelijkheden behoort;
  • c. voor het overschrijden van de bouwgrenzen ten behoeve van bebouwing als bedoeld in artikel 3.2 onder a aan maximaal twee zijden met dien verstande dat de bouwgrens per zijde met maximaal 25 m wordt overschreden;
  • d. voor de bouw van sleufsilo's met een maximale bouwhoogte van 2 m buiten het bouwvlak, mits de sleufsilo's aansluitend aan het bouwvlak worden opgericht en de buiten het bouwvlak te realiseren oppervlakte niet meer bedraagt dan 3.000 m2;
  • e. voor de bouw van kassen binnen bouwvlakken, met dien verstande dat:
    • 1. wordt voldaan aan terzake relevant provinciaal beleid;
    • 2. het gaat om één kas met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2 per bouwvlak;
  • f. ingeval de oppervlakte van de bestaande ondergeschikte gebouwen groter is dan 75 m2, teneinde toe te staan dat de bestaande ondergeschikte gebouwen worden vervangen door maximaal twee vrijstaande ondergeschikte gebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de ondergeschikte gebouwen na deze vervangende nieuwbouw c.q. verbouw is teruggebracht tot maximaal 75 m2 vermeerderd met 50% van de oppervlakte boven de 75 m2;
    • 2. de bouwhoogte respectievelijk de goothoogte van de ondergeschikte gebouwen maximaal 6 m respectievelijk 3 m bedraagt;
    • 3. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische- en/of landschaps- en/of natuurwaarden;
    • 4. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw ruimtelijk een betere situatie ontstaat;

3.3.2

Een ontheffing als bedoeld in artikel 3.3.1 onder a t/m e wordt slechts verleend indien:

  • a. de noodzaak uit oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de landschappelijke inpassing is gewaarborgd.

3.3.3

Een ontheffing als bedoeld in artikel 3.3.1 onder f wordt slechts verleend indien:

  • a. nabijgelegen agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • b. de ruimtelijke uitstraling als agrarisch bedrijf is gewaarborgd;
  • c. de landschappelijke inpassing is gewaarborgd.

3.4 ontheffing van de gebruiksregels
3.4.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:

  • a. voor de bouw van een tweede bedrijfswoning met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de maatvoering ten aanzien van de eerste bedrijfswoning is van toepassing;
    • 2. de tweede bedrijfswoning dient uit oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering (het verzorgen van dieren) noodzakelijk te zijn. Die noodzaak wordt geacht te zijn aangetoond indien de arbeidsbehoefte van het bedrijf tenminste 1,75 volwaardige arbeidskracht bedraagt;
    • 3. de tweede bedrijfswoning dient zodanig te worden gesitueerd dat er sprake is van een duidelijke relatie met het bedrijf; die relatie is in ieder geval niet aanwezig indien de tweede bedrijfswoning aan de overzijde van de weg wordt gebouwd, waaraan het hoofdbedrijfsgebouw zich bevindt;
  • b. voor kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak, mits:
    • 1. aangetoond wordt dat binnen het bouwvlak onvoldoende ruimte is;
    • 2. het kampeerterrein direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gerealiseerd op een oppervlakte van maximaal 10.000 m2;
    • 3. de sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • c. voor het bieden van gelegenheid tot verblijfsrecreatie in een kampeerboerderij als ondergeschikte nevenactiviteit van een duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf, mits:
    • 1. de kampeerboerderij wordt gerealiseerd in een bestaand agrarisch bedrijfsgebouw binnen het bouwvlak, met dien verstande dat (gedeeltelijke) vernieuwing van dat bedrijfsgebouw is toegestaan indien dat om bouwtechnische redenen noodzakelijk is;
    • 2. op het agrarisch bedrijf geen boerderijkamers aanwezig zijn of krachtens dit bestemmingsplan kunnen worden gerealiseerd;
  • d. voor het bieden van gelegenheid tot verblijfsrecreatie in boerderijkamers als ondergeschikte nevenactiviteit van een duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf, mits:
    • 1. de boerderijkamers worden gerealiseerd in een bestaand agrarisch bedrijfsgebouw binnen het bouwvlak, met dien verstande dat (gedeeltelijke) vernieuwing van dat bedrijfsgebouw is toegestaan indien dat om bouwtechnische redenen noodzakelijk is;
    • 2. de afstand van het onder 1 bedoelde bedrijfsgebouw tot de bedrijfswoning of het hoofdbedrijfsgebouw maximaal 25 m bedraagt, met dien verstande dat in elk geval sprake dient te zijn van één ruimtelijk geheel met de overige bedrijfsbebouwing;
    • 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers maximaal 200 m2 bedraagt, met dien verstande dat de vloeroppervlakte per boerderijkamer maximaal 50 m2 mag bedragen;
    • 4. het gezamenlijke aantal slaapplaatsen in de boerderijkamers maximaal 15 bedraagt;
    • 5. op het agrarisch bedrijf geen kampeerboerderij aanwezig is of krachtens dit bestemmingsplan kan worden gerealiseerd.
  • e. voor de uitoefening van een nevenactiviteit in de vorm van een zorgboerderij, mits de gezamenlijke vloeroppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de zorgboerderij maximaal 50 m2 bedraagt;
  • f. ten behoeve van het gebruik van een bouwvlak voor de uitoefening van een ondergeschikte nevenactiviteit in de vorm van natuurvoorlichting en -educatie en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, die zijn gericht op het verstrekken van dranken en voedsel in het kader van extensieve recreatie, zoals een theehuis, een terras, een pannenkoekenrestaurant met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 100 m2, mits:
    • 1. er sprake is van een duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 2. de activiteiten plaatsvinden vanuit de bestaande bedrijfsbebouwing;
    • 3. de activiteiten de woonfunctie van nabijgelegen woningen niet wordt beperkt.
3.4.2

Een ontheffing als bedoeld in artikel 3.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. nabijgelegen agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • b. de ruimtelijke uitstraling als agrarisch bedrijf is gewaarborgd;
  • c. de landschappelijke inpassing is gewaarborgd.

3.5 wijzigingsbevoegdheid
3.5.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming te wijzigen:

  • a. voor wat betreft het wijzigen van de bouwgrenzen, mits:
    • 1. de wijziging noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
    • 2. het bouwvlak hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan:
      • 3 ha voor zover het een intensieve veehouderijbedrijf betreft ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
      • 3,6 ha voor zover het een intensieve veehouderijbedrijf met hoofdzakelijk pluimvee betreft ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
      • 1,5 ha voor zover het een intensieve veehouderijbedrijf betreft ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied';
      • 1,5 ha voor alle agrarische bedrijven niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven;
  • b. voor wat betreft het wijzigen van de bouwgrenzen voor zover het een intensieve veehouderij betreft ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', met dien verstande dat:
    • 1. de wijziging noodzakelijk dient te zijn in het kader van een doelmatige uitoefening van de intensieve veehouderij;
    • 2. er voldoende ruimte in de omgeving aanwezig dient te zijn voor een verdere bedrijfsgroei;
    • 3. het bedrijf niet mag zijn gelegen in de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS) dan wel in de robuuste verbindingszone;
    • 4. het bedrijf niet mag zijn gelegen binnen 250 m van voor verzuring gevoelige Vogelrichtlijn-, Habitatrichtlijngebieden en Natuurbeschermingsgebieden;
    • 5. het bedrijf niet mag zijn gelegen binnen 250 m van voor verzuring gevoelige gebieden binnen de PEHS overeenkomstig de Wet ammoniak en veehouderij;
    • 6. wanneer het bedrijf is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied, er dient te worden aangetoond dat dit tot een aantoonbare verbetering van de grondwaterkwaliteit leidt;
    • 7. wanneer het bedrijf is gelegen in een gebied met natuurgerichte waterhuishouding, er dient te worden aangetoond dat de mestbelasting in het gebied niet toeneemt;
    • 8. wanneer het bedrijf is gelegen in een risicogebied wateroverlast, er dient te worden aangetoond dat er schadevrij gebouwd gaat worden en het negatieve watereffect wordt gecompenseerd;
    • 9. het bouwvlak dient landschappelijk te worden ingepast door:
      • een afgewogen locatiekeuze waarbij rekening wordt gehouden met verspreid aanwezige natuur- en landschapswaarden, cultureel erfgoed en archeologische waarden;
      • de aanleg van een streekeigen erfbeplanting;
        • a. voor wat betreft het opnemen van een nieuw bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 10. vestiging van intensieve veehouderij enkel toegestaan is ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 11. er dient sprake te zijn van een duurzaam en volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 12. aangetoond dient te worden dat gebruik van vrijkomende bouwvlakken niet tot de mogelijkheden behoort;
    • 13. er zekerheid bestaat dat de bij het oude bedrijf behorende bebouwing zal worden afgebroken;
    • 14. de oppervlakte van het nieuw op te nemen bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1 ha, met dien verstande dat deze oppervlakte maximaal 1,5 ha mag bedragen mits de noodzaak voor deze grotere oppervlakte is aangetoond;
    • 15. het mag geen glastuinbouw, vis en wormkwekerijen en/of boomkwekerijen betreffen;
    • 16. de ontsluiting van de betreffende locatie dient de toename aan verkeer te kunnen verdragen;
    • 17. het bouwvlak dient landschappelijk te worden ingepast door:
      • een afgewogen locatiekeuze waarbij rekening wordt gehouden met verspreid aanwezige natuur- en landschapswaarden, cultureel erfgoed en archeologische waarden;
      • de aanleg van een streekeigen erfbeplanting;
    • 18. er dient voldoende ruimte in de omgeving aanwezig te zijn voor een verdere bedrijfsgroei;
        • a. voor wat betreft het opnemen van een nieuw bouwvlak en de aanduiding 'sierteelt', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 19. er dient sprake te zijn van een duurzaam en volwaardig sierteeltbedrijf;
    • 20. de oppervlakte van het sierteeltbedrijf mag niet meer bedragen dan 5 ha;
    • 21. per bouwperceel maximaal 5000 m2 kassen mogen worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 6 m alsmede één bedrijfswoning met een maximale bouwhoogte van 9 m en een maximale inhoud van 750 m2;
    • 22. het sierteeltbedrijf dient, gelet op de aard, ligging en omvang ten opzichte van in de nabijheid gelegen functies, een zodanige beperkte milieuhinder te veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate zullen worden geschaad; in ieder geval dient een hydrologisch onderzoek plaats te vinden;
    • 23. de visuele uitstraling van het sierteeltbedrijf dient aan te sluiten bij de landelijke omgeving, in verband waarmee zonodig maatregelen ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing worden genomen;
          • a. voor wat betreft het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een bouwvlak in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
    • 24. de wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 25. het karakteristieke van de bebouwing en het complex van het (voormalige) boerenerf alsmede de landschappelijke kenmerken (percelering, beplanting) niet mogen worden aangetast;
    • 26. het maximaal één wooneenheid betreft, dan wel het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande groter aantal wooneenheden, met dien verstande dat twee wooneenheden per woning mogelijk is als wordt aangetoond dat de kenmerkende bouwvorm van het gebouw gehandhaafd blijft en er visueel sprake is van één bouwmassa c.q. hoofdgebouw. Als de inhoud van de voormalige bedrijfswoning groter is dan 1500 m3 zijn maximaal zes wooneenheden per woning toegestaan als wordt aangetoond dat de kenmerkende bouwvorm van het gebouw gehandhaafd blijft en er visueel sprake is van één bouwmassa c.q. hoofdgebouw;
    • 27. indien het een karakteristieke dan wel monumentale voormalige bedrijfswoning betreft is splitsing in meerdere wooneenheden toegestaan, indien het karakter van de voormalige bedrijfswoning wordt gehandhaafd en dit bijdraagt aan het behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
    • 28. uitsluitend de bedrijfswoning alsmede de inpandige bedrijfsruimte mag worden gebruikt voor bewoning;
    • 29. uitbreiding van de bebouwing is niet toegestaan;
            • a. voor wat betreft het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf', met dien verstande dat:
    • 30. de wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 31. de bedrijfsactiviteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend binnen de bestaande bebouwing. Uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
    • 32. ten behoeve van de activiteit een aanduiding wordt opgenomen;
    • 33. de woonfunctie van de bedrijfswoning(en) dient te worden gehandhaafd;
    • 34. de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben;
    • 35. de bestaande infrastructuur afdoende is voor de bedrijfsactiviteiten;
    • 36. de bedrijfsactiviteiten voorzien in eigen parkeergelegenheid die landschappelijk is ingepast;
    • 37. het karakteristieke van de bebouwing en het complex van het (voormalige) boerenerf alsmede de landschappelijke kenmerken (percelering, beplanting) niet mogen worden aangetast;
    • 38. buitenopslag niet toegestaan is;
    • 39. detailhandel niet toegestaan is met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen, als ondergeschikte nevenactiviteit, uitsluitend binnen de bedrijfsgebouwen en op een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 50 vierkante meter;
    • 40. het uitsluitend mag betreffen kleinschalige bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 en/of het gebruik voor een bedrijf dat niet in bijlage 1 is vermeld onder de voorwaarde dat het desbetreffende bedrijf wat hinder betreft vergelijkbaar is met genoemde bedrijven in bijlage 1;
  • c. voor wat betreft het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een bouwvlak in de bestemming 'Recreatie - Actieve recreatie', met dien verstande dat:
    • 1. de wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 2. de recreatieve activiteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend binnen de bestaande bebouwing, met uitzondering van activiteiten die naar hun aard niet inpandig kunnen plaatsvinden; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
    • 3. ten behoeve van de activiteit een aanduiding wordt opgenomen;
    • 4. de woonfunctie van de bedrijfswoning(en) dient te worden gehandhaafd;
    • 5. de recreatieve activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben;
    • 6. de bestaande infrastructuur afdoende is voor de recreatieve activiteiten;
    • 7. de recreatieve activiteiten voorzien in eigen parkeergelegenheid die landschappelijk is ingepast;
    • 8. het karakteristieke van de bebouwing en het complex van het (voormalige) boerenerf alsmede de landschappelijke kenmerken (percelering, beplanting) niet mogen worden aangetast;
    • 9. het uitsluitend mag betreffen kleinschalige recreatieve activiteiten die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 2 en 3 en voor de vestiging van en/of het gebruik voor recreatieve activiteiten die niet in categorie 2 en 3 in bijlage 2 is vermeld onder de voorwaarde dat het desbetreffende bedrijf wat hinder betreft vergelijkbaar is met genoemde bedrijven in bijlage 2;
            • a. voor wat betreft het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een bouwvlak in de bestemming ´Recreatie - Verblijfsrecreatie´, met dien verstande dat:
    • 10. de wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 11. de verblijfsrecreatieve activiteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend binnen de bestaande bebouwing, met uitzondering van activiteiten die naar hun aard niet inpandig kunnen plaatsvinden; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
    • 12. ten behoeve van de activiteit een aanduiding wordt opgenomen;
    • 13. de woonfunctie van de bedrijfswoning(en) dient te worden gehandhaafd;
    • 14. de recreatieve verblijfsactiviteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben;
    • 15. de bestaande infrastructuur afdoende is voor de recreatieve verblijfsactiviteiten;
    • 16. de recreatieve verblijfsactiviteiten voorzien in eigen parkeergelegenheid die landschappelijk is ingepast;
    • 17. het karakteristieke van de bebouwing en het complex van het (voormalige) boerenerf alsmede de landschappelijke kenmerken (percelering, beplanting) niet mogen worden aangetast;
    • 18. het uitsluitend mag betreffen kleinschalige recreatieve verblijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 2 onder categorie 1 en voor de vestiging van en/of het gebruik voor recreatieve activiteiten die niet in categorie 1 in bijlage 2 is vermeld onder de voorwaarde dat het desbetreffende bedrijf wat hinder betreft vergelijkbaar is met genoemde bedrijven in bijlage 2;
            • a. in een bestemming ´Recreatie - Dagrecreatie´, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 19. het terrein mag niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 20. binnen de gemeente zijn maximaal 2 nieuwe terreinen voor dagrecreatie toegestaan;
    • 21. de maximale oppervlakte van een terrein voor dagrecreatie bedraagt 1 ha;
    • 22. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van schuilhutten tot een totale maximale bebouwde oppervlakte van 50 m2 en een maximale bouwhoogte van 4 m;
            • a. in een bestemming 'Natuur', ten behoeve van de verbetering van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke situatie tot een maximale oppervlakte van 5 ha per gezamenlijke percelen voor zover dit niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
            • b. in een bestemming 'Bos', ten behoeve van de verbetering van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke situatie tot een maximale oppervlakte van 5 ha per gezamenlijke percelen voor zover dit niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
            • c. voor het creëren van voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie.

3.5.2

Alvorens een wijzigingsbesluit te nemen dienen burgemeester en wethouders aan te tonen dat:

  • a. de waarden en functies alsmede de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de nabijgelegen gronden en agrarische bedrijven niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het aanwezige woon- en leefklimaat;
  • c. het plan uitvoerbaar is, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid en de landschappelijke inpasbaarheid.